LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG I SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1906.
No. 14271.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON,
Door tegenspoed gelouterd.
Naar aanleiding van een nieuw beroep,:
'dat de Nederlandsche consul te Tientsin
(Noord-China) onlangs deed op kapi
taal en arbeid van Nederlan-
d e T s, om zich in China een grooter aan
deel te verzekeren van hetgeen daar nog
op zoovelerlei gebied verricht moet worden
wijst het ,,A 1 g. Ned. Exportbla d"
op het geheel onvoldoend aantal Nederlan
ders, die naar betrekkingen in den vreem
de dingen. De „Ned. Handel-Mij." zou ze
ker reeds lang een filiaal te Tientsin heb
ben gesticht, als dio Maatschappij daa|r-
voor do aangewezen personen slechts te
barer beschikking had.
,,Er is te veel bij onze Hollandsche jon
gelui een streven merkbaar," zegt het
„Exportbla d", „om zooveel moge
lijk in het eigen kleine land een bestaantje
maebtig te worden, een angst, om zich
daar buiten met den vreemdeling te meten.
'Als vanzelf dringt zich dan de gedachte
op: Is de jonge Hollander misschien niet
voldoende onderlegd, hapcirt er iets in zijn
opvoeding, .wat hem onwillekeurig belem
mert zica tot een man op to werken, die
iets beteekent, in plaats van op een hon
gerloon een vergeten rolletje iü do Hol
landsche maatschappij to spelen 1 En dan
kunnen wij al dadelijk zeggen, dat er fei
telijk geen enkele reden is, waarom do Hol
lander minder geschiat zou zijn in den
vreemde zijn brood to verdienen, dan elko
andevre nationaliteit. Het onderwijs aan
onze Hoogero Burgerscholen en Handels
scholen is uitstekend, de technische inrich
tingen to Delft en onze Universiteiten le
veren personen af, die op elk gebied con-
currenzfahig zijn; om zijn kennis van
vreemde talen, zijn taaie volharding <?n eer
lijkheid is hij in den vreemde een gaarne
geziene werkclr en om zijn neutrale poli
tieke kleur ondorvindc hij in geen enkel
land, behalve Duïtschland, moeilijkheden
bij zijn vestiging.
Doch één ding ontbreekt hem gd dit is
niet een fout, welke het individu aankleeft,
doch dio onze natie als zoodanig kenmerkt:
wij hobben gemis aan wereldkennis en
daarmede gepaard gaande wereldbescha
ving. Het moge vreemd lijken, dat do be-
iwcucrs van een land, met groote koloniën
en welks bewoners voor een groot deel le
ven van 'den handel met het buitenland,
geen wereldkennis zouden hebben, maar
toch ia dit zoo. In plaats, dat de ouders
bun zoons reeds vroegtijdig met het idee
vertrouwd maken, later in den vreemde en
vooral in eigco orov^psehe he zltti neren
hun brood te moeten gaan verdienen,
wordt, getracht hen zooveel mogelijk van
dit plan terug te houden en laat men de
jeugdige energie insluimeren op kantoren
in Amsterdam of in initiatief doodende
betrekkingen bij publieke instellingen. Na
toegelicht to hebben, dat meer in het ko
mende zaken- of technische leven practi-
sche ondervinding hoofdzaak is, wijst de
schrijver op de noodzakelijkheid om vroeg
met de opleiding te beginnen.
Degene, die zich een positie wil maken,
moet beginnen met zich in den kortst mo
gelijken tijd theoretisch voor te bereiden,
ga daarna de praktijk in en beschouw© de
eerste jaren hiervan als deel uitmakende
zijner opleiding, dus een tijd, waarin nog
niet gedacht mag worden aan ruime beloo
ning. Hoe verdienstelijk het overigens moge
zijn een groote voorontwikkeling te hebben
genoten over de meeste onderwerpen iets
te hebben geleerd, het weegt niet op tegen
de nadoelen, verbonden aan een te laat be
ginnen van den strijd om het bestaan; een
gevolg toch is, dat zooveel moet bekort
worden, ook dikwijls om financieele rede
nen, op den practisehen leeftijd, want een
zekeren leeftijd bereikt bobbende, is men
niet meer geneigd voor een kleine vergoo
ding to werken, vooral wanneer dit in
vreemde gewesten moet zijn.
