No. 1Ï337.
LËIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 17 NOVEMBER. TWEEDE BLAD.
Anno 1906.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
I>e arme nicht.
Dr. Bronsveld schrijft in het November
nummer van zijn „Stemmen voor
Waarheid en Vrede" over de v e r-
k i e z i n g van dr. De Visser te
Leiden het volgende:
De verkiezing van een lid der Tweede
Kamer in de plaats van mr. W. van der
Vlugt, wiens aftreden ook wij diep hebben
betround, heeft de algemecne aandacht
getrokken.
Wij hebben niet veel lust, om er veel van
te zeggen. Zij, die gewoon zijn, do Kro
niek", welke wij maandelijks schrijven,
te lezen, weten wel, wat wjj denken over
hetgeen te Leiden voorviel.
Op enkele feiten slechts vestigen wij de
aandacht. De liberalen hadden begrijpen
moeten, dat alleen een geestverwant van
den heer Van der Vlugt bij een herstem
ming (welke te voorzien was) kans had van
slagen. Door een candidaat te stellen, die
genade vond in de oogen der vrijzinnig-de
mocraten, en dio daarenboven, zonder een
Achilles te zijn, niet te Voorschijn trad uit
zijn tont, begingen zij een groot© font.
De kerkelijke partijen waren veel slim
mer, te schande makende een bekend woord
des Heeren. Slimheid is hun wapen ge
weest, cn het geheim van hun kracht; slim
heid en geen moed. Dr. Kuypor hadden do
kerkdijken partijen candidaat moeten stol
len. Al was hij verslagen hun neêrlaag
zou eervol zijn geweest. Maar dat zij met
dit hun idool niet durfden uitkomen, be
wijst, dat de „kentering" waarvan men
gewaagt, er nog niet is.
Een „doleerendc" hebben zij ook niet
durven candidaat stellen. Zij lieton dan
ook hun uitverkorene van 1905 rustig thuis.
Een roomsch-katholiek werd ook niet
aan de kiezers voorgesteld, want ook zijn
candidatuur had geen kans.
Toen heeft men de mannen, die in 1905
naar wij meencn te mogen zeggen, den
doorslag gaven, weten te belezen, en hun
voor oogen gesteld het veelhoofdig beeld
van dr. De Visser. Hij had iets, dat hem
bij roomschcn en antirevolutionairen aange
naam maakte, en dat was zijn felheid te
gen het ministerie-Do Meester; cn bij do
hervormden was hij een persona gra-
t a, want hij is lid van hun Kerk.
Dat laatste schijnt ditmaal alles goed
te hebben gemaakt; geen roomsehc, geen
doleerendc; maar een hervormde!
Wij kunnen ons die verblinding niet ver
klaren. Op dit oogenblik is het om het even
of dr. Kuyper of dr. Do Visser gekozen
wordt.
Op een vergadering van roomschcn heeft
baron Van Wijnbergen den God ingeroepen
van „den Vader des Vaderlands". Wan
neer men nu weet, hoe docr de roomsch-ka-
tholicken iD den laatston tijd die naam Va
der dos Vaderlands is gewraakt, en hoe
Willem de Zwijger om het leven is gebracht
dan wordt het ons bij het hooren van don
roomschcn volksvertegenwoordiger zonder
ling to moede.
Wan oer wij lezen, met hoeveel handig
heid cn gevatheid do predikanten Rudolph.
Talma en Do Visser zich verweerden tegen
politieke tegenstanders; wanneer men heel
dat door-en-door wcreldschc c.i politieke
manoeuvrecren en bewerken van hot publiek
gadeslaat, en dan bij den aanvang van zoo'a
worstelpartij hoort bidden; dan krijgt
men een gevoel, dat wij liever niet kwali-
ficcoren.
