No. 1Ï337. LËIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 17 NOVEMBER. TWEEDE BLAD. Anno 1906. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. I>e arme nicht. Dr. Bronsveld schrijft in het November nummer van zijn „Stemmen voor Waarheid en Vrede" over de v e r- k i e z i n g van dr. De Visser te Leiden het volgende: De verkiezing van een lid der Tweede Kamer in de plaats van mr. W. van der Vlugt, wiens aftreden ook wij diep hebben betround, heeft de algemecne aandacht getrokken. Wij hebben niet veel lust, om er veel van te zeggen. Zij, die gewoon zijn, do Kro niek", welke wij maandelijks schrijven, te lezen, weten wel, wat wjj denken over hetgeen te Leiden voorviel. Op enkele feiten slechts vestigen wij de aandacht. De liberalen hadden begrijpen moeten, dat alleen een geestverwant van den heer Van der Vlugt bij een herstem ming (welke te voorzien was) kans had van slagen. Door een candidaat te stellen, die genade vond in de oogen der vrijzinnig-de mocraten, en dio daarenboven, zonder een Achilles te zijn, niet te Voorschijn trad uit zijn tont, begingen zij een groot© font. De kerkelijke partijen waren veel slim mer, te schande makende een bekend woord des Heeren. Slimheid is hun wapen ge weest, cn het geheim van hun kracht; slim heid en geen moed. Dr. Kuypor hadden do kerkdijken partijen candidaat moeten stol len. Al was hij verslagen hun neêrlaag zou eervol zijn geweest. Maar dat zij met dit hun idool niet durfden uitkomen, be wijst, dat de „kentering" waarvan men gewaagt, er nog niet is. Een „doleerendc" hebben zij ook niet durven candidaat stellen. Zij lieton dan ook hun uitverkorene van 1905 rustig thuis. Een roomsch-katholiek werd ook niet aan de kiezers voorgesteld, want ook zijn candidatuur had geen kans. Toen heeft men de mannen, die in 1905 naar wij meencn te mogen zeggen, den doorslag gaven, weten te belezen, en hun voor oogen gesteld het veelhoofdig beeld van dr. De Visser. Hij had iets, dat hem bij roomschcn en antirevolutionairen aange naam maakte, en dat was zijn felheid te gen het ministerie-Do Meester; cn bij do hervormden was hij een persona gra- t a, want hij is lid van hun Kerk. Dat laatste schijnt ditmaal alles goed te hebben gemaakt; geen roomsehc, geen doleerendc; maar een hervormde! Wij kunnen ons die verblinding niet ver klaren. Op dit oogenblik is het om het even of dr. Kuyper of dr. Do Visser gekozen wordt. Op een vergadering van roomschcn heeft baron Van Wijnbergen den God ingeroepen van „den Vader des Vaderlands". Wan neer men nu weet, hoe docr de roomsch-ka- tholicken iD den laatston tijd die naam Va der dos Vaderlands is gewraakt, en hoe Willem de Zwijger om het leven is gebracht dan wordt het ons bij het hooren van don roomschcn volksvertegenwoordiger zonder ling to moede. Wan oer wij lezen, met hoeveel handig heid cn gevatheid do predikanten Rudolph. Talma en Do Visser zich verweerden tegen politieke tegenstanders; wanneer men heel dat door-en-door wcreldschc c.i politieke manoeuvrecren en bewerken van hot publiek gadeslaat, en dan bij den aanvang van zoo'a worstelpartij hoort bidden; dan krijgt men een gevoel, dat wij liever niet kwali- ficcoren. Wanneer men te Leiden in de zaal van hot Noordcinde dr. Do Visser als triumpha- ior ziet binnentreden op de maat der muziek van een roomsc-h-muziekkorps, en dan hoort aanheffen: ,,Dat 's Heeren zegen op u daal' dan ijlt men naar buiten, en zegt: In die omgeving kan ik niet ademen. Wanneer op den dag der verkiezing to Rotterdam in een roomsche vergadering waarin de Jezuiët i-rmann zal optreden, aan het publick wordt bekend gemaakt, dab dr. Do Visser