Het doel der Nederlandsche inrichtingen
van onderwijs moet dus zijn: jongelui af to
leveren op liefst zoo jeugdig mogelijken
leeftijd, en vooral hen, die later een tech
nische loopbaaD kiezen, in de gelegenheid
te stellen een ruime male van vakkennis op
te doen."
„De Nederlander" zou zich kun
nen neerleggen bij het betoog van ,,D e
Stan daar d", dat het donkbeeld van
een christelijke openbare
school practisch onuitvoerbaar is, in
dien het enkel een stuk actueele politiek
gold. Maar uit het oogpunt van hot begin
sel mogen de Christelijke staatslieden in
Nederland niet zeggenEr is nu gezorgd,
voor de Christenen van allerlei richting,
voor dezen is dé bijzondere school; de
openbare is voor de rest der natie. Im
mers, dan zouden zij het atheïstisch
staatsrecht in beginsel aanvaarden; schei
ding der natie in christenen cn niet-
christenen als normaal erkennen en daar
op onze stafttsinetedJlingen bouwen; het
zwaartepunt van de politiek niet leggen
in het doen zegevieren van Christelijke
beginselen, maar in het veroveren van het
Regee r i n gskasteel
Het komt „De Nederlander"
voor, dat in beginsel de neutrale school
niet kan worden aanvaard, ook niet, in
dien er voor de „dissenters", voor hen, dio
a"-'ijken van het van f.taatswege aange
nomen (neutrale) beginsel, op voldoende
wijze wordt gezorgd. Wij zijn een Christe
lijk volk en onze Staatsinstellingen be-
hooren Christelijk te zijn. We mogen do
vervreemding van een groot deel van ons
volk van b.t Christendom niet in de hand
werken door in beginsel do openbare neu
trale school als de normale te aanvaarden.
„De oplossing van de kwestie schijnt ons
ook, nu de rechten der bijzondere sohool
wèl gevestigd zijn, niet meer zoo moeilijk.
Men schrappe eenvoudig het bekende
„neutraliteitsartikel", en late aan de ge
meentebesturen de vrijheid het onderwijs
zój in te riekten als het het best over
eenkomt met den geest der gemeentena
ren. In Roomscho stroken zullen do open
bare scholeD roomsch, in orthodox-pro-
testantsehe orthodox-protestantscb zijn, in
moderne stroken modern, in sommige
grootere steden van verschillende richting."
Dit geschiedt reeds in vele stroken nu,
zij het tegen do wet in. Ook het eerste
Unie-rapport heeft zich op dit standpunt
geplaatst eD het g e w ij z i g d'e Unie
rapport is daarmee niet in strijd, maar
stelt do bedoeling minder duidelijk in hot
licht,
„Wij gelooven niet, dat alle liberalen op
het behoud van liet neutraliteitsartikel ge
steld zijn. Integendeel. Yelen hunner
hebben erkend, dat het een bederf ia voor
de openbare school. Velen ook achten het
totaai onbekend laten van een deel van
ons volk met alles, wat betrekking heeft
op Bijbel cd Godsdienst, zeer bedenkelijk
cd rieo wel in, dat de Kerk niet bij
machte is het ontbrekende voldoende aan
to vullen.
