5o. 14277. LEIDSCH DAGBLAD, ZATZR3AC 8 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno ÏÜÖ6
PERSOVERZIGHT.
FEUILLETON.
óntrouw trouw.
Onder het opschriftDe waarde
an getuigenverkl a r ingen
tomen in het Weekblad van het
Recht" voor de volgende aantcekenin-
jen, zeker ook voor vele niet juristen van
ielang
„Gaarne vragen wij nog eens de belang-
telling van onze lezers voor de jongste
Lflcvering van Stern's tijdschrift: „Bei-
Irage zur Psychologie der Aussage," waar-
n enkele belangrijke artikelen over de
faarde van de verklaringen van getuigen
lijn opgenomen. Zoo vinden wij daarin een
itudie van Gunther, over ,,Ein Vorgang
in der Wiedergabc naiver Zeugen und in
ier Rekonstruktion duroh Juristen-'' De
ichrijver heeft tijdens een voordracht, door
iem gegeven bij een cursus voor arbeiders,
een betrekkelijk eenvoudig voorval doen
laats vinden, volgens ten daarvoor voor
uit opgemaakt plan. en eenigo dagen later
ier toehoorders en zes toehoorderessen,
allen personen uit de volksklasse, als ge
tuigen daarover gehoord. Hij had er voor
iorg gedragen, dat zijn getuigen geloof
den aan het werkelijk belang van hun ge
tuigenis en elke gedachte aan een bloote
proefneming bij hen uitgesloten was. Yan
d de getuigen vroeg hij eerst een zelfstan
dig verhaal van het gebeurde, terwijl hij
hun daarna nog een reeks van vragen stel-
1de omtrent de bijzonderheden van het
.voorval. De door hem ontvangen antwoor
den analyseert hij uitvoerig cn bespreekt
'de uitkomsten van de genomen proef. Ver
melding verdient, dat de betrouwbaarheid
ier vrouwelijke getuigen bij deze proef is
gebleken lager te staan dan die der man
nen. Eigenaardig is hetgeen onze experi
mentator met de proef verbonden heeft.
Hij heeft de verschillende verklaringen en
antwoorden gesteld in handen van drie ju
risten, met verzoek, daaruit het gebeurde te
rcconstruèeren. Eén van deze drie heeft de
opdracht niet uitgevoerd, omdat hij, naast
'de verklaringen der getuigen, ook niet
kreeg opgaven van do bij het gebeairde be
trokken personen, do zoogenaamde Partei-
bchauptungen, en omdat ci verklaringen
niet uitsluitend liepen over die punten,
welke de rechter bij zijn onderzoek van be
lang zou hebben geacht. Do sohrijver be
spreekt deze bezwaren en enkele andere,
door de twee andere juristen geopperde be
denkingen, analyseert voorts de door dezen
uit de verklaringen opgemaakte schets van
het gebeurde op dezelfde wijze al8 hij dit
met de verklaringen zelf deed. Een en an
der maakt dc studie van Güntber tot eeu
interessante lectuur.
