Een oude föesoEi.
NE. 14301.
Derde Blad.
6 October 1906.
De Koning van een eiland, Heel ver van
hier, bezat menig kostbaar kleinood, dat
bij rijn minder bedeelde onderdanen, indien
zij minder braaf waren geweest, nijd en
hebzucht zou hebben kunnen wokken.. Het
zou een hopelooze onderneming zijn, den
ganschen inventaris op to sommen van do
schatten, di© de jonge vorst zijn eigendom
noemen mocht. Maar om er niet geheel
van te zwijgen, zij aangestipt, dat liij als
regent een onbeperkte macht bezat, boven
dien do onbegrensde vereering van zijn on
derdanen, voorts het talent van zichzelf
bewonderenswaardig: te vinden, eindelijk
een nieuwen kamerdienaar, en ten over
vloede nog een flesch zeer oude Madera.
De nieuwe kamerdienaar was nog niet
op proef gesteld, en moest dus in het ko -
ninklijk huis zijn reputatie nog verdienen.
Dit was met de oude Madera niet het ge
val. Zij vormde het overschot van een par
tijtje, dat gesluimerd had in den kelder van
een reeds in do grijsheid der eeuwen ge
storven en begraven koninklijken voorzaat,
en zij was zóó oud, clat alle berekening dien-
aangaande zich haast in een vóórhistori-
schen nevel verloor.
Wanneer de Koning over dit kostbare be
zit sprak, en dit gebeurde minstens drie
maal daags deed hij het steeds met ge
sloten oogen. Niets was hem een hoogcr ge-
not, dan zich het oogenblik voor te stellen,
waarop hij, bij een hem patsend dunkende
gelegenheid, zich met zijn getrouwen kanse
lier aan dezen drank zou laven. Toch meng
de zich in deze zoo hoog gcsparm.m ver
wachting soms een soort van vrees. Dan
dacht de Koning wijsgeerig
,,Hct vooruitzicht op een toekomstig ge
not is dikwijls genotvoller dan het oogen
blik van het genot zelf."
Inderdaad zeer verstandig van hem.
Zoo spiegelde zijn geprikkelde verbeel
ding hem steeds weer alle mogelijke stem
mingen en ontstemmingen, verrukkingen
en teleurstellingen voor, die, wanneer
eenmaal de schat ontkurkt werd, hem kon
den staan te wachten. Daarom liet liij een
spreuk, di© voor hem als het toppunt van
alle levenswijsheid gold, door zijn hofschil
der met gouden letters op een lijnwaad
maken cn dit in een gouden lijst in zijn
voorkamer c—den muur hangen, zoodat
hij altoos zijn oogen er op vestigen en zijn
geest er aan indachtig houden kon. Deze
spreuk luidde:
„Tusschen ideaal en werkelijkheid ligt
menigmaal slechts een kurketrekker."
Evenwel, vroeger dan do Koning had
verwacht, bood het toeval de gelegenheid,
die hij half gewenecht en half gevreesd
had. De vrouw van den kanselier werd
moeder van een tweeling: een jongetje en
een meisje.
Trotsch, opgeblazen van zelfvoldoening
en met een ovennoedigen glimlach op de
gladgeschoren kaken stapte de gelukkige
vader" voor het koninklijke slot heen en
weer.
Dit ergerde den Koning een beetje.
„Ha," zcide hij plotseling, toen hij den
kanselier zoo verwaten zag, „ik zal hem
eens aan het verstand brengen, dat er op
de wereld nog iets is, dat zelfs boven
dubbelo vadervreugde gaat."
En zoo wikkelde hij, naar buiten ko
mend, den kanselier in een gesprek over
die beroemde laatste flesch Madera.
Do kanselier echter, die anders op dit
thema met hcofscho onderdanigheid placht
in te gaan, scheen ditmaal hetzij dat
hij te veel aan de blijde gebeurtenis dacht
of dat werkelijk de zaak hem begon te
Vervelen niet met zijn gewono belangstel
ling toe te-luisteren.; Ja, bij waagde zelfs
een schuchteren twijfel te uiten of Zijne
Majesteit de kwaliteit van den wijn toch
niet wat te zeer overschatte.
Maar daar kwam k'j slecht mee af. De
Koning staarde hem met zijn' staalblauwe
oogen bestraffend aan, bleef echter Hoffe
lijk en zeide op ietwat sarcastischen toon:
„Dunkt u dat? Nu, dan noodig ik u
uit, van avond met mij die flesch op het
welzijn van mijn beide nieuwe onderdanen
to ledigen. De aanleiding er toe is inder
daad feestelijk genoeg."
Terstond ontving de kamerdienaar last
de bewuste flesch uit den kelder te halen;
een bevel, dat hij lang reeds met zenuw
achtige spanning te gemoet had gezien.
En als een loopend vuurtje verspreidde
zich het verrassende nieuws door het gan-
sche koninklijke slot.
