Ko. 142S3. LËIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 15 SEPTEMBER. —«TWEEDE BLAD. Anno f906
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
O», die ■tsuxx't&l
4o. „dat heeren regenten aan deze be
palingen de hand zullen houden en de be
langen der bewoners zullen behartigen.
Zooala gezegd, heb ik in enkele gemeen
ten een onderzoek ingesteld naar hofjes-
toestanden en bet resultaat daarvan bracht
mij tot de overtuiging, dat in meerde
re gevallen schromelijk van
do bepalingen worldt afgewe
ken.
Te Leiden bijv. moet bij de aanvaar
ding der woning in den regel worden be-
add een inkoopsom van 100 galden |en
daarboven. In het Hoogeveens-hofjc aldaar
is, naar ik vernam, de inkoopsom opge»-
voèrd tot 700 gulden. Uit het feit, dat
eenigen tijd geleden in genoemd hofje
twee huisjes disponibel waren, leid ik af,
dat de weldadigheid van dit hofje den can-
didaten te machtig werd.
Te Haarlem zijn in Het Hofje van G. de
Waal en in het St.-Maarten- of Brouwers-
hofje de vrije woningen afgeschaft.
In het Hofje van Oorschot aldaar, waarin
volgens den stichtingsbrief behoefti-
g e vrouwen móeten worden geplaatst, is
de inkoopsom, welke vóór 20 jaar nog op
125 gulden was gesteld, thans opgevoerd
tot 500 gulden. Toch prijkt in den gedenk
steen van dit hofje nog steeds het opschrift,
dat dit hofje is da^rgesteld „tot troost
der armen".
Te 's-G ravenhage, in het Hofje van Flo-
ris van Dam, heeft de gegadigde 800 gld.
te storten.
Te Dordrecht, in het Arend-Martens-
hofjo, moet een inkoopsom vaD 1000 gulden
worden betaald.
Te Groningen is de toestand al zeer on
gunstig. In het Aduarder-hofje werd men
vroeger kosteloos geplaatstthans
vorderen heeren regenten 700 gulden en-
tróe. In het Martinus-hofjo bedraagt de
inkoopsom voor man cn vrouw 1500 gulden
en voor ongehuwden 900 gulden. Het Mep-
schen-hofjo is gesticht ten behoeve vao
vijftien „ar m e m c u s c h e n". In den
loop der tijden editor meenden heeren re
genten, dat een inkoopsom moest wordeo
betaald, en thans is de voreischte storting
reeds opgevoerd tot 1000 gulden. Daarvoor
heeft men één gewone kamer Verlangt men
con grootere kamer, dan moet 2000 gulden
worden gestort. Ook in het St.-Antbony-
hofje is de „weldadigheid" ver te
zoeken, vermits daar door do gegadigden
2000 grilden (zegge twee duizend gulden)
moot worden geofferd. Een gunstig© uit
zondering maakt te Groningen het Gerar-
da-hofje. Ten opzichto van dezo stichting
is door den erflater bepaald, dat de in
koopsom een bedrag van 100 gulden niet mag
overschrijden, „opdat de minver
mogenden niot zullen achter
staan bij hen, die meer mocli-
teo aanbieden". We willen hopen, dat
aan dezo goede bepaling do hand wordt ge
houden.
In de tweedo plaats wees ik op den
eisch der erflaters, „dat de hofjeswo
ningen niet zouden worden verhuurd of
verkocht". Ook in dit opzicht is mij ge
bleken, dat met dezi>n eisch weinig of geen
rèkoning wordt gehouden.
T© Haarlem bijv. wordon in het St.-
Maarten- of Brouwersliofjc en io bet Hofje
van G. de Waal alle huisjes verhuurd
In het Bakenesserhofje zijn van de 12 wo
ningen reeds 4 verhuurd. Ook worden som
mig© huisjes verhuurd in het Hofjo van
Gratie cn in het Hofje van Heijthuijzen.