Belangrijk is voorts in deze aflevering het
artikel van dr. Alfred Gottsehalk, advocaat
te Berlijn, die de tot dusver door Stern en
■anderen genomen proeven critisch bespreekt
en waarschuwt tegen daaruit voor de prak
tijk af te leiden gevolgtrekringen. Vooral
komt hij cr tegen op, dat Stern uit de tofc
dusver verkregen regultatcn reeds de conclu
sie heeft getrokken, ö'at het getuigen bewijs
minder vertrouwen verdient dan cr tot dus-
ver in is gesteld. Hij acht een dergelijke
conclusie voorbarig en bovendien gevaar
lijk, omdat daardoor het vertrouwen in de
rechtspleging, die immers voor een groot
deel op het getuigenbewijs zal moeten steu
nen, opnieuw gesohokt wordt Dc schrijver
bespreekt vorder het verband tussohon psy
chologie en rechtswetenschap en komt daar
bij tot dp. conclusie, dat psychologische
studie voor den rechtsgeleerde noodig is;
hij moet zich met de methoden van onder
zoek en met de uitkomsten van de psycholo-
gio vertrouwd makeneen toepassing van
dc psychologische onderzoekingsmethode op
het strafproces moet echter, op grond van
den tegenwoordigen stand der psychologie,
worden afgewezen. Uit de grondstelling van
Stern zou moeten volgen, dat op grond van
de als regel weinig betrouwbare getuigen
verklaringen dikwijls onjuiste uitspraken
worden gewezen. De schr. ontkent echter,
dat dit zoo is; een minder juiste verklaring
van den een wordt veelal door die van den
ander gecorrigeerd. Ook de positieve voor
stellen, door Stern gedaan, vinden bij den
schrijver weinig instemming. Hij wijst er
5)
En ook den ouden man ontnam hij het
geweer en. do met vet besmeerde poets
lappen, den borstel en het oliefleschje,
fcn hij begon het wer*. van den bosclv
iWachter te verlichten, en kweet zich daar
van zoo goed en zoo vlug, dat hij hem
bewonderend aankeek en uitriep, dat het
hem toescheen .is had hij het geheel zijn
leven gedaan. Om kort te gaan, hij maak
te een deel uit vau 't huisgezin, zooals men
Van een bloedverwant niet zou kunnen
verlangen; en niet alleen, dat het een
gewoonte werd hem in dat gezin te
Wachten en met vreugde te begroeten,
uiaar het was zelfs zoo ver gekomen, dat
bij het minste zaakje, hetwelk ecnige
inspanning vereisci.-e, men gedachteloos
tegen, elkaar zeide
„Och, laat het maar, van avond komt
Atanasio toch, die zal het wel doen."
IV.
Dio tijden waren de beste van 's werk
plans leven. Onder den invloed van zulk
pen zuivere en edelo liefde gevoelde hij
zijn booze gedachte, zijn wrok, als prole
tariër, c.cn-.ls de ',-evel -oor de z.x>n, al
lengs verdwijnen. Het kwam hem voor,
dat^ hij niet meer gedoemd was anderen
t« benijden; hij.vond niet meer, dat dezi
slechte wereld zoo slecht was ingericht;
at iemand, paefc gees, sardschg rijkdova-
daarbij óp, en o.i. volkomen terecht, dat
de proeven, welke met de beschrijving van
platen genomen zijn, voor de praktijk
weinig beteekenen. Meer waarde hebben
do proeven, die betrekking hebben op ge
beurtenissen en voorvallen, analoog aan
die, welke in het werkelijke leven plaats
vinden. De schrijver betwijfelt echter, of
de rot dusver verrichte experimenten reeds
voldoende recht geven tot de door Stern
dpgësteldo beginselen. Zijn denkbeeld,
om bij de verder te nemen proeven psy
chologen en juristen te doen samenwer
ken, ten einde zooveel mogelijk te letten
op de belangen van de praktijk, verdient
zeker toejuiching.
In een kort naschrift bespreekt Stern
enkele der gemaakte bedenkingen. Hij
verdedigt zich tegen het verwijt, dat hij
met zijn eerete stelling het vertrouwen in
de rechtspleging zou hebben aangetast. Te
recht wijst hij er op, Hat hij niet in dag
bladen en voor het volk geschreven heeft,
doch' in vakbladen, voor psychologen en
juristen. Het kan zijn dat men om poli
tieke doeleinden van zijn wetenschappelij-
ken arbeicl misbruik heeft gemaakt, doch
moest men, om dergelijke gevolgen te voor
komen, ook do openbaarmaking van zijn
meen ingen voor het forum der deskundi
gen vermijden, elke vooruitgang in weten
schap en beschaving ware dan onmogelijk.
Ook Stem verklaart op de medewerking
der juristen hoogten tprija te stellen, die
tot dusver wel wat te wenschen liet. Gaan
deweg begint echter hun belangstelling te
ontwaken."