is gekozen, en daarop yolgt een daverend applaus, dan behoeft men niet te vragen, wie de meeste vruchten van deze verkiezing en haar uitslag pluk ken zullen. Naar men vertelt, zal dr. De Visser nu zijn ambt als predikant neerleggen. Wij waren tegenwoordig bij zijn bevestiging te Leusden. Toen werd ook gezongen: „Dat 's Heeren zegen op u daal." Ik dacht daar dezer dagen aan met grooten weedom. Weldra komt nu do Tweede Kamer bij een. De wijze, waarop in de kerkelijke pers tegen het ministerie wordt opgetreden, doet verwachten, dat een vinnige strijd ophan den is. Wij hopen, dat niet alle „christelijk- historischo" Kamerleden mee zullen doen aan het streven om tot eiken prijs het mi nisterie tot heengaan te noodzaken. En "wij vertrouwen, dat do Regeering het conser vatieve element, dat in haar is, zal doen zegevieren over het radicale». Een nieuwe verkiezingscampagne zou een ware ramp we zen voor ons land en volk. In „Vragen des Tijds" van deze maand behandelt mr. J. A. van Hamel het vraagstuk van de verandering der Grondwet en betoogt daar, dat herhaal delijk gebleken is hoe belemmerend cfn hin derlijk de thans geldende» bepalingen ge werkt hebben. Hij komt tot deze slotsom: „Voorstellen tot Grondwetsherziening be- hoore'n in het Parlement behandeld te worden naar de gewone wijze, waarop het met allo wetsontwerpon geschiedt. Gee- ncrlei buitengewoon vereischto is verder te stellen, om ze kracht van wrt to doen krijgen. Slechts kan men in elk deel der volksvertegenwoordiging vorderen de vol strekte wettelijke meerderheid; do helft van 't wettelijk aantal leden plus één". Hij wcnscht zulks niet, „wijl Grondwetsher ziening iets anders moet zijn dan een be langrijke beslissing der wetgevende macht, doch wijl die* vorm eigenlijk voor alle be langrijke beslissingen prijzenswaardig is". Men pleegt nu te volstaan met dc aanwe zigheid van de helft plus één, en dan kan do helft van die helft den doorslag geven. Hij bestrijdt zulks, en wil, dat voor alle helangrijko beslissingen de meerderheid der wettelijk stembevoegden behoort to wor den geëischfc. Het lichaam mag dus wel on voltallig zijn, mits dan maar do meerder heid wordt gevormd door een aantal leden, dat tevens de meerderheid van het lichaam is. Hij wil nu deze in 't algemeen aanbo- volen werkwijze beginnen ingang to doen vinden bij voorstellen tot Grondwetsherzie ning. Maar alle verder© bijzondere waar borgen wil hij. afschaffen. Do Grondwet io, volgens hem, een wet als iedere andere, on do weg tot haar herziening behoort niet moeilijker te zijn dan van iedere andero wet. „D e Nederlander" zou het be denkelijk achten, wanneer men dezen weg opging, en vindt do argumenten, die do schrijver voor zijn zienswijze aanvoert, niet sterk. „Het gevaar, dat do Grondwet t«» ycoI arogpoifc, 15 niot onafoolicidolijlc vor- honden aan haar thans bestaande rechts positie. Het kan waar zijn, dat het wen- echelijk is nog meer onderwerpen dan te genwoordig aan den gewonen wetgever over te laten, niet minder waar is het, dat er steeds onderwerpen zullen blijven, die men het best doet aan den greep van een tijdelijke meerderheid te onttrekken. Dat do opruiming van verouderde bepa lingen, welker noodzakelijkheid van her ziening in confesso is, dikwijls nog jaren duurt, is een eigenschap, die niet alleen aan dc Grondwet, maar ook aan tal van andero wetten inhaerent is goblekon. Men denko aan sommige gedeelten van het "Wetboek van Koophandel; van het Burger lijk Wetboek en aan zooveel anders. Juist als iets in confesso is, hindert do meerder heid van twee derden niet. Andere oorzaken van vertraging werken dan, en mr. Van