Indien de gemeentebesturen de vrijheid
verkregen bij de inrichting van hun onder
wijs rekening to houden met den geest
van do ojuclers der schoolgaande kinde
ren, zou ae scherpe, steeds ook door ons
betreurde tegenstelling tusschcn openbaar
en bijzonder onderwijs vervallen. Zij, dio
opgeleid zijn aan christelijke kweekscholen,
zo den ook in openbare scholen een
plaats kunnen bekomen, zooals trouwens
nu reeds ten opzichte van do R.-Kabh. on
derwijzers het geval is. Natuurlijk zouden
hier cn daar ook niet-christelijko bijzon
dere soholen ontstaan, ten behoeve van
hen, die met de inzichten van den ge
meenteraad zich niet kunnen vereenigen
maar do gidachte, alsof de openbare
school als zoodanig buiten het Christen
dom staat, zou verdwijnen; de bijzondere
én openbare scholen zouden niet meer in
beginsel tegenover elkander staan de ver
schillende inziohten op godsdienstig gebied,
die inzonderheid van protest an tscho zijde
beboeren te worden geëerbiedigd, zouden
nog beter dan op dit oogenblik tot hun
recht komen, en, in plaats van een voor
werp van strijd te zijn, zou de volksschool
Linnen worden, waaraan de krachten van
heel de natie, in .1 haar schakeeringen,
konden .".-orden gewijd."
In ,.D o Ro 1r - ïïl r': 'netoogt
mr. D. P„ D. Fabius, naar aanleiding
van een opmerking van de „Arnhem-
sche Couran t", dat hem Grond
wetsherziening op groote
schaal weinig aanbevelenswaardig toe
schijnt en wel, omdat wijziging van eon en
kel punt meer kans van rijpe en grondige
behandeling biedt dan een revisie van het
geheel. Volgens hem behandelt de Grond
wet zoo vele en onderling verschillende
onderwerpen, dat zich kwalijk laat denken
een communis o pi n i o, een gemeen
schappelijke overtuiging, in eenigszins uit
gebreider omvang over een grooter deel van
de Grondwet. En zoo loopt men dan z.i. bij
meer generale revisie gevaar, dat of beslis
singen genomen worden, die niet voldoen
de voorbereid waren, of wel do moeilij
ker punten eenvoudig onaangeroerd blij
ven. Ook thans zou liet z. i. niet gemak
kelijk zijn vele meer beteekenisvollo
vraagstukken aan te wijzen, die in de
1 aat-stverloopen jaren in die mate het
voorwerp van ernstige wetenschappelijke
bespreking waren, dat er als het ware
een vruoht uit is voortgekomen, dio thans
eigenlijk slechts is over to boeken. Zeker
geldt dit bijv., meent hij, van do wijze
van samenstelling .tier Stat o n - Genera al.
Een ander bezwaar van mr. Fabius is,
dat een eenigszins omvattende herziening
lichtelijk medebrengt, dat allerlei nieuwe
regeling bij gewone wet gevorderd wordt
terwijl dan blijkens de ervaring weinig
kans bestaat, dat daaraan spoedig vol
daan wordt. Tot toelichting hiervan
schrijft mr. Fabius o. m.
Het vijfde der additioaieele artikelen
van 18-18 cisclito drie gewichtige voor-
BÏellèn (betreffende het kiesrecht en do
benoeming van de leden der Kamers,
van de provinciale en van do gemeente
wet) in de eerste ziting, dio van 18-49.
Voorts „zoo mogelijk in diezelfde zit
ting en in allen geval niet later dan in do
daarop volgende", nog v ij f (betreffende
do verantwoordelijkheid dor ministers,
de nieuwe rechterlijke inrichting, het on
derwijs en armbestuur, do uitoefening
van het recht van vereeniging en vergade
ring.)
Eindelijk moesten binnen drie jaar,
dus voor 1852 worden voorgedragen do
wetten op hot beleid der Rcgeering in do
koloniën en bezittingen van het Rijk in
andere werolddeelen.
Maar het heeft b ij n a d o r ti g j a a r
geduurd, eer dat programma was afge
werkt.
En dan waren er nog wetten in uitzicht
gestold zonder termijn van indiening.
Zelfs is de wet op den Waterstaat, door
ztrt. iZ'i gebolcn, nooit vsersehenen.