De brand ider Groningscho
universiteit heeft, zegt „Het Va-
der I and'1, twee ernstige vraagstukken
tot ontvlamming gebracht. -
Er zijn twee feiten vast te stellen. Zon
der aanspraak op ook maar de geringste
vergoeding heeft het Rijk do brandschade
van ongeveer een millioen te dragen, do
som n.l., waarop het verlies van het Uni
versiteitsgebouw en de kostelijke verzame
ling natuurlijke historie door deskundigen
wordt geschat. En dan dit andere feit:
naar schier aller getuigenis had de felle
brand tot een brandje beperkt, zoo niet
bijna geheel voorkomen kunnen worden, in
dien de gemeente Groningen niet een vol
strekt onvoldoende brandweer aan het werk
had moeten zetten.
Deze beide bedenkelijke feiten plaatsen
rechtstreeks voor deze twee vragen: lo.
Moet het' mogelijk blijven, dat het Rijk
geweldige kapitalen in vuur ziet vernieti
gen? 2o. Mag het voortduren, dat gemeen
ten eer cn welvaart met de vestiging van
kostbare Rijksinstellingen genieten zonder
beschreven verantwoordelijkheid voor een
veilige bewaring?
Eerst het verzekeringsvraagstuk. Zeker is,
dat verzekering van alle Rijksgebouwen en
Rijksverzamelingen een premie zou cischen
onevenredig hoog aan do betrekkelijk ge
ringe kansen van een vernietigenden brand.
Maar niet mag deze waarschijnlijkheid lei
den tot een volkomen zorgeloosheid. Het
Rijk heeft aan universitaire leermiddelen
(waaronder kostbare verzamelingen) en
museum-bezit do verantwoordelijkheid voor
schatten te dragen cn deze eiseht zonder
twijfel brandverzekering van enkele koste
lijke bezittingen, die aan brandgevaar het
ondorbevigst zijn. Zal niet steeds het ver
nietigde herkregen kunnen worden, wèl de
geldswaarde, die het vertegenwoordigt, die
het geëiseht heeft.
Sommige gemeenten hebben dat beter be
grepen dan, tot nu, het Rijk.
Het kosten-heawaar is aan te voeren,
maar nimmer zal dit bij oordeelkundige
verzekering kunnen verdringen, dat groo-
tere bezwaar: volstrekte zorgeloosheid ten
opzichte van een niet te onderschatten
brandgevaar. Maar de financieele boden-
kingj die zeer zeker in acht te nemen is,
zou t-och goeddeels te ondervangen zijn.
Een Rijksinstelling bezorgt der gemeente,
waar zij gevestigd is, bijna zonder uitzon
dering groot voordeel. Immers, is er spra
ke vau verplaatsing, dan gaan er dadelijk
weeklachten uit de betrokken gemeente op.
Is dus vast t© stellen, dat do gemeente
baat heeft bij de vestiging van Rijksge-
men gezegend, het er niet zou kunneo
uithouden. Des avonds, wanneer hij op
het plekje voor de deur van de klouie
woning plaats acl genomen, zag hij Let
lieftallige meisje naar links en rechts zich
bowegen, haalde hij zich een overgelukkig
leven voor den geest, dat eigenlijk maar
een steenworp van hem verwijderd scheen,
met een gezellin cn met kinderen. Het
was dan, dat hij zich een begrip kon vor
men van eigendom en van gezin; bij
droomde over bezuiniging en spaarzaam
heid en verzoende zich in den geest met
het kapitaal. Hij had de herberg laten
varen; vestigde meer de aandacht op zijn
zaken, cp zijn kleedercn, op zijn gedrag,
op zijn woorden; hij was minzamer en
gedienstiger, opgeruimder en vriendelijker
met allen; hij kon zeggen een ander
mensch te zijn geworden.