Te Amsterdam worden alle woningen ver
huurd in het Medemblikkerhofje en in het
Ockershofje, terwijl in het Grilshofje vei>
huurd wordon de vijf woningen aan de
straatzijde. Ook te Gouda, in heb Bos-
schershofje, zijn alle woningen verhuurd
Over de derde bepaling, „dat de inkom
sten van het hofje aan de bewoners gelij
kelijk moet worden uitgekeerd" valt
bittor weinig te zeggen. Verre
weg de meeste hofjesbesturen doen aaö do
burgerlijke overheid geen jaarlijksche re
kening en verantwoording, zoodat de ze
kerheid van een richtig beheer ten cenen-
male ontbreekt. In de gemeenteverslagen
van Haarlem en Leiden las ik dan ook de
klacht, „dat steeds meerdere hofjesbestu
ren het inzenden der jaarlijksche versla
gen nalat on," In de voorrede van zijn
boek „Armenzorg te Groningen" wordt
ook door mr. Van Zanten geklaagd over
de ofkeerigheid der regenten betreffende
het geven van inlichtingen. Ook in de
„Ned. Gids van Weldadigheid" leest men
ten opzichte der hofjes gedurig: „ge
vraagde inlichtingen n iet
ontvangen." Waar nu ïiet bestuur
van heeren regenten veel heeft van een
„vrij beheer" en er bot heden—geen
sprake is van Staatsbemoeiing, valt er
over deze kwestie, zooals gezegd, niet veel
te zeggen. Intusschen is het een feit, dat
in meerdere hofjes de gebruikelijk© preu
'ven zijü afgeschaft, cn ook do beer
Craandijk, in zijn werkj© „De Haarlemscho
hofjes", verklaart,, „dat in verscheidene
gevallen de preuven zijn afgeschaft-,
zoodat meerdere hofjes1 den naam
„Hofje" niet meer verdienen."
Te Groningen bijv. was in 1815 de admini
stratie van hèt Latteringe-hofje geheel
in d o w a r g e r a a kt, en ten opzichto
van het Pelster-hofje vond ik vermeld, dat
de financiën in den laatstcn tijd achter
uit zijü gegaan.
Ook te Haarlem heeft een financieelc ach
teruitgang plaats gehad, (zij het ook ten
opzichte van jweldadige „tf o n d a c n"),
welke vermelding verdient.
Het „Fonds van Laurent le Due", waar
uit beurzen worden vergeven aan Waalsch-
Hervormde studenten, was oorspronkelijk
groot 12,000 gulden, doch is zóódanig ver
minderd, „dat in deze eeuw niets
kan worden uitgekeerd". Ook
het „Fonds van Gillis Bouchillon ter voor
koming van armoede", oorspronkelijk groot
10,000 gulden, is zóódanig verminderd, dat
over 1902 slechte &27.20 gulden kon wor
den uitgekeerd. Zeker is, dat men het be
staan en het beheer van dez© en dergelijke
weldadigheidsfondsen al zeer weinig
weet. Ho© weinigen bijv. zullen, vóór de
jongst© overstrooming in Zeeland, geweten
hebben, dat we nog altijd hadden een Ai-
gemeen Watersnoodfonds, ©n dat dit fonds
pl.rn. 4} ton in kas had? In verband hier
mede wlijs ik op een verklaring der com-
missio, die d© „Gids van Weldadigheid"
samenstelde. Deze commissie zegt in de in
leiding van genoemden Gids: „Steeds von
den we nieuwe en ons bekende instellingen
van weldadigheid."
In de vierde plaats wees ik op de bepa
ling, dat heeren regenten aan dc gesteld©
bepalingen do hand zullen houden en de
belangen der bewoners zullen behartigen
Over dit punt wensch ik in het midden
te brengen, dat er betreffende co verplich
tingen van de heeren regenten in vele go-
vallen geen controle en daardoor geen
waarborg bestaat. Ik weet wel, dat volgens
art. 10 der Armenwet allo besturen van
weldadigheids-stichtingen een jaarlij ksch
verslag hebben in te clïenen bij don gemeen
teraad, dlat heb dage lijk sok bestuur van el
ke gemeente toezicht heeft uit te oe
fenen op het beheer der weldadighcids-
9biohtingen en dat de Provinciale Staten
hebben te zorgen voor een richtige uitvoe
ring der Armenwet, doch ik weet evenzeer,
dat in vele gevallen heeren regenten zich
al heel weinig gebonden achten
door de bovengenoemd© bepalingen. Veel
al wordt niet meer medgedeeld „dan het
geen men kwijt wil zijn."