Wanneer men te Leiden in de zaal van
hot Noordcinde dr. Do Visser als triumpha-
ior ziet binnentreden op de maat der muziek
van een roomsc-h-muziekkorps, en dan hoort
aanheffen: ,,Dat 's Heeren zegen op u
daal' dan ijlt men naar buiten, en
zegt: In die omgeving kan ik niet ademen.
Wanneer op den dag der verkiezing to
Rotterdam in een roomsche vergadering
waarin de Jezuiët i-rmann zal optreden,
aan het publick wordt bekend gemaakt,
dab dr. Do Visser is gekozen, en daarop
yolgt een daverend applaus, dan behoeft
men niet te vragen, wie de meeste vruchten
van deze verkiezing en haar uitslag pluk
ken zullen.
Naar men vertelt, zal dr. De Visser nu
zijn ambt als predikant neerleggen. Wij
waren tegenwoordig bij zijn bevestiging te
Leusden. Toen werd ook gezongen: „Dat
's Heeren zegen op u daal." Ik dacht daar
dezer dagen aan met grooten weedom.
Weldra komt nu do Tweede Kamer bij
een. De wijze, waarop in de kerkelijke pers
tegen het ministerie wordt opgetreden, doet
verwachten, dat een vinnige strijd ophan
den is. Wij hopen, dat niet alle „christelijk-
historischo" Kamerleden mee zullen doen
aan het streven om tot eiken prijs het mi
nisterie tot heengaan te noodzaken. En "wij
vertrouwen, dat do Regeering het conser
vatieve element, dat in haar is, zal doen
zegevieren over het radicale». Een nieuwe
verkiezingscampagne zou een ware ramp we
zen voor ons land en volk.
In „Vragen des Tijds" van deze
maand behandelt mr. J. A. van Hamel het
vraagstuk van de verandering der
Grondwet en betoogt daar, dat herhaal
delijk gebleken is hoe belemmerend cfn hin
derlijk de thans geldende» bepalingen ge
werkt hebben.
Hij komt tot deze slotsom:
„Voorstellen tot Grondwetsherziening be-
hoore'n in het Parlement behandeld te
worden naar de gewone wijze, waarop het
met allo wetsontwerpon geschiedt. Gee-
ncrlei buitengewoon vereischto is verder
te stellen, om ze kracht van wrt to doen
krijgen. Slechts kan men in elk deel der
volksvertegenwoordiging vorderen de vol
strekte wettelijke meerderheid; do helft
van 't wettelijk aantal leden plus één". Hij
wcnscht zulks niet, „wijl Grondwetsher
ziening iets anders moet zijn dan een be
langrijke beslissing der wetgevende macht,
doch wijl die* vorm eigenlijk voor alle be
langrijke beslissingen prijzenswaardig is".
Men pleegt nu te volstaan met dc aanwe
zigheid van de helft plus één, en dan kan
do helft van die helft den doorslag geven.
Hij bestrijdt zulks, en wil, dat voor alle
helangrijko beslissingen de meerderheid der
wettelijk stembevoegden behoort to wor
den geëischfc. Het lichaam mag dus wel on
voltallig zijn, mits dan maar do meerder
heid wordt gevormd door een aantal leden,
dat tevens de meerderheid van het lichaam
is. Hij wil nu deze in 't algemeen aanbo-
volen werkwijze beginnen ingang to doen
vinden bij voorstellen tot Grondwetsherzie
ning. Maar alle verder© bijzondere waar
borgen wil hij. afschaffen. Do Grondwet
io, volgens hem, een wet als iedere andere,
on do weg tot haar herziening behoort niet
moeilijker te zijn dan van iedere andero
wet.
„D e Nederlander" zou het be
denkelijk achten, wanneer men dezen weg
opging, en vindt do argumenten, die do
schrijver voor zijn zienswijze aanvoert,
niet sterk. „Het gevaar, dat do Grondwet
t«» ycoI arogpoifc, 15 niot onafoolicidolijlc vor-
honden aan haar thans bestaande rechts
positie. Het kan waar zijn, dat het wen-
echelijk is nog meer onderwerpen dan te
genwoordig aan den gewonen wetgever
over te laten, niet minder waar is het,
dat er steeds onderwerpen zullen blijven,
die men het best doet aan den greep van
een tijdelijke meerderheid te onttrekken.
