Een historische bron. lievende zending, leven de monniken daar, eerre van de wereld met de schoonheid van die strengo en grootsche natuur voor oogen, biddende en arbeidende, volgens de voor schriften van hun 'stichter. Zij leven in het groote en een zaam gelegen Toevluchtsoord, waaraan de met altijd durend ijs bedekte Alpenkruinen tot achtergrond dienen en we'lko in den spiegel van een klein meer terugkaatsen, .welke wateren in Z.-ooetelijke richting voort- 6troomend, zich uitstorten in de Dora Bal- tea. Een pad vor muiidierdrijvers leiddo kort geleden van Saint-Rhémy naar de vallei van den Grooten Sint-Bernard, maar in Juli van 't jaar 1905 werd een nieuwe inter nationale bereidbare weg ingewijd, die, uit gaande van Aosta, dwars over den weg van den grooten Sint-Bernard gaat eu te Martigny afdaalt. De géheele afstand van Aosta naar het Toevluchtsoord is twee en dertig kilo meters, die men per rijtuig in zeven uren tijds kan afleggen en per automobiel in minder dan twee uren. In de kleistreken in de nabijheid der zeo moet elk huis op het platteland voor zien zijn van een regenwaterbak, daar anders onmiddellijk watersnood heerscht en in droge zoaners, zooals 1906 er een te zien gaf, is het vraagstuk van watervoor ziening op die dorpen niet rolden een moeilijk op te lossen kwestie. Zoodra aan huis de bak „lens" is, moet gewoonlijk <ic voorraad aan openbare gebouwen als bïj kerken en scholen of wel toevallig .bij par ticulieren, die over een „peuzenbak" be schikken, bijspringen. Niet zelden wordt dan ook putwater gebruikt, zoowel voor wasch als drinken, en dit putwater is maar zelden van goede qualiteit. Toch bestaan er gunstige uitzonderingen; bij sommige plaatsen komt wel eens een put voor, die nimmer ledig wordt en best bronwater levert; men zegt dan, dat een onderaardsche „ader" zoo'n put of bron onophoudelijk voedt. Dit heeft wel eens aanleiding gegeven tot legenden; o.a. is dit het geval met een bron, welke gevonden wordt in do onmiddellijke nabijheid van do Ooster-Schel do in de nabijheid van Bergen-op-Zoofrn. De gemeente-archivaris, de heer G. J. F Mes, deelde daaromtrent mede, dat do legende zegt, dat de Heilige Gertrudis, die in 684 stierf en dochter was van Pepijn van Landen en abdis te Niwelles, meermalen langs het strand der Schelde wandelde naar Hildernisse, om te bidden op een plaats, waar later het klooster van Emmaus verrees. Op oen dier wandelingen kwelde haar de dorst zeer hevig; zij drukte alsdan haar staf in het zand en onmiddellijk welde een bron van zoetwater op. Ter herinnering aan dat wonder richt ten de geloovigen nabij die bron een kapel op, die na het beleg door Spinola in 1622 is verhoest. Wat er van zij, zeker is het, dat goed drinkbaar water op zekere plaats uit den grond komt, in weerwil, dal de vloed voortdurend aat plekje bepekelt. Prins Frederik Hendrik vond baat bij het gebruik van dit bronwater en liet op zijn kosten in 1631 het zoogenaamde fonteintje" met hardsteen er op maken. Een eeuw later werd er een koepel om gebouwd, die door de Fransch^n in 1747 weder vernield werd. Behalve genoemde Stadhouder dron^-i dat water Prins Willem III en jarenlang de Fransohe geoanten bij de \ereenigde Gewesten. Op last van geneesheeren ge bruikten de zieken het met Rijnwijn en suiker. Bij het aanleggen der vestingwer ken door Coehoorn verminderde het op wellen, vermoedelijk door afsnijding van een der kanalen, en na de verwoesting in 1747 geraakte het fonteintje geheel in ver- getalheid, tot eindelijk de Regeering in 1844 de zaak ter harte nam, zich echter bepalende tot het blootleggen der funda menten van den koepel. Later heeft de kapitein der ixffante*"^ in garniaoen te Bergen-op-Zoom een onderzoek ingesteld, doch dit werk gestaakt wegens groote moeilijkheden, aan het werk verbonden. Eigenaardig mag het overigens wel ge noemd worden, dat in de onmiddellijke nabijheid van het zoutwater, zulk goed bruikbaar bronwater wordt gevonden. Weg met de hoedepen! In Duitschland zijn in den laatsten tijd herhaaldelijk ongelukken veroorzaakt met de niet-beveiligde punt van de hoodepennen, waarmee de dames haar hoeden plegen vast te steken. Onlangs nog werd te B er- lijk in het gedrang een dame door een hoede pen aan het rechteroog zeer ernstig go- kwetst. Een en ander heeft in eenige Duitschd bla den een protest tegen het dragen dezer pennen uitgelokt. „Het is ongelooflijk", heet 't o.m. „op welk een onhandig© wijz© dit gevaarlijk hulp middel, om den hoed op 't kapsel te bevesti gen, wordt gehandhaafd. Daarbij is het een leelijke dracht, vooral, wanneer do in zwang gekomen platte win termutsen of de nog drukker gedragen filten damesmutsen met twee van zulke lange, leelijke spieseta zoo danig zijn vastgemaakt, dat deze de eenige versiering van het hoofddeksel vormen. Dik wijls staan zij ook schuin naar boven, of zij zijn van achteren door den dicht bij den bol staanden rand van den hoed zoo ver naar buiten