Zoolang dus de Staat niet ingrijpt, zul
len vele regenten zich onafhankelijk
blijven gevoelen en tot een jaarlijksche re
kening cn verantwoording van hun beheer
zeker niot vrijwillig overgaan.
Door het gemis van oontróle ontbreekt
voorts de zekerheid, dat do belangen der
hofjes-bewoners voldoende worden behar
tigd. Of heeren regenten hun function be
langloos waarnemen, of rij weinig of
veel vergaderingskosten op hun begroo
ting uittrekken en of zij de fondsen der
stichting goed beheeren, men weet het
eenvoudig niot Behalve de reeds
vermelde feiten, betreffende afsohaffing
der vrije woning, schromelijke opdrijving
der inkoopsom en vermindering der preu0
ven weet ik wèl, dat de stedelijke over
heid reeds meermalen aanleiding vond om
In het Zondagsblad van „De Tele
graaf" van den 8stcn dezer bespreekt do
heer C. Los, thans te Hilversum, vroeger
te Leiden, Hofjes-toestanden.
Hij doet dat in dezer voege:
Het was in Juni 1902, dat ik in het
j,L e i d s c h Dagblad", No. J2980, een
advertentie las, welker inhoud, door haar
gtoote zeldzaamheid, destijds zeer mijn
aandacht trok en voor mij aanleiding was
om deze zank nader te onderzoeken. De be
doelde advertentie luidde als volgt:
Dc Regenten van het Hofje van „Eva
van Hoogeveen", Doelesteeg, maken bo
tend, dat in voornoemd Hofjje een
plaats vacant is. Gegadigden kunnen
inlichtingen bekomen bij mej. Du Saar,
No. 8, Hofje van „Eva van Hoogeveen".
Mr. A. J VAN ROOIJEN.
18 Juni 1902.
Deze annonce trok dadrom mijn bijzon
dere aandacht, wijl het, voor zoover ik
mij kan herinneren, tot dusverre niet voor
kwam, dat een hofjes-woning werd a an-
geboden. Integendeel, voor een hofjes
woning zijn in den regel al t ij d s o 1 1 i-
c i t a n t o n, die korter of langer tijd op
een openkomende plaats hebben to wach
ten. Dat er steeds gegadigden
zijn, is dan ook best te begrijpen, daar,
zooals bekend, do bewoners niet alleen een
vrij© woning genieten, doch in vele geval
len daarenboven financieel worden gesteund
door z.g. preuven. De bedoelde stichtingen
(vroeger meer dan tegenwoordig daargo-
steld) zijn dan ook ongetwijfeld instel
lingen van weldadigheid, tot
hulp en steun van on- en min
vermogenden. Als er nu niot be
hoeft gewacht, en de woning per annonce
moet .worden aangebodon, dan blijkt
één van beide, óf er is minder behoefte
aan hofjeswoningen, óf er hapert het een
of ander aan deze Rtichtingen.
De eerste gedachte is, snel als de gedach
te, bij mij heengegaan, overtuigd als ik
ben, dat er vooralsnog personen te over
zijn, die verlangond uitzien naar een hof
jes-woning.
Te Leiden althans (alwaar ik van 1892 tot
]90o diaken was bij de Ned.-Herv. Gemeen
te) waren er voor do hofjes a 1 t ij d g e-
g a d i g d o n, en ik geloof zeker, dat ook
in ander© plaatsen naar sollicitanten niet
behoeft t© worden gezocht.