Dat do opruiming van verouderde bepa
lingen, welker noodzakelijkheid van her
ziening in confesso is, dikwijls nog
jaren duurt, is een eigenschap, die niet
alleen aan dc Grondwet, maar ook aan tal
van andero wetten inhaerent is goblekon.
Men denko aan sommige gedeelten van het
"Wetboek van Koophandel; van het Burger
lijk Wetboek en aan zooveel anders. Juist
als iets in confesso is, hindert do meerder
heid van twee derden niet. Andere oorzaken
van vertraging werken dan, en mr. Van
Hamels remedie zou niet baten. Wel daar
entegen zou dit remedie d© nu bestaan 'e
zekerheid ontnemen aan grondrechten ca
grondinstellingen, welker met bijzondere
waarborgen omriDgde duurzaamheid ini er-
daad van publiek belang is."
„Het Volk" reageert aldus „H e t
Centrum" op ons stukjo Verge-
1 ij k i n'g en 6chrijft daarover o. m.
„„Het Centrum" trekt een verge
lijking tusschen de getalsterkte van „Pa
trimonium", dab 18L afdeelingen dn 12,500
leden telt en onze partij, die 6000 tot 8000
leden telt en zooveel mee'r drukte in do
landon maakt.
Het blad heeft hot daarna over onze be
scheidenheid, die, naar zijn oordeel, niet
in overeenstemming is mot ons ledental....
He>t is gek hé, „Centrum." Maar
zou dat nu heusch te wijten zijn aan onze
onbescheidenheid? Kom, maak ons nu niet
verlegen.
De zaak is, dat het naar evenredigheid
kleine troepje, hetwelk onze partij vormt,
drager is van een beginsel, dat, ook in do
moeilijkste omstandigheden, ©en bij zijn
tegenstanders zeer gevreesdo werfkracht
heeft.
Wij tellen bijv. in Amsterdam slechts
1700 k 1S00 leden. De katholieke serk telt
dr op papier meer dan 100,000, waarbij dus
zeker 25,000 volwassen mannen. Maar als
de stembus sprekon moet, dan durft gij
niet eens op eigen kracht drijven, co als
ge het deed, zoudt gij zien, dat ■wij met
onze 1700 leden u bij dc stembus verre over
vleugelden.
Patrimonium telt bijna dubbel zooveel
loden als wij, de R.-K. Volksbonden waar
schijnlijk nog veel moor. En toch, gij
weet maar al te goed, dat zij er absoluut
niet in slagen onzen invloed te breken.
Integendeelkomt niet op elk congres van
Patrimonium het door ons gepropageerdo
inzioht, in Christelijk gewaad gehuld, om
den hook kijken?
Uw kinderachtige vreugde over elk wisse
wasje,-dat bij ons niet in orde is, bewijst
hoe gijzelf, „O n t r u m" niet gelooft aan
onze kleinheid cn machteloosheid. Gij
vreest onzo getalskracht niet, maar gij
vreest de kracht van het beginsel, dat door
ons door alles hoon groeiend getal in steeds
wijder kring gedragen wordt
Dat is do bron van de drukte, die gij
om ons maakt; dat is ook de bron van ons
onschokbaar zelfvertrouwen."
Wij hebben aldus „H et Centrum"
verder deze grootspraak maar eens in
haar geheel afgedrukt, omdat het zijn nut
kan hebben, daarvan goede nota to nemen
en mot name do mededeoling van het aan
tal lodtfn dor S.-D. A-P. in de hoofdstad
wel het onthouden waard is.