Aan Lueietta evenwel, ook niet aan haar
ouders, had hij in de verste verte van
rijn plannen een woord gerept. Welbe
spraaktheid behoorde niet tot zijn gaven.
Maar toch twijfelde» hij er geenszins aan,
dat zijn zaak niet geheel volgens zijn wen
schen zou uitkomen. Hij bezat zooveel
bewustzijn van eigen waarde, dat hij zich
zelf Lueietta niet onwaardig achtte; de
toestanden van beide zijden waren aan
elkaar gelijk; hij begreep, dat men hem
gaarne zag en hij zelfs hoogst wolkom
was aan haar veder en aan haar moeder;
hij ontwaardde zelfs niet de schaduw van
een mededinger in de omgeving van het
meisje; hij vermocht zonder bovenmatige
zinsbegoocheling, op aanduiding van de
tecócrste genegenheid, de hartelijkheid van
do ontvangst cn den glimlach van broe
derlijke vriendschap verwisselen welka,Lu-
bouwen, dan belet niets, haar naar even
redigheid in de noodzakelijk te maken ver
zekeringskosten te doen deelen.
Zoo komen wij vanzelf tot die andere
vraag: In hoever behoort de gemeente ver
antwoordelijk te zijn voor het veilig be
houd van aan haar toevertrouwde, bate
brengende Rijksinstellingen
Ons dunkt, hier is geen plaats voor mee
ningsverschil. Het feit reeds, dat het wel
varen der gemeente bij de vestiging betrok
ken is, moet het besef geven van mede-
aansprakelijkheid; maar deze wordt niet
minder gevoeld bij het overdenken van do
natuurlijke plichten, die dc gemeente als
Rijksorgaan te betrachten heeft; verzaking
van o'eze plichten kan alleen verontschul
diging vinden in do omstandigheid, dat zij
nog niet duidelijk zijn beschreven. Het ge-
va!-Grollingen heeft op treurige wiizo do
overtuiging gesterkt, dat uitdrukkelijke op
legging van deze mede-verantwoordelijkheid
der gemeente een ernstig gemis van wetge
ving is. Wat natuurlijker toch, dan dat
een gemeente, die in de vestiging eener
Rijksinstelling een mooi deel van haar
bloei vindt, ook de zorgen draagt voor een
degelijke uitrusting tegen toch steeds aan
wezig brandgevaar. In deze eerste, natuur
lijke zorg schoot Groningen ernstig tekort,
terwijl uitdrukkelijke opdracht van die
zorg dit falen zeker had voorkomen.
Beide onderwerpenbrandverzekering van
sommige Rijksgebouwen en gemeentelijko
verantwoordelijkheid voor hun veilig behoud,
zij zijn moeilijk te regelen, maar moeilijk
heid zal niet mogen terughouden van een
noodzakelijke en urgente vaststelling van
do verhouding tussdhen Rijk en gemeente
verzekering inbegrepen.betrekkelijk de
zorg voor, het behoud van kostbaar en
brandbaar Rijksedgendom.
Het „Algemeen Nederlandsch
Exportblad" bevat een tweede arti
kel over onz© Hollandsche jonge
lui in don vreemde [van het eerste
artikel komt een uittreksel voor ia Ons
Overzicht in het ,,L. D." van 1 Septem
ber,] besprekende de voorfuitzïch-
- e n van die jongelui in betrekkin-
go n in Ned. O o s t-I n d i
„De oude redeneering, dat degene, die
hier in Holland onbekwaam is, in Indië
wel terecht zal koimen, is sedert lang be
wezen niet moer steekhoudend tc zijn, dus
moeten ,wij beginnen met te veronderstel
len, dat hij, dio naar Indië vertrekt ora
daar carrièro te maken, iemand is, dio
naast een gezond lichaam en voldoende
kennis, becchikt over een groote wils
kracht, zich niet ter neer laat slaan door
tegenwerking en van het vaste voornemen
bezield is „om er te Lemen."