Do tweede gedachte, „dat er aan d© be
doelde stichtingen wellicht iGts hapert",
kreeg dan ook spoedig de overhand bij mij
en spoorde mij aan tot het instellen van
een nader onderzoek. Hoewel nu dit onder
zoek, wegens tijdgebrek, zeer onvolledig
moet worden genoemd, geloof ik toch, op
grond der verkregen inlichtingen, te kun
nen bewereD
lo. dat verschillende hofjes haar welda
dig karakter hebl>en verloren
2o. dat ccn Staatsond erzoek
(volgens art. 8, sub 2, der Armenwet) naar
den buidigen toestand in onze hofjes alles
zins gcwenscht moet worden geacht
Tot staving van mijn beweringen ga ik
nu het een cn ander raededeelen, doch
vooraf wensch ik er op te wijzen, dat ik
met „hofjes" alleen die stichtingen bedoel,
waar vrije woning en geldelijke toelage
wordt genoten De z.g. gasthuizen, waar
voeding, verpleging, enz. woirdt genoten
blijven dus buiten bespreking.
Om nu met dc bedoelingen der erflaters
eenigszins bekend te worden, begon ik mot
het inzien der st i c h ti n gs-b r ie v e n,
waaruit mij overtuigend bleek, dat de stich
ters bijna zonder uitzondering hebbeu be
paald
lo. „dat de huisjes „uit a e 1 m s 6 e"
en dus geheel kosteloos zouden woeden
vergeven aan arme cn hulpbehoevende per
sonen"
2o. „dat de huisjes in geen geval mogen
worden verhuurd of verkocht";
„dat de inkomsten der aan het hofje
behoorende fondsen aan do bewoners ge
lijkelijk moeten worden uitgekeerd;
2)
„Ja, vele van de Fransche zeden en ge
bruiken zijn ver boven de or.zo te verkie
zen," meende do dame, en zij sprak daar
bij zoo snol, dat Lila ccn echt trotsche
Engelsche haar niet kon tegenspreken,
i,Bijvoorbeeld hun huwelijken, hoe verstan
dig worden ze door den familieraad be-
fclotcn, en wat rijn die gelukkigI"
„Neen, verschrikkelijk vind ik ze, voor
mij zou dat onuitstaanbaar zijn!'' riep Li
la; maar haar gezellin scheen het bijna
niet to hooren.
„Natuurlijk," ging zij voort, „inoeteD
ouders cn bloedverwanten do jonge lieden
beter kennen dan dezen zich zei ven. Hec
is voor de ouders een troost, ak hun kind
zich niet zoo maar met den eerste den
beste, die baar bevalt, mag verloven. O,
mijn liefste, kunt ge u een grootere dwaas
heid voorstellen? Twee onnoozelo kinde
ren, zonder middelen van bestaan, verbin
den rich voor een leven vol ellende, en
eerst, wanneer liet te laat is. ontdekken
2'j. dat ze heelemaal niet voor elkaar
passen. Bij de Franschen zou alles op de
zorgvuldig*.© wijze voor het jonge paar ge
regeld wordeD do geldelijke aangelegen
heden en al het overige De Frans-:hen ma-
hen zich in dat opzicht niet belaoheJijk,
'h wou, dat mijn neef een Frausehmaa
was
Dez© laatst© woorden sprak zij half tot
Wcbzeivó cn zuchtte. Toen keek rij naar
Lila. „Ja", zeide zij, „ik heb groot ver
driet.
Lila zag haar ernstig en deelnemend aan
doch er lag eenige tegenspraak in haar
woorden, toen zij zeide: „Maar onze bloed
verwanten weten niet, wat voor ons* het
beste is; daar ben ik zek"w van."
„Nu," merkte na een pauze de dame be
koorlijk glimlachend aan, „als ik toeval
lig uw grootmoeder was, zoudt ge daar
omtrent wel van een andere meening 'rijn.
Ik spreek uit eigen ervaring Ik heb een
neef, die mij tegenwoordig door zijn af
schuwelijke stijfhoofdigheid tot wanhoop
brengt. Hij k op een jong meisje verliefd,
dat ik nooit gezien heb, en zou ze gaarne
willen trouwen. Hoor dusHet zal mij
werkelijk een ••'orlie' ing rijn, mijn gemoed
bij iemand uit t© storten, en van uw vrien
delijke deelneming ben ik verzekerd."