Nog geen twee duizend leden telt daar
do partjj van de arbeiders 1
Maar wij oefenon tooh grooten invloed
uit door ons beginsel, stoft „Hei
V o 1 k".
Wij zouden wel eens willen vragen: Wat
men tegenwoordig onder het socialistisch
beginsel heeft te verstaan?
In de partij zelvo is mën het zóó oneens
over do leer en haar toepassing, dat men
er do kluts bij kwijt raakt cn de gewone
volgelingen or minder dan ooit van zullen
begrijpen.
Het is trouwens ook niet oen begin-
ocl, waarmro vnu bnjclnlidocfïc zijdo wordt
gewerkt.
Men zou daarmee afgezien zolfs van de
bestaande mceningsvcrschilltfn slechts
een poover resultaat bereiken.
Neen, men heeft „betere" middelen.
Men maakt op dc h ar ts toch te 1 ij kste wijze
eri met middelen van allerlei aard al het
bestaande verdacht on belooft gouden ber
gen van zijn eigen systeem.
Dat is de manier, d&t eischt propaganda.
En men heeft er tot zekere hoogt© „suc
ces" mcc.
Het is nu eenmaal niet moeilijk de-
monsöhon ontevreden te maken en hun de
overtuiging in to blazen, dat zij miskend
en vorongclijkt worden
Een ie-dcr, die dat wil doen, 1c a n het
doen.
En van den anderen kant is het al cfven
gemakkelijk velen liedon het hoofd op hol
te brengen met allerlei mooie voorspiege
lingen.
Do socialisten kunnen dit te gerceder,
omdat zij nimmer voor do taak werden ge
steld hun woorden tot waarheid to maken.
Dc inriohting en bijzonderheden van
hun „toekomststaat" zijn nog steeds in dik
ke nevelen gehuld cn de? theorieën, waar-
medo zij schermen ©n schetteren, werden
nimmer getoetst aan dc practijk.
Zoo hebben zij gemakkelijk spel cn kun
nen zij, wijzende op de gebreken der b o-
staande Maatschappij, het air aanne
men, alsof zij de redders ó'er menschheid
zijn.
Maar in werkelijkheid komt geheel hun
„beginsd"' neer op hot „evangelie der onte
vredenheid", dat dc min-noblo begeerten
6treelt cn het egoïsme prikkelt.
Daardoor kan men een ze-Eer aantal
menschen, een zeker aantal kiezers van
gen, het is waar.
Maar dat men op zulk een beginsel niet
groot mag gaan cn vooral, dat men er geen
\erwaohtingen van mag koesteren voor de
verbetering dër samenleving, bewijst wel
het woedend gekijf „wissewasjes'
schrijft „Hot Volk"t dat mon voort
durend tussohen de besten en hoogststaan-
don der S.-D. A.-P. te aanschouwen krijgt.
Vandaar dan ook, dat de S.-D. A.-P.
geen p a r t ij van beteckenis is cn ook
nimmer worden zal, maar dat haar aan
hang voor zevon achtsten bestaat on be
staan zal uit een ordeloozon hoop van in
dividuen, voor wie morren en mokken het
paiool is.
De Hoag6che oorrespondent van do
„Zutphenscho Courant" schrijft
over dr. Kuypor in Patrimoni-
u m:
Dc ohristeLijke arbeiders van Patrimo
nium zijn jaren lang gespitst op kiesrecht-
uitbreiding. Do ccnvoudigon hobkenj ge
wacht, gerubtg'estold door b)in leiders,
maar ééns moet het oogenblik komen,
waarop zij wachtcnsmoo en zelfbewust hun
chefs voorbijstreven om hun doel te berei
ken.
