haar verblijf van een achttal maanden in Buitenzorg in 1901 een onderzoek ingesteiu naar den bouw en de eigenaardighedin der suikeraf scheidende myrmecophiele pla iten. Zij heeft een 70-tal gewassen onderzocht en in geen enkel geval kon worden waar.;en.> men, dat de suikerafscheiding nut oplever de wol voedden de mieren zich met he& zoete vocht, maar brachten tevens bladlui zen over, die, gelijk bekend is, door do mie- 3-Cn als melkvee worden gehouden, en deze deden veel nadeel aaD de plantendeclen. Bovendien lokten de honigklieren veel ke vers eu wantsen en larven, die niet alleen den honig, maar ook de klieren en andere deelen der plant opaten. Deze uitkomst van het onderzoek leert ons, voorzichtig te zijn met het antwoord op de vragen naar het hoe en het waarom en spoort aan tot nader onderzoek in deze richting. ïntePEsntïonalle school statistiek. Een Franseh statisticus heeft beregend wat de verschillende landen aan de opvoe ding hunner burgers ten koste leggen. in Duitschland rekent men op iedere 700 inwoners één school, die gemiddeld door 100 kinderen bezochu wordt. De onkosten bedragen f 0.95 per hoofd. In Frankrijk heeft men op 500 menschen één school, waar 60 kinderen onderwijs ge nieten; hier rekent men op ieder hoofd f 0.72. In Italië één school op 600 bewoners, 56 kinderen ontvangen hier onderwijs. De leerkrachten schijnen goedkoop te zijn, want men rekent slechts 0.66 per kind. In Engeland staat do verhouding onge veer gelijk, doch men betaalt er f 0.90. Oostenrijk heeft één school met 104 leer lingen voor 1300 personen. Onkosten f 0.46. In Rusland permitteert men zich eerst een school, wanneer het aantal inwoners 2300 bedraagt, en dan .wordt voor ieder kind de kolossale som van f 0.13 uitgege- yen. M oed e H i eff de. Roerend wordt de moederliefde in de spreekwoorden der volken geteekend. ,,Een spreekwoord een waar woord." Dat is niet altijd waar, hier echter wel. De Duitscher zegt: Beter een rijken va der te verliezen, dan een arme moeder." „Al is de moeder nog zoo arm, toch maakt zij het ïoor haar kindje warm." De Hindoo zegt: „Moeder mijn, immer mijn, moge rijk of arm ik zijn." De Italiaan: „Moeder, moeder! wie haar bezit, roept haar; wie haar niet bezit, mist haar." De Rus: „Het gebed der moeder redt uit de diepte der zee. Zonder de moeder zijn de kinderen verloren, gelijk de bijen zonder koningin." De Bohemer: „Do moederhand is zacht, ook wanneer zij slaat." Ln God spreekt: „Als een, dien zijn moe der troost, alzoo zal lk u troosten." (Jes. 6S 13). E3ïcïi2gd»s over* zichzelf. In een bundeltje, to Leipzig verschenen, vertollen tien Duitsche dichters, op ver zoek van den uitgever natuurlijk, over zichzelf en hun werk. Er staat o.a. in te lezen: Felix Dahn deelt mee, dat de liefde en zijn huwelijk zijn scheppingskracht verbazend ontwikkeld hebbenWildenbruch vertelt, dat bij eerst bij Königgratz, 21 jaren oud, mensch is gewordenFerdinand von Saar, die zich onlangs van het leven beroofde, schreef, dat men nog altijd twijf'.ldc of hij wel een too- neelschrijver Vas. Of dit terecht of ten on rechte gebeurde, liet hij daar. De ongeluk kige heeft niet kunnen .wachten tot deze twijfel was weggenomen. Eigonaardig is wat Otto Julius Lierbaura vertelt over zichzelf: slecht scholier, tame lijk infanterist, lichtzinnig studentjour nalist geworden uit nood, tijdschriftuitge ver urt liefhebberij, tooneeldirecteur bij toeval, vooir het oogenblik niets. Gezond heid. steeds wankelend, evenals zijn zelfbe wustzijn. Om zijn zenuwen heeft Bierbaura van wijn afstand moeten doen; nu drinkt hij theedeze is, gelukkig, toch ook een beetje vergif. Weg met de gezondheid als zij alle excessen verb ie Jt. Wat zouden voor al dichters zijn zonc^r excessen? Elk echt gedicht is op de een of andere manier een excesse." Wekelijkscïie Kalender. Zondag. Verborgen leed wordt zachter leed voor wie bedenkt, dat God het weet. 33nandag. Schat niemand te gering. Wie te zwak is om u van nut te zijn, kan sterk genoeg zijn om u schade toe te brengen., Dinsdag. Een laat verworven geluk is als schoon herfstweder: men geniet het dubbel. Woensdag. Do lading met overleg in de scheepsruim- te stouwen, zóó is opvoeden. Donderdag. De ij delheid acht zich beleedigd, wanneer men haar niet prijst. Vrijdag. HA leven van onzen tijd maakt zooveel gedruisch, dat wij ons gaarne inbeelden, dat er nooit iets heeft bestaan van even groote beteekenis. Zaterdag. Spreek niet van verspilde liefde. Liefde werd nooit verspild. Verrijkte zij niet bet hart van een