5o. 14277. LEIDSCH DAGBLAD, ZATZR3AC 8 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno ÏÜÖ6 PERSOVERZIGHT. FEUILLETON. óntrouw trouw. Onder het opschriftDe waarde an getuigenverkl a r ingen tomen in het Weekblad van het Recht" voor de volgende aantcekenin- jen, zeker ook voor vele niet juristen van ielang „Gaarne vragen wij nog eens de belang- telling van onze lezers voor de jongste Lflcvering van Stern's tijdschrift: „Bei- Irage zur Psychologie der Aussage," waar- n enkele belangrijke artikelen over de faarde van de verklaringen van getuigen lijn opgenomen. Zoo vinden wij daarin een itudie van Gunther, over ,,Ein Vorgang in der Wiedergabc naiver Zeugen und in ier Rekonstruktion duroh Juristen-'' De ichrijver heeft tijdens een voordracht, door iem gegeven bij een cursus voor arbeiders, een betrekkelijk eenvoudig voorval doen laats vinden, volgens ten daarvoor voor uit opgemaakt plan. en eenigo dagen later ier toehoorders en zes toehoorderessen, allen personen uit de volksklasse, als ge tuigen daarover gehoord. Hij had er voor iorg gedragen, dat zijn getuigen geloof den aan het werkelijk belang van hun ge tuigenis en elke gedachte aan een bloote proefneming bij hen uitgesloten was. Yan d de getuigen vroeg hij eerst een zelfstan dig verhaal van het gebeurde, terwijl hij hun daarna nog een reeks van vragen stel- 1de omtrent de bijzonderheden van het .voorval. De door hem ontvangen antwoor den analyseert hij uitvoerig cn bespreekt 'de uitkomsten van de genomen proef. Ver melding verdient, dat de betrouwbaarheid ier vrouwelijke getuigen bij deze proef is gebleken lager te staan dan die der man nen. Eigenaardig is hetgeen onze experi mentator met de proef verbonden heeft. Hij heeft de verschillende verklaringen en antwoorden gesteld in handen van drie ju risten, met verzoek, daaruit het gebeurde te rcconstruèeren. Eén van deze drie heeft de opdracht niet uitgevoerd, omdat hij, naast 'de verklaringen der getuigen, ook niet kreeg opgaven van do bij het gebeairde be trokken personen, do zoogenaamde Partei- bchauptungen, en omdat ci verklaringen niet uitsluitend liepen over die punten, welke de rechter bij zijn onderzoek van be lang zou hebben geacht. Do sohrijver be spreekt deze bezwaren en enkele andere, door de twee andere juristen geopperde be denkingen, analyseert voorts de door dezen uit de verklaringen opgemaakte schets van het gebeurde op dezelfde wijze al8 hij dit met de verklaringen zelf deed. Een en an der maakt dc studie van Güntber tot eeu interessante lectuur. Belangrijk is voorts in deze aflevering het artikel van dr. Alfred Gottsehalk, advocaat te Berlijn, die de tot dusver door Stern en ■anderen genomen proeven critisch bespreekt en waarschuwt tegen daaruit voor de prak tijk af te leiden gevolgtrekringen. Vooral komt hij cr tegen op, dat Stern uit de tofc dusver verkregen regultatcn reeds de conclu sie heeft getrokken, ö'at het getuigen bewijs minder vertrouwen verdient dan cr tot dus- ver in is gesteld. Hij acht een dergelijke conclusie voorbarig en bovendien gevaar lijk, omdat daardoor het vertrouwen in de rechtspleging, die immers voor een groot deel op het getuigenbewijs zal moeten steu nen, opnieuw gesohokt wordt Dc schrijver bespreekt vorder het verband tussohon psy chologie en rechtswetenschap en komt daar bij tot dp. conclusie, dat psychologische studie voor den rechtsgeleerde noodig is; hij moet zich met de methoden van onder zoek en met de uitkomsten van de psycholo- gio vertrouwd makeneen toepassing van dc psychologische onderzoekingsmethode op het strafproces moet echter, op grond van den tegenwoordigen stand der psychologie, worden afgewezen. Uit de grondstelling van Stern zou moeten volgen, dat op grond van de als regel weinig