VOOR DE JEUGD. ->=» LEIDSCH DAGBLAD. m. 14377. Vierde Blad. 5 Januari 1907. Een dappere behoeft geen langen degen. Welk een mooi, leerrijk spreekwoord 1 Ik dacht er aan bij de herinnering aan do wij ze waarop Schliemann, do burgerknaap, die zich van scheepsjongen opwerkte tot den schatrijken, geleerden onderzoekings reiziger, die zoovele kunstschatten der oude wereld deed opgraven, in do dagen .waarin lnj nog over geen geld te beschikken had, de vele vreemde talen leerde, die hij tco 6lotto volkomen machtig was. Hij kon zich de weelde niet veroorloven van lessen; maar hij was zoo dapper, dat bij geen langen degen behoefde, onf het monster der onwetendheid te verslaan. Hij kende de geschiedenis van Paul en Virgi nia nagenoeg van buiten in zijn moedertaal en kocht dat boek in een andere taal, waar na hij het ging besludeeren. Zoo leerde hij de zinbouw kennen en tevons de j-.ierlijK.ste woordenkeus van alle talensteeds weer door het eene meesterwerk van Bern ar din de Saint Pierre. Een moedige natuur laat zich door geen struikelblokken afschrikken. Integendeel, zij is als een raspaard, dat er eeü genot in vindt over hindernissen heen to springen- Helaas I men ontmoet hierbeneden nog ai te veel menschen en kinderen, die van dap perheid geen flauw begrip hebben. Blik eens om u heenlieve lezer, cn gij zult u reeds dadelijk oen heel eenvou dig voorbeeld to binnen kunnen roepen- Bij het einde van het - 'a jaar hcerscht het uitstekend gebruik aan oudere familieleden te schrijven. 2v.i houden do meeste onzer vrij wat 'neer van brieven ontvangen dan brioven opstellenmaar dat komt er wei nig op aan; plicht is plicht. Laat ons nu eens zien hoe men zien daarvan kwijt. De een pakt de koe bij de horens; neemt het eerste cogenblik het beste waar; grijpt naar een net velletje napier, een goede pen en was inkt en binnen een uur is hij'gereed, zonder iemand lestig te hebben gavallen. Zijn brieven zijn keurig geschreven, al had hij misschien tot eenige tafel of lesse naar slechts een boek op zijn knie. Hij deed het moedig en met ernst. Maar in hetzelfde huis heeft men er een, die minder dapper is en deze begint met die taak zoolang mogelijk uit ve stellen, wat maakt dat hij er hoe langer hoe meer tegen op gaat zien. Eindelijk zal het dan toch geschiedenwelk een opschudding De geheele familie komt er bij te pas De ta fel is te hoog, roept hij, en iemand draagt muziekboeken aan voor zijn stoel. Die inkt 1 Hoe kan een christen men sch daarmee schrij ven? Het is modder! De dienstbode moot gauw een nieuw flcschje gaan halen. O maar zulke koeien pennen, dat gaat toch niet! De oudste zuster krijgt een andere. Hm i ja, maar -et licht valt hier niet gced op 't papier. Iemand staat hem zijn plaats af en als er over niets meer te pruttelen valt, is do lastige sinjeur laf genoeg zijn moeder toe to fluisteren: „Och, mama ma .k een kladje 1" Datzelfde herhaalt zich telkens in het leven. Er zijn menschen, die het geringste niet kunnen volbrengen zonder van alles noodig te hebben, iedereen voor zich te la ten draven en het zijn altijd zij, die het minst uitvoeren. Do dappere daarentegen maakt geen drukte; hij gaat recht op zijn doel af en weet zich ook van do eenvoudig ste werktuigen te bedienenmaar met die enkele eenvoudige dingen bereikt hij ziju doellaat hij den druktemaker ver achter zich. Hij is een vriend van liet Engelsch spreekwoord: „Paddlo your own canoe 1" Boei je eigen boot 1 De Romeinen droegen in de dagen toen zij half Europa overwonnen, slechts een zeer kort zwaard, half zoo lang als do tegen woordige sabels; maar zij brachten het er ver mede, die kleine fijn gebouwde mannon< Laten ook wij van heden af er aan -gewen nen geen lange degens te behoeven, partij te trekken van de middelen, die wij bezitten, hoe gering ze ook zijn. Dezer dagen zag ik een meisje dat slechts een kwartje aan een paar dozijn Kerstkaarten had te besteden. Weet gij wat zij dec-d? Zij kocht witte kaar ten en ofschoon zij nooit teekenen had ge leerd, copieerde cn kleurde zij des avonds in haar vrijen