Hamels remedie zou niet baten. Wel daar entegen zou dit remedie d© nu bestaan 'e zekerheid ontnemen aan grondrechten ca grondinstellingen, welker met bijzondere waarborgen omriDgde duurzaamheid ini er- daad van publiek belang is." „Het Volk" reageert aldus „H e t Centrum" op ons stukjo Verge- 1 ij k i n'g en 6chrijft daarover o. m. „„Het Centrum" trekt een verge lijking tusschen de getalsterkte van „Pa trimonium", dab 18L afdeelingen dn 12,500 leden telt en onze partij, die 6000 tot 8000 leden telt en zooveel mee'r drukte in do landon maakt. Het blad heeft hot daarna over onze be scheidenheid, die, naar zijn oordeel, niet in overeenstemming is mot ons ledental.... He>t is gek hé, „Centrum." Maar zou dat nu heusch te wijten zijn aan onze onbescheidenheid? Kom, maak ons nu niet verlegen. De zaak is, dat het naar evenredigheid kleine troepje, hetwelk onze partij vormt, drager is van een beginsel, dat, ook in do moeilijkste omstandigheden, ©en bij zijn tegenstanders zeer gevreesdo werfkracht heeft. Wij tellen bijv. in Amsterdam slechts 1700 k 1S00 leden. De katholieke serk telt dr op papier meer dan 100,000, waarbij dus zeker 25,000 volwassen mannen. Maar als de stembus sprekon moet, dan durft gij niet eens op eigen kracht drijven, co als ge het deed, zoudt gij zien, dat ■wij met onze 1700 leden u bij dc stembus verre over vleugelden. Patrimonium telt bijna dubbel zooveel loden als wij, de R.-K. Volksbonden waar schijnlijk nog veel moor. En toch, gij weet maar al te goed, dat zij er absoluut niet in slagen onzen invloed te breken. Integendeelkomt niet op elk congres van Patrimonium het door ons gepropageerdo inzioht, in Christelijk gewaad gehuld, om den hook kijken? Uw kinderachtige vreugde over elk wisse wasje,-dat bij ons niet in orde is, bewijst hoe gijzelf, „O n t r u m" niet gelooft aan onze kleinheid cn machteloosheid. Gij vreest onzo getalskracht niet, maar gij vreest de kracht van het beginsel, dat door ons door alles hoon groeiend getal in steeds wijder kring gedragen wordt Dat is do bron van de drukte, die gij om ons maakt; dat is ook de bron van ons onschokbaar zelfvertrouwen." Wij hebben aldus „H et Centrum" verder deze grootspraak maar eens in haar geheel afgedrukt, omdat het zijn nut kan hebben, daarvan goede nota to nemen en mot name do mededeoling van het aan tal lodtfn dor S.-D. A-P. in de hoofdstad wel het onthouden waard is. Nog geen twee duizend leden telt daar do partjj van de arbeiders 1 Maar wij oefenon tooh grooten invloed uit door ons beginsel, stoft „Hei V o 1 k". Wij zouden wel eens willen vragen: Wat men tegenwoordig onder het socialistisch beginsel heeft te verstaan? In de partij zelvo is mën het zóó oneens over do leer en haar toepassing, dat men er do kluts bij kwijt raakt cn de gewone volgelingen or minder dan ooit van zullen begrijpen. Het is trouwens ook niet oen begin- ocl, waarmro vnu bnjclnlidocfïc zijdo wordt gewerkt. Men zou daarmee afgezien zolfs van de bestaande mceningsvcrschilltfn slechts een poover resultaat bereiken. Neen, men heeft „betere" middelen. Men maakt op dc h ar ts toch te 1 ij kste wijze eri met middelen van allerlei aard al het bestaande verdacht on belooft gouden ber gen van zijn eigen systeem. Dat is de manier, d&t eischt propaganda. En men heeft er tot zekere hoogt© „suc ces" mcc. Het is nu eenmaal niet moeilijk de- monsöhon ontevreden te maken en hun de overtuiging in to blazen, dat zij miskend en vorongclijkt worden Een ie-dcr, die dat wil doen, 1c a n het doen. En van den anderen kant is het al cfven gemakkelijk velen liedon het hoofd op hol te brengen met allerlei mooie voorspiege