Een kijkje in Australië.
De gemeente Toulouse beeft sedert 1
Januari 1905 het monopolie der begrafe
nissen en had het maken der doodkisten
daarvoor aan een fabriok opgedragen. Zij
acht het nu beter de») in eigen bebeef te
vervaardigen ep om de te verwachten re
sultaten daarvan te kunnen schatten, zal
zij voorloopig dc helft uitbesteden cn do
helft zelf houden. De eerste helft zal toe
vertrouwd worden aaD eep coöperatieve
werkplaats van werklieden t^gen dezelfde
prijzep, waarvoor vroeger (le fabriek le-.
verde. Hiervoor zal $0,000 fr, beschikbaar
worden gesteld. Een gelijk bedrag wordt,
gegeven voor de uitvoering in eigen beheer.
Deze kan direct beginnen, doordat do fa
briek haar geheole installatie aan de ge
meente overdoet tegen behoorlijke vergoe
ding natuurlijk. Deze fabriek werkte met
9 map, waarvan 2 deel uitmaken van do
coöperatie en 5 naar de gemeente zjju
overgegaan, van wio één meesterknecht
wordt op een jaarwedde van 1600 fr. en de
andere op stuk zullen werken volgens een
door den gemeenteraad goed te keuren
tarief. De gemeentelijke werkplaats zal
in een oude kazerne worden gevestigd. De
coöperatie behoeft geen cautie te .stellen,
doch in haar opdracht is voorgeschreven
dat de werklieden niet langer dan 8 t;ur
per dag mogen wérken tegen het gemeente
tarief én geen overuren mogen maken.
II. Hieuw-Holland voorheen en thans.
De kennismaking met bet vijfde wereld
deel ia ternauwernood drie eeuwen oud. Al
leen de kusten en het Zuidoostelijk deel van
Nieuw-Hol land zijn in deze eeuw wat meet
bekend geworden; van de andere deelen
weet men slechts weinig bepaalde bijzonder
heden.
De1 oorspronkelijke bewonean van Nieuw-
Holland zijn waarschijnlijk te beschouwen
als behoorende tot do oudste menschelijke
geslachten, die bekend zijn. In levenswijze,
gewoonten, gebruiken, kennis, in het al
gemeen in beschaving, staan zij ver bene
den de vreemdelingen, die in de laatste tij
den bezit namen van het nieuwste wereld
deel. De komst en de vestiging van Euro
peanen was het doodvonnis voor den
Nieuw-Hollander. Meende men hier en
daar den Australiër té kunnen opvoeden in
den geest der Euiopeesche beschaving, het
1 is gebleken, dat de afstand te groot was-
Waar de inboorling zich kan onttrekken
aan het oog van den vreemdeling, leeft hij
liefst naar zijn oude wijze; waar hij zich
moet schikken gaat hij ten onder. 1)
Toen de Europeanen hun eerste volks
plantingen stichtten, schatte men het aan
tal inboorlingen op niet veel meer dan
150,000. Thans rekent men de oorspronkelij
ke bevolking tot op 1/3 teruggebracht. Op-
ge jaaod van de kusten, stieten de stammen
op andere, welke meer het binnenland be
volkten, en de ruwste verdelgingsoorlog was
hiervan het gevolg.
De Australiër heeft een gemiddelde leng
te, het lichaam is slank, de ledematen zijn
lang. Het voorhoofd is smal, soms terugwij
kend, dikwerf hoog en vooruitspringend;
:de oogen zijn klein, zwart, diepliggend; de
neu9 ia van boven ingedrukt, van ondereu
breed, maar havikvormig; de wangbeende
ren en de onderkaak steken vooruit, de kin
wijkt terug; de mond is groot, de lippen zijn
dik; de tanden scherp en goed. De schedel
is zeer lang, buitengewoon dik, het hoofd
rüst op een korten, kleinen nek. Het haar
1) De Tasmaniérs, die waarschijnlijk tot
het Nieuw-Hollandsehe ras moeten gere
kend worden, telden zeker 6000 zielen, toen
de Engelschen in 1803 een kolonie op hun
eiland vestigdeD.
In 1847 leefden nog 12 mannen, 22 vrou
wen en 10 kinderen van de oorspronkelijke
bevolking onder Engelsch toezicht! De
kinderen stierven snel weg, nadat ze in
een weeshuis waren opgenomen. De laatste
Tasmaniër stierf in 1869; de laatste Tas-
maansche vrouw in 1876.
is lang, fijn, maar wollig, én doordat het
niet wordt onderhouden, viltachtig; de
kleur van het haar is dikwijls glanzend
zwart, doch ook menigmaal donkerbruin.