betrouwbare getuigen verklaringen dikwijls onjuiste uitspraken worden gewezen. De schr. ontkent echter, dat dit zoo is; een minder juiste verklaring van den een wordt veelal door die van den ander gecorrigeerd. Ook de positieve voor stellen, door Stern gedaan, vinden bij den schrijver weinig instemming. Hij wijst er 5) En ook den ouden man ontnam hij het geweer en. do met vet besmeerde poets lappen, den borstel en het oliefleschje, fcn hij begon het wer*. van den bosclv iWachter te verlichten, en kweet zich daar van zoo goed en zoo vlug, dat hij hem bewonderend aankeek en uitriep, dat het hem toescheen .is had hij het geheel zijn leven gedaan. Om kort te gaan, hij maak te een deel uit vau 't huisgezin, zooals men Van een bloedverwant niet zou kunnen verlangen; en niet alleen, dat het een gewoonte werd hem in dat gezin te Wachten en met vreugde te begroeten, uiaar het was zelfs zoo ver gekomen, dat bij het minste zaakje, hetwelk ecnige inspanning vereisci.-e, men gedachteloos tegen, elkaar zeide „Och, laat het maar, van avond komt Atanasio toch, die zal het wel doen." IV. Dio tijden waren de beste van 's werk plans leven. Onder den invloed van zulk pen zuivere en edelo liefde gevoelde hij zijn booze gedachte, zijn wrok, als prole tariër, c.cn-.ls de ',-evel -oor de z.x>n, al lengs verdwijnen. Het kwam hem voor, dat^ hij niet meer gedoemd was anderen t« benijden; hij.vond niet meer, dat dezi slechte wereld zoo slecht was ingericht; at iemand, paefc gees, sardschg rijkdova- daarbij óp, en o.i. volkomen terecht, dat de proeven, welke met de beschrijving van platen genomen zijn, voor de praktijk weinig beteekenen. Meer waarde hebben do proeven, die betrekking hebben op ge beurtenissen en voorvallen, analoog aan die, welke in het werkelijke leven plaats vinden. De schrijver betwijfelt echter, of de rot dusver verrichte experimenten reeds voldoende recht geven tot de door Stern dpgësteldo beginselen. Zijn denkbeeld, om bij de verder te nemen proeven psy chologen en juristen te doen samenwer ken, ten einde zooveel mogelijk te letten op de belangen van de praktijk, verdient zeker toejuiching. In een kort naschrift bespreekt Stern enkele der gemaakte bedenkingen. Hij verdedigt zich tegen het verwijt, dat hij met zijn eerete stelling het vertrouwen in de rechtspleging zou hebben aangetast. Te recht wijst hij er op, Hat hij niet in dag bladen en voor het volk geschreven heeft, doch' in vakbladen, voor psychologen en juristen. Het kan zijn dat men om poli tieke doeleinden van zijn wetenschappelij- ken arbeicl misbruik heeft gemaakt, doch moest men, om dergelijke gevolgen te voor komen, ook do openbaarmaking van zijn meen ingen voor het forum der deskundi gen vermijden, elke vooruitgang in weten schap en beschaving ware dan onmogelijk. Ook Stem verklaart op de medewerking der juristen hoogten tprija te stellen, die tot dusver wel wat te wenschen liet. Gaan deweg begint echter hun belangstelling te ontwaken." De brand ider Groningscho universiteit heeft, zegt „Het Va- der I and'1, twee ernstige vraagstukken tot ontvlamming gebracht. - Er zijn twee feiten vast te stellen. Zon der aanspraak op ook maar de geringste vergoeding heeft het Rijk do brandschade van ongeveer een millioen te dragen, do som n.l., waarop het verlies van het Uni versiteitsgebouw en de kostelijke verzame ling natuurlijke historie door deskundigen wordt geschat. En dan dit andere feit: naar schier aller getuigenis had de felle brand tot een brandje beperkt, zoo niet bijna geheel voorkomen kunnen worden, in dien de gemeente Groningen niet een vol strekt onvoldoende brandweer aan het werk had moeten zetten. Deze beide bedenkelijke feiten plaatsen rechtstreeks voor deze twee vragen: lo. Moet het' mogelijk