Er staan dan twee wegen openlo. men
treedt in Staatsdienst, waarbij wij in
ho 'dzaak op het oog hebben do twee groo
te groepen, ni. de ambtenaren van het
Binnenlandsch Bestuur cn dc militairen,
of 2o. men gaat in het particuliere cn
komt bij onze koloniale handelslichamen,
cultuur-maatschappijen, crediet-instellin-
gen, spoorweg- en tram-.wegmaatschappij-
en, petroleum- en mijnbouw-onderncimn-
gen.
Na de schoono roeping van den ambte
naar bij het B. B. hebben toegelicht
en op de hoogo eischcn te hebben gewezen,
die zoowel in het ambtelijke als in het mi
litaire aan jongelui in de Tropen gesteld
worden, zegt do schrijver:
„Dit alles echter zijn moeilijkheden, dio
do een meer, do ander minder gemakke
lijk draagt, doch op één bezwaar, dat al
len treft, meenen wij te moeten wijzen,
nl. de Staat dwingt zijn ambtenaren, on-
vorschillig hoe inspannend hun werk is,
minstens tien jaren in de Tropen door
te brengen, alvorens in Europa nieuwe
energie te kunnen gaan verzamelen. Hoe
hierin verandering te brengen is, zullen wij
aan meer bevoegden overlaten, doch wel
meenen wij cr op te moeten wijzen, hoe me
nig waardevolle werkkracht op deze .wijze
reeds voor ons Gouvernement verloren
ging-
Ten slotte staat de schrijver meer in bet
bijzonder stil bij de groote cultuur, welke
cietta voor hem had. Aldus alles wel be
schouwd, was hij besloten bij de eerste
gelegenheid de beste, welke zich aanbood,
bijwijze van sprekeneen schotje te wa
gen en eens duidelijk voor den dag te
komen.
Deze uitnemende gelegenheid echter liet
zich lang wachten of de gelegenheid scheen
hem steeds niet geschikt genoeg toe; en
wio intusschen kwamdat was1
iP'ietro, die, na rijn studiën in de stad te
hebben voltooid, naar de ouderlijke wo
ning tcrugLeerde om de leiding van de
zaak op zich te nemen.
Bij dezen terugkeer echter ondervond
Atanasio zonderlinge cn tegenstrijdige ge
waarwordingen. Zijn afwezigheid had liem
toch doen erkennen, dat hij hem als vriend
zijner kindsheid in werkelijkheid beminde,
hem, die toch immers zoo goed en vriend
schappelijk voor hem geweest was, zoo-
dat, van zijn wederkeeren op de hoogte
gesteld, de jonge werkman met ware
vreugde vervuld was.
De jeugdige principal was terugge
keerd, t:hooner dan hij was heengegaan,
door zijn verblijf in de stad meer beval
lig van manieren geworden en met mee**
smaak gekleed. Hij had in het kort al die
voordeelen zich eigen gemaakt, waartoe
de rijkdom en het veelvuldig verkeer in
deftige kringen hem in staat stelden. Toon
werd Atanasio door een sdort van voor
gevoel aangegrepen: dat èn die terug
komst èn die aangename jongeling hem
noodlottig zouden zijn.
Het eerste nadeel toch, dat hem daar
door berokkend werd, was, dat hij er
van moest afzien Lueietta zdo dikwijls
en gedurende zoo lange u^en te mogen
een technische opleiding volstrekt noodig
maakt, nl. de suikercultuur.
„Het ideaal, dat eiken employé voor
oogen staat, is eenmaal zelf bdministro-
teur te worden, om naast do sociale stel
ling, die deze positie in Indië geeft, mede
yan de niet onbelangrijke tantièmes te
kunnen profiteeren. Doch vóór men het tot
deze hoogte brengt, is menig moeilijk jaar
te doorworstelen, en om het ooit zoo ver
te kunnen brengen, moet men naast een
uitgebreide kennis van machinerieën, ook
van de scheikunde, meer speciaal van de
suiker techniek goed op do hoogte zijn.
