Niéuwe taalcursussen Indië en Amerika. LEIDSCH DAGBLAD, DOftD£RD>AC 20 SERTS5VSBER. TWEEDE BLAD. Rubriek voor de Jeugd. Schendt het vertrouwen niet Llétraors tranen. Vervolg Advertentiën. F. Schmidi-Degener. Algemeens Bestel- en Pakketdienst J Q.LAfgOEVELD. BERLITZ SCHOOL, Voor Passagiers en Goederen, Agentschap voor de Rotter- damsche Lloyd en Holland-Amerika-lijn H. J. Wm NOUHUYS. TUIN TE HUUR largarine. KARNBAAS No. 14287. Anno lVvu In zekere stad heeft men een prachtig, wereldberoemd monument, waarvan onze jonge lezers zonder twijfel meermalen een afbeelding gezien hebben: den Leeuw van Thornwaldsen. De groote Deensche beeld houwer heeft een koning der dieren weer gegeven, die gekwetst neerligt en vree&e- lijk is om aan te blikKen in zijn woeste smart, het stuk van een gebroken lans nog in de zijde. Welnu, een der vele reizigers, die dit grooteche kunstwerk gaan bewonderen, zag op zekeren dag een paar vogeltjes in en uit den schrikwekkenden muil vlie gen. Zij hadden hun nest op die zonder linge plaats gebouwd en voelden zich daar volkomen veilig, want zij waren buiten ieders bereik. Wat zoudt gij zeggen, indien d© leeuw .plotseling levend werd en dat nestje tus- >cl~.en de geduchte tanden vermorzelde Men zou geen woorden vinden voor zijn .wreedheid en toch zou het redelooze dier .vrij wat minder schuldig zijg dan de eer ste de beste onzer, die het gestelde ver trouwen schendt. Gij meent, dat dit alleen geschiedt op Üateren leeftijd dat slechts volwas senen dat doen O, hoezeer ver gist gij u. Denkt slechts even na. HceEt inen u nooit op school of thuis een ge heimpje medegedeeld en hebt gij dat trouw bewaard, er nooit met een derde over gesproken? Dat kleine geheim was niet van groot gewicht, maar het schenden van het u ge schonken vertrouwen wel; want, terwijl gij u daaraan nog met een zeker schaam- tegevc.l hebt schuldig gemaakt, hebt gij u in eigen oog zoozeer vrij moeten pleiten, dat de zaak u al spoedig niet ernstig meer voorkwam en gij u een volgende maul uut yeel minder gewetensbezwaren zult vergrij pen aan ditzelfde. En zoo zal het u steeds gemakkelijker worden u onbetrouwbaar te toonen, tot geen sterveling meer op u reke nen kan. Ik hoorde onlangs in een groot gezel schap van een hooggeplaatst man zeggen: ,,Hen kan niet tegenspreken, dat hij door en door kundig is; maar hij is ecu gebo ren verrader!" Dat vreeselijke woord joeg mij een hui vering aan en ik vroeg wat men daarmede bedoelde. Het antwoord luidde, dat die man steeds ieder, die vertrouwen in hem stelde ten eigen voordeele had bedrogen. Een door zijn onderzoekingen op weten schappelijk gebied, verarmd persoon had hem, zijn vriend, op zekeren dag in het geheim medegedeeld een groote ontdek king gedaan te hebben. De ander liet zich de gehecle uitvinding nauwkeurig uit leggen en luisterde aandachtig toe. Zoadra zijn vriend vertrokken was, vreeg hij het monopolio aan voor diens ont dekking, paste haar zelf toe en werd rijk, terwijl de ongelukkige uitvinder tevergeefs zijn rechten zocht te doen gelden. Ohet ons geschonken vertrouwen moet ons heilig zijnWij kunnen er niet te teer mee omgaan, Reeds als een heel klein kind ons fluisterend iets komt mededeclen, ,,dat niemand anders weten mag", moeten wij daarover weten te zwijgen als gold liet een staatsgeheim. Zwijgen, ja, dat is de kunst. Zoovjle lie den leeren haar nooit. Zij