N£. 14313. Derde Blad. 20 October 1906. Getrouwheid. De hond snelde met den neus langs den grond snuffelend; voort. Het beest had zijn meester reeds des morgens vroeg verloren en nu .was het al laat in den namiddag; maar de hond meende nu toch op het rechte spoor te zijn. Hij vloog als de wind vooruit, met de ooren opgestoken, en door zijn snel le vaart schenen zijn pooten één lijn mot zijn lichaam to vormen; zijn vreugdevoile verwachting w4s in al zijn bewegingen te lezen. Hij had den geheelen dag niets te eten gehad en was uitgeput van angst, vermoeidheid en honger, doch nu hij, zoo hij meende, op het spoor van zijn meester ;was, vergat hij alles. Opeens echter stond hij stdl met den staart tusschen de pooten en bedrukt keer de hij zich af van het valscbe spoor. Op den hoek van een straat had hij dat van zijn meester verloren, daar deze toen in een rij tuig was gegaan.. Het was een hoek, waax veel menschen kwamen en gingen. Do nond rook aan de,hielen nu van deze, dan van genehij volgde .ze een poos, ging térug, sprong behendig ter zij en vermeed het, getrapt te worden. Hij keek iedereen brutaal aan en werd niet boos, als hij een tik of een schop kreeg in dien maalstroom van menschelijbe wezens., De hond zonder meester geleek de zedigheid zonder klee- /cting, het lichaam zonder ziel. Zonder zijn meester was hij zelfs geen hond, maar een verstandig iets, dat ronddwaalde en gezon ken was beneden het peil van vernuft, het- welk hij van zijn voorouders geërfd had. Hij huilde nu en dan, maar zóó vreemd, dat andere honden het niet zouden begre pen hebben. Hij drukte zijn neus telkens tegen den grond, maar de reuk van ver schillende sporen, dien hij gewaar werd, vermeerderde zijn wanhoop, verdoofde hem als het ware, cn beroofde hem van zijn gewone scherpzinnigheid. Hij redde beur telings nu den een en dan den ander na; en als bij een stem hoorde, die hem bekend voorkwam, dan klopte zijn hart en met één sprong snelde hij op den eigenaar er van toemaai* nooit was het zijn meester 1 De lichten in de stad waren uitgedaan en de nacht begon te komen'. Op den hoek der straat bewogen zich twee stroomen van menschen, naar de rechter- en naar de lin kerzijde, en allen snelden voort vol verlan gen naar het huiselijk dak. - Wanhopig was de hond, toen zijn oogeu vielen op een man, die om den hoek van de straat kwam, en hij besloot hem te vol gen. Hij wist wel, dat het zijn meester niet was, maar er was iets aan hem, dat het ge voel van aanhankelijkheid, hetwelk honden 'eigen is, opwekte. Hij wist, dat het een monsch was, die van honden hield. Hij volgde hem op de hielen en hield zich in de schaduw, terwijl zijn oogen onaf gewend op den rug van den man gevestigd bleven, om, als hij omzag, weg to snellen maar d© man zag hem niet, tot hij zijn wo ning bereikt had, die wel een mijl buiten de stad lag. Hij ging naar een eenzaam huis, omringd door pijnboomen, waarvan geen van de vensters verlicht was, cn baalde een sleutel uit den zak, waarmede hij de deur opende. Toen eerst zag hij den hond. Hij keek hem vragend aan en de honcf deed het ook, met smeekende blikken, ter wijl zijn staart in groot© kringen, als om vergeving vragend, zich bewoog. Do maan scheen en was vol, zoodat de twee elkander! goed konden zien.. Beiden waren van goed ras; de hond zag een jon gen man, wel in afgedragen kleederen, maar die hij als een gentleman droeg. Do man zag een hond met donker goudgeel haar, wiens zuiver bloed zich in alle lijnen en bewegingen van rijn welgevormd lichaam verried. De man floot, d© hond drukte zich nog dichter tegen hem aan en in zijn blikken was iets vertrouwelijks te bespeuren. De man stond stil en streelde den hond. Toen trad hij het huis binnen, floot opnieuw en de hond volgde hem op den voet. Dien avond lag de hond op een oud kleed je voor het haardvuur; maar hij was on rustig, want zijn nieuwe meester deed iets. dat hem hinderde. Hij zong en had éen prachtigen tenor, maar de hond word door muziek altijd onaangenaam aange daan. In den beginne jankte hij, maar toen de man zei, dat hij stil moest wezen, weerstreefde hij niet meer en gaf alleen zijn ongenoegen te kennen, door het rollen van