Het lichaam is sterk behaard, de baard
goed ontwikkeld. De kleur der huid is nu
eens donkerder, dan weer lichter; rij nadert
tot het rood evenzeer als tot het chocolade
bruin.
Kleoding kennen de Australiërs niet. Soms
dragen zij om do lendenen een gordel van
bopmschors. waarvan eenige grasbundels
of babladerde takken afhangen. Bij het
doortrekken van boeschen bedekken zo zich
met vellen of boomschors, doch 6lecbts om
geen last te hebben van de doornige tak
ken. In het. Zuiden, waar het klimaat wat
ruwer is, zijn da inboorlingen gewoon Eicii
met vet in te wrijven, ook bedienen ze ziob
wel van een pels, die uit de huiden van don
opossum, of den kangoeroe is vervaardigd.
Pe gewoonte om een gedeelte van het
lichaam te tatoeëeren ie op Niéuw-Hol
land vrij algemeen.
Met een scherp been of een schelp wordt
de huid van de schouders, de borst en de
bovenarmen opengereten en de .wonden
zoo lang opengehouden, dat haar randen
als zij geneaen. zijn, de dikte van een vin
ger hebben.
Geen ras bouwt erbarmelijker hutten
dan het Niéuw-Hollandsche. Velen zijn
holbewoners, evenals de oudste bewoners
van West-Europa dit .waren. Anderen hui
zen in bolle boomen of in de bosschen.
Zwervers als zij zijn, slaan ze nu hun kamp
op aan den oever eencr rivier, dan in het
dichte kreupelhout te midden der effen
grasvlakte, dan weer in een hollen weg.
Nergens heeft men een spoor van hutton
gevonden. De troep legert zich om een vuur,
meestal een omgevallen boomstam, dien
men aan het eene uiteinde in brand heeft
gestoken. Tegen koude cn wind slaan zij
soms een beschuttend scherm van takken
en bladeren op, zoodat drie zijden open
blijven.
In het Noorden heeft men beter af ge- -
.werkte hutten gevonden. Voor iedere hut
branoo steeds het zorgvuldig onderhouden
vuur, daar het zelfs voor de geoefenden
een groote moeite is om door wrijving van
twee licht ontvlambare stukken hout vuur
te maken. Op hun tochten voeren ze ge
woonlijk brandende lonten mee.
Wat het voedsel betreft, walging wekken
de spijzen kent de Nieuw-Hollander niet:
hij eet even goed slangen, hagedissen en
wormen als vledermuizen en buideldieren.
Alle visschen en vogels, die hij kan van
gen, zijn hem welkom. Vleesch voedsel is
natuurlijk schaars gebrek aan huisdie
ren; ook zijn er geen gewassen, difc ons
graan vervangen, zoodat hij zich met de
in het wild groeiende knollen en wortels
moet tevreden stellen. De Nieuw-Hollan-
ders zijn kannibalen; de menschenetendo
stammen wonen vooral in het binnenland 1).
In de scheepvaart konden zij het na
tuurlijk niet ver brengen; alleen aan de
Carpentariagolf wonen stammen, die zee
waardige booten gebruiken. Zij verkeeren
allen in de steenperiode. Treft men ijzeren
werktuigen aan bij hen, dan hebben zij die
door de Europeanen verkregen. Pijl en
boog zijn alleen aan de Noordelijke kusten
bekend (van de Maleiers). De wapenen zijn
ó'e lans, de knots en vooral de boemerang.
De Nieuw-Hollander is een goed jager:
hij slingert met groote zekerheid zijn wa
pen, dat zelden faalt. Vogels worden in
strikken gevangen, visschen roet puntige
beenstukjes of vogelklauwen
Aanvankelijk werd Nieuw-Holiand een
Engelsohe etrafkolonie; gedeporteerden, die
na hun straftijd niet terugkeerden, sticht
ten in 178S Sydney. Weldra verhuisden en-
1) Het kannibalisme komt bij vele volken
voor. Niet altijd is honger de drijfveer:
wilde volken verkeeren dikwijls in de mee
ning, dat zij de dapperheid van a'én ge
sneuvelde in zich zullen opnemen, wanneer
zij een gedeelte van hem nuttigen. Ja, zelfs
bij volken, die niét op den laagsten trap
staan, komt dit denkbeeld wel eens voor.
kelén vrijwillig Daar het nieuwe werel.'Ieel,
spoedig groeide het aantal aan en na
1851, toen de aanwezigheid van metalen,
bijzonder van goud, ontdekt word, nam het.
aantal landverhuizers verbazend toe. Men
verzette rich te^en den verderen invoer
van misdadigére: in 1S52 werden dezen dan
ook alleen naar West-Australië gezonden,
waai gebrek aan handen was.