Zij, die begonnen zijn het streven naar
een groot doel bij do arbeiders te begun
stigen en aan te wakkeren, mogen niet
terugschrikken, wanneer het er op aankomt
tot handelen over to gaan. Doch in do
christelijk-democratischo politiek wordt
dubbel spel gespcold. Het christelijk cle
ment is hoofdzaakom dit te bevorderon
mag het als christolijk-conservatief worden
aangekleed, in de oogen der leiders. Dc
volgelingen evenwel eischen mede de de
mocratie. Zij kunnen niet inzien, waarom,
als do gelegenheid ziob voordoet, dat oio-
ment niet tot zijn recht zou mogen komen.
Zij hebben vernomen, dat de tegenwoordi
ge Regeering dc deur wil openen van kies-
rochtuitbreiding on vragon zich af wat hun
staatslieden weerhoudt dio deur binnen te
treden. Zij begrijpen niet, dat redenen van
hoogo politiek tot stilstand op den weg van
den vooruitgang kunnen nopen, dat het
Christelijk voordeel minder gemakkelijk
te verkrijgen is, indien een Democratische
maatregel van de i.h~ralo regeering wordt
aanvaard. In verkiezingsdagen hebben zij
nog gelachen over do grappen van „blan
co"; thans schijnen hun do oogen geopend;
zij verstaan, dat ook van hot vrijzinnig
kabinet goeds te verwachten is; zij door
zien do grooto rechtvaardige gedachte' vaii
een ledig artikol 60 en vragen eerlang hun
leiders: Hoe denkt gij u tegenover do voor
stellen van hot ministerie-Do Meester te
gedragen? Wij willen vooruit 1 Do hervor
mingen, ons jarenlang voorgespiegeld, zijn
ten deelo te verwezenlijken. Welaan, wat
doet u talmen?
Kunnen mannen als Kuypor, Talmv en
Van Vliet hun op die vraag antwooiden:
Ziet, het zou metterdaad een gunstig ©ogen
blik fijn om te verkrijgen wat wij u se
dert jaren beloven, maar gaan wij ten op
zichte van artikel 80 met do Rcgcoring
mede, dan verliezen wij een magnifieko ge
legenheid om haar te hinderen en afbreuk
te doondan zou het kunnen gebeuren, dat
dc in de verkiezingsdagen met ons zoo roe
rend eensgezinde Lohmanniancn en Kolk-
mannianen ons den rug toekecren, dan zou
do Christelijke coalitie als een zeepbel uit
een kunnen spatten...
Dc vraag der arbeiders mou voorkomen
worden. En daarom was het zoo juist ge
zien, dr. Kuyper met zang 11 d: vergade
ring te begroeten, opdat al li-jt ranzieD,
door hem genoten, al het 'alcDt, door hem
bchecrscht, nog wat relief zou kunnen ge
ven aan de holle phrase, die hij over het
kiesrecht uitte. Geen kiesrecht op revolu
tionairen grondslag, maar het kiesrecht
van gezinshoofden cn daarmee gclijkgestel-
den I De christelijke arbeiders moeten meti
theorie gevoed, opdat zij voor do practijk
geen trek meer overhouden. Eerst zijn die
menschen gevleid met do verzekering, dat
H.H. buiten 1 andscho diplomaten hun de
eero der overwinning in 1903 bij do spoor
wegstaking toekenden, cn toen met een ge.
weldige kluite in het riet gezondeu. De
christelijke leiders spelen hoog spel. Want
als thans enkelen, slechts ten halve ver
blind door den glans van den bezongene,
toch eens aanhielden: Zeg ons meteen, zon
der omwegen, wat is uw plan in zako het
kiesrecht wat uw standpunt tcgonovor do
aangekondigde Groncöwot-s-hcrziening
wclko zijn in do practijk do verschillen
tusschen uw huismanskicsreclit on het
vrijzinnige onderscheid waarvan wij in 1891
niets bemerkt hebben, wat zouden do
heeren dan in een onaangenaam parket go-
raken, hoeveel vertrouwen zouden zij ve*
liezen.