blijven, dat het Rijk geweldige kapitalen in vuur ziet vernieti gen? 2o. Mag het voortduren, dat gemeen ten eer cn welvaart met de vestiging van kostbare Rijksinstellingen genieten zonder beschreven verantwoordelijkheid voor een veilige bewaring? Eerst het verzekeringsvraagstuk. Zeker is, dat verzekering van alle Rijksgebouwen en Rijksverzamelingen een premie zou cischen onevenredig hoog aan do betrekkelijk ge ringe kansen van een vernietigenden brand. Maar niet mag deze waarschijnlijkheid lei den tot een volkomen zorgeloosheid. Het Rijk heeft aan universitaire leermiddelen (waaronder kostbare verzamelingen) en museum-bezit do verantwoordelijkheid voor schatten te dragen cn deze eiseht zonder twijfel brandverzekering van enkele koste lijke bezittingen, die aan brandgevaar het ondorbevigst zijn. Zal niet steeds het ver nietigde herkregen kunnen worden, wèl de geldswaarde, die het vertegenwoordigt, die het geëiseht heeft. Sommige gemeenten hebben dat beter be grepen dan, tot nu, het Rijk. Het kosten-heawaar is aan te voeren, maar nimmer zal dit bij oordeelkundige verzekering kunnen verdringen, dat groo- tere bezwaar: volstrekte zorgeloosheid ten opzichte van een niet te onderschatten brandgevaar. Maar de financieele boden- kingj die zeer zeker in acht te nemen is, zou t-och goeddeels te ondervangen zijn. Een Rijksinstelling bezorgt der gemeente, waar zij gevestigd is, bijna zonder uitzon dering groot voordeel. Immers, is er spra ke vau verplaatsing, dan gaan er dadelijk weeklachten uit de betrokken gemeente op. Is dus vast t© stellen, dat do gemeente baat heeft bij de vestiging van Rijksge- men gezegend, het er niet zou kunneo uithouden. Des avonds, wanneer hij op het plekje voor de deur van de klouie woning plaats acl genomen, zag hij Let lieftallige meisje naar links en rechts zich bowegen, haalde hij zich een overgelukkig leven voor den geest, dat eigenlijk maar een steenworp van hem verwijderd scheen, met een gezellin cn met kinderen. Het was dan, dat hij zich een begrip kon vor men van eigendom en van gezin; bij droomde over bezuiniging en spaarzaam heid en verzoende zich in den geest met het kapitaal. Hij had de herberg laten varen; vestigde meer de aandacht op zijn zaken, cp zijn kleedercn, op zijn gedrag, op zijn woorden; hij was minzamer en gedienstiger, opgeruimder en vriendelijker met allen; hij kon zeggen een ander mensch te zijn geworden. Aan Lueietta evenwel, ook niet aan haar ouders, had hij in de verste verte van rijn plannen een woord gerept. Welbe spraaktheid behoorde niet tot zijn gaven. Maar toch twijfelde» hij er geenszins aan, dat zijn zaak niet geheel volgens zijn wen schen zou uitkomen. Hij bezat zooveel bewustzijn van eigen waarde, dat hij zich zelf Lueietta niet onwaardig achtte; de toestanden van beide zijden waren aan elkaar gelijk; hij begreep, dat men hem gaarne zag en hij zelfs hoogst wolkom was aan haar veder en aan haar moeder; hij ontwaardde zelfs niet de schaduw van een mededinger in de omgeving van het meisje; hij vermocht zonder bovenmatige zinsbegoocheling, op aanduiding van de tecócrste genegenheid, de hartelijkheid van do ontvangst cn den glimlach van broe derlijke vriendschap verwisselen welka,Lu- bouwen, dan belet niets, haar naar even redigheid in de noodzakelijk te maken ver zekeringskosten te doen deelen. Zoo komen wij vanzelf tot die andere vraag: In hoever behoort de gemeente ver antwoordelijk te zijn voor het veilig be houd van aan haar toevertrouwde, bate brengende Rijksinstellingen Ons dunkt, hier is geen plaats voor mee ningsverschil. Het feit reeds, dat het wel varen der gemeente bij de vestiging betrok ken is, moet het besef geven van mede- aansprakelijkheid; maar deze wordt niet minder gevoeld bij het overdenken van do natuurlijke plichten, die dc gemeente als Rijksorgaan te betrachten heeft; verzaking van o'eze plichten kan alleen verontschul diging vinden in do omstandigheid, dat zij nog niet duidelijk zijn beschreven. Het ge- va!