En verder stelt mr. Fabius in het licht,
dat we eigenlijk nog altijd ..an de Grond
wetsherziening van 1887 bezig zijn. Aan
het vorig kabinet kan, merkt hij op, dc
lof xrict onthouden worden, <iiat het zich
ernstig ingespannen heeft om die horzio
ning te voltooien. Onder dat ministerie
is de Provinciale Wet in overeenstemming
gebracht met de Grondwet; werd een
voorstel ingediend als art. 96 al. 2 Gw.
bedoelt, regelende de vereeniging van het
lidmaatschap van een der Kamers met
andere dan in het eerste lid uitgesloten,
uit 's Lands kas bezoldigde, ambten; cn,
last not least, heeft men een ontwerp ont
vangen tot regeling van de administratlt-
ye reohtepr'aak - Maar laatstgenoemde
twee voorstellen hebben hot niet tot het
„Staatsblad gebracht. En toch, oë
herziening van 1887 ligt thans 19 jaren
achter ons. Op grond van dezen gang van
zakon oordeelt mr. Fabius, dat de weg
van meer algemeeno Grondwetsherziening
inderdaad niet raadzaam is.
„Veeleer zij men." eindigt hij ,,op
partieele herziening bedacht, liefst betref
fende één onderwerp; en boude de Regee
ring voortdurend een oog in het zeil om
te zien of er niet een punt is, waarom
trent gezegd kar worden, dat een oplos
sing, een verandering, genoegzaam door
wetenschappelijken arbeid en meer alge-
meene oordeelvelling is voorbereid, om
van do periodieke aftreding van de leden
der Tweede Kamer gebruik te maken tot
wijziging van de hoogste Staatswet.
Zoo kan er geleidelijk een gezonde her
vorming van onze hoogste Staatswet
plaats hebben, zonder dat andere arbeid
vertraging ondervindt, en zonder zich, of
de opvolgers, te belasten met een stapel
werk, dat bf opnieuw den gewonen gang
van zaken belemmert; of niet tot stand
komt binnen den tijd, waarop gerekend
was; of wel geheel achterwege blijft."
De schrijver der „Haagtche Brieven" in
de ,,Z a a n 1 an üs c k e Courant"
heeft er de aandacht op gevestigd, dat sinds
d r. K u y p e r in ons laDd is teruggekeerd
en „D e Standaard" kennelijk nu cn
dan artikelen va nzijn hand bevat, van
meer dan één zijde de strijdlust weder aan
gewakkerd is en een felle polemiek gevoeri
wordt. Dit is nu, zegt schrijver, voor don
oud-minister zeer zeker vleiend, daar hot
aantoont welk een geducht tegenstander hij
is, maar ccn waarschuwing is z-i. op zijn
plaats om den staatkundigen strijd n i o t
ontaarden. Zulks toch,, acht hij, ook voor
de eer van onzo Nederlandsche Dagblad
pers, niet aanbevelenswaardig. Zoolang
een tegenstander, door zijn hooge on invloed
rijke positio als premier, leider van Kabi
net en Kamormeerderheid on politieke cn
kerkelijke coalitie, de verpersoonlijking is
van een bestreden beginsel, moge het, merkt
hij op, hoezeer te betreuren toch ver
geeflijk zijn, dat zich de scherp
ste pijlen uit het kamp der opposi
tie tegen hem richten, zoodra zulk een
politieke figuur als zoodanig is gevallen,
teruggetreden van het tc'rrcin der actieve
staatkunde en zijn plaats onder dc gewone
burgers des landt hernomen heeft, k cr, ook
al zet hij den strijd voor zijn beginselen cn
idealen ais publicist onversaagd voort, geen
reden meer om hem „ad hominem" te be
kampen. Ook voor de vrijzinnige partijen
is dit, naar -des schrijvers meening, niet go-
wenseht, cn volgens hem is het een bewijs
van onhandige tactiek. Immers, door steeds
te blijven voorthameren op het aanbeeld
der K uy p e.r-bcstrijding, wakkert men zijn
vereerders en aanhangers, hetzij zij hem
uit beginsel volgen, dan wel uit berekening
op eigen voordeel des te meer aan. Men
overdrijft daarenboven z. i. zijn invloed op
one volk en verzwakt den indruk der fei
ten van het jongst verloden.