schijnen slechts de echo van al wat zij hooren, onverschil lig of dat kwaad kan stichten of niet en als men hun leven nagaat, dan zal men bespeuren, dat zij overal op hun weg drobfheid verspreiden 1 Er zijn menschen, 'die tot zelfs hun vreedzaamste vrienden in oneenigheid met elkander brengen, al leen door hun babbelzucht, hun gewoonte alles te herhalen wat hun in een oogen- blik van vertrouwelijkheid werd gezegd. Maar er is ook eon ander vertrouwen, 'dat wij niet mogen beschamen: dat is ons gegeven woord. Hoe luchtig spreken wij geen beloften uit. Hoe weinig bekommeren wij ons daarover later 1 Yelen onzer ver geten zelfs geheel en al hun toezeggingen. Maar wie ze ontving, vergat ze niet en blijft langen tijd geduldig op de vervul ling wachten. Wat moet hij denken van ons als hij ten laatste gedwongen is onze belofte als een hollen klank te gaan be schouwen Hoe vaak verliest hij daardoor niet een lang gekoesterd© hoop, het uit zicht op een vreugde, tot zelfs op zijn ge luk l O, laat ons 't vertrouwen op or.s nooit gering tellen. Het is heb grootste ge schenk, dat men ons geven kan, want het bewijst, dat men in ons gelooft, in onze goedheid, in onzen adeldom van ziel. Zul len wij toonen dat waard te zijn? Het kasteel van Koymond verhief zich op den top van 'n groenen heuvel, met sterke torens en diepe grachten. Het werd be woond door graaf Vital, zijn vrouw Alice, die algemeen om haar goedhartigheid ge roemd werd, en hun dochtertje Liénor. Na de geboorte van dit kind scheen er niets meer aan het geluk der ouders te ontbreken; maar dat veranderde geheel en al naarmate het kleine meisje opgroeide, want mooi en bevallig als zij was, be merkte men meer en meer, dat haar één gave ontbrak, zonder welke een vrouw slechts leed om zich heen kan verf preiden: zij bezat geen hart. Ongevoelig voor de smarten van ande ren, wist zij niet wat medelijden was en zij betoonde zich daardoor zoo hardvochtig, dat haar moeder eindigde met een kluiza- r.aar uit de streek, die -wijd en zijd door zijn menschenkennis gèroemd werd, t© gaan raadplegen omtrent de vraag, op welke wijze zij Liénors gemoed verzachten kon en haar medegevoel leeren. Helaas! mevrouw", antwoordde de grijsaard, na haar te hebben aangehoord: „ik kan u slechts één enkele hoop geven: tracht twee tranen van medelijden aan de oogen uwer doo'nter te ontlokken. Zij alleen kunnen haar hart goedheid mededeelon. ,,Twee tranen!" lachte de gravin, geheel bemoedigd: ,,01 die zal ik haar zonder moeite doen storten". Maar Liénor was zestien jaren geworden, zonder dat zij nog een traan van ontfer ming vergoten had. Spoedig daarop kwam haar neef Hugo van Kolmond, die sedert lang als haar toe komstige bruidegom werd beschouwd, op het slot vertoeven ben einde nader kennis met haar te maken. Het jonge meisjo was voor het uiterlijk allerliefst, het eene feest volgde het andere op en een ieder was ge lukkig. De moeder alleen bleef somber en :n zichzelf gekeerd; want het had haar niet mogen gelukken haar kind over ander on te doen weencn en zij dacht aan de woordon van den hermiet. Op een middag vergezelde Liénor haar neef op de valkenjacht. Hun tochtgencoten waren eeD eindwecgs achter gebleven, toen het jonge meisje een kreet van ergernis slaakte: Lomperd", riep zij uit, ,,hoe durf jo ons den weg versperren?" De toegesprokene, een magere, bleeke kraap, die een Btuk