-Grollingen heeft op treurige wiizo do overtuiging gesterkt, dat uitdrukkelijke op legging van deze mede-verantwoordelijkheid der gemeente een ernstig gemis van wetge ving is. Wat natuurlijker toch, dan dat een gemeente, die in de vestiging eener Rijksinstelling een mooi deel van haar bloei vindt, ook de zorgen draagt voor een degelijke uitrusting tegen toch steeds aan wezig brandgevaar. In deze eerste, natuur lijke zorg schoot Groningen ernstig tekort, terwijl uitdrukkelijke opdracht van die zorg dit falen zeker had voorkomen. Beide onderwerpenbrandverzekering van sommige Rijksgebouwen en gemeentelijko verantwoordelijkheid voor hun veilig behoud, zij zijn moeilijk te regelen, maar moeilijk heid zal niet mogen terughouden van een noodzakelijke en urgente vaststelling van do verhouding tussdhen Rijk en gemeente verzekering inbegrepen.betrekkelijk de zorg voor, het behoud van kostbaar en brandbaar Rijksedgendom. Het „Algemeen Nederlandsch Exportblad" bevat een tweede arti kel over onz© Hollandsche jonge lui in don vreemde [van het eerste artikel komt een uittreksel voor ia Ons Overzicht in het ,,L. D." van 1 Septem ber,] besprekende de voorfuitzïch- - e n van die jongelui in betrekkin- go n in Ned. O o s t-I n d i „De oude redeneering, dat degene, die hier in Holland onbekwaam is, in Indië wel terecht zal koimen, is sedert lang be wezen niet moer steekhoudend tc zijn, dus moeten ,wij beginnen met te veronderstel len, dat hij, dio naar Indië vertrekt ora daar carrièro te maken, iemand is, dio naast een gezond lichaam en voldoende kennis, becchikt over een groote wils kracht, zich niet ter neer laat slaan door tegenwerking en van het vaste voornemen bezield is „om er te Lemen." Er staan dan twee wegen openlo. men treedt in Staatsdienst, waarbij wij in ho 'dzaak op het oog hebben do twee groo te groepen, ni. de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur cn dc militairen, of 2o. men gaat in het particuliere cn komt bij onze koloniale handelslichamen, cultuur-maatschappijen, crediet-instellin- gen, spoorweg- en tram-.wegmaatschappij- en, petroleum- en mijnbouw-onderncimn- gen. Na de schoono roeping van den ambte naar bij het B. B. hebben toegelicht en op de hoogo eischcn te hebben gewezen, die zoowel in het ambtelijke als in het mi litaire aan jongelui in de Tropen gesteld worden, zegt do schrijver: „Dit alles echter zijn moeilijkheden, dio do een meer, do ander minder gemakke lijk draagt, doch op één bezwaar, dat al len treft, meenen wij te moeten wijzen, nl. de Staat dwingt zijn ambtenaren, on- vorschillig hoe inspannend hun werk is, minstens tien jaren in de Tropen door te brengen, alvorens in Europa nieuwe energie te kunnen gaan verzamelen. Hoe hierin verandering te brengen is, zullen wij aan meer bevoegden overlaten, doch wel meenen wij cr op te moeten wijzen, hoe me nig waardevolle werkkracht op deze .wijze reeds voor ons Gouvernement verloren ging- Ten slotte staat de schrijver meer in bet bijzonder stil bij de groote cultuur, welke cietta voor hem had. Aldus alles wel be schouwd, was hij besloten bij de eerste gelegenheid de beste, welke zich aanbood, bijwijze van sprekeneen schotje te wa gen en eens duidelijk voor den dag te komen. Deze uitnemende gelegenheid echter liet zich lang wachten of de gelegenheid scheen hem steeds niet geschikt genoeg toe; en wio intusschen kwamdat was1 iP'ietro, die, na rijn studiën in de stad te hebben voltooid, naar de ouderlijke wo ning tcrugLeerde om de leiding van de zaak op zich