N£. 14325. Derde Blad. 3 November 1906. Het nat van een phonograat. De groothandelaar in schrijfmachines F. W. Goedman liep met haastige schreden do kamer op en neer. Op rijn gewelfd voor hoofd vertoonden zich diepe rimpels. „Zoo'n onzin,mompelde hij; „nu moet ik zeker nog zelf naar mijn aanstaanden schoonzoon loopen met rok en witte das en hem vragen, of hij toch alsjeblieft de vrien delijkheid wil hebben, mijn dochter tot vrouw te nemen. En wat is hijEen een voudig klerkje. Emma kan nog heel wat andere mannen krijgen, als ze maai' wil." Met deze gevoelens schenen echter zijn vrouw noch zijn dochter het eens te zijn. Het meisje bracht juist haar van tranen doorweekten zakdoek naar de oogen en zichtte diep. „Man* wanneer ze nu van hem houdt," zoo nam mevrouw Goedman het woord. „Wel is waar, hij heeft geen vermogen, maar toch wel een goede plaats als cbef do bureau en met cms is het, den Hemel zij dank, toch zóó gesteld, dat wij niet op grooten rijkdom bij den aanstaande van ons kind behoeven te zien." „Natuurlijk, jij bent weer op het handje van je dochter,'* pruttelde mijnheer, „maar wanneer een jonge man te schuchter is om ,bdj den vader van zijn meisje om haar hand te vragen, zooals dat toch in een fatsoenlijk huisgezin behoort, dan zou ik wel eens willen weten, hoe dat later moet worden; dat kan een aardig huwelijk zijn. Ik verwonder er mij al erg over, hoe hij jo ooit zijn liefde heeft durven verklarendat kan aardig geweest zijn," wendde hij zich tot zijn dochter. „Dat was het ook," zei juffrouw Goedman heel verontwaardigd, „maar hij bekende me oot, hoe moeilijk het voor hem was, u plechtig om mijn hand te vragen. Het is echter heeleonaal overbodig, wij noodigen 'hem eenvoudig uit op moeders verjaardag en dan vieren we meteen onze verloving." „Tatafca, en binnen een week willen jullie zeker bruiloft vieren. Neen, neen, kindje, zoo snel gaat het bij ons niet: dan moet de. jonge man eens eerst bij mij komen eu me eens goed inlichten omtrent zijn voor uitzichten, hoor; als dat gebeurd is, zullen we wel eens verder zien." Met deze woorden draaido mijnheer Goedman zich om en ging het vertren uit, de deur met een smak achter zich dicht trekkend. Mevrouw en mejuffrouw Goedman ke ken elkaar verbaasd aanzóó boos hadden ze hem nog nooit gezien. „Nu, mijn kind," zei mevrouw toen, „het zal wel het beste zijn, wanneer je aan Frits schrijft, dat hij, hoe moeilijk het hem ook zal vallen, toch maar hier komt en of ficieel om je lïand aanzoek doet." Mejuffrouw Emma scheen echter een mondeling onderhoud met haar F rite ^oor passender te houden, want deozclfdcn avond reeds, toen z* in het* park ging wan delen, ontmoette ze er kW toevallig een jongen man met blond haar en onder den neus een nauwelijks zichtbaar snorretje. Toen ze na een halfuur afscheid van hem nam, kreeg ze de vaste belofte mee, dat mijnheer Frits Engel den volgenden dag precies om vier uren het gewenschte be zoek bij haar vader zou brengen. Toen den volgenden dag mijnheer Goed man rijn middagdutje had gedaan, maakte hij zich gereed, het verjaarsgeschenk yoor zijn vrouw uit te pakken. Het was er nu de beste gelegenheid voor, want zajn vrouw was bij een vriendin op een koffiekransje gencodigd en zou zoo spoedig niet terugkomen. Langen tijd had hij er zich het hoofd mee gebroken, wit zijn vrouw cadeau te geven. Eindetijk was hij op het egoïstisch idee gekomen, haar een phonograaf to scheD- kenze zou er wel niet veel aan hebkën, maar hij had er al zoo lang naar verlangd eens een spreekmachine te bezitten. Behoedzaam pakte hij het instrument uit' en plaatste het op een tafeltje, vlak vóór den grooten spiegel. Daarop nam hij uit een kistje een nog onbespeeklo rol, die hij op de pin draaide. Toen maakte hij zich ge reed een felicitatie te roepen in het toe stel. Hij plaatste zich voor don spiegel in postuur en begon: „Lieve Mina, hartelijk gefeliciteerd met je Zoo ver was hij gekomen, toen plotseling do deur