Werden bij het beleg van Parijs in 1871 al ballons gebruikt, de moderne krijgstac tiek hoopt er veel meer van te profiteeren, wanneer het eenmaal tot een oorlog mocht komen. In de eerste plaats maakt de tegenwoor dige bestuurbaarheid ze geschikt voor ver kenningen, waarvan dan tweedons de' re sultaten telegrafisch naar omlaag gezon den kunnen worden, dus zonder te dalen. Dit maakt het dus mogelijk zich vcor alle verrassingen te vrijwaren en als het ware het schaakspel op het slagveld van uit de hoogte nauwkeurig te besturen. Vandaar dan ook, dat de moderne groot© legers zich alle van een korps luchtschip- pers en de voor hun dienst noodige ballons voorzien hebben. Wekelijksene Kalender. Zondag. Een edele arbeid is, dat men eigen geest tot vrede ctemt en (van daar vrede uit straalt. jffiaandag. Een huwelijk' zonder liefde is, wat men ook zeggen moge, een weerzinwekkend han delsverdrag. Dinsdag. Wie iemand zijn zelfvertrouwen, op welke wijze dan ook, ontrooft, pleegt een zede- lijken moord. Leven is openbaring van kracht, terwijl moed en zelfvertrouwen bronnen van kracht zijn. Woensdag. Er is niets' schoon ere op aarde dan men- sche'n gelukkig te maken. I>omd<ordag. Gevaarlijke- gedachten zijn aan 'i vergif gelijk, Dat in den aanvang nauwlijks tegenstaat, Maar dat, begint zijn werking op het bloed, Brandt ais een mijn van zwavel. Vrijdag. De zwakheid van anderen verhoogt het vertrouwen in onsrelven.. Zaterdag. Met geest gaat bet evenals met geldmen behoeft slechte: weinig er van te laten blijken, om te doen gelooven, dat men veel er van bezit Verstrooidheid, Hoe velen hebben wel eens muts, pen of bril gezocht, als zij ze op het hoofd, achter het oor of op den neus hadden 1 Bezwaarlijk is cr een geleerde, die niet wel eens den inkt- in plaats van den zandkoker over zijn papier heeft uitge stort. Lessing wilde eens de eerlijkheid van zijn knecht op de proef stellen en legde daartoe zijn geld op de tafel. Toen echter een vriend hem vroeg, of hij het vooral wel had geteld, had hij dat vergeten. De kapelmeester Ben da, die een klavier stemde, sprong op en liep naar de andere kamer, om te hooren hoe het instrument klonk. Ook ging hij naar het paleis met de waschkom in de brand, dien hij voor zijn not en boek hield, en met een kleerborstel als hoed onder den arm. Een majoor werd uitgezonden, om een armen soldaat pardon te brengen, maar hij sliep, totdat het rumoer bij de terecht stelling hem wakker maakte. Do kastelein zeido hem: „Er wordt iemand opgehan gen." Lachend .antwoordde hij: „Ik heb het pardon in 'den zak." Maar toen hing de A]-TThc\ drommel aki Gleim ging meer d eens met een zwarte en een witte kous uit, liep op den vollen dag het huis rond met het licht, waarbij hij zijn morgenpijpje had aangestoken, en maakte eens een smid voor een dief uit, dien hij zelf in zijn kamer gelaten en in verstrooidheid opgesloten en vergeten had. De geleerde Senkcnberg, die bij een vriend ten eten .was gevraagd en de soep niet naar zijn smaak vond, zeide: „Vergeef mij, dat de soep flauw is, maar mijn vrouw ligt ziek." Hij dacht thuis te zijn. HECEPT. Tomatensaus. Zes greote torna-..m worden r \n stukken gesneden en met ten gesnipperde ui, wat pieterselie, thijm, een laurierblad, peper, zout en een paar kruidnagelen in een hal ven liter bouillon gekookt totdat ze gaar zijn. Doe ze ca;--ha door een z_,t' en yoeg cr bijeen lepel ija, een lepel gesmol ten boter en een glaasje witten wijn. Dan late men de saus nog even doorkoken.. JLI/S/IEj ü&HalEiZ Een TOgelenpnar. Een paartje» leefde hier genoeglijk in de wittebroodsweken. Wat was het leven zoet en vredig. Geen enkel wolkje aan den blauwen huwelijkshcmel. Toch, op een middag gebeurde het. Zij zou soep opscheppen bij het middagmaal en r.u stond de pot al op het vuur zonder dat er rijst in huis was. Zij was van mee ning, dat deze er in behoorde. Een dienst meisje was er niet en zij kon den pot niet alleen laten. Zij tobde en tobde, wilde toch graag het mannetje een voedzaam middagmaal verstrekken. Daar piepte het vinkje in de bamboes houten kooi. Tjiep, tjiep! En ze kreeg een idee. AVaarom zou zo het niet eens pro- beeren En in dien pot gleed uit een grauwen zak een half pond vogelzaad. Vijf uren kwam en zij aten. Zij loerde angstig naar hem, die at en at, als merkte hij niets., En zij was vriendelijker dan ooit voor hem. Na het eten vroeg hij om een boodschap te zenden naar den