Lila schudde onmerkbaar het hoofd,
maar de vreemdelinge ging glimlachend
voort: „Ik wil volstrekt niet roemen op
hetgeen ik- voor Jac gedaan heb, maar
ik moet er gewag van maken, opdat gij
onze verhouding juist beoordeelen kunt.
Hij heeft nooit geld gehad, en zal ook
nimmer geld nebben, buiten dat, hetgeen
hij v„i mij krijgt. Ik bestreed al de kos
ten van zijn opleiding, die wel ie waar
van begin tot einde een dwaasheid was,
want hij legde geen enkel examen met
goed gevolg af Wat hij ook ondernam,
alles mislukte hem; enkel door zijn wispel
turigheid, want hij is geenszins' van ge
zond verstand ontbloot. Traagheid, on
dankbaarheid, eigenbaat zijn zijn hoofd
gebreken. Nu komt hij mij vlakweg in
mijn gericht zeggen, dat lnj trouwen wi),
en verwacht natuurlijk, dat ik zoowel rijn
vrouw als hem zal onderhoudenwant zij
heeft ook niets. Zij is een wildvreemd
schepsel hij heeft haar in het buitenland
leercu kennen ongetwijfeld even weer
zinwekkend als alle Engelsche vrouwen,
die naar het buitenland gaan, gewoonlijk
zijn. Mijn neef en ik zijn geen van beiden
van een kalmen aard; daarom moet k
u bekennen, dat wij in een hevig gekrakeel
geraakten. Hij verklaarde mij ronduit, dat
hij niets van mij verwachtte, maar dat ia
niets dan een ijdel voorwendsel, zuivere
onzin. Ten slotte zeiden wij elkaar vaar
wel; nu moet lnj maar zijn eigen weg;
ik zal den mijnen gaan. Ik zal zeker niet3
meer voor hem doen4 en mij dunkt, dat hij
dat ook wel weten zal. Mijn vermogen
zal ik aan iemand vermaken, die het ver
dient."
Zij keek Lila vlak in het gezicht, terwijl
zij sprak. Ongetwijfeld was zoo'n onthul
ling van familie-aangelegenheden, vanwsge
een geheel vreemde, zeer ongewoon. Volgens
haar overtuiging mishaagde zoo iets aan Li
la in de hoogste mate; zij haatte alle babbel
achtige ranschen, die steeds over hun
aangelegenheden spreken en mecnen, dat
die iedereen belang inboezemen; maar l.ier
i-on rij geen tegenspraak in heb midden
brengen; het ge euvel dezer vrouw inte
resseerde haar werkelijk, en zij luisterde
oplettend naar elk woord. In den loop
van het verha 1 werd rij door een eigen
aardige gemoedsbeweging aangegrepen,
haar oogen schitterden van een donkerder
blauw, een teedere bicsteeg op naar haar
blceke wangen.
Zoo zag Lila er het knapst uit, en toen
de vreemde dame haar zoo aankeek, ver
gat deze van bewondering bijna al haar
in hofjes-zaken tusschenbeide te komen.
Reeds in 1695 bijv. werd het bestuur van
het Beth leb emshofje te Leiden gedwongen
om de verkiezing van regenten voortaan te
doen geschieden onder goedkeuring van dc
stedelijke overheid, zulks wegens geble
ken „onregelmatigheid" in 't be
heer. Ook de Haarlemscho overheid heeft
gemee.nd te moeten ingrijpen, door in April
1865 do regenten van het Frans-Locnen-
hofjo te dwingen tot het doen van rekening
en verantwoording, en in Juni 1904 heeft
ook de Amhemsohe gemeenteraad een hof
jeskwestie te regelen gehad.
Voorts is het mij bekend, dat in meci
dere hofjes menschen wonen, die lang niet
onbemiddeld zijn. Deze personen behooren
toch riet thuis in „i n s b e 1 1 in g e n van
weldadigheid tot troost der
armen?