linnen op een krui wagen voortrolde, stamelde nederig eea bede van verontschuldiging en poogde den kruiwagen uit het zware zandspoor te krij gen, om ter zijde van het pad te komen. ,,Ik schijn jo tot spoed te moeten aanzet ten 1 riep Liénor, haar karwats ophef fende. Maar Hugo sprong uit den zadel en haar een blik vol verwijt toewerpende, hielp hij den jongen zijn wagen aan don kant van den weg te krijgen. Het gelaat van heb meisje was purperrood geworden, haar oogen schoten vonken. ,;Hoe ia het mogelijk, dat gij knechten- werk volbrengt?" vroeg zij somber. ,,Mij doet uw hardvochtigheid vrij wat meer pijn", antwoordde de jonge man op gesmoorden toon: ,,Mijn vrouw zal goed en barmhartig als uw moeder moeten zijn voor mijn lijfeigenen." ,,En mijn echtgenoot zal zich nooit ver nederen tot het helpen van dorpers 1" ver klaarde Liénor driftig. Zij bracht daarbij haar paard een zoo hef- tigen slag toe, dat het dier als een pyi uit den boog het bosch inrende, en Hugo te vergeefs beproefde zich weder bij haar co voegen. „Liénor, Liénor, wacht op mij 1" riep baar neef. Maar zij was reeds buiten machte het dier in to houden en toen zij zich eindelijk van zijn rug liet glijden, uit angst tegen de boomen verpletterd te worden, was zij 6edert lang aan het oog harer yrieaden onttrokken. Het jonge meisjo was op het grastapijt ge vallen en daar eenigen tijd verdoofd blij ren liggen. „Och, ik bid u, zeg mij toch waar gij u bezeerd hebt", sprak 'een zachte stem aan haar zijde. „Ik ben niet gekwetst", mompelde Lié nor, zich opheffende en de spreekster aan ziende. Het was een armoedig gekleed boerinnetje, dat voor haar stond. „Wie zijt gij klonk het hooghartig. „Sylvia de spinster, om u bedienen." „Breng mij dadelijk naar het kasteel van Koymond terug." „Na-ar Koymond?" herhaalde Sylvia ver schrikt: „maar de zon zal spoedig onder gaan en wij zouden door de duisternis wor den vervallen." „Zijn wij dan zoo ver van heb slot af vroeg Liénor verschrikt. „Minstens vijf uren gaans en uw paard kan geen stap meer doen. Het dier moet tot morgen uitrusten, wil liet u nog dragen. Morgen zal ik u gaarne den weg wijzen." Nog nooit had de dochter van Graaf De "Vital een raad van een boerinnetje ont- vnngerv Zij gevoelde zich dan ook diep gekrenkt door Sylvia's vrijmoedigheid. „En waar wilt gij, dat ik den nacht door breng V' hernam zfj driftig. „Mijn armelijk hutje daarginds kan u beschut-ten", sprak het meisje onderdanig. „Zijt gij dwaas? Een hut van lijfeigenen, vuil als degenen, die haar bewonen I" Maar het begon reeds duister te worden, Liénor zag spoedig in, dat haar onbe schaamdheid en t-rote haar niet aan een weelderiger toevluchtsoord zouden helpen en trad Langzaam op de kleine woning toe Zij eindigde zelfs met er binnen te gaan en was verbaasd te zien hoe lachend en zindelijk zij er van binnen uitzag. Sylvia, die zich met de zorg ran het paard had belast, bood de jonge gravin beschroomd een houten zetel aan. „Het wordt duister, steek een toorts op", gelastte Liénor huiverend. Ditmaal begon het boerinnetje hartelijk tc Lachen. „Een toorts?" herhaalde zij, „arme lieden zoo als wij hebben zulk mooi licht niet Voor de stookplaats nederknielendc, stapeldo zij daar eeD bergje sparappels in op en al spoedig kronkelden zich fraaie vlammen naar omhoog. „Nu hebben wij verlichting eu zal ik do grendels voor do deur schuiven, dan