den Heiland voor den geest, Di^ Zich herhaaldelijk met olie liet zalven, eenfe zelfs zóó, dat niet een kleine coupé, maar het gansche huis vervuld was van den reuk der zalf. Ik zat rondweg verlegea met mijn eigen ergernis en vond mijzelven allesbe halve in staat, om die gedachte aan mijn Heiland te verzoenen met mijn indrukken. Te fcterker werd nog die indruk, toen ik bedacht, dat Hij in Eet huis van Simon den Farizeër er Zijn gastheer een verwijt van maakt, niet alleen geen water voor Zijn voeten, geen kus op het voorhoofd te hebben ontvangen, maar ook geen olie op het hoofd! Hij rekende dit dus on der de gewone ormen der gastvrijheid, wier gemis Hij wel degelijk opmerkte. De zalving ten doode, die 300 penningen koet- te, mooht een geheel buitengevrne betee- kenis hebben, de opmerking, bij Simon den Farizeër gemaakt, wijst op de gewone be leefdheden van het gastvrij onthaal. Welk principieel verschil er nu is tus- fechen reuk van zalfolie en van tabak, zal wel moeilijk rijn aan te toonen. Odeurs zijn alleen rangenaam voor sommigen, die er van houden, doch zeer onaangenaam voor hen, die er een afkeer van hebben. Doch van beide kan misbruik gemaakt worden en daarom heeft onze briefschrijf ster volkomen recht in Kaar beschouwingen. Laat ons de zaken niet overdrijven en het „Haak niet en smaak niet en roer niet aan" nooit tot grondslag leggen van Christelijke moraal. Doch daarmee is niet alles gezegd. Dat men maat moet houden, geeft ieder Chris ten onmiddellijk toe en het is maar al te ,waax: er wordt onder Christenen geen maat gehouden. Op vergaderingen van Christenen kost het moeite het verbod van roo ken te handhaven. Wie zal het wagen in een Concertzaal of Schouwburg te roo- iken 1 Waarom dan o-p zulke vergaderingen wol? In de open lucht vergaderende, heeft niemand er last van. en moet elk zijn eigen geweten raadplegen, maar als een honderd man zitten te dampen in besloten ruimte, maken zij het menigeen zeer onaangenaam, zelfs schadelijk voor d? gezondheid. Daarbij komt, dat het verbod vaü rooken een zeer gunstige®. invloed heeft op den loop der discussies. Meermalen heb ik opgemerkt, dat bij een samenkomst, in ochtend- en immiddagvergadering verdeeld, waar des morgens allicht het rooken verboden was, juist in die morgenuren de zaken flink besproken werden, terwijl men des namid dags onder het genot cener sigaar in breed sprakigheid zich verliep. Dit moest alzoo niet geschieden. Doch er komt gewis verbetering, zoodra men er opmerkzaam op maakt. De gewoon te is een tweede natuur. Toen ik bijna 50 jai.en geleden predikant werd, rookte me nig collega gedurende de catechisatie men ;vond dat huiselijk en gezellig I Het behoor de er zoo bij, dat een predikant rookte .de gemeente zelfs vond het onaangenaam, als hij het niet deed. Dit is van liever lede veranderd, enals het drinken. Mijn grootvader, die honderd jaar geleden pre dikant was te Alkmaar, had nog met an dere onhebbelijkheden te kampen. Sommi ge predikanten durfden, in de namiddag uren huisbezoek doende, het glas madera niet weigeren, dat hun overal werd aan geboden, en liepen gevaar formeele dronk aards te worden. In mijn jeugd sprak bet vanzelf, dat de maderakaraf voor elke vluchtige visite geneed stond. Deze dingen zijn totaal weg. Zoo ook moet het onma tig rooken ernstig worden bestreden en do vrucht er van Zal niet uitblijven. Zoodra de algemeene opinie er zich tegen verklaart blijft het binnen de perken van liet ge- oorloof de. Met grof geschut op te treden is gemak kelijk genoeg, maar men bereikt er niet mee wat men hoopt. Om vliegen dood te tiaan, gebruikt men geen stoomhamer. Hoofdzaak is, wat de schrijfster zeer juist opmerkt: de Christelijke vrijheid te nandhaven, doch niet in dien zin, dat men doen mag wat onze lusten ons opleggen, maar dat men zich vrij