Als journalist stelt schrijver den oud-mi
nister Kuyper zeer hoog; zijn groot talent
in het voeren van de pen, vooral in de ko
lommen „van het door hem jarenlang met
ongeëvenaarde vaardigheid geredigeerde
blad", maar ook en hier staat hij
vierkant tegenover zijn feilen bestrijder, dr.
Bronsveld zijn karakter publicist
weet schrijver in al de hooge waarde, die
zij bezit, te schatten. De oud-voorzitter van
den Ntd. Journaustenkring moge, verklaart
hij, door zekere handelingen van collega's
geprikkeld, door zekere als' ecre-voorz. uit
treden uit dien kring, een daad van kin
derachtige overgevoeligheid hebben begaan
hij moge, door menschelijkc zwakheden, die
ons allen in mindere of meerdere mate eigen
zijn, zich onder de Persmanneo niet meer
kunnen beroepen op aller verecring oer
ken ring van zijn buitengewone hoedanighe
den, dat hij aanspraak zou hebbon ver
loren op de waardeering van zijn karakter
als journalist, acht hij een „lasterlijk en
onverdiend beweren". Doch juist 'daarom
dient z. i. de bestrijding van dr. Kuyper
een einde te nemen. Wie „Do Stand
aard" te woord staat, behoort z. i zijn
aanval te richten tegen het blad, tegen do
partij of do coalitie, die bet vertegenwoor
digt, niet tegen den man, die onder het
zegel der anoj'dniteit (zo moge nog zoo
doorzichtig zijuj" de pen voort. Evenmin
als men de „N i e u w o Rotfcor'd am-
s c e Couran t" of het „H a n d c I s-
blad" in de personen van dr. Zaaijer, mr.
Polak of den heer Boissevain zoekt te tref
fen, richte men, zegt hij, in een ridderlijken
kamp het rapier tegen dr. Kuyper, oni-
'dat deze, van het actief-politiek tconcel te1
ruggetreden, niet anders is dan de genoem
de schrijvers in do toongevende staatkundi
ge organen. Het ligt z.i. allerminst op den
weg der vrijzinnigen om den journalist, 'jio
do parlementaire gelederen heeft verlaten,
boven andere van zijn gildeq op een voefc
stuk to verheffen.
Verder in het tweede deel van zijn brief
constateert tchrijver met leedwezen, dat
er verschijnselen zijn, die duiden op ccn*
ver z w a k k i n g van de c c n'h e i d in?
de vrijzinnige gelederen. Hij zet uit
een, dat bij do huidige en iu een „onafzien
baar tijdperk in de naaste toekomst vermoe
delijk nog zich bestendigende politieke con
stellatie" er tegenover dc „zich nog altijd
kunstig samen houdende clericalo twec-ecn-
heids-staatkunde" voor de vrijzinnigen geen
mogelijkheid is- om hun beginselen tot hun
recht te doen komen en meester te blijven
van het terrein dan door krachtige en on-
verbreekbnre aaneensluiting. Dat deze mo
gelijk is en een deugdelijke werkzaamheid
op menig gebied van wetgeving niet be
hoeft in den weg te 6taan, is z.i. bewezen.
De tot-stand-koming van het conccntra
tieplan, van het daarop gebaseerd pro
gram van actie, het optreden van een uit
die concentratie voortgesproten Kabinet,
met een zich bij het vc ecnigd partijprogram
volledig aansri'tend werkprogram, het
bewijst, oordeelt hij, onloochenbaar, dat de
leidens der vrijzinnige groepen eensgezind
heid nastreven en samen op het bereiken
van het gemeenschappelijk doel bedacht
blijven. Niet algemeen echter is dat streven.