te nemen. Bij dezen terugkeer echter ondervond Atanasio zonderlinge cn tegenstrijdige ge waarwordingen. Zijn afwezigheid had liem toch doen erkennen, dat hij hem als vriend zijner kindsheid in werkelijkheid beminde, hem, die toch immers zoo goed en vriend schappelijk voor hem geweest was, zoo- dat, van zijn wederkeeren op de hoogte gesteld, de jonge werkman met ware vreugde vervuld was. De jeugdige principal was terugge keerd, t:hooner dan hij was heengegaan, door zijn verblijf in de stad meer beval lig van manieren geworden en met mee** smaak gekleed. Hij had in het kort al die voordeelen zich eigen gemaakt, waartoe de rijkdom en het veelvuldig verkeer in deftige kringen hem in staat stelden. Toon werd Atanasio door een sdort van voor gevoel aangegrepen: dat èn die terug komst èn die aangename jongeling hem noodlottig zouden zijn. Het eerste nadeel toch, dat hem daar door berokkend werd, was, dat hij er van moest afzien Lueietta zdo dikwijls en gedurende zoo lange u^en te mogen een technische opleiding volstrekt noodig maakt, nl. de suikercultuur. „Het ideaal, dat eiken employé voor oogen staat, is eenmaal zelf bdministro- teur te worden, om naast do sociale stel ling, die deze positie in Indië geeft, mede yan de niet onbelangrijke tantièmes te kunnen profiteeren. Doch vóór men het tot deze hoogte brengt, is menig moeilijk jaar te doorworstelen, en om het ooit zoo ver te kunnen brengen, moet men naast een uitgebreide kennis van machinerieën, ook van de scheikunde, meer speciaal van de suiker techniek goed op do hoogte zijn. Hierdoor toch is men in staat in do sui kerfabriek eerst als machinist, daarna als chemiker, en vervolgens als fabricage-chef op te treden; heeft men he- eenmaal zoo ver gebracht, dan begint men weer van voren af aan en wel ais tuin-cmployé bij het tweede belangrijke onderdeel van het be drijf, nl. het planten en «kweeken van het riet tot aan den tijd, dat het gesneden kan worden, om naar de fabriek te worden vervoerd. Hierbij nu is het wel een voor deel, indien men eenige plantkundige ken nis bezit, doch absoluut noodig is het niet. Hoofdfactoren zijn oen goede <aalkennis, handigheid om met do bevolking om to kunnen gaan; alle kundigheden, die men door dc praktijk leert. Na van 79 jaar Op deze wijzo werkzaam te zijn geweest en daarbij alle onderdeelen van deze in onze koloniën geheel .wetenschappelijk ge dreven cultuur te hebben doorgemaakt, kan men voor administrateur in aanmer king komen, doch, zooals gezegd, slechts zij, die zich gedurende al die jaren heboen weten to onderscheiden, bereiken deze hoogste sport; als voorstudie zouden wij durven aanbevelen: machinistenschool suikerscliool en een paar suikorcampagnes in Europa. Ook de Hoogcre Landbouw school te Wftgcningen is een goede voor studie, doch heeft het nadoel to weing ge legenheid te geven tot het verkrijgen van practischo machinekennis; dit laatsto vormt het conig© bezwaar, dat wij tegen deze inrichting met haar uitstekend on derwijs hebben. Voor al de andere hoofd cultures, bijv. thee, kina cn tabak, vormt zij personen, die uitermate geschikt zijn; doch ook voor do leiders van thee-onderno- mers is eenigo kennis van machinerieën ge- .wenscht. Do eenigo andere cultuur, die nog veel Europeesch /personeel noodig heeft, is de koffiecultuur, doch zouden wij nie mand durven aanraden in doze, o.i. ten doode opgeschreven cultuur zich een werk kring to kiezen. Hiermede meenen wij in korte trekken aangegeven to hebben do goede kansen, welke Ned.