Hierdoor toch is men in staat in do sui
kerfabriek eerst als machinist, daarna als
chemiker, en vervolgens als fabricage-chef
op te treden; heeft men he- eenmaal zoo
ver gebracht, dan begint men weer van
voren af aan en wel ais tuin-cmployé bij het
tweede belangrijke onderdeel van het be
drijf, nl. het planten en «kweeken van het
riet tot aan den tijd, dat het gesneden
kan worden, om naar de fabriek te worden
vervoerd. Hierbij nu is het wel een voor
deel, indien men eenige plantkundige ken
nis bezit, doch absoluut noodig is het niet.
Hoofdfactoren zijn oen goede <aalkennis,
handigheid om met do bevolking om to
kunnen gaan; alle kundigheden, die men
door dc praktijk leert. Na van 79 jaar
Op deze wijzo werkzaam te zijn geweest
en daarbij alle onderdeelen van deze in
onze koloniën geheel .wetenschappelijk ge
dreven cultuur te hebben doorgemaakt,
kan men voor administrateur in aanmer
king komen, doch, zooals gezegd, slechts
zij, die zich gedurende al die jaren heboen
weten to onderscheiden, bereiken deze
hoogste sport; als voorstudie zouden wij
durven aanbevelen: machinistenschool
suikerscliool en een paar suikorcampagnes
in Europa. Ook de Hoogcre Landbouw
school te Wftgcningen is een goede voor
studie, doch heeft het nadoel to weing ge
legenheid te geven tot het verkrijgen van
practischo machinekennis; dit laatsto
vormt het conig© bezwaar, dat wij tegen
deze inrichting met haar uitstekend on
derwijs hebben. Voor al de andere hoofd
cultures, bijv. thee, kina cn tabak, vormt
zij personen, die uitermate geschikt zijn;
doch ook voor do leiders van thee-onderno-
mers is eenigo kennis van machinerieën ge-
.wenscht. Do eenigo andere cultuur, die nog
veel Europeesch /personeel noodig heeft,
is de koffiecultuur, doch zouden wij nie
mand durven aanraden in doze, o.i. ten
doode opgeschreven cultuur zich een werk
kring to kiezen.
Hiermede meenen wij in korte trekken
aangegeven to hebben do goede kansen,
welke Ned.-Indië biedt voor bon, die, zon
der over kapitaal te kunnen beschikken,
slechts dc noodige kennis bezitten; doch,
zooals wij vroeger reeds zeiden, liet is gc-
.wenscht-, dat zij reeds vroegtijdig de rich
ting kiezen, waarin zij willen doorgaan,
om op succes tc durven hopen."
„De Rotterdammer" zegt:
Do Christenen zenden predikanten en
zendelingen naar Indië om onder heidenen
en Mohammedanen het Evangelie to predi
ken.
Zoo moet het koninkrijk Gods worden
uitgebreid.
Maar intutschen maken heidendom cn
Mohammedanisme propaganda in het
Christelijke Europa.
In Nederland is zelfs een domi
nee, die, puur heidcnsch, het Boed
dhisme verheerlijkt boven het Christen
dom.
En nu te Lond:n zal straks verrijzon
een nieuwe Engelsche Mohammedaansche
moskee.
„De Nieuwe Courant schreef
„Londen krijgt een moskee. Do plannen
zijn reeds geheel g.reed, doch de plaats,
waar het Mohammedaansche bedehuis zal
verrijzen, is nog niet definitief vastgesteld.
Vermoedelijk komt do moskee ergens in
B ay s w ater- r o ad
Het onderwern is van den architect
Chambers; het is1 geheel in Oostersohen
stijl gehouden. Het gebouw zal worden op
getrokken in rmitatie-Carraii_ch marmer,
afgewisseld met groene steen; het geheel
krijgt een reusachtigen koepeldam, welke
vermoedelijk verguld zal wezen en welke
natuurlijk bekroond zal worden met ster
en halve maan. Naast het gebouw zal een
minaret verrijzen, wclko nog iets hoogcr
wordt dan do Dom.