Van tijd tot tijd valt to bespeuren, dat cr
nog te veel rivaliteit hecrecht tusschen do
volgelingen van de tweo hoofdfractic6 tor
linkerzijde en 'dat verontrust en smart hom:
Want hij is er innig van overtuigd, dat al
leen langs den weg van vereenigd, kracht
vol, eensgezind opnmrchceren in do richting
van do hervormende cn democratisch poli
tiek tegenover „reoctio en clcricalismc"
beiden, heil to venvachten is.
Ons tegenwoordig Kabinet wil besluit
schrijver ongetwijfeld dien wog op Wat
er tot hicirtoo is gedaan en voorbereid,
geeit het recht ook in het vervolg een gelei
delijke en volledige uitvoering te venvach
ten van coalitie of concentratie-program.
Wij gaan nu hot tweede jaar van het iva-
binet-Do Meester inveel werk is in he'
Verschiot op menig gebied van wetgevinf
Laten do vrijzinnigen trachten het met d«
Regeering lot afdoening te brengen cn aan
de natie te loonen, wat de concent,Vatic vcp
mag. Het is duidelijk bij de verkiezinge
van 1905 gebleken, dat het Nedeiiundscb-
volk, groote verwachtingen koestert van het
samengaan der vooruitstrevende partijen
van do linkerzijde. Niets zou in do toe
komst do liberale beginselen meer afbreuk
doen dan teleurstelling in die verwachtin
gen; doch niets zou ook voor do toekomst
aëa*'Wïjzinh!ge politiek hechter in ons land
bevestigen dan een trouwe, eensgezinde uit
voering" van het concentratieprogram. Daar
op blijve dus van den kant 'dergenon, wicn
het om de zegepraal onzer beginselen is
te doen, oog cn hart gericht on men lato
zich niet door verlokkelijke perspolemiek
op een dwaalweg voeren. Noch een voort
durende strijd tegen do personen en begin
selen van de clerialo coalitie, noch een aan
wakkering van kleine tactische verschillen
in eigen omgeving moge hen, dio dc libe
rale zaak wenschen tc dienen, uit het r ciito
spoor brengen.
Beroepsgolic i m van den jour
nalist. Naar aanleiding van dc open
baarmaking van het gcruimon tijd geleden
te Arahom gewezen vonnis tegen den hoofd
redacteur der „N iouwe Ar n h e m-
8C he Courant" wegens belecdiging van
don kapelmeester van het militair muziek
korps tc Arnhem in ccn ingezonden stuk,
ondorteekend „eenigo muzikanten" iD het
„Weekblad van het Recht", wijdt
„De Nieuwe Courant" een artikel
aan het beroepsgeheim van den journalist.
Het blad verheugt zich over het vonnis,
waarbij de leer is gehuldigd, „dat van de
licten, d$or middel van de drukpers ge
pleegd, als dader moet worden aangemerkt
de redacteur of hij, op wiens last de uitge
ver of drukker een stuk geplaatst heeft."
En het blad schrijft dan
„De recente jurisprudentie verblijdt ons
ten zeerste. Zij beantwoordt aan den fcite-
lijken toestand, dat een redactie met den
83)
-,Nu, u hebt hem aangeschaft, en onder
u moet hij staan; maak maar van hem wat
ge kunt", zei hij tot Howard.
Het eerste, wat gebeurde, was, dat Pa-
trik flink gewasschen werd en fatsoenlijk
werd aangekleed met eenige oude kleeren,
die Joseph van een arbeider overnam;
barrevoets kon lij ia Rosebank voorloopig
nog zeer goed loopen.