Men versta mij nu goed. Ik bedoel met
mijn geschrijf geen verdachtmaking, doch
een wijzen op een ongewenschten gang van
raken, waardoor do belangen van werkelijk
hulpbehoevenden worden geschaad. Dat er
intusschen rtichtingen zijn wier beheerders
do openbaarheid schuwen, werd reeds ge
zegd bij de samenstelling der Gemeente
wet; zie de Memorie van Toelichting van
art. 146 dier wet.
Gelukkig lijeft de Regeering ten allen
tijdo de bevoegdheid in te grijpen.
Krachtens het 2de lid van art. 8 «'o Ar
menwet toch heeft de Minister van Bin
nen landsohe Zaken de bevoegdheid, een ou-
derzoek te doen instellen naar do werking
van \veldadigheklsstichtingen, en volgens
het 2do lid van art. 10 dier wet rijn de be
hoorders dier stichtingen verplicht al
le inlichtingen t© verschaffen, welke do
Minister mocht verlangen.
Of het nu tot een onderzoek als bovenbe
doeld zal komen, is mij vanzelf onbekend,
doch dab oen dergelijk onderzoek zou kuu-
ncn leiden tot andexe vorhoudingen tus-
soben de overheid en de hofjesbesturen,
aoht ik vrij waarschijnlijk.
De „Provinciale Groninger
Courant" zegt, dat wat do heer Los
schreef, haar aan leiding gaf op informatie
uit i© gaan.
Het bleek haar, dat de heer Los, wat Gro
ningen betreft, verkoold is ingelicht. Zie
hier hot resultaat van haar informatie
„Omtrent het Aduarcler gasthuis vinden
wij op pag. 112 cn volgend© van deel II
van de Geschiedkundige beschrijving der
stad Groningen van dr. E. J. Dicst Lor-
gion, een werk dat in 1357 reeds werd uit
gegeven, het volgend© gemeld over liet huis
dor abten van Aduard of hot blauwo huis:
„Vroeger werden de personen, die in het
gasthuis werden geplaatst, daarin opgeno
men zonder dat zij iets betaalden, maar
toon verviel hun nalatenschap aan het gG-
stioht. Dit is echter veranderd. Die er go-
plaatst worden, moeten nu voor een zeke
re som het vervallen van Iiud nalatenschap
aan hot gesticht afkoopen, zoodat hun wet
tige erfgenamen thans ontvang"1, wat door
'hen nagelaten wordt.
Van het Antony-gasthuis is, volgens het
zelfde werk, geen fundatiebrief bekend,
zoodat de door den schrijver aangehaalde
voorwaarden hier niet kunnen zijD gemaakt.
Dit gasthuis werd jaren gebruikt als krank
zinnigengesticht, eerst in 1814 werd het
krankzinnigenhuis bij Kon. besluit opgc
hoven. Dit was voor het gasthuis een groot
verlies. Het kostgeld der krankzinnigon
maakte een niet onaanzienlijk deel van do
overigens geringe inkomsten van het Anto
ny-gasthuis.
Toen het daarvan werd verstoken, be
sloot do stedelijke regcoring in
1844, dat voortaan tot nader© beschik
king in den regel geen nieuwe conventualcn
zouden opgenomen worden, maar de door
versterf openvallende kamers zoo mogelijk
op de Voordeoligste w ij z e zouden
worden verhuurd.
Van een der voogden van het St.-Mar-
tinusgasthuis vernamen wij, dat dit ge
sticht niet is voor de on vermogend en. De
zen worden in het armenhuis opgenomen.
Maar voor dc mingogoeden, die een klcwi
kapitaaltje hebben overgegaard, dat ech
ter te klein is om daarvan geheel onafltan-
zorgen. „Wat dunkt u daarvan?" vroeg zij
na een stilzwijgen van eenige minuten.
„Heb ik gelijk of niet?"
„Ik weet liet niet," antwoordde Lila,
langzamer dan zij anders placht tc spre
ken. ,,U kon toch niet verwachten, dat
mijnheer uw neef het meisje zou opgeven,
als zij elkaar werkelijk liefhebben En
misschien is rijn verloofde ook veel aar
diger dan u denkt."