Tegenwoordig zijn in Londen metterwoon
gevestigd co, 2000 Mohammedanen;
meestca hunner zijn buitenlandei's: en zij
schijnen zich bij voorkeur te vestigen in het
westen der reuzenstad. In Richmond heeft
men een bepaaldo Mohammedaansche kolo
nie. Londen heeft het tot dusver gedaan
zonder moskee, ofschoon het naburige Wo
king wèl een Mohammedanen-tempel rijk
is.
Het nieuwe gebouw zal naar schatting
12 ton Nederlandsch kosten.
Het feit stemt tot naden kern"
f D© Christolijko strijd voor het behoud
van do aloude, Christelijke gTondsl\gcn vau
ons volksleven u waarlijk niet denkbeel
dig.
En alle Christenen, anti-revolutionairoi,
christelijk-historisehen en roomschcn, mo
gen, ziende op wat er om hen geschiedt,
wel stee»ds ton ernstigste overwegen, dat
nauwe aaneensluiting van alle Schriftgc-
loovigen, ondanks kleinere verschilpunten,
plicht is.
In de rubriek „Uit hot Dagboek van een
Amsterdammer" in „Do Telegraaf"
lezen wij
Dio ellendige Britten, nietwaar, die C h i-
neetclio koelies in do Rondmijnen
lateQ werken. Een schandaal, meneer, jo
roinsts tlavernij, meneer.
Juist, meneer. Maar heeft u het B an ka-
rapport van den heer De Jongh gelezen?
Heel interessante lectuur. Ook de Indi
sche rogoering laat Ohinoesoh© koe
lies in de mijnon werken, on hoe ze die
kea-els behandelt?
Luister naar het officicelo rapport:
„Een nieuweling op Banka heeft 360 dar
gen van het jaar te werken, tegen een loon
van schrik niet 6.66^ gulden voor 28
dagen arbeids. Oudere werklieden krijgen
10 guldon per mnno-J.
Wel is waar werkt zulk een nieuweling
na 3 maanden met een ouder werkman ge
lijk op, cn derhalve zou do billijkheid ge
bieden, dat liij dus ook gelijk loon kreeg,
maar daarvan it' tot dusver niets geko
men."
Zes gulden zes en zestig en een halvo
cent per maand Dat is 't* mans loon, maar
aangezien het niet dan billijk is, dat de
Chinees, die in staat wordt gesteld in c-ui
paradijs als Banka te werken, een deel van
do wervingskosten betaalt, krijgt hij dio
6.. 661 gulden niet in handen. Koelies voor
Zuid-Afrika betalen niets terug, do koelio
van het Ncd.-Indisohe Gouvernement moet
in den loop van een jaar yan 12 maal
6.66^ gulden oventjes 35 gulden torna!k'/ta
lon I Do man krijgt dut zoowat 3 gulf! ;i per
maand in bondon, „ternauwernood toerei
kond", zegt hot rapport, „om zich van do
noodige kleedercn cn eenigo versnaperingen
te voorzien."
Dan moet-ie het maar zonder de noodïgo
kleeren on eenigo versnaperingen doec l
Volkomen juist, maar de mensch is zwak,
en zoo zijn er Chineezen, die, niet oestanrl
togen de verderf lijk© inblazingen van den
duivel der weelde, geld gaan leenen bij
mijn-opzichters en andere Regeerings be
ambten, welk geld hun op do meest welwil
lende wijze verstrekt wordt tegen een niet
te hoogo rente van gemiddeld 50 pCt. Do
Regeering vond 50 pCt. wel wat gek, en
schreef voor, dat niet meer dan 20 pCt.
mocht gevraagu werden. Dat hielp, zooals
meer circulaires helpen. Hot bleek den rap
porteur, dat te Toboali bijv. nog steeds 50
pCt. werd gevraagd.