dokter. Hij gevoelde zich niets goed. Krampen en maar steeds andrang om te fluiten. Zij hevig ongerust. Hij floot maar, den eenen deun na den anderen. „Maar praat nu eens verstandig met me,"- smeekte ze. Hij floot maar en floot en schreef flui tend een briefje aan den dokter, die na een uurtje kwam. ïn dat uurtje had man lief zajn gefluit geen minuut onderbroken- Dn toen de dokter er was, floot hij het hoogste lied, daarbij knipoogend tegen den medicus. ,,'t Is duidelijk," zei de dokter meewarig tot hot ongelukkige vrouwtje, „je man heeft de fiuitziekte. Wat heeft hij gege ten r En toen kwam het hoogé woord er uit: „Vogeltjeszaad' „O," zei de dokter, „dan fluit hij net zoo lang tot het zaad geheel verteerd is." „Maar ik dan," stotterde vrouwlief, „ik heb er toch ook van gegeten, en ik fluit toch niet." „Dat wil ik wel gelooven," hernam de medicus, „jij bent d© pop".» Toen kon de man zich niet meer hou den en barstte in schaterlachen uit. ,,'t Zaad is verteerd," zei de dokter- Verpraat. Vader (in de kamer van zijn te Leiden studeerenden zoon rondkijkend): ,.Ik zie tot mijn verwonde ring, dat je geen wekker hebt!" Student: „O, daar heb ik geen be hoefte aan, want ik word eiken morgen om zes uren door de hier met muziek voorbij komende infanterie gewekt-." Hor'apri'ta: „Ja, mijnheer, èn om elf) uren nog eens, als de infanterie terug- komt." Iemand kwam met groote haast bij eeD dokter van gTooten naam en riep zijn liulp in. Hij had een stuk vischgraat in de keel, dat onmogelijk door hemzelf verwijderd! kon worden en dat hem erg veel pijn deed./ De dokter bekeek de keel en nam mee weinig moeite het stuk weg. Hij bekeek het met de meeste aandacht. „Dank u, dank u, dokter 1" riep de pa tiënt, „dat zal mij niet meer overkomen Hoeveel ben ik u schuldig?" „Tien gulden," luidde het antwoord. „Tien gulden?" riep de ander uit. „Het heeft nog geen tien tellen geduurd en dat voor zoo'n onbeduidend vischgraatje." „Mijnheer,'' zei d^ dokter, „het was geen onbeduidend vischgraatje. Als ik mij niet vergis, was het de graat van een forel." „Dat heeft u goed) gezien; ik heb een paar forellen gebruikt." „Juist," antwoordde de dokter. „Als het een graat was geweest van een bot of van een voren, of desnoods van. een schol, dlan zou twee gulden voldoende zijn ge weest; maar personen, die zich de weelde kunnen veroorloven hier en in dezen tijd forellen to eten, moeten er dan ook maar voor betalen." Een gegradueerde (begiftigd met gouden medaille) houdt met zijn manschap pen theorie over de beteekenis van het Vaandel. „Jongens", zoo zegt hij, „het vaandel is een dundoek! En daar staat op: Je mandje draait; dat is een itegelsch woord en dat beteekent: „Houd je vast", en het is het seinbool van het regiment." Een officier, die hem over de wijze van theorie houden onderhield, kreeg ten ant woord, dat hij volstrekt geen bedrog in de reglementen vindt. Uit kin derm en 'd. Koningin Victoria van Engeland wist dikwijls een kleine anekdote van zichzelve te vertellen, die, zooals zij zeide, haar tot een goede les geweest was. In het park van haar kasteel te Windsor ontmoette zij eens kort vóór haar huwelijk met prins Albert het dochter tje van, haar koetsier, dat haar echter in het geheel niet scheen op te merken, en zelfs niet eens groette. „Weet je dan niet wie ik ben, mijn kind?" vroeg de Koningin, die zich eenj weinig in haar waardigheid gekrenkt ge voelde.» „Wié gij zijt?" antwoordde de kleine' meid „wel, die dame, die altijd rijtoertjes doet in do mooie koetsen van mijn vader 1" Conclusie. Professor: „En zeg me "nu eens: wie was Minerva?" Student: „Minerva was de godin der wijsheid, en bleef dientengevolge onge huwd." Lastig. Directeur, tot tooneelspe- ler: „U hebt uw rol zeer goed begrepen... alleen in de sterf-scène zoudt u wat meer leven kunnen brengen 1" Nog een Antwoord op de Vraag om trent liet stijven van dunne gordijn stof zonder stijfsel te gebnriJken. Men Iran dunne gordijnstof zeer goed een weinig stijf maken met aardappelmeel, dat als gewone stijfsel wordt gekookt. Men moet liet aardappelmeel zeer dun aanmaken met koud water, alvorens het kokende er op te gieten. VRAAG. Op welke manier kan men het best^ ge- tonceerde figuren van Oostindischen inkt van handen en armen verwijderen? [Goede antwoorden s. v. p. inzenden aan ons Bureel onder het motto: Vraag Zon dagsblad].

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 14