zijn oogen en de driftige beweging van zijn ooren,' bij ieder nieuw vers. De hond had een goed maal gehad; hij had zelfs meer gegeten dari de maü). Er was overvloed van hout op den haard ge worpen, schoon de voorraad niet groot meer was, maar de zanger had het opti misme van een moedige ziel, die, waar hij den strijd tot het uiterste doorzet, het denkbeeld van er in onder te liggen, niet kan verdragen zonder een gevoel van schande. Hij was een groot zanger. Met muzikalcn aanleg geboren en met een schoone stem. had hij hard gestudeerd en gewerkt en hij was er zeker van, dat te eeniger tijd de materieele vruchten er va,n, de melk en do honig van den voorspoed, zijn deel zou den zijn. Intusschcn befcat hij nu slechts zijn stem en zijn piano cn zoolang er nog hout was, zou hij het "haardvuur lustig La ten branden en zoolang hij nog een korst brood had, zou hij die deelen met den hond, die honger leed. Nu en dan hield do man even op met zingen, om den hond te liefkoozen en hem vriendelijk toe te spreken, en de hond Keek hem aan met een dankbaarheid, te grooter daar hij haar niet uitspreken kon. Het was reeds middernacht, toen men voetstappen hoorde en cr aan de deur ge scheld werd. De hond vloog overeind en begon woedend te blaffen; hij stond gereed om een geheel leger aan te vallen, ten ein de den man, dien hij nog slechts enkele uren kende, te beschermen. In dit geval echter had hij niet met een vijand, die de veiligheid van zijn meester in gevaar bracht, te doen, maar met een vriend, die hem rijkdom en eer bracht. Toen de man de kamer weer- hinnenfcrad en een kouden luchtstroom van buiten mee bracht, straalde zijn gelaat en jubelde hij luid. De tenor van de opera had zijn be trekking opgezegd en het bestuur cr van had hem die plaats aangeboden. Hij vertelde dit den hond bij gebrek aan een anderen toehoorder en de hond ging op, de achterpootcn staan, aooals een mensch in opgewondenheid, door vreugd veroor zaakt, zijn armen omhoog strekt; bij plaafc- ste-rijn voorpooten op de schouders van den man en ging het jeugdige gelaat lekten. Toen ging do man voor de piano zitten en zong telkens weer opnieuw zijn rol in do( opera-en de hond jankte slechts heel,zacht-, jes en ging toen naar het kleedje, terwijl zijn ooren kalm bleven liggen. Dien nacht viUfe de gouden* eeuw voor den man aan,-do, bond deelde er in. Zijn meester was wel een weinig bijgeloovig en Eield zich aan een oud zeggen, dat, als een hond iemand volgde, dit hem geluk aanbracht; l.'.j hield bovendien van dieren en had nu eenigermate een gevoel van verplichting aan zijn hond. In do dagen van het leven van weelde, die nu volgden, liep de hond altijd voor den man uit als deze wandelde; hij reed met hem in het rijtuig met zachte kussens naari het operagebouw ©n sliep daar in de -' kleedkamer van zijn heer, waar hij nu en dan de tonen der muziek en de toejuichin-; gen hoorde. Soms wilde hij afkeurend jan-( kon, als de klank van een hoogen toon zijn. oor bereikte. De hond hield van den man1 om zijns zelfs wille en datgene, wat dezen lof en eer bij de menschen bezorgde, waai voor hom een beproeving; hij beminde hem! niet om zijn genie, maar -in .weerwil daar-' van. De hond ontwikkelde zich intusschen bij dit goede leventje tot zijn volle schoonheid, en kracht. Zijn vel was zacht als satijnhij was welgedaan als een voedsterling van' waardeering en goeden potmaar er zouden nog betere dagen voor hem komen. Op zekeren dag bracht de tenor een echt-! genoote in zijn woning en toen ondervond de honu voor het eerst in. zijn leven, wat het zegt 'de lieveling van een vrouw te zijn.- Hij kreeg een grooten strik van blauw zijden linten een zilveren halsband; dikwijls had' hij een geur van viooltjes in zijn haar. De jomge vrouw was aanbiddelijk schoon en de aanraking van haar kleine, zachte hand bracht den hond al in verrukking en daarbijzij zong niet, maar sprak tegen hem en prees hem met zulke vleiende woord jes, 'dat hij de gewoonte aannam haai* met verliefde blikken aan te zien en zijn poot haar vaak toestak, om een liefkoozing at te smeeken. Toen hij tot hot besef van zijn waardij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 11