,,0 neen, o neen, dat geloof ik niet. Na
tuurlijk schildert hij haar als allerliefst
of. Hij wilde mij haar portret laten zien.
maar ik wilde niet eens, dat hij het voor
den dag haalde. Begrijpt gij mijn toestand
niet? Al was rijn verloofde ook een en
gel van goedheid en schoonheid, hij mag
heelemaal niet aan trouwen denken. En hij
heeft zich verloofd zonder mij te raadple
gen, Nu moet hij maar voor zichzelf zor
gen, gelijk ik hem gezegd heb. Gij tracht
hem te verontschuldigen, cn dat ïs zeer
lief van u, maar ik weet, dat gij inwen
dig gelooft, dat hij ongelijk heeft. Gij
zoudt niet op dergelijke wijze uw plichten
en grondbezittingen vergeten,"
„Ja, ik zou ook zoo handelen. En 'k doe
het werkelijk", bracht Lila haastig, met
een plotseling blozen, uit. „Mijn broeder
oordeelt, dat ik precies even erg, precies
even halsstarrig en ondankbaar ben als u
van uw neef meent."
„Dan ben ik overtuigd, dat mijnheer uw
broeder zich vergist." Dc oude dame sprak
even vlug en be&list als Lila. maar mot
zooveel welwillendheid in toon en bl'k, dat
Lila thans haar plaats verliet en naast
haar ging zitten.
Dadelijk greep de nieuwe vrierdin haar
hand en liet ze, terwijl zij mst elkander
kelijk te leven. Voor ontróo wo>dt inder
daad door één persoon 900 g»idon, door
twee 1500 gulden betaald. Daarvoor ont
vangt een alleenwonend persoon 14 gulden
per maand, gehuwden 20 gulden per maand
terwijl in de maand October het dubbele
wordt uitgekeerd, met het oog op dcü op
slag voor don winter.
Van do vieixlo in het artikel genoemde
inrichting, hebben wij, bij afwezigheid der
voogden, geen inlichtingen kunnen krijgen.
Het is niet gewaagd, te onderstellen, dat
ook ten opzicht© van deze vierde de heer
Los verkeerd is ingelicht.
In „D o Gids" van Augustus gebruik
te dr. J. Vürtheim do uitdrukking: Ons
„verschool moester d" gymna-
8 i um.
„D o T ij d" begon met deze herinnering
een artikel onder denzclfdcn titel, ter aan
beveling der klassieke studiën.
Het artikel van ,,D o T ij d" besluit met
de vermelding, dat in het jongst© „G i d s"-
nummer door den heor R. P. J. Tutein
Nolthenius besproken wordt een boekje,
getiteld: „Te Rome, Anno XVII", van de
hand van den Heer H. B. Verloren van
Thcmaat, den hoofdpersoon bij de jongste
Utrechtsch© maskerado, die o.a. verhaalt
hoeveel moeit© het hem gekost heeft het
denkbeeld ingang to doen vinden, een
maskerado to houden, waarvan het motief
ontleend was aan den Romoinsehen tijd.
Immera, zijn mede-studenten bleken in do
raeening te verkeeron, dat „do Romeinen
nagenoeg ongekleed rondliepen."
„Deze meening", zegt hij, „zóó dwaas, dat
men althans zou veronderstellen, zo alleen
bij gansch ongeletterde menschen aan te
treffen, bleek zoor algemeen verspreid to
zijn. En zoo maakten zelfs studenten (du«
zij, die door hun klassiek© opvoeding toch
eenigen kijk op do oudheid behcoren t©
hebben) do onzinnigste opmerkingen over
do huns inziens smokcloozo dracht der Ro
meinen. Sommigen noemden dit onderwerp
uit den eenigen tijd gekozen, die zich niot
tot een maskerade leent, en zoo liet 1 ij na
ieder een afkeurende, zoo niet schamper©
opmerking hooren over de vermoedelijke
kostuums, waarvan maar weinigen ecu
juiste voorstellmg hadden, cn dio door na
genoeg allen als kleiu-loos en onbeduidend
werden gekenschetst. En zoo moest men cr
z-ioh weldra aan gewonnen om dikwijls tc
hooren zeggen: Hoe grappig zal het zijn
om u allen in bcettenvcllcn te zien rond
loop en.