-Indië biedt voor bon, die, zon der over kapitaal te kunnen beschikken, slechts dc noodige kennis bezitten; doch, zooals wij vroeger reeds zeiden, liet is gc- .wenscht-, dat zij reeds vroegtijdig de rich ting kiezen, waarin zij willen doorgaan, om op succes tc durven hopen." „De Rotterdammer" zegt: Do Christenen zenden predikanten en zendelingen naar Indië om onder heidenen en Mohammedanen het Evangelie to predi ken. Zoo moet het koninkrijk Gods worden uitgebreid. Maar intutschen maken heidendom cn Mohammedanisme propaganda in het Christelijke Europa. In Nederland is zelfs een domi nee, die, puur heidcnsch, het Boed dhisme verheerlijkt boven het Christen dom. En nu te Lond:n zal straks verrijzon een nieuwe Engelsche Mohammedaansche moskee. „De Nieuwe Courant schreef „Londen krijgt een moskee. Do plannen zijn reeds geheel g.reed, doch de plaats, waar het Mohammedaansche bedehuis zal verrijzen, is nog niet definitief vastgesteld. Vermoedelijk komt do moskee ergens in B ay s w ater- r o ad Het onderwern is van den architect Chambers; het is1 geheel in Oostersohen stijl gehouden. Het gebouw zal worden op getrokken in rmitatie-Carraii_ch marmer, afgewisseld met groene steen; het geheel krijgt een reusachtigen koepeldam, welke vermoedelijk verguld zal wezen en welke natuurlijk bekroond zal worden met ster en halve maan. Naast het gebouw zal een minaret verrijzen, wclko nog iets hoogcr wordt dan do Dom. Tegenwoordig zijn in Londen metterwoon gevestigd co, 2000 Mohammedanen; meestca hunner zijn buitenlandei's: en zij schijnen zich bij voorkeur te vestigen in het westen der reuzenstad. In Richmond heeft men een bepaaldo Mohammedaansche kolo nie. Londen heeft het tot dusver gedaan zonder moskee, ofschoon het naburige Wo king wèl een Mohammedanen-tempel rijk is. Het nieuwe gebouw zal naar schatting 12 ton Nederlandsch kosten. Het feit stemt tot naden kern" f D© Christolijko strijd voor het behoud van do aloude, Christelijke gTondsl\gcn vau ons volksleven u waarlijk niet denkbeel dig. En alle Christenen, anti-revolutionairoi, christelijk-historisehen en roomschcn, mo gen, ziende op wat er om hen geschiedt, wel stee»ds ton ernstigste overwegen, dat nauwe aaneensluiting van alle Schriftgc- loovigen, ondanks kleinere verschilpunten, plicht is. In de rubriek „Uit hot Dagboek van een Amsterdammer" in „Do Telegraaf" lezen wij Dio ellendige Britten, nietwaar, die C h i- neetclio koelies in do Rondmijnen lateQ werken. Een schandaal, meneer, jo roinsts tlavernij, meneer. Juist, meneer. Maar heeft u het B an ka- rapport van den heer De Jongh gelezen? Heel interessante lectuur. Ook de Indi sche rogoering laat Ohinoesoh© koe lies in de mijnon werken, on hoe ze die kea-els behandelt? Luister naar het officicelo rapport: „Een nieuweling op Banka heeft 360 dar gen van het jaar te werken, tegen een loon van schrik niet 6.66^ gulden voor 28 dagen arbeids. Oudere werklieden krijgen 10 guldon per mnno-J. Wel is waar werkt zulk een nieuweling na 3 maanden met een ouder werkman ge lijk op, cn derhalve zou do billijkheid ge bieden, dat liij dus ook gelijk loon kreeg, maar daarvan it' tot dusver niets geko men." Zes gulden zes en zestig en een halvo cent per maand Dat is 't* mans loon, maar aangezien het niet dan billijk is, dat de Chinees, die in staat wordt gesteld in c-ui paradijs als Banka te werken, een deel van do wervingskosten betaalt, krijgt hij dio 6.. 661 gulden niet in handen. Koelies voor Zuid-Afrika betalen niets terug, do koelio van het Ncd.