lingen. Do socialisten kunnen dit te gerceder, omdat zij nimmer voor do taak werden ge steld hun woorden tot waarheid to maken. Dc inriohting en bijzonderheden van hun „toekomststaat" zijn nog steeds in dik ke nevelen gehuld cn de? theorieën, waar- medo zij schermen ©n schetteren, werden nimmer getoetst aan dc practijk. Zoo hebben zij gemakkelijk spel cn kun nen zij, wijzende op de gebreken der b o- staande Maatschappij, het air aanne men, alsof zij de redders ó'er menschheid zijn. Maar in werkelijkheid komt geheel hun „beginsd"' neer op hot „evangelie der onte vredenheid", dat dc min-noblo begeerten 6treelt cn het egoïsme prikkelt. Daardoor kan men een ze-Eer aantal menschen, een zeker aantal kiezers van gen, het is waar. Maar dat men op zulk een beginsel niet groot mag gaan cn vooral, dat men er geen \erwaohtingen van mag koesteren voor de verbetering dër samenleving, bewijst wel het woedend gekijf „wissewasjes' schrijft „Hot Volk"t dat mon voort durend tussohen de besten en hoogststaan- don der S.-D. A.-P. te aanschouwen krijgt. Vandaar dan ook, dat de S.-D. A.-P. geen p a r t ij van beteckenis is cn ook nimmer worden zal, maar dat haar aan hang voor zevon achtsten bestaat on be staan zal uit een ordeloozon hoop van in dividuen, voor wie morren en mokken het paiool is. De Hoag6che oorrespondent van do „Zutphenscho Courant" schrijft over dr. Kuypor in Patrimoni- u m: Dc ohristeLijke arbeiders van Patrimo nium zijn jaren lang gespitst op kiesrecht- uitbreiding. Do ccnvoudigon hobkenj ge wacht, gerubtg'estold door b)in leiders, maar ééns moet het oogenblik komen, waarop zij wachtcnsmoo en zelfbewust hun chefs voorbijstreven om hun doel te berei ken. Zij, die begonnen zijn het streven naar een groot doel bij do arbeiders te begun stigen en aan te wakkeren, mogen niet terugschrikken, wanneer het er op aankomt tot handelen over to gaan. Doch in do christelijk-democratischo politiek wordt dubbel spel gespcold. Het christelijk cle ment is hoofdzaakom dit te bevorderon mag het als christolijk-conservatief worden aangekleed, in de oogen der leiders. Dc volgelingen evenwel eischen mede de de mocratie. Zij kunnen niet inzien, waarom, als do gelegenheid ziob voordoet, dat oio- ment niet tot zijn recht zou mogen komen. Zij hebben vernomen, dat de tegenwoordi ge Regeering dc deur wil openen van kies- rochtuitbreiding on vragon zich af wat hun staatslieden weerhoudt dio deur binnen te treden. Zij begrijpen niet, dat redenen van hoogo politiek tot stilstand op den weg van den vooruitgang kunnen nopen, dat het Christelijk voordeel minder gemakkelijk te verkrijgen is, indien een Democratische maatregel van de i.h~ralo regeering wordt aanvaard. In verkiezingsdagen hebben zij nog gelachen over do grappen van „blan co"; thans schijnen hun do oogen geopend; zij verstaan, dat ook van hot vrijzinnig kabinet goeds te verwachten is; zij door zien do grooto rechtvaardige gedachte' vaii een ledig artikol 60 en vragen eerlang hun leiders: Hoe denkt gij u tegenover do voor stellen van hot ministerie-Do Meester te gedragen? Wij willen vooruit 1 Do hervor mingen, ons jarenlang voorgespiegeld, zijn ten deelo te verwezenlijken. Welaan, wat doet u talmen? Kunnen mannen als Kuypor, Talmv en Van Vliet hun op die vraag antwooiden: Ziet, het zou metterdaad een gunstig ©ogen blik fijn om te verkrijgen wat wij u se dert jaren beloven, maar gaan wij ten op zichte van artikel 80 met do Rcgcoring mede, dan verliezen wij een magnifieko ge legenheid om haar te hinderen en afbreuk te doondan zou het kunnen gebeuren, dat dc in de verkiezingsdagen met ons zoo roe rend eensgezinde