In den beginne ging het goed met den
nieuwen jongen, boven verwachting goed;
hij was flink, kon zich goed weren, scheen
■zijn werk met lust te doen, en had een ge
weldigen eerbied voor zijn stillen meester,
die altijd heel rechtvaardig tegenover hem
was, en in alles voor hem zorgde. Daar
Howard zich geheel verantwoordelijk voor
den jongen voelde, vroeg hij aan boer Pul*
Ier of deze hem ook in den kost wilde ne-
rucn, zoodat hij voortdurend toezicht op
hem kon houden. De goedige Emma maak
te dus "een bed voor hem in orde in het za-
delhok naast den stal, en liij mocht
met de familie mee eten. Do geheele maand
was er over niets te klagen, behalve dat
hij op een stillen Zondagmiddag alle kip-
Pen lappen aan haar pooton en papieren
kragen rond haar halzen gedaan had, wat
ongelukkige dieren door luid gekrijsc-h>
aan de familie bekend maakten. Den vol
genden Zondag vond men in zijn kamertje
de kat aan haar staart opgehangen, den
derden Zondag had hij weer iets anders
uitgehaald, en zoo ging het voolrt. Maar
niemand nam die echte kwajongensstroken
kwalijk, en een ernstig woordje van Ho
ward maakte, dat herhaling van denzelf
den streek niet voorkwam. Als Patrik weer
iets nieuws had uitgehaald, dan beantwoord
de hij do vraag: „Hoe kwam je er toe om
zoo iets to doen?" heel trouwhartig met:
„Mijnheer Howard heeft mij nog niet
gezegd, dat ik dit niet doen magwaar
op men '.oor het belachelijke van de zaak
volstrekt niet boos woixien kon. Op het
work was Joseph aan liet einde van de
maand znó tevreden, dat hij tegen Patrik
zeide, dat hij het jaar uit blijven mccht.
Bij een rondreiaend koopman kocht hij
voor hen een grijs pak, en tot Emma's
groote bevrediging ook schoenen voor
's Zondags, want op feestdagen zag zij
haar huisgenooten graag netjes gekleed.
Men had er iP'atrik op gewezen, dat hij nu,
door dubbel zijn best. te doen, moest too-
nen, dat hij het pak Lo soh ook verdien
de, maar ?:o 1 do proefmaand was om en
hij werd langzamerhand weer de oude Pad
dy. Als Howard cr bij was, ging het nog
altijd zoo'n beetje maar wat deze hem be
val te doen in zijn afwezigheid, werd spoe
dig niet meer goed gedaaneenigo arbei
ders klaagden cr over, dat de jongen zoo
brutaal was; de oude Pulier riep op een
nacht zeer gebelgd, of Howard eens wilde
komen, want dat Paddy in zijn kamertje
op den grond een vuurtje had gemaakt,
om er een pijpje bij te rooken, waardoor
het geheele gebouw gevaar liep in brand
to vliegen. Er kwamen behalve dat nog
allerlei onverklaarbare dingen voor; Em
ma vond op een morgen eens geen enkel
ei in het kippenhok, of het een of andere
lievelingsgerecht van haar vader, dat zij in
do provisiekamer had staan, was plotseling,
ondanks do deur gesloten was. verdwenen,
en ofschoon Paddy zich altijd verbaasd
toonde, en met een gezicht vol gekrenkte on
sehuid elke besohukuging afwees, voelde
zija oesohermer zich toch weinig op zijn
gemak. Ten slotte was de jongen op een
morgen verdwenen, en kwam hij pas
's avonds weer terug, helaas dronkenhoe
hij aan het geld daarvoor gekomen was,
wist niemand.
Zoo kon hot niet langerde boer, die
dén jongen eerst wel mocht lijden, ver
klaarde nu beslist, dat hij hem niet meer
in huis hebben wilde, en Joseph was in-
tusschen ook tot de overtuiging gekomen,
dat Patrik onder strengere tucht moest
staan clan hij kon uitoefenenDaaftom werd
'g avonds rondom het haardvuur, terwijl
Faddy zijn roes uitslïe- do zaak ernstig
overwogen. Over acht dagen zou do rech
ter hier in de huurt komen, omdat er in
do buurt een misdaad begaan was en dan
zou Joieph dezen Paddy meegeven, om
hem in een verbetoringsgesticht onder to
brengen; hoefeer het hem voor den jongen
speet, sc.reen het hem toch de cenige weg.