tijd een reeks allerliefste prentjes. Het gevolg was, dat zij de mooi ste kaarten verzond, die ik ooit zag. Laat ons dapper wezen. Lafheid is zoo akelig en doet ons altijd achterblijven. Jongensstreken. Vervólg en Slol.) Intusschen haddon wij de straat bereikt, die regelrecht op do brug uitliep. Aan beide zijden had men daar een vrij uit zicht over de weilanden laDgs do boorden der rivier. Aan de rechterhand was de weg door een van onregelmatige, groote veld- steenen opgebouwden wal begrensd. Bij het voorbijloofen bemerkten wij in een opening, die met droge, grijze, poe- derige aarde gevuld en van boven met tal rijke roodbloeiendo brandnetels bezet was, een wespennest. Het was teen een broeiend warme zo merdag. In de blakende hitte werden dc planten als gestoofd en de netels roken sterk. ,,Kom! Kom! Een wespennestV' riep Adriaan driftig. Wij rustten dan ook niet voord it. *ec brommend gegons do lucht doortrilde en verscheidene der diklijvige gele dieren om ons hoofd zwierden. ,,Laat zc nu gaan! Laat zo nu gaan!" waarschuwde ikmaar Adriaan porde met een stok herhaalde malen achter elkaar driftig in de opening. De zaak verliep nu verder geheel zcoals ons dit uit de zedekundige verhalen in onze leesboeken bekend geworden was- Eén der dieren begon ons do stoorfiis kwa- lijk te nemen en bracht Adriaan een vinni- gen steek op den neus toe. Met ecu „ver vloekt monster 1 auwauwl" en met boven het hoofd ineengeslagen armen nam bij do vlucht. „Wacht!" zeide ik, toen wij de zoogej.- gracht, een open afvoerkanaal, dat den weg doorsneed cn zijn water in do rivier loosde, bereikten; klauterde ik in een el zeboom en rukte er eenigo bladeren af. Ik liet hemzelf met zijn tong over do ruwe oppervlakte strijken en sierde er toen net verwonde pronkstuk zijns aangezicht» mee. Hij zag cr heerlijk uit cn do pijn verdween terstond. Dit middel had een houtvester mij geleerd, toen ik eens een poosje bui ten logeerde- Nu bereikten wij de schipbrug. Op de rivier schommelden de booten. De onrus tige, koortsachtig gespannen verwachting in de nabijheid van het water overviel ons. Wij 6posdden ons haastig voorwaart». Aan do rechterhand op den wal blaatte een geit, die ongeduldig aan het touw rukte, waarmede zij vastgebonden was. Het was of men haar smartelijke gewaar wordingen modo gevoelde, wanneer zij een barer dwaze aan loop en nam en het touw op pijnlijke wijze in haar hals sneed. Wit waschgoed lag uitgespreid om te bleekon. Do morsige voetstappen van een hond waren er op zichtbaar. Opgestapeld hout en gezaagde boomstammen brandden in do zon, en hun harsachtige geur ver mengde zich met de teer- eu zeelucht, die van den oever herwaarts door de onbewo gen lucht drong. In de nabijheid lag ook een omgekantelde, pas geteerde boot, eu do door de zonnehitte opgetrokken bulten glinsterden en fonkelden in het goud, dat do lucht doorstraalde. Kleine knapen wip ten op een plank. Telkens bonsde die plank hard op den grond neer, en telkens vloog zij dcor de krac.-t der kleine, arbeidende beentjes snel weder omhoog. Aan de linkerzijde tuinen en planken schuttingen, de laatstgenoemde door ge golfde krijtlijnen ontsierd. Men meende den jongen te zien, zooals hij in het voor bij loopen de strepen getrokken bad. Ook was er een poppetje op geteekend, met den onvermijdelijken dikken buik en vier strepen voor armen en beenen. Een vier kante hoop metsektecnen, geelachtig, glimmend cn schaduw afwerpend. Een groote, gladde steen, daarop een dienst meisje met een roodgestrccpten Brabant- schen rok aan. op haar schoot een sparte lend, naar eeD blaffend hondje hunkerend kindje, in een wit kanten kleedje. Een be koorlijk tafereel Dat alles zagen wij als in vogelvlucht; wij snelden nu naar de bmrr, verden het eens met den bobtjesver^uurder, die naar de gewoonte dier lied:n sprakeloos knik- kc-nu en zijn pruim tabak in zijn mond omdraaiend, onzen tweern-.ster „zeilklaar" maakte. „Afsteken!" Le zeilei van -ons vaar tuigje fladderden; neg lagen wij niet ia

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 21