Lohmanniancn en Kolk- mannianen ons den rug toekecren, dan zou do Christelijke coalitie als een zeepbel uit een kunnen spatten... Dc vraag der arbeiders mou voorkomen worden. En daarom was het zoo juist ge zien, dr. Kuyper met zang 11 d: vergade ring te begroeten, opdat al li-jt ranzieD, door hem genoten, al het 'alcDt, door hem bchecrscht, nog wat relief zou kunnen ge ven aan de holle phrase, die hij over het kiesrecht uitte. Geen kiesrecht op revolu tionairen grondslag, maar het kiesrecht van gezinshoofden cn daarmee gclijkgestel- den I De christelijke arbeiders moeten meti theorie gevoed, opdat zij voor do practijk geen trek meer overhouden. Eerst zijn die menschen gevleid met do verzekering, dat H.H. buiten 1 andscho diplomaten hun de eero der overwinning in 1903 bij do spoor wegstaking toekenden, cn toen met een ge. weldige kluite in het riet gezondeu. De christelijke leiders spelen hoog spel. Want als thans enkelen, slechts ten halve ver blind door den glans van den bezongene, toch eens aanhielden: Zeg ons meteen, zon der omwegen, wat is uw plan in zako het kiesrecht wat uw standpunt tcgonovor do aangekondigde Groncöwot-s-hcrziening wclko zijn in do practijk do verschillen tusschen uw huismanskicsreclit on het vrijzinnige onderscheid waarvan wij in 1891 niets bemerkt hebben, wat zouden do heeren dan in een onaangenaam parket go- raken, hoeveel vertrouwen zouden zij ve* liezen. Terecht, niet slechts bij do anti-revolu tionairen, maar bij de ganscho democrati sche linie in het christelijko kamp bestaat do ergerlijkste onzekerheid omtrent de hou ding, inzako do kiesrecht-kwestio aan to nemen. Fraaio vertoogon houden thans nog do arbeiders zoet, maar hot staat to bezien of op den duur do vrije kracht dier lieden niet baan zal breken, ondanks do dubbol- zinnigheid, ondanks do expediënten dor tegenpartij. Tusschen macht en beginsel zal het blan co-artikel vorscheidcn politici der rechter zijde doen kiezen. Zal do wensch om oppo sitie qunnd-mêmo to voeren ook hier zege vieren, dan bestaat do kans, dat do chris telijke staatkunde in do toekomst voorgoed tot onmacht wordt gedoemd, na hot ver trouwen barer aanhangers te hebbon inge boet. Hot karakter van den staatsman bepaalt immors altijd do waarde cn dikwijls het suc ces fijner politiek. „H et H u i s ge z i n" zegt nog inzako do kwestio aangaande den Minister van Oorlog: Do Regeering heeft ziol), blijkens haar Memorie van Antwoord, solidair verklaard met den minister van oorlog ten aanzien van de vermindering vau het blijvend ge deelte. Do portofouille-kwostio is hiermede ge steld. Treft minister Staal con votum van wantrouwen, don gaat niet alleen hij boen, maar gaan zo allo negen. Zullen de oud-libcralcn, die, naar bun peisorganon te oordeelcn, met do verminde ring van het blijvend godeelto niet zijn ingenomen, het ministerie cr aan wagen, of zullen zij intijds tot de gehoorzaamheid terugkeeren 'I Zal de rechterzijde als een gesloten pha lanx tegCn hot ministcrio optrekken? Gf zal do Kamor zich laten tevreden stel len door dc voorzieningen, wclko do minis ter vuil oorlog hoeft getroffen, om de na- tit'cligc gevolgen, welke uit do vermindering van het blijvend gedeelte zouden kunnen voortvloeien, td neutralisecrcn Hoe het zij, dc zaak is hoogst ernstig, nu hot hcclo ministerie generaal Staal dekt. Maar van den anderen kant staat do minister van oorlog sterker, nu zijn collo- ga's besloten zijn, met hem te staan of t<? vallen. Wat al stof is er in do laatsto dagen in de pers opgeworpen naar aanleiding van de ontslagaanvrage van generaal in o- ding, den, thans gewezen inspecteur der cavaleriezegt