zijn wij veilig. ALs Tiennot maar terug was, zou hij voor do deur gaan liggen om u be ter te bewaken." „Wie is Tiennot?" „Mijn broeder, die een stuk linnen naai do stad ging brengen. Arme Tiennot 1 Hij is heel zwak en do kruiwagen was zwaar orn voort te duwen door het mulle zand." Liénor kreeg een kleur, zij begreep nu maar al te goed wie Sylvia's broeder moest wezen. „Ik heb honger", sprak zij kortaf. Het boerinnetje haastte zich een snede roggebrood en een kroes melk te halen. Het was een armzalig avondmaal voor het ver wende kind, maar na er eon paar maal minachtend het neusjo voor to hebben op getrokken, was zij wol gedwongen er zich mede te vergenoegen, en 'smaakte dat een voudige voedsel haar vleel beter dan zjj had gedacht. „Zoudt gij thans uw mooie kleercn niet uit willen trekken?" vroeg Sylvia, „om te gaan Blapen? Ik heb vanmorgen juist c lou we varens in mijn bed gelegd." Liénor gaf zich ditmaal sprakeloos aan de zorgen over barer vreemdsoortige ka menier, en nadat het boerinnetje haar warmpjes in haar eigen Zondagsch-en man tel had gewikkeld, hielp zij haar op de tce- derste wijze op de smalle legerstede uit te strekken. Toen de jonge erfdochtor den volgenden morgen ontwaakte, vond zij haar gast- vrouwtje op haar plaats voor heb vuur zit ten. Zij scheen nog bleeker en afgematter dan den vorigen avond. „Waar heb je toch geslapen?" vroeg Liénor. „Ik bleef waken om te zorgen, dab het vuur niet uitging en dat gij niets te vree- zen zoudt hebben'^ klonk het zachte ant woord. Door de openstaande deur drongen de zonnestralen vroolijk binnen, Sylvia droeg een tafel naar buiten, voor de bank waarop liet- gravenkind plaats liad genomen en zette haar een ontbijt voor, geheel gelijk aan het avondeten van den vorigen dag. „Vertel mij toch eens, Sylvia", sprak Lié nor, terwijl zij bezig was met eten„houdt gij niet veel meer van wittebrood dan d:t nare roggebrood „Dat kan ik niet zoggen.. Ik heb het nooit geproefd.'' „Nooit wittebrood geproefd? Arm kind i Maar je hebt toch wel gegeten?" „Dat zal ik Later doen". „Neen, je moet het nu doen, z-g ik jc Ga jo snede brood halen!" „Ik heb u het laatste stuk gegevendat mij overbleef", luidde hot zachlo antwoord, „lijfeigenen doen geen voorraad op, zcoals de hoeren. Tionnot is zijn linnen gaan ver koopen eai vial voor heb verdiende geldj brood meebrengen. De hooghartige Liénor, die thans tegen over Sylvia was gaan staan, scheen als ver steend van verbazing. „Sylvia 1 arme Sylvia!" rieo zij plo-'so ling uit, het hart vervuld van medelijden, „moet gij nu om mijnentwil honger lijden Oik wist niet, dat do armen zulk een ge brek leden 1" Twco tranen, schitterend als diamanten, roldon haar over de wangen en op liet oogenblik zelf, dat zij het hoofd afwendde, om ze te verbergen, zog zij Hugo de Koy mond voor zich staan, die haar den gan echen nacht gezocht had. Verbaasd staarde Lij haar aan, nooit had haar gelaat zulk een teedero uitdrukking gedragen, was haar glimlach zoo schoon goweest. „Hugo I" mompelde zij op bewogen toon, „zie dit arme kind eens aan, zij gaf mij haar laatste stuk brood te eten. Om mij nentwille lijdt zij honger 1" „O I dat is niets", sprak het boorinnetjo blijmoedig, „ik ben aan ontbering ge woon." „Maar gij zult nooit weer gebrek ken nen", vera Laaide Liénor vol vuur, „gij, noch een onzer andere onderhoorigen. En gij, Hugo, vergeet