behoort te gevoelen van elk juk der dienstbaarheid en zijn lust dus meester wordt, zoodat men dien kan intoomen of vrij laten gaan zonder gevaar. Dit nu geldt van het rooken niet alleen, maar van spijs en drank, van genot en weelde. Gemakkelijk is dit voorwaar niet. In Galaten V 22 wordt een lange lijst van Christelijke deugden gegeven als vruchten des Geefctes en aan het slot: „ma tigheid. Daaraan wordt dus groot© waar- do toegekend; het is geen toevoegsel, dat zoowat achteraan komt als van geringer beteekenis dan het voorafgaande, maar veeleer als de felinger van een uurwerk, die, regelmatig tikkende met gelijken slag, bewijst, dat die klok in orde is. Voor ieder rooker is, gelijk voor ieder, die alcoholische dranken gebruikt, de be handeling van deze onderwerpen minder welkom. Het hindert hem, doch ook slschts zoolang, als hij di© laatste vrucht des Geestes: matigheid, nog niet heeft geplukt aan den boom des Levenfe. H.^eft hij die verkregen, dan zal hij met belang stelling ook zijn aandacht daaraan wijden en met bedachte wijsheid en Christelijke liefde behandelen. Hiermede zijn wij er nog niet. Ook een der 'lezers van ons „Zondags blad" heeft zich neergezet tot echrijven over dit onderwerp. Ziehier ten slotte nog wat uit zijn pen is gevloeid: Mijnheer de Redacteur7 Met belangstelling, en, voor zoover het schrijven van den heer V., redacteur van „De Nederlander", betreft, niet onver mengd met vroolijkheid, heb ik de verschil lende artikelen over het rooken gevolgd. Dat ik mij inzonderheid over het geschrijf van den heer V. vroolijk maakte, vond zijn oorzaak in de ongerijmdheden, waar mede diens artikel zoo rijkelijk gelardeerd is. Ik vroeg mijzelven dan ook af: „Zou genoemde heer dat epistel geschreven heb ben als niefc-rooker of alsredac teur?" Het antwoord hierop was niet moeilijk. Iemand, veTtrou-wd met de pen, zooals vau een krantenman als de heer V. mag wor den verwacht, met overtuiging strijdende tegen oen door hem geacht maatschappe lijk kwaad, in de hoop zijn lezers voor zijn denkbeelden te winnen, zou zijn gedachten zeker niet vastleggen in een artikel zóó on beholpen, met zooveel tegenstrijdigheden, als dat van den heer V. Als nietroo- k c r heeft hij het dus niet geschreven. Als redacteur dan NatuurlijkHet was in den komkommertijd voor de Jour nalistiek, toen hij het schreef. Gebrek aan nieuws was epidemisch op de redactie- bureaux. Waarmee do courant gevuld? „Eureka!" roept de heer V. „Gauw een artikel geschreven, een beetje scherp, op niet te vaste schroeven, waarin de ban vloek geslingerd wordt tegen het een of ander ingeburgerd genotmiddel, maar waar in de onjuistheden zóó zijn aangedikt, dat ze iedereen in bet oog springen. Hoe meer polemiek, des to meer krantenvulsel!" Ge niaal, maar toch niet nieuw I Vóór twintig jaar kende ik reeds ©en hoofdredacteur, die om dezelfde reden on der een pseudoniem op barsch© wijze te gen zijn eigen artikelen te velde trok. Hij had succes; het regende ingezonden stuk ken voor den redacteur en voor den ano nymus, totdatde dubbelganger zich bekend maakte! Maar ter zake! De keuze van onderwerp pleit mede voor de handigheid des heeren V. Zou er, buiten do politiek, wel iets zijn, waarover de geleerden het ten allen tijde zoo grappig oneens zijn geweest als over het nut en de schadelijkheid van de ta bak? De heer V. kon dus verzekerd zijn van een ruimen oogst. Reeds bij het begin van haar bekend worden in ons land (in de laatste helft der 16de eeuw) gaf de tabak aanleiding tot twistgeschrijf tusschen voor- en tegenstan ders. Citaten van tegenstanders zooals do heer Van Lingen 'aanhaalt, kunnen dan ook gemakkelijk worden aangevuld met die van vooistanders. Gencesheeren, als Bever- vijck, Van Someren, Tulp, IJsbrand van Diemerbrock, "de kruidkundige Dodoneus on vele anderen waren