do „Nieuwe Rotter- damsch c Couran t." Aan. den eencn kant heeft men dit ontslag als wapen gebruikt tegen do maatregelen van den minister van oorlog, ten aanzion van het blijvend gedeelte. Aan do andero zijdo is de daari zolfs als ccn werpen van dc sabel in dc weegschaal bostc. ipcld, hcclc men van Prctorinncn gesproken cn den minister tot pal staan aangesj- »ord. Do hartstochten zijn opgewokt cn worden door hot heen en .weer geschrijf steeds meer aangeblazen. Van weerszijden verwijt men elkaar in menging van dc politiek in dezo militaire 84) „"Welnu", zei zo op beslisten toon, „als dat zoo is, wat zoudt ge me raden?" „Ik kan or niefc aan fcwijfolen," giag haar tante voort, „dat mijnheer Maroel u behaagt, daar gij zroveel genoegen vindt in de Zondagmiddagen op „Werkhoven". Waarom zoudt gij hem in dat geval niet trouwen?" „Het is een onverwachte partij," ging mevrouw voort, want de positie en het ior- fcuin kunneu u niet anders dan bevallen." „En wat denkt gij van hem, van den echtgenoot, tante?" vroeg Lucie, wier etein weer onvast was geworden. „Het is een knappe jongen met aange name manieren, die, naar zijn houding jo- gens zijn moeder te oordcelen, voor u een gemakkelijke echtgenoot zal zijn. Hij heeft vroeger wol dwaasheden begaan, maar men zegt, dat hij thans redelijker is, cn als gij het goed weet aan te leggen, zult gij hora aan huis kunnen binden en vermijden, dat liij in zijn domheden terugvalt." „Gcorg© Aeroordeeldc hem toch ernstig," stamcldo Lucie, die vermeed het getuigenis van Henri van Gaasteren in te roepen. „George is wat veeleischendzijn bij zonder geregeld gedrag doet hem misschien te voel ernst bij anderen vragen." „Maar t .nte, zoudt gij aan een van uw eigen dochters aanraden mijnheer Yallier to trouwen?" vroeg Lucie, die zich met do hand op het hart drukte, want zij gevoe.-e, dat dit in opstand kwam, zonder dat zij zelve wist, waarom. „Dat is niet hetzelfde," antwoordde mevrouw levendig. Maar gevoelende, dat haar antwoord onwillekeurig wel wat te kwetsend was go- worden, hernam zij met lieve stem: „Gij zijt alleen op do wereld, zonder fortuin cn gij zult het verlangen om uw toekomst 'to verzekeren levendiger gevoe len dan de meisjes, wier bestaan verzekerd is, on dio trouwens in het ouderlijko huis wonen. Zeker, wij houden van u, wij zou den, .willen, dat gij ons huis als Eet uwe beschouwdet, maar wij kunnen u niet alles geven, wat gij wcnschc, ca bovendien kunt gij toch niet verbergen, dat ons rustige leven niot geheel overeenstemt met uw smaak. Deze omstandigheden en de wer kelijkheid van het leven brengen ons er toe te denkon, dat gij, ojidanks al uw goede hoedanigheden, misschien geen andero ge legenheid zult vindeD, zoo geschikt ais deze om te trouwen. Mijn plicht is dus u te raden, niot om maar lichtvaardig aan to nemen, maar niet zonder ernstig© over weging een partij te weigeren, die uw toekomst zou verzekeren en dio zooveel goed o zijden heeft." „De inwendige opstand van haar hart, welken Lucie van af het begin van dit gesprek gevoelde, iwerd haar zóó pijnlijk dat zij een dergelijke marteling niet lan ger kon verduren. Dien opstand had zij niet gevoeld, toen mevrouw Yallier met haar sprak; zij had toen geluisterd met aandoe ning, maar zonder hevigen afkeer voor hetgeen haar werd aangeboden. Maar dc wijze, waarop haar tante do zaken voor stelde, had haar ten zeerste geërgerd, en het blijkbaar verlangen van dezo en van Anna om haar tc zion toestemmen, scheen in haar een zucht van tegenspraak op te wokken. Op dit oogenblik kwam de meid binnen mot do soep en. de heer des huizes gleed do kamer in. Lucie gevoelde