De hofdichter fabriceerde in allerijl een
bij dezo plechtige gelegenheid passend
feestgedichtde keukenmeester knutselde
gauw een met do gelegenheid overeenstem
mende spijskaart, en de kamerdienaar stak
zich in een splinternieuwe, met goud ge-
galonneerdo livrei.
De gansche ?:ad werd verlicht.
Des avonds nu soupeerden de Koning en
rijn hanselier vertrouwelijk. Zij spraken
weinis: en aten ook niet veel, want de
spanning met het oog op de komende
dingen was daarvoor tc groot. Na den
maaltijd werd het tafellaken verwijderd en
eensklaps stond er een flonkerende kris
tallen karaf in een zilveren koelvat op de
mahoniehouten tafel.
De nieuwe kamerdienaar trad een schrede
achterwaarts, on er scheen een molensteen-
zware last van zijn gemoed te rollen. In
zijn droomen had hij reeds het kostbare
nat uit zijn handen laten vallen, en van
dit fechrikbeeld voelde hij zich thans eerst
bevrijd, nu de flesch zonder ongelukken op
de tafel stond.
Do Jioning vulde hoogsteigenhandig de
beide bokalen.
Daar viel het hof-orkest in met een dra
matisch muziekstuk, dat de voorstelling van
een verro zeereis onder storm en stilte
waar. - namelijk de verre reis van de
Madera was bedoeld zeer aanschouwelijk,
of liever aa-nhoorelijk, weergaf En daar
hieven de beide drinkers het eerste glas
op ©n namen de eerste teug, gevolgd dooi
een ware losbarsting van geestdrift.
„Wat een bouquet i Wat een aroma 1
Wat een smaak! Wat een zachtheid.Wat
een heerlijkheid 1 Al de kracht on de
macht van eeuwen heeft rich in* dit onver
gelijkelijke vocht vereenigd, en de gedach
te, dat er slechts één zoo'n flesch ter we
reld was, moet ons trotsch maken. Wij kun
nen van ons zelf getuigen: nu eerst hebben
wij geleefd
Aldus de Koning. En - do kanselier deed
niet voor hem onder.
Zoo roemden en dweepten en dronken
zij en schroefden zich op tot in derr zeven
den hemel van verrukking, tot de karaf
geledigd was. Toen gingen zij plechtig ter
ruste.
En straks was het gansoho slot.in nach
telijke stilte gedompeld. Alles sliep. Alleen
de nieuwe kamerdienaar woelde nog kreu
nend op zijn leger.
Hij had naahelijk een ontdekking gedaan,
die hem kcv.de zweetdroppels op het voor
hoofd deed parelen. En er restte hem
slechts tusschen twee dingen te kiezen. Hij
moest uf voor den Koning treden, zijn
schuld bekennen en daarvoor den dood on
dergaan, óf hij moest voor het gansche
overige van zijn leven den last van een be
zwaard geweten torsen. En juist zijn gewe
ten was altoos zijn zwaibko zajdo geweest.
Zoo liet dan ook dit hem geen rust, vóór
hij een gehoor bij rijn koninklijken heer
had aangevraagd.
„Uwe Majesteit", zoo begon hij, „moge
gena.iighjk een getrouwen onderdaan aan-
hooren, dio zich aan een groot, een ontzet
tend vergrijp bezondigd heeft."
„Wat is er dan, man? Wat hebt gij u
zelf te verwijten V' vroeg goedmoedig dq
Koning.
„'Als Uwe Majesteit zich verwaardigen
wil te luisteren, dan zal ik het Uwe Ma
jesteit zeggen. Do wijn, dien ik Uwe Ma
jesteit gisteren heb voorgezet..."
„Menschl" viel do Koning in, „wat was
er met dien wijn!'
„...Was niet die oude, veelgeroemd©flesch
Madera, maar een heel ordinaire kook-^
sherry, van twaalf guldon het dozijn. Wan-:
neer de onzalige verwisseling heeft plaats
gegrepen, weet ik niet. Slechts zooveel kan
ik vermoeden, dat di^ laatste flesch van de
beroemde oude Madera bij vergissing door
den kok gebruikt geworden is om de eene
of andero saus pikanter te maken."
Yol ontzetting had de Koning dit bericht
aangehoord. Hij zweeg even, cn toen zeide
hij met een vernietigenden blik:
„Ongelukkige, daarvoor moet go ster
ven."
„Ik had niets anders verwacht, Uwe
Majesteit," antwoordde de rampzalige ka
merdienaar. „Want ik weet, dat mijn miS'
greep onvergeeflijk is."
„Uw misgreep," beet de Koning hem toe.
„O, neen, maar uw bekentenis....0. Waarom
hebt gij mij niet liev:r in mijn waan ge
laten. Mij smaakte die kookwijn volmaakt
als do kostelijkst© Madera en hij vloeide