hoe hardvochtig ik nog gisteren was." „Daar wil ik nooit weder aan denken 1" riep de jongeling uit, „Sylvia heeft u een schat gegeven met haar roggebrood. Mijn vrouw zal even goed als schoon wezen." Tweo maanden later had hun huwelijk plaats en op hun nieuwe landgoedoren werd Liénor nooit anders dan de Bescherm engel der Armen genoemd.. Een dubbel gevolg. Eenige jaren geleden vertoefde ik voor mijn gezondheid to Saint-Jean de Luz, aan den Golf van Biscayo, niet ver van de Spaansche grenzen. Ik had kamers gevon den te Ciboure, hot vissohersdorpjo, clat vlak bij de stad ligt en, ofschoon ik nog maar een heel jong meisjo was, leefde ik daar uleen; want de vrienden, mot wie ik daarheen was- gekomen, waren naar huis teruggeroepen, voordat ik het Zui den van Frankrijk verlaten mocht., Dagelijks na het ontbijt ging ik een langen tocht maken, mijn tweede ontbijt en een boek meenemende, om toch veel in de lucht te zijn, die mij genezen moest en meermalen had ik gewensohfc, daarbij den hond van een mij onbekenden buurman mee to nemen, een prachtigen Pyrenco- schen hond, die gewoonlijk in de zon yoor de voordeur lag uitgestrekt. Ik bleef me nigmaal stilstaan, om hem te streelen t-n te beproeven in zijn gunst t© komen, maar tevergeefs. Het dier scheen mijn liefkoozin gen sleohtf te verdragen, zonder vriend schap aan t© willen knoopen Op zekeren morgen was ik daarom zeer verbaasd, toen hij mij uit eigen beweging langs de kado naar do brug volgde. Ik vond hel. heel prettig, maar, vrcczondo zijn meester boos te maken, bleef ik bij do brug fctilstaan eu zeide: „Kilo, nu moet jo naar huis gaan Kilo was ook blijven staan, m«Mr kcerdo niet om. Ik meende nu mijn plicht lo hebben gedaan cn vond hot wel aardig lo zion, dat hij mij toch bleef volgen. Ik zou eon verro wandeling ondernamen, langs een der bergen cn door een diohrgeplant bosoh. Telkens meende ik, dat de hond er ge noeg van zou krijgen en zou terugkeere i, maar nadat ik een mijl liad afgelegd, begreep ik, dab hij daaraan niet dacht. Zonder eenig genoegen of vorveling aan don dag t© leggen, liep hij op korten af stand achter mij aan, ging hij zitten, als- ik uitrustte; maar zonder mij voor een liefkoozing to naderen. Tegen twaalf uur bereikten wij het lom merrijk woud en hier voor het eerst kwam cr leven in Kilo. Hij sprong op mij toe, likte mijn hand, ging op de adhterpoolcn staan cn de voorpooten op mijn schouders leggende, keek hij mij in de oogen met een blik, als wildo hij mij iets zeggen Toen ik verder ging, deed hij dat ook, maar ditmaal liep J ij voor mij uit. Wat moet hij mij dom gevonden hebbon. Hij bod mij gewaarschuwd, met allo midde len, waarover hij beschikte, terug to koe ren, omdat ik bedreigd weixl door een vree- sclijk gevaar cn ik had zijn sprakelooze bo de niet verstaan. Een half uur later bereikte ik de plek, die ik gezocht had, een open grasvel-Jjo, in het midden waarvan een hcldoro bron opborrelde, verepreido rotsblokken daar omheen dienden voor bankenhet wat' een vreedzame plek, waar men ongestoord kon lozen, want maar zelden doolde iemand dien kant uit. Ik \vas vermoeid van den tocht en nauwelijks had ik mij neergezet, of mijn oogen vielen diohb; maar nu be gon Kilo to blaffen, rikte aan mijn japon en hiel 1 mij wakker. „Jo bent con vervelend dier," riep ik eindelijk uit, boos op hem wordende. „Als je net mij zoo "tig maakt, zullen