Terecht, niet slechts bij do anti-revolu
tionairen, maar bij de ganscho democrati
sche linie in het christelijko kamp bestaat
do ergerlijkste onzekerheid omtrent de hou
ding, inzako do kiesrecht-kwestio aan to
nemen. Fraaio vertoogon houden thans nog
do arbeiders zoet, maar hot staat to bezien
of op den duur do vrije kracht dier lieden
niet baan zal breken, ondanks do dubbol-
zinnigheid, ondanks do expediënten dor
tegenpartij.
Tusschen macht en beginsel zal het blan
co-artikel vorscheidcn politici der rechter
zijde doen kiezen. Zal do wensch om oppo
sitie qunnd-mêmo to voeren ook hier zege
vieren, dan bestaat do kans, dat do chris
telijke staatkunde in do toekomst voorgoed
tot onmacht wordt gedoemd, na hot ver
trouwen barer aanhangers te hebbon inge
boet.
Hot karakter van den staatsman bepaalt
immors altijd do waarde cn dikwijls het suc
ces fijner politiek.
„H et H u i s ge z i n" zegt nog inzako
do kwestio aangaande den Minister
van Oorlog:
Do Regeering heeft ziol), blijkens haar
Memorie van Antwoord, solidair verklaard
met den minister van oorlog ten aanzien
van de vermindering vau het blijvend ge
deelte.
Do portofouille-kwostio is hiermede ge
steld.
Treft minister Staal con votum van
wantrouwen, don gaat niet alleen hij boen,
maar gaan zo allo negen.
Zullen de oud-libcralcn, die, naar bun
peisorganon te oordeelcn, met do verminde
ring van het blijvend godeelto niet zijn
ingenomen, het ministerie cr aan wagen,
of zullen zij intijds tot de gehoorzaamheid
terugkeeren 'I
Zal de rechterzijde als een gesloten pha
lanx tegCn hot ministcrio optrekken?
Gf zal do Kamor zich laten tevreden stel
len door dc voorzieningen, wclko do minis
ter vuil oorlog hoeft getroffen, om de na-
tit'cligc gevolgen, welke uit do vermindering
van het blijvend gedeelte zouden kunnen
voortvloeien, td neutralisecrcn
Hoe het zij, dc zaak is hoogst ernstig, nu
hot hcclo ministerie generaal Staal dekt.
Maar van den anderen kant staat do
minister van oorlog sterker, nu zijn collo-
ga's besloten zijn, met hem te staan of t<?
vallen.
Wat al stof is er in do laatsto dagen in
de pers opgeworpen naar aanleiding van
de ontslagaanvrage van generaal in o-
ding, den, thans gewezen inspecteur der
cavaleriezegt do „Nieuwe Rotter-
damsch c Couran t."
Aan. den eencn kant heeft men dit ontslag
als wapen gebruikt tegen do maatregelen
van den minister van oorlog, ten aanzion
van het blijvend gedeelte. Aan do andero
zijdo is de daari zolfs als ccn werpen van
dc sabel in dc weegschaal bostc. ipcld, hcclc
men van Prctorinncn gesproken cn den
minister tot pal staan aangesj- »ord.
Do hartstochten zijn opgewokt cn worden
door hot heen en .weer geschrijf steeds
meer aangeblazen.
Van weerszijden verwijt men elkaar in
menging van dc politiek in dezo militaire
84)
„"Welnu", zei zo op beslisten toon, „als
dat zoo is, wat zoudt ge me raden?"
„Ik kan or niefc aan fcwijfolen," giag
haar tante voort, „dat mijnheer Maroel
u behaagt, daar gij zroveel genoegen vindt
in de Zondagmiddagen op „Werkhoven".
Waarom zoudt gij hem in dat geval niet
trouwen?"
„Het is een onverwachte partij," ging
mevrouw voort, want de positie en het ior-
fcuin kunneu u niet anders dan bevallen."
„En wat denkt gij van hem, van den
echtgenoot, tante?" vroeg Lucie, wier
etein weer onvast was geworden.