En dan die verbaasde en ongoloovige ge
zichten, als ik verzekerde, dat do Romei
nen in het Keizerrijk pooit of Dimmer
met dierenhuiden bekleed rondliepen, maar
dit integendeel als buitengewoon bar-
baarsch en wild beschouwden."
Do hoer Tutein Nolthenius laat op dit
citaat volgen;
„En dit is dus' hot resultaat der klas
siek© opvoeding...Hoe kan een
gymnasiale opvoeding, wclko tot zulke uit
komsten leidt, langer geacht worden Jio
algemeen vormende kracht to bezitten,
wellco de Hoogcre Burgerschool niet geeft
Er is geen dralcnstijd. Het vcr-
schooimeosterd Gijmnasium staat op het
punt zelfmoord to plegen. En hoo zou zulks
to betreuren rijn, waar geen ander Insti
tuut zijn taak: het goven vaneen alge-
meene vorming, kan overnemen."
„Do Tijd" laat hierop volgen:
Nog altijd wordt met klimjoicnd onge
duld uitgezien naar het verslag dor onder
het vorig Ministerie bonoemdo „Aancen-
schakolings-commissio", wclko zich met het
aanbrengen van ccn heter verband tuaschen
onz© inrichtingen van Lager, Middelbaar
en Hooger Onderwijs heeft bezig te hom
den, iets, wat zonder ingrijpendo wijziging
der organisatie 6n van onzo H. B.-S, ón
van onzo Gymnasia wel niet mogelijk zal
wezen.
Laten wij hopen, dat het aan dezo com
missi© gelukken zal, zooals niet de Gym
nasia in verbeterden vorm in hot leven to
houden, dan toch het onderwijs en do
studie der Antieken in ons vaderland voor
dreigenden, bijna volslagen ondergang tc
behoeden. Zou die ondergang niet meer
zijn tegen te houden, wij vreezen, dat ons
spraken, niet weer los. Zulk een onver
wachte deelneming bracht Lilu't leed op
haar lippen en in haar oogea Zij had
geen moeder, geen deelnemend© la/itc; nie
mand buiten een andere gehuwds zuster,
van wio zij slechts berisping.-:u verwachten
kon. Percy hield haar gedrag voor zeer
dwaas, cn de publieke mccning zou beu»
zeker gelijk geven. Zij verhaalde haar .eit:-
genoote, hoe zij mot Percy Zuid-Frankrijk
doorreisd had en daar een jongen, begia-
nonden schilder bij het schetsen vin land
schappen had leeren kennen. Zij waren
veel met hem tarnen geweest, en eindelijk,
op zekeren daghet was do ouao
geschiedenis, die geschiedenis, die eeuwig
nieuw blijft, doch hoewel Lila even vit
anderen geloofde, dat haar roman geheel
verschillend van do andere en in elk geval
veel interessanter dan die van anderen ge
weest was, ochilderdo zij dien toch niet ra
geuren en kleuren, maar haar weinigo
woorden waren even roerend en doeltref
fend als do dweperige gschiedenisten van
anderen. Lila bezat een zekeren aanleg
voor do poëzieweshalve haar broeder
haar dan ook in vergelijking met andere
meisjes onwijs noemde.
Lila's vereerder had geen geld en op hot
oogenblik nog geen vast inkomen; maar
hij was ongemeen begaafd en schilderde
prachtig: hij zou zeker een groot kuntte-
naar worden. Hij geloofde, dat zijn bloed
verwanten hem aanvankelijk, totdat zijn
werken eenmaal bekend waren geworden,
eenigszins tot steun zouden zijnLila
dacht, dat haar ongetrouwde, welgestelde
broeder 'Fercy haar eveneens zou kunnen
helpen..
(Wordt vervolgd).