zich onbe kwaam om rustig tegenover haar tante te gaan ritten. Zij wendde hoofdpijn voor en vroeg verlof zich in haar kamer terug te treken, waar tante door de meid haar een kop bouillon liet brengen. Zij was juist heengegaan, toen George haastig de kamer binnenkwam. Hij had zich wat verlaat. „Waar gaat Lucie heen?" vroeg hij. „Is zij ziek?" „Zij heeft hoofdpijn," zei Lucies oojn, die do woorden altijd letterlijk opnam. Anna wisselde met haar moeder een glim lach. „Lucie is vanavond wat zenuwachtig, zij heeft behoefte alleen tc zijn en na tc denken," zei mevrouw. „Zij gaat trouwen," voegde Paula er bij, terwijl zij een geheimzinnig en verrukt ge zicht naar haar broeder overboog. „Trouwen! Is het waar, moeder?" vroeg oom, terwijl hij den lepel soop, dien hij juist naar den mond wild© brengen, weer liet vallen. „Toch niet mot dien dronken Yallier?" riep Gcorgo met geërgerden en ongeloo- vigen blik uit. Zijn moeder gaf hem een teckcn, dat hij zwijgen moest, want <_c meid kwam binnen. Anua begon over andere dingen te spreken, tot do meid weer weg ging. Het was waar lijk grappig het verwonderd gezicht van den heer des huizes tc zien, wiens oogen verklaringen on naderen uitleg schenen af te smceken, zelfs bij Paula, dio hem antwoordde mot verschillende teekens ge volgd door uitbarstende lachjes van plei- zicr. „Ja," riep de kleine uit, zoodra do deur weer gesloten wa3 achter de dienstbode, „ja, Anna zegt, dat Lucie gaat trouwen en dat ik cr bij mag zijn mot een mooicn, witten ruiker cn dat ik veel pret zal heb ben." George gaf haar een teckon, dat zo stil moest zijn en richtte zich opnieuw tot zijn moeder: „Is cr sprako van Marcel Yallier?" „Zonder twijfel; welken anderen jongen kent zij?" vroeg Anna levendig. „En zou zij in dat huwelijk toestemmen?" „Zij kan zoo spoedig niet besluiten, antwoordde mevrouw; „maar in baar positie zijn cr goed© redenen voor". „Maar, mijn beste," durfde mijnheer bescheiden op tc merken, „heb ik niet hooren zeggen, dat dio jonge man, waar van je spreekt, niet altijd een voorbeeld van matigheid is geweest?" George lachte ironisch. „Hij is een dronkaard geweest, om het juister t© zeggen," antwoordde hij flink, „dion men thuisbracht, zonder dat hij cr iets van wist. Lucio weet het wel, zij hecit hem gezien en gehoord, cen3 op een avona in Januari" „Men zegt, dat hij rich nu gebeterd heeft", hernam Anna-, „Ja, nu is het beter, maar j'e weet ook wel, dat dit later terugkomt." „Ach, kom, George," onderbrak me vrouw, „er zijn. toch ook voorbeelden van dronkaards, die zich. voor altijd verbeterd hebben." „Ja, moeder, dat is zoo, maar Marcel is telkens weer begonnen, hoewel minder dan vroeger." „Maar als zijn genegenheid voor Luci® hem heeft verboterd, zal hij geheel reran, deren, als hij eenmaal getrouwd is." „Ja, dat hoopt zijn moedor, die vroeger heel wat schitterender plannen mot haai zoon had; maar wie zegt u, dat hij inte gendeel, als hij e^iis getrouwd is, niet zal ophouden zich to laten dwingen?" „Mijn beste vrouw," zcido mijnheer allotv nederigst, „is het niet onze plicht onzö nyichl tegon zoo'n huweiijk te waarschu-: wen?" „Ik .weet wel, wat ik tegenover haa* hob to doen", antwoordde zijn vrouw bruusk. „Laten we nu maar over iets an ders spreken." Het overige deel van den avond was zeer gedwongen. Daar Paula in slaap viel, zond haar moeder haar naar bed, zoodra het avondgebed was verricht, en gelastte zij Anna to gaan zien, of Lucio iets noodig had. Toen zij rich alleen bevond met haar man cn haar zoon, richtte zij zich op hoogen toon tot hen. (Wordt vervolgd)»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5