„Het is een knappe jongen met aange
name manieren, die, naar zijn houding jo-
gens zijn moeder te oordcelen, voor u een
gemakkelijke echtgenoot zal zijn. Hij heeft
vroeger wol dwaasheden begaan, maar men
zegt, dat hij thans redelijker is, cn als gij
het goed weet aan te leggen, zult gij hora
aan huis kunnen binden en vermijden, dat
liij in zijn domheden terugvalt."
„Gcorg© Aeroordeeldc hem toch ernstig,"
stamcldo Lucie, die vermeed het getuigenis
van Henri van Gaasteren in te roepen.
„George is wat veeleischendzijn bij
zonder geregeld gedrag doet hem misschien
te voel ernst bij anderen vragen."
„Maar t .nte, zoudt gij aan een van uw
eigen dochters aanraden mijnheer Yallier
to trouwen?" vroeg Lucie, die zich met do
hand op het hart drukte, want zij gevoe.-e,
dat dit in opstand kwam, zonder dat zij
zelve wist, waarom.
„Dat is niet hetzelfde," antwoordde
mevrouw levendig.
Maar gevoelende, dat haar antwoord
onwillekeurig wel wat te kwetsend was go-
worden, hernam zij met lieve stem:
„Gij zijt alleen op do wereld, zonder
fortuin cn gij zult het verlangen om uw
toekomst 'to verzekeren levendiger gevoe
len dan de meisjes, wier bestaan verzekerd
is, on dio trouwens in het ouderlijko huis
wonen. Zeker, wij houden van u, wij zou
den, .willen, dat gij ons huis als Eet uwe
beschouwdet, maar wij kunnen u niet alles
geven, wat gij wcnschc, ca bovendien kunt
gij toch niet verbergen, dat ons rustige
leven niot geheel overeenstemt met uw
smaak. Deze omstandigheden en de wer
kelijkheid van het leven brengen ons er
toe te denkon, dat gij, ojidanks al uw goede
hoedanigheden, misschien geen andero ge
legenheid zult vindeD, zoo geschikt ais
deze om te trouwen. Mijn plicht is dus u
te raden, niot om maar lichtvaardig aan
to nemen, maar niet zonder ernstig© over
weging een partij te weigeren, die uw
toekomst zou verzekeren en dio zooveel
goed o zijden heeft."
„De inwendige opstand van haar hart,
welken Lucie van af het begin van dit
gesprek gevoelde, iwerd haar zóó pijnlijk
dat zij een dergelijke marteling niet lan
ger kon verduren. Dien opstand had zij niet
gevoeld, toen mevrouw Yallier met haar
sprak; zij had toen geluisterd met aandoe
ning, maar zonder hevigen afkeer voor
hetgeen haar werd aangeboden. Maar dc
wijze, waarop haar tante do zaken voor
stelde, had haar ten zeerste geërgerd, en
het blijkbaar verlangen van dezo en van
Anna om haar tc zion toestemmen, scheen
in haar een zucht van tegenspraak op te
wokken.
Op dit oogenblik kwam de meid binnen
mot do soep en. de heer des huizes gleed
do kamer in. Lucie gevoelde zich onbe
kwaam om rustig tegenover haar tante te
gaan ritten. Zij wendde hoofdpijn voor en
vroeg verlof zich in haar kamer terug te
treken, waar tante door de meid haar een
kop bouillon liet brengen.
Zij was juist heengegaan, toen George
haastig de kamer binnenkwam. Hij had
zich wat verlaat.
„Waar gaat Lucie heen?" vroeg hij. „Is
zij ziek?"
„Zij heeft hoofdpijn," zei Lucies oojn,
die do woorden altijd letterlijk opnam.
Anna wisselde met haar moeder een glim
lach.
„Lucie is vanavond wat zenuwachtig,
zij heeft behoefte alleen tc zijn en na tc
denken," zei mevrouw.