Vergeten mag echter niet worden, dat do
Banka^koelie logies en maaltijden vrij heeft.
Rijst h, discrótion en een half pond visch.
„De kwaliteit der rijst", zoo zegt hot
rapport, „liet veel to wenschen over. Inzon
derheid wat' dit lïe't geval met rijst van
Gouvernements-verstrekkingcn, waarvan
do voorraden waren aangebracht vóór of
omstreeks medio 1905.
„De Gouvernements-rijst wat' voor ee^
groot gedeelte door bocbook aangetast
bezoeken. De heer Pietro was gekomen
mot een menigte regelingen in het werk
en met grootsche plannen om een nieu
wen loop aan de zaak te geven. Van de
werklieden werd het loon verhoogd, miar
de vrije tijd verminderd, terwijl dien van
Atanasio, aan wien Pietro alle verdiende
eer bewees door hem to benoemen tot
meesterknecht, d> grootste vermindering
van allen onderging.
Hierdoor gingen alzoo verscheidene da
gen voorbij, zonder dat do werkman zich
naar de kleine witte woning kon begeven,
iets.^wat niet weinig zijn ontstemming ver
hoogde. Door ©-enwel mot vlijt to arbei
den, gelukte het hém aan zijn werkuren
en aan rijn etenstijd eenige ooganbïik-
ken te ontncmenr om even naar den heu
vel op te wippen, doch deze waren van
zoo korten duur, dat zij gelijk waren aan
een teugje water voor dengeen, die van
dorst omkomt.
Kwam Lueietta nog ten huize van haar
heer en mevrouw en gebeurde zulks her
haalde malen? Atanasio wist dit niet; hij
stelde cr wel belang in dit to weten,
doch om cr onderzoek naar te doen, daar
voor gevoelde hij zich te verlegen. Hefc
meisje bij haar komst te bespieden, hier
toe bestond geen gelegenheid meer, en nog
veel minder haar onmiddellijk achterna
to gaan, door onder een voorwendsel naar
den patroon te zoeken. Pietre's vader had
geheel en al 'opgehouden zich met dc
zaken te bemoeien; de leiding rustte thans
op rijn zoon, die steeds op zijn post
was en zich nooit een pas verwijderde
cn niet to-estond, dat iemand een oogenblik
talmde, cn even goed en edelmoedig je
gens de vlijtige werklieden zich betoonde,
als hij streng cn onverzoenlijk was je
gens do nalatige.
Atanasio geraakte hierover in hevige
woede. Dit werd echter nog heviger, toen
het hem toescheen bij dc kleine tochtjes,
die hij bij tussoiienpoozea naar do woning
van Taddo nog kon ondernemen, alsof
in Lucietta's houding een nogal merkbare
verandering viel waar te nemen. Zij lach
te bijna niet meer; do jongeling vernam
niet meer, terwijl hij tussehen do boomen
van het bosch aankwam, haar vroolijk ge
zang, hetwelk hem do nabijheid van do
woning aankondigde; zij sprak weinig, «j
luisterde afgetrokken, gaf Atanasio op koe
ler wijze do hand dan vroeger, vond her
haaldelijk voorwendsels om zich in haar
kamertje terug to trkken cn lie, zich mee
meer zien.
„Gaat het goed met u?" vroeg de werk
man haar op zekeren dag,
,,'t Gaat best," gaf zij ten antwoord;
„waarom dc.', g© mij di> vraag?"
Atanasio sprak over do verandering,
welke hij bij haar had waargenomen; ccn
blos o ertoo Lucietta's gelaat, geen woord
kwam over haar lippen en zij verwijderde
zich.
Onze werkman dacht cr een dag ca een
nacht en nog een dag met grooten ernst
over na, zoodat hij den avond daarop, na
zich een vrij uur veroverd te hebben op
weg ging naar Taddco's woning, doch dit-
maar met een vast besluit..
(Wordt vervolgd.)