ander, haar wateren zullen, als de regen, terugkeerCn tot hun oorsprong en dezen verfrissching aanbrengen. STOEGOXJI). Er zijn edele en geheimzinnige triomfen, die geen oog ziet, g en roem beloont en geen trompetgeschal begroet. Leven, onge luk, afzondering, verlatenheid en armoede zijn slagvelden, die hun helden hebben. Victor Hugo. De edele daad beloont zichzelf. Sophocles. „Armoede is geen schande" is een spreek woord, dat alle menschen in den mond, maar niet in het hart heboen. Khotzebue. RECEPT. In sommige Engelsche families brengt men een soep op tafel, waarvr het recept heet af te stammen van den beroemden kok Francatelli, die in dienst was van wijlen Koningin Victoria. De soep draagt dan ook den weidschen naam van Victoria-scep en wordt op de volgende wijze bereid: Een halfpond parelgerst wordt in zeer warm water gewasschen. Daarna wordt zo in een pan gedaan met drie pinten goeden kalfsbouillon, waarmee men ze gedurende twee uur op een zacht vuur laat staandan is do gerst geheel zacht. Een derde deel der gerst wordt in een klein pannetje gedaan, dat men warm houdt en het overblijvende twee derde deel drijfo men met den bouil lon door een fijne zeef. Deze purée wordt met bet heelgebleven derde deel der gerst •weer in de pan gedaan. Men voegt er een half pintje room bij en een klein beetje zout. Onder gedurig roeren laat men de massa op het vuur heet v orden en dient ze dan voor- De bouillon, die voor deze soep gebruikt wordt, moet met eenige specerijen geurig gemaakt worden. Daartoe gebru; t men een weinig foelie, een paar kruidnagelen en een bewijsje van uien. De soep wordt even goed, wanneer men in plaats van gerst goede ï.jsfc voor de be reiding er van gebruikt. Zij is zeer voed zaam en licht verteerbaar cn bij uitstek ge schikt voor herstellende zieKen. AX.LB3S.Zim. Evenals dc koningen uit den ouden tijd placht ook Filips II van Macedonië bij rechtskundige strijdvragen dikwijls het ambt van rechter in eigen persoon uit te oefenen. Op zekeren dag had hij c*k weder en wel met tamelijke moeite den rechterstoel beste gen, want" hij kwam juist van een diner, •waar de wijn bij s..oomn gevloeid had. Toen hij nu in een strijdvraag t°gen een arme vrouw een vonnis velde, dat ongetwij. feld onrechtvaardig genoemd moest wor den, riep de daardoor benadeelde met luide stem: „Ik appelleer". Koning Filips zag haar een oogenblik hoogst verwonderd aai. en vroeg met nog al tijd zware tong: „Bij wien?" „Bij den nuchteren Filips", luidde het onbevreesd. D© koninklijke rechter lachte, liet zich het geval nogmaals uiteenzetten en besliste ten gunste van de vrouw. Zonderling kerkhof. Met een enkel woord werd door een der familieleden dank gezegd voor de ondervonden deelne ming, waarop langzaam door de menigte de doodenakker werd verlaten, waaronder er velen waren, die aangedaan een traan weg pinkten. Verlokkend. ('s Middags aan ta fel). Gast (gefortuneerd jongmensch): „Inderdaad, mevrouw, u moet een perfecte keukenpneid hebben; 't is alles even de licieus." „Nietwaar? En denk eens, die perfecte keukenmeid krijgt mijn dochter mee ten hu welijk 1" Krasse inbeelding. Oude' vrijster (die een roman leest): „Die- schrijver is een charmant mensch." Vriendin: „Hoczoo?" Oude vrijster: „Telkens noemt hij mc bekoorlijke lozeres Telegramstijl. Men deelt wel eens voorbeelden in den regel aardig ver zonnen van lange en tocb onverstaan bare telegrammen mede, die alleen door vrouwen konden worden verzondenim mers, zoo wordt hierbij oetoogd, de intelli gentie der vrouw is niet voldoende voor eec korte en bondige .wijzj van uitdrukken. Hoe verkeerd en dwaas deze meening is, werd laatst bewezen door de volgende anek. dote, op waarheid gegrond. Een getrouwd man reisde voor zeiken naar Parijs. Zoodra hij afscheid van zijn vrouw nam, besprak hij den aankoop van een kostuum voor haar. Toen hij nu de terugreis zou aanvaarden, seinde hij aan zijn echtge- noote: „Wat zal ik voor je meebrengen: dia mantring of zijden kostuum?" Het antwoord .was voorzeker kort en bondig „Allebei." Freule Betsinda had een goed hart en! soms bezocht zij de armen,, lenigde hun nood en gaf, op den koop toe, wijze lessen, ten beste. Op zekeren morgen kwam ze --ij een vrouw, wier zoontje een gezwollen wang bad. Medelijdend vroeg ze, wat den jongen scheelde. „O, da's niets, hij heeft 'n mep om zijn oor gehad." „Ge moet nooit dc kinderen slaan 1" do ceerde de goede freule, „als ze stout zijn. geef je ze 's middags geen dessert."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 14