wij maar naar huis gaan," en ik liep liet botch weer in, om langs eon ander terug te koeren. Kilo bleof blians vlak bij mij, n i cu dan met angstig gebrom om mij heen iuo- pende. Ik begreep niets van zijn vreemde houding. Er viel hoegenaamd geen gevaar te duchten; de kapelaan van Sai.it Jean de Luz, die t en omtrek goed kende, had mij verzekerd, dat het er veilig was. Wat kon Kilo d.m toch bevielen? Ik verliet eindelijk hot bosch, leen ik een troepje jag.ra to paard zag naderen, gewapend met geweren en Spaansolic dol ken, Eén hunner nam zijn pet af en sprak mij aan. „Vergeef mij, mademoiselle, maar mag ik u vragen waar u gewandeld hobt?" Ik zeide het hem en allen slaakten een luiden uitroep. „Maar gij zijt toch niet door hot dichtst van hot woud, door het donnenboscb, ge komen „Ja," antwoordde ik, „ik heb relfs een poosje gezeten." Do man keek heel ernstig, toen hij zei de: „gij hobt uw leven aan uw hond lo danken. Zonder hem zoudt gij zonder twijfel door een Iromyaohtigeai wolf ziju verslonden, die door honger van do bergen werd verdreven en gisteren nog een ltind wilde wegsleuren uit een hut daar dicht bij. Gisteravond hebben wij hem al opge jaagd, maar wij waren toen met te wei nigen om hem te omsingelen. Nu, bet is een geluk, dat gij uw hond bij u had Wij gaan er thanB op af." Drie uur later doodden zij dea groot* ten yvolf, die ooit in de streek gezien was. Zij hadden hem gevouden op dczelfdo plek, waar ik zoo vreedzaam bad gerust. Be beste Herinnering aan do nu gosloten LEIDSCHE REMSflliNDT-Ttnloiinslelliiig Eon Boschryying van zijn JLovon on z\ju Werk door 9998 '25 Met 33 afbeeldingen, zynde de Nos. 38/39 van de WERELD-B13LI0THEEK. Ing. 40 Cts ,in carton 55 Cts., gob. 70 Cts. Ditg. G. SCHHEODEHS, Amsterdam. QcgeSijkscHte VAN Leiden op Amsterdam. KANTOOR: 10092 12 ftlare 82, b/d. Hartebrug. kunnen op lederen dag en op een willekeurig uur aangevangen worden. Conditiën billyk. Leeraren uit het buitenland. Leermethode aangenaam en vlug. Zy Is een nabootsing van hot proces, waar door de natuur oen klad de moedertaal leert. De loerling hoort van de eorste les af uitsluitend de taal, die by wenscht te leeren. Voor meergevorderden: Conversatie l Correspondentie f.lesaeM Litteratuur Aessei1' Vertalings Leertyd van 7 uren morgens tot 10 uren 'a avonds. Proefles gratis. Prospectus franco. 10024 56 8 T urfmarkt 8. Kantoorg Stoomb.-Maatsch. „De Volharding].". De ondergetookende verzoekt hen, die hem Iets verschuldigd zyn ovor het jaar 1905 en vroeger, daarvan vóór ulterlUk 15 Nov. a. s. betaling te doen ten Kantore der ILisseache Bankvereeniglng. Van het aan hem verschuldigde over I90G ontvangt men opgaaf in Januari 1907. Verzoeke Rekeningen te zynen laste vóór 1 Oct. a. s. in te zenden aan zyn adres te Sassenheim. 10095 14 Dr. A. G. METSLAR. met November of eerder, groot on geveer 1 bunder met flinke Schuur, gelegen a. d. Loolaan onder Voorburg, Ook zeer geschikt voor Bollenland. Te bevragen by 0. v. d, DOOL. Heerenstr. 116, Voorburg. 10085 Voor een Fabriek in Schotland wordt een gevraagd. Hot moet iemand v(jn von groote bekwaamheid en ln staat een artikel te produceeren, dat met de beate op de Brltsche markt kan conourreeren. Brlevoa £r. met opgave van ver langd salaris, onder lett. K. h. H., Alg. Adv.-Bur. NIJÜH VAN JDITHAR, flfitóJUL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5