geschoven, dat de ooren van degenen, die naast de draagster van zulke pennen in tramwagens zitten, er mee 'n aanraking dreigen te komen. De puntigo hoedepennen moeten als zij niet kort en zoo danig aangebracht zijn, dat het bezeer©Q van anderen in bef gedrang of bij het slin geren van spoor- en tramwagens en omni bussen niet mogelijk is, geheel en al verdwij nen. Men moet -ze vervangen door pennen, waarvan de punt, zooals dat bij veiligheids- spelden het geval is, door een omhulsel on schadelijk gemaakt wordt, of men moet een tweeden knop op de daartoe geprepareerde punt kunnen schuiven." De voor- en nadeelen van de jenever. De brander maakt van een mud koren, met behulp van schadelijke toevoegsclen, een vaatje jenever, dat in het klein uit verkocht wordt voor honderd en twintig gulden. De boer, die het koren zaaide, krijgt er 4 gulden van. De Regeering, die de jenever belast, krijgt 32 gulden. De spoorwegmaatschappij, die ze ver voert, krijgt 7.50. De distilleerder, die ze maakt, krijgt f 27 50. De sleeper, die ze wegbrengt, krijgt f 2.50. De herbrrgier, die ze uitverkoopt, krijgt 47.50 gulden. De drinker krijgt... hoofdpijn. Zijn vrouw krijgt... slaag. Zijn kinderen krijgen... honger, en lompen voor kleeren." Wal is do mensch in de krant Wanneer de mensch geboren wordt, is hij altijd: ,,een flinke jongen" of „een wel geschapen dochter". Is hij op den huwbaren leeftijd gekomen en zoekt hij zich langs den „meer en r eer gebruikelijken weg" een echtvriendin, dan is hij: „een jonge man van goede familie". Wanneer een dame zoo geëmancipeerd is, dat zij op die wijze een levensgezel zoekt, vermeldt de advertei tie, dat zij „niet on vermogend en van knap uiterlijk" is. Overkomt een mensch het ongeluk, dat hij een portefeuille met inhoud verliest, dan daalt hij gewoonlijk af tot „een armen kan- toorlooper"en heeft hij het buitenkansje een dikgevulde portemonnaie, een horloge of zoo iets te vinden, dpo wordt hij gedoopt al9 „de eerlijke vinder"; soms ook ató „do heer, die bekend is en wien in zijn eigen belang wordt aangeraden het ge vondene terug te bezorgen." Maar bij voor keur is hij ^en „welbekend heer", wanneer hij in schouwburg of koffiehuis bij vee gissing zijn ouden hoed of rijn groene pa- rapluie voor een nieuwen of zijden idem verwisseld heeft. Bij een dienstjubilé is hij volgens de krant steeds de man, die zooveel jaren „trouw en eerlijk" zijn werk heeft verricht en zoekt hij" door een advertentie een an dere betrekking, dan zijn de kolommen van het olad te klein om al zijn verdien sten op te sommen zonder gebruik te ma ken van afkortingen. Zoekt hij een kamer, dan is hij gewoonlijk een „heer z. b. b. h. h." behalve wanneer hij schoenmaker of kl«ea> maker is. Eindelijk iS hij, wanneer hij sterft, „een trouwe vriend en liefhebbende echt genoot en vader", „wiens nagedachtenis steeds in eer© zal Wijven."- Najaarsstorm. Door de naakt geworden boomen Blaast de stormwind gierend heen. Weggejaagd aijn najaarsdroomen 1 Najaarsweemoed toeft alleen. Stormwind speelt met dorre blaaeFrtö# Die hij opzweept van den grond, Als tot wilden dans vergaad'ren, Ribs'lend dwarlen in het rond.: Snerpend laat uw stem zich hooien. Door uw onbedwingb're kracht Ging zoo veler hoop verloren, Werd zoo menig ramp gebracht, StormwindAch, gij loeit door 't loo- Eens met lentegroen bekleed, [ver. En geen bloempje laat gij over, Wilde zucht van najaarsleed 1 Ach, hoe vaak ook brengt ons harte Wilde leven ss tor men voort, Opgebruist uit rouw en emarte, Om een vreugd,die werd verstoord Maar h?t hart, dat blijft vereeren, Raapt zijn dorre b laad'ren saam, En geen storm zal 't bloemko deren, Eens gekweekt in liefdesnaam I STOFGOUD. Den krachtigen steun hebben wij onder vonden van hen, die ons ten voorbeeld zijn geweest. Voorbeelden kunnen wij niet ont beren, Door een mensch wil een mensch weerkaatst zien het licht, waarin hij wan delen zal. Het bewonderen is zoo zoet, zoo opwekkend en sterkend. Van menscbea is het veel aangenamer leeren dan uil) boeken. In een boek lessen onze oogon, wat alle oogen er in vinden. In een mensch vindt elk, wat niemand anders er in ont dekt. Pieraon, Wie wanhoopt heeft ongelijk. Victor Hugo. Wees scherp in uw blik, maar zacht in uw mond. T o. 1 stoi REC3PT. Kabinet-pudding. Wrijf een puddingvorm in met boter en bestrooi hem met gestampte beschuit of pa neermeel. Vervolgens wordt hij voor twee derden gevuld met biscuits of colombijnea en geconfijte vruchten, laag om laag. Klop vervolgens vier eieren, waarvan twee met wit, en 2 lepels suiker, totdat het cebeel stijf is; voeg daar langzaam bij een balven liter kokende melk, waarin een stukje va- nielje is gekookt (men kan in plaats van vanielje een paar lepels Kirsch nemen) Men giet dit mengsel in den vorm, sluit dien met een geboterd papier, en kookt den pudding een uur au Bain Marie. Men dient den pudding met vanielje of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 13