„Zij gaat trouwen," voegde Paula er bij,
terwijl zij een geheimzinnig en verrukt ge
zicht naar haar broeder overboog.
„Trouwen! Is het waar, moeder?" vroeg
oom, terwijl hij den lepel soop, dien hij
juist naar den mond wild© brengen, weer
liet vallen.
„Toch niet mot dien dronken Yallier?"
riep Gcorgo met geërgerden en ongeloo-
vigen blik uit.
Zijn moeder gaf hem een teckcn, dat hij
zwijgen moest, want <_c meid kwam binnen.
Anua begon over andere dingen te spreken,
tot do meid weer weg ging. Het was waar
lijk grappig het verwonderd gezicht van
den heer des huizes tc zien, wiens oogen
verklaringen on naderen uitleg schenen
af te smceken, zelfs bij Paula, dio hem
antwoordde mot verschillende teekens ge
volgd door uitbarstende lachjes van plei-
zicr.
„Ja," riep de kleine uit, zoodra do deur
weer gesloten wa3 achter de dienstbode,
„ja, Anna zegt, dat Lucie gaat trouwen
en dat ik cr bij mag zijn mot een mooicn,
witten ruiker cn dat ik veel pret zal heb
ben."
George gaf haar een teckon, dat zo stil
moest zijn en richtte zich opnieuw tot zijn
moeder:
„Is cr sprako van Marcel Yallier?"
„Zonder twijfel; welken anderen jongen
kent zij?" vroeg Anna levendig.
„En zou zij in dat huwelijk toestemmen?"
„Zij kan zoo spoedig niet besluiten,
antwoordde mevrouw; „maar in baar
positie zijn cr goed© redenen voor".
„Maar, mijn beste," durfde mijnheer
bescheiden op tc merken, „heb ik niet
hooren zeggen, dat dio jonge man, waar
van je spreekt, niet altijd een voorbeeld
van matigheid is geweest?"
George lachte ironisch.
„Hij is een dronkaard geweest, om het
juister t© zeggen," antwoordde hij flink,
„dion men thuisbracht, zonder dat hij cr
iets van wist. Lucio weet het wel, zij hecit
hem gezien en gehoord, cen3 op een avona
in Januari"
„Men zegt, dat hij rich nu gebeterd
heeft", hernam Anna-,
„Ja, nu is het beter, maar j'e weet ook
wel, dat dit later terugkomt."
„Ach, kom, George," onderbrak me
vrouw, „er zijn. toch ook voorbeelden van
dronkaards, die zich. voor altijd verbeterd
hebben."
„Ja, moeder, dat is zoo, maar Marcel
is telkens weer begonnen, hoewel minder
dan vroeger."
„Maar als zijn genegenheid voor Luci®
hem heeft verboterd, zal hij geheel reran,
deren, als hij eenmaal getrouwd is."
„Ja, dat hoopt zijn moedor, die vroeger
heel wat schitterender plannen mot haai
zoon had; maar wie zegt u, dat hij inte
gendeel, als hij e^iis getrouwd is, niet zal
ophouden zich to laten dwingen?"
„Mijn beste vrouw," zcido mijnheer allotv
nederigst, „is het niet onze plicht onzö
nyichl tegon zoo'n huweiijk te waarschu-:
wen?"
„Ik .weet wel, wat ik tegenover haa*
hob to doen", antwoordde zijn vrouw
bruusk. „Laten we nu maar over iets an
ders spreken."
Het overige deel van den avond was
zeer gedwongen. Daar Paula in slaap viel,
zond haar moeder haar naar bed, zoodra
het avondgebed was verricht, en gelastte
zij Anna to gaan zien, of Lucio iets noodig
had.
Toen zij rich alleen bevond met haar man
cn haar zoon, richtte zij zich op hoogen
toon tot hen.
(Wordt vervolgd)»