voorstanders van de tabak, ja, schreven het rooken soms voor. Ook dichters als Starter en Cats hebben de tabak verheerlijkt. Hieruit blijkt, dat, waar de heer Van Lingen die zich een medestander van den beer V. toont zich op vroegere schrij vers bercept, ten einde aan zijn zwak be toog kracht bij te zetten, verzuimd heeft het „audiatur et altera pars" toe te pas sen. Trouwens, deze heer raakt evenmin als de heer V. het wezen der zaak aan. Hij begint met te zeggen: ,,Tal van jaren ge leden was ik een oker, die beiwaarlijk do pijp koud kon laten worden en vaak de eene sigaar aan de andere opstak. Mijn maag wend in tusschen steeds zwakker," enz. Hieruit concludeert hij nu de schadelijk- beid der tabak. Wat een logica l Waarde heer, niet ten gevolge van het rooken werd uw maag zwak, maar door overmatig rooken, en nu is het toch to mal om daarom de tabak geheel en al te veroordeelen. Overmaat is altijd schadelijk bij wat men ook gebruikt. Hoeveel zuigelingen zijn er reeds gestorven door het overmntig voeden met melk. Is daarom melk vergif? De heer Van Lingen rookte den ganschen dag; als wij nu dit voorbeeld eens volgden met bet drinken van water, het eten van brood of vruchten, wij zouden, dunkt mij veel gau wer de schadelijke gevolgen onzer over maat ondervindenergo zijn water, brood, vruchten veel groofcer gift dan tabak. De heer Van L. schrijft niet hoe lang hij roo ker was, maar het zal tod. zeker wel eenige jaren geweest zijn, en daarom dunkt mij, dat, als men langen tijd, een jaar, een halfjaar desnoods, zoo'n rmVbruik van tabak kan maken, als de heer Van L., alvorens hiervan nadeelige gevolgen te on dervinden, het matig gebruik dan toch wel "Zeer onschuldig moet rijn. Maar er is nog iets! Het gebruik van eenig genot- of voedingsmiddel werkt bij den eencn mensch heel anders dan bij den anderen. Ik (bijvoorbeeld) ben sedert jaren lijdende aan dyspepsie (nerveuze maag zwakte), kan daarom slecht tegen rooken en rook dan ook zeer weinig. Mijn buur man rookt veel en rijn pijp smaakt hem als een boterham. Moet ik nu zeggen „Goeie vriend, laat toch dat rookenHet is vergif. Ik spreek uit ondervinding." Ja maardat wordt dan een gek geval Zie je, je moet wetenhm. Ik lust graag zuurkool met speken en mijn buurman ook! Nu kan ik dat on danks mijn zwakke maag uitstekend ver dragen, mijn buurman echter niet; diens maag geeft het terug. Raad ik hem nu het rooken af, nadat „ik" dat niet kan, dan mag ik geen zuurkool met spek meer eten omdat „hij" dat niet kan. Neen, heusch, het schadelijke van de tabak rit niet in het gebruik, maar in het gevaar, dat men van gebruiker zoo licht m i sbruiker wordt. Dit gevaar bestaat echter niet alleen bij de tabak, maar bij alle genotmiddel en, inzondeiheid bij de kof fie en de thee. En waar ce heer Y. spreekt van achteruitgang van het ras, daar geloof ik, dat- dit in do eerst© plaats niet aan de tabak te wijten is, maar aan het verdrin gen der voedzame biersoorten door do ze- nuwverzwakkende koffie ©n thee. En wat zeggen onze hedendaagscbe ge- neefeheeren? .venschetsend is hetgeen ik zelf heb ondervondenToen ik eenige ja ren geleden van een langdurige, ernstige ziekte herstellende was, en in drie maan den geen sigaar gerookt en geroken bad, kwam iemand een sigaar rookende, mij be zoeken. Door de lucht bekoord, kreeg ik een razenden trek cm cok te rooken. Ik durfde evenwel niet. Toen echter eenige dagen later mijn dokter (toevallig een niet- rooker) mij kwam bezoeken, Haagde ik lïom mijn heimwee naar een sigaar. Hij lachte. „Je zou dus graag eens rooken i" „Dolgraag, dokter„Welnu, ga jc gang, maar ééntje, hoor! En een lichte!" „U vindt het dus niet verkeerd?" „Yerkee.J? Dat is iets anders. Ik zou het beter vin den, als alle menschen, zooak ik, het roe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 12