In 1S67 hield ook dit op. De meeste kolo
nisten zijn Engelschen, voorts Duitschers
cd veel Chineezen.
Dc Europeanen voerden de teelt van ooft,
Zuidvruchten, wijn cn olijven in mét gun
stig gevolg. In Queensland breidt zich de
teelt van katoen en suikerriet snel uit.
Toen de Europeanen in het land kwa
men, was dit uittorroate arm aan zoogdie
ren: alleen buideldieren (reuzenkangoeroe)
en de Australische hond (dingo) warén vaD
eenig belang (vogels, papegaaien, etnoé-
struis).
Sedert zijn er koeien, paarden en scha
pen ingevoerd, die in de weiden aan de
Westelijke hellingén der bergen een voor
treffelijk voedsel vonden, zich sterk verme
nigvuldigden en thans een der rijkdommen
van het land uitmaken.
In 18S5 waren er 65,000,000 sohapén, 7J
millioon runderen, 1 1/10 mi Ui oen paaiden
en 1,000,000 varkens.
Ook de landbouw is thans van belang.
De kustvlakten met haar vruchtbaar allu
vium zijn goed bebouwd, evenals de pla
teaus.
De voornaamste producten zijn: tarwe,
haver én maïs, terwijl wijngaarden de hen-
veis bedekken. Granen en geconserveerd
vleesch worden naar Groot-Britanrrië uitge
voerd.
Tot in den laats ten tijd kon de Austra
lische veehouder slechts wol, talk en huiden
uitvoeren. In 18S0 is echter de verzending
van geslachte runderen en schapen in ijs
begonnen, en weldra werden er gansche la
dingen naar Engeland gevoerd. In Jan. 1880
bracht het eerste ©chip in zjjn ijskamera het
vleesch van 70 ossénMien 400 schapen naar
Londen.
De vaart duurde 62 dagen en toch was
liet vleesch bij aankomst volkomen frisch.
Sedert is de duur der reis aanmerkelijk
minder geworden, de metboden voor ver
zending zjjn verbeterd en de handel in
versch vleesch is zóó aanziénlïjk toegeno
men, dat zijn werking op de schapenteelt
die zich, in plaats van uitsluitend op de
wolproductie, ook op het fokken van
,,vleeschdiea-en>' in grootere maat gaat toe
leggen nn reeds zeer goed merkbaar is.
Zoowel op Niéuw-Holland als op Nieuw-
ZeelaDd zijn m den laatsten tijd grooté
slachthuizen opgericht, overeenkomstig
de Amerikaan sche in dé Pampas die
goede winsten opleveren.
KRENTEN.
In de simpele krenten zit suiker en wel
in zoodanige hoeveelheid, als men er in
geen andere vrucht vindt- En die suiker,
tot een gehalte van niet minder dan 70 pCt.
wordt in haar werking op de zenuwen, die
anders wat heel intens zon zijn, heilzaam
beperkt door de aanwezigheid van wijn
steenzuur, dat den al te zoeten smaak mas
keert en op zichzelf ook een eenigszins nat
tig effect heeft. Gegeven, de beteekenis
van de suiker voor de voeding, die, zooals
men weet, tegenwoordig hoog wordt aange
slagen, heeft men hier dus een middel cm
die stof op een gemakkelijke en aangename
manier in ruime hoeveelheid in het lichaam
te brengen en er zijn voordeel mee te doen.
De consumptie bedraagt in ons land
zes pond per hoofd. Maar men vindt, dat
wij nog veel meer krenten moeten eten dan
wij al doen, en daarom is men nu bezig er
propaganda voor te maken.
De duurste en de goedkoopste krenten
zijn, ten opzichte van haar voedingswaarde
volkomen gelijk. Bij de eerste betaalt men
wat meer voor uitwendige voordeelen, voor
een fraaier uitzien, maar meer voedingswaar
de krijgt men voor zijn geld niet. Maar die
kleine vruchtjes hebben nog een andere