-Indisohe Gouvernement moet in den loop van een jaar yan 12 maal 6.66^ gulden oventjes 35 gulden torna!k'/ta lon I Do man krijgt dut zoowat 3 gulf! ;i per maand in bondon, „ternauwernood toerei kond", zegt hot rapport, „om zich van do noodige kleedercn cn eenigo versnaperingen te voorzien." Dan moet-ie het maar zonder de noodïgo kleeren on eenigo versnaperingen doec l Volkomen juist, maar de mensch is zwak, en zoo zijn er Chineezen, die, niet oestanrl togen de verderf lijk© inblazingen van den duivel der weelde, geld gaan leenen bij mijn-opzichters en andere Regeerings be ambten, welk geld hun op do meest welwil lende wijze verstrekt wordt tegen een niet te hoogo rente van gemiddeld 50 pCt. Do Regeering vond 50 pCt. wel wat gek, en schreef voor, dat niet meer dan 20 pCt. mocht gevraagu werden. Dat hielp, zooals meer circulaires helpen. Hot bleek den rap porteur, dat te Toboali bijv. nog steeds 50 pCt. werd gevraagd. Vergeten mag echter niet worden, dat do Banka^koelie logies en maaltijden vrij heeft. Rijst h, discrótion en een half pond visch. „De kwaliteit der rijst", zoo zegt hot rapport, „liet veel to wenschen over. Inzon derheid wat' dit lïe't geval met rijst van Gouvernements-verstrekkingcn, waarvan do voorraden waren aangebracht vóór of omstreeks medio 1905. „De Gouvernements-rijst wat' voor ee^ groot gedeelte door bocbook aangetast bezoeken. De heer Pietro was gekomen mot een menigte regelingen in het werk en met grootsche plannen om een nieu wen loop aan de zaak te geven. Van de werklieden werd het loon verhoogd, miar de vrije tijd verminderd, terwijl dien van Atanasio, aan wien Pietro alle verdiende eer bewees door hem to benoemen tot meesterknecht, d> grootste vermindering van allen onderging. Hierdoor gingen alzoo verscheidene da gen voorbij, zonder dat do werkman zich naar de kleine witte woning kon begeven, iets.^wat niet weinig zijn ontstemming ver hoogde. Door ©-enwel mot vlijt to arbei den, gelukte het hém aan zijn werkuren en aan rijn etenstijd eenige ooganbïik- ken te ontncmenr om even naar den heu vel op te wippen, doch deze waren van zoo korten duur, dat zij gelijk waren aan een teugje water voor dengeen, die van dorst omkomt. Kwam Lueietta nog ten huize van haar heer en mevrouw en gebeurde zulks her haalde malen? Atanasio wist dit niet; hij stelde cr wel belang in dit to weten, doch om cr onderzoek naar te doen, daar voor gevoelde hij zich te verlegen. Hefc meisje bij haar komst te bespieden, hier toe bestond geen gelegenheid meer, en nog veel minder haar onmiddellijk achterna to gaan, door onder een voorwendsel naar den patroon te zoeken. Pietre's vader had geheel en al 'opgehouden zich met dc zaken te bemoeien; de leiding rustte thans op rijn zoon, die steeds op zijn post was en zich nooit een pas verwijderde cn niet to-estond, dat iemand een oogenblik talmde, cn even goed en edelmoedig je gens de vlijtige werklieden zich betoonde, als hij streng cn onverzoenlijk was je gens do nalatige. Atanasio geraakte hierover in hevige woede. Dit werd echter nog heviger, toen het hem toescheen bij dc kleine tochtjes, die hij bij tussoiienpoozea naar do woning van Taddo nog kon ondernemen, alsof in Lucietta's houding een nogal merkbare verandering viel waar te nemen. Zij lach te bijna niet meer; do jongeling vernam niet meer, terwijl hij tussehen do boomen van het bosch aankwam, haar vroolijk ge zang, hetwelk hem do nabijheid van do woning aankondigde; zij sprak weinig, «j luisterde afgetrokken, gaf Atanasio op koe ler wijze do hand dan vroeger, vond her haaldelijk voorwendsels om zich in haar kamertje terug to trkken cn lie, zich mee meer zien. „Gaat het goed met u?" vroeg de werk man haar op zekeren dag, ,,'t Gaat best," gaf zij ten antwoord; „waarom dc.', g© mij di> vraag?" Atanasio sprak over do verandering, welke hij bij haar had waargenomen; ccn blos o ertoo Lucietta's gelaat, geen woord kwam over haar lippen en zij verwijderde zich. Onze werkman dacht cr een dag ca een nacht en nog een dag met grooten ernst over na, zoodat hij den avond daarop, na zich een vrij uur veroverd te hebben op weg ging naar Taddco's woning, doch dit- maar met een vast besluit.. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5