werd opengetrokken en do fluis- teronde stem van rijn dochter zei: „Yader, daar is Frits „Stoor me niet!" riep meneer Goedman luid. Frits is daar,'» opperde 'het meisje be scheiden. „Zoo, zoo, ik kan hem toch niet in mijn kamerjapon ontvangen". Met deze woorden snelde hij de learner uit. Toen hij na eenige minuten weer in de woonkamer terugkwam, vond hij den jon gen man reeds op hem wachten. De buiging, waarmede Frits zajn aan staanden schoonvader begroette, viel tame lijk goed uit. Maar toen volgde een heelcn tijd niets. Mijnheer Engel was van verlegenheid ge heel rood geworden en hij werd nog voort durend rooder. De gansche toespraak, die hij zoo goed van buiten had geleerd, was hij vergeten. Hij gaf zich de grootste moeite er zich nog iets van te herinneren: tever geefs echter. Mijnheer Goedman, die nu ook niet tot de grootste redenaars der wereld behoorde, was niet veel minder verlegen dan de on gelukkige minnaar; hij had zich den toe stand veel aangenamer voorgesteld. Om het stilzwijgen te verbreken, zei hij eindelijk, zichzelf voorstellend: „Mijn naam is Goedman, van de firma Goedman en Zoon"., Alsof de jonge man op die woorden had gewacht, opende hij zijn mond, dien Eij tot nog toe krampachtig had gesloten, en lis pelde: „Engel, Frits Engel." Goedman ademde verruimd; nu zou het verder wel gaan. Maar Frits zweeg reeds weer en scheen het voorloopig ook te zul len blijven doen. Hij bewoog zenuwachtig zijn ha-TH-teri nu hier, dan daar heen, stak ze in zijn rak, nam ze er weer uit, trok' aan zajn boord en aan zijn das, als wil de hij zich worgen maar het slot was, dat hij nog maar voortdurend verlegener werd. „Dat is om- er .vandoor "te gaan," dacht. Goedman. Datzelfde echecn ook rijn overbuur te. denken, want plotseling ging hij opstaan, wischto zich het angstzweet van het gelaat en wilde toen iets zeggen, maar met een' pWyyJï ngp-n .m.V keerde hij zich om, stiet een luiden zucht uit en liep plotseling snel 'de deur uit, Goedman verbluft acbter.la-1 tend. „Vader, wat ia -er gebeurd3 'Frits 'liep me versuft -voorbij, zonder naar joo om te zien.-"- Met 'die woorden kwam Emma ^aradcikt do kamer bmg^jstormen. „U hebt hem afgewezen'?" „Maar, mijn kind „Jawel, u hebt benr afgjeweeetf.."- „Maar, Ftrrvma.f „Jawel, jawel, o, zegt u&ma!ar,"nietsjrÈër; ik weet het weL" „Wel, allo drommels,".begon mijnheer,' „zoo ver is het nog niet gekomen; je j minnaar is et veel te schuchter voor, om, ook maar één woord uit.'ie brengon." Dat hij nu ook niet juist in spraakzaam-1 heid had uitgemunt, verzweeg hij maar. Emma haaide snel haar zakdoekje voor den dag en reeds biggelde een overvloed van tranen neer langs haar wangen en haar verdriet was zoo diep, dat zelfs de belofte van een nieuwen hoed haar niet opvroolij- ken kon, maar nog bedroefder maakte, want wat baatte bet, nu Frits dien toen niet kon bewonderen 1 De volgende dag brak aan en spoedig was liet-oogenblik daar, dat mijnheer Goed man zijn echtgenoot© zijn feestgave kon overreiken. Vol verwachting stonden de damca des huizes om dc phonograaf heen. De treurige gelaatsuitdrukking van Emma wilde maar niet verdwijnen, want baar. va der had nog geen toestemming, gegeven. Nu begon de rol te draaien en de phono graaf sprak op krijschenden toon: „Lieve Mina, hartelijk gefeliciteerd met jo rrrrrrrrrStoor me niet." Mevrouw wierp haar man een zonderlin gen. blik toe en ook Emma wist nietr wat ze zeggen moest en weer deed bet instru ment zoo zonderling rrrrrrrr Toen, ineens, begon het opnieuw te spre ken: „Geachte heer Goedman, bij dezen heb ik de eer, u om de hand te vragen van uw dochter. Lk heb een vaste plaats als chef de bureau bij de firma Loizegang en ik hoop uw dochter gelukkig te maken." Emma/ wist niet, wat ze zeggen moest, de stem uit de phonograaf kwam haar zoo wonderlijk bekend voor. Toen, ineens, wist ze wie het gezegd had. „Hebt ge het gehoond, wvader, -s hdje-ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 11