Maar men wild) cr den jongen deugniet
zélf nog et^ van zeggen, omdat hij an
ders weg zou loopen en een zeker verderf
te gemoet zou gaan.
Twee dagen na deze bespreking was
Joseph in de groote loods bezig en zag hij
Patrik met een paar planken, die buiten
in dc zon gedroogd waren, op den zandweg
aankomen. Eensklaps hoorde hij Paddy
hard gillen cn zag, dat hij rijn planken
liet vallennog een gil volgde en nog een
eenigo menschen snelden er heen, ook Jo
seph ging den jongen tegemoet. Wat is er
gebeurd? Een vergiftige schorpioen, bijna
het eenige schadelijk dier in die streek,
had Paddy in zijn blooten voet gestoken.
Het dier, dat men dadelijk zag, werd vlug
doodgemaakt, maar wat kon men nu voor
den verwonde doen? De een zei dit, dc an
der dat terwijl de arme jongen kermend
op den grond zat; toen trad Howard prin
cipaal naderbij, trok hem wat tor zijde, en
zeide zachtjes:
„Daar is niets aan te doen; dio soort
schorpioen heeft een zeer scherp vergift;
als dat eens in het bloed is opgenomen, is
over een paar uur alles voorbij
Joseph keek den jongen treurig aan hij
voelde zich toch verantwoordelijk voor
hem; hij had licm willen redden, beloofd
voor hem te doen, wat hij kon, en was niet
in staat geweest om hem geestelijk op te
helpen; dan wilde hij ton minste probee-
ren hem lichamelijk te redden, zoolang
er tijd was. Het vergift mccht niet in het
bloed komen. Joseph had eens iets gehoord
van uitzuigen van ccn vergiftige wond,
en yonder zich ook nog een oogenblik te
bezinnen, wierp hij zich naast Paddy op
den grond neer, drukte den pijnlijken voet;
tegen zijn mond en zoog met al zijn krach-
teD aan de wonde. De mannen wilden hem
wegtrekken
„Ben jo niet wijs, Howard 1 Je haalt jo
eigen dood op dc i hale I Die kwajongen is
niet waard, tlat je j voor hem vergiftigd,
klonk het van allo kanten. Maar Joseph
was doof voor elke waarschuwing; hij spoog
het uitgezogene uit. en zoog weer, totdat
het d nkere rood rondom de wond minder
begon te worden, ntusschen was cr een
cude Papocbij gehaald, dio een beetje
Engelsch sprak, en onder zijn volk voor een
goed dourer gold. Toen hij hoorde wat er
gebeurd was, vond hij, dat Howard goed
had gehandeldhet was nu mogelijk, dat
het jonge mensch bleef leven, als hij
nog kruidenmedicijn, veel kruidcnmedicijn,
dronk, cn er zijn voet mee waschte. Maar
degeen, die het uitgezogen had, nu, het kon
misschien goed gaan, als hij do
kruiden ook gebruikte. Maar als
hij in zijn keel een enkel open plckjs
had, en wie kon diep in ccn keel kijken
dan zou' hij zeker sterven. Den koffie
bruinen, halfnaaktcn dokter werd nu opge
dragen rijn kruidenmedicijn met den mees
ten spoed U bereiden, terwijl eenige man
nen Howard en zijn beschermeling do
laatste op een oude deur naar do boer
derij van Puller brachten. Over Paddy rei
men niet veel; maar over Joseph, die al
gemeen bemind was, maakte men zich zeer
bezorgd. Hij zeide zelf niets dan: „Wcea
maar gerust; als het Gods wil is, kom ik
etr wel door En in zijn hart dacht hij al
door- „Ach, als jullie eens wisten wolk een
zware last het leven mij eigenlijk is I Wat
zou mij liever zijn dan te mogen sterven,
nadat ik iemand had welgedaan, al waa
het dan ook maar dien armen Paddy" 1
(Wordt vcivolgd).