LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG I SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1906. No. 14271. PERSOVERZICHT. FEUILLETON, Door tegenspoed gelouterd. Naar aanleiding van een nieuw beroep,: 'dat de Nederlandsche consul te Tientsin (Noord-China) onlangs deed op kapi taal en arbeid van Nederlan- d e T s, om zich in China een grooter aan deel te verzekeren van hetgeen daar nog op zoovelerlei gebied verricht moet worden wijst het ,,A 1 g. Ned. Exportbla d" op het geheel onvoldoend aantal Nederlan ders, die naar betrekkingen in den vreem de dingen. De „Ned. Handel-Mij." zou ze ker reeds lang een filiaal te Tientsin heb ben gesticht, als dio Maatschappij daa|r- voor do aangewezen personen slechts te barer beschikking had. ,,Er is te veel bij onze Hollandsche jon gelui een streven merkbaar," zegt het „Exportbla d", „om zooveel moge lijk in het eigen kleine land een bestaantje maebtig te worden, een angst, om zich daar buiten met den vreemdeling te meten. 'Als vanzelf dringt zich dan de gedachte op: Is de jonge Hollander misschien niet voldoende onderlegd, hapcirt er iets in zijn opvoeding, .wat hem onwillekeurig belem mert zica tot een man op to werken, die iets beteekent, in plaats van op een hon gerloon een vergeten rolletje iü do Hol landsche maatschappij to spelen 1 En dan kunnen wij al dadelijk zeggen, dat er fei telijk geen enkele reden is, waarom do Hol lander minder geschiat zou zijn in den vreemde zijn brood to verdienen, dan elko andevre nationaliteit. Het onderwijs aan onze Hoogero Burgerscholen en Handels scholen is uitstekend, de technische inrich tingen to Delft en onze Universiteiten le veren personen af, die op elk gebied con- currenzfahig zijn; om zijn kennis van vreemde talen, zijn taaie volharding <?n eer lijkheid is hij in den vreemde een gaarne geziene werkclr en om zijn neutrale poli tieke kleur ondorvindc hij in geen enkel land, behalve Duïtschland, moeilijkheden bij zijn vestiging. Doch één ding ontbreekt hem gd dit is niet een fout, welke het individu aankleeft, doch dio onze natie als zoodanig kenmerkt: wij hobben gemis aan wereldkennis en daarmede gepaard gaande wereldbescha ving. Het moge vreemd lijken, dat do be- iwcucrs van een land, met groote koloniën en welks bewoners voor een groot deel le ven van 'den handel met het buitenland, geen wereldkennis zouden hebben, maar toch ia dit zoo. In plaats, dat de ouders bun zoons reeds vroegtijdig met het idee vertrouwd maken, later in den vreemde en vooral in eigco orov^psehe he zltti neren hun brood te moeten gaan verdienen, wordt, getracht hen zooveel mogelijk van dit plan terug te houden en laat men de jeugdige energie insluimeren op kantoren in Amsterdam of in initiatief doodende betrekkingen bij publieke instellingen. Na toegelicht to hebben, dat meer in het ko mende zaken- of technische leven practi- sche ondervinding hoofdzaak is, wijst de schrijver op de noodzakelijkheid om vroeg met de opleiding te beginnen. Degene, die zich een positie wil maken, moet beginnen met zich in den kortst mo gelijken tijd theoretisch voor te bereiden, ga daarna de praktijk in en beschouw© de eerste jaren hiervan als deel uitmakende zijner opleiding, dus een tijd, waarin nog niet gedacht mag worden aan ruime beloo ning. Hoe verdienstelijk het overigens moge zijn een groote voorontwikkeling te hebben genoten over de meeste onderwerpen iets te hebben geleerd, het weegt niet op tegen de nadoelen, verbonden aan een te laat be ginnen van den strijd om het bestaan; een gevolg toch is, dat zooveel moet bekort worden, ook dikwijls om financieele rede nen, op den practisehen leeftijd, want een zekeren leeftijd bereikt bobbende, is men niet meer geneigd voor een kleine vergoo ding to werken, vooral wanneer dit in vreemde gewesten moet zijn. Het doel der Nederlandsche inrichtingen van onderwijs moet dus zijn: jongelui af to leveren op liefst zoo jeugdig mogelijken leeftijd, en vooral hen, die later een tech nische loopbaaD kiezen, in de gelegenheid te stellen een ruime male van vakkennis op te doen." „De Nederlander" zou zich kun nen neerleggen bij het betoog van ,,D e Stan daar d", dat het donkbeeld van een christelijke openbare school practisch onuitvoerbaar is, in dien het enkel een stuk actueele politiek gold. Maar uit het oogpunt van hot begin sel mogen de Christelijke staatslieden in Nederland niet zeggenEr is nu gezorgd, voor de Christenen van allerlei richting, voor dezen is dé bijzondere school; de openbare is voor de rest der natie. Im mers, dan zouden zij het atheïstisch staatsrecht in beginsel aanvaarden; schei ding der natie in christenen cn niet- christenen als normaal erkennen en daar op onze stafttsinetedJlingen bouwen; het zwaartepunt van de politiek niet leggen in het doen zegevieren van Christelijke beginselen, maar in het veroveren van het Regee r i n gskasteel Het komt „De Nederlander" voor, dat in beginsel de neutrale school niet kan worden aanvaard, ook niet, in dien er voor de „dissenters", voor hen, dio a"-'ijken van het van f.taatswege aange nomen (neutrale) beginsel, op voldoende wijze wordt gezorgd. Wij zijn een Christe lijk volk en onze Staatsinstellingen be- hooren Christelijk te zijn. We mogen do vervreemding van een groot deel van ons volk van b.t Christendom niet in de hand werken door in beginsel do openbare neu trale school als de normale te aanvaarden. „De oplossing van de kwestie schijnt ons ook, nu de rechten der bijzondere sohool wèl gevestigd zijn, niet meer zoo moeilijk. Men schrappe eenvoudig het bekende „neutraliteitsartikel", en late aan de ge meentebesturen de vrijheid het onderwijs zój in te riekten als het het best over eenkomt met den geest der gemeentena ren. In Roomscho stroken zullen do open bare scholeD roomsch, in orthodox-pro- testantsehe orthodox-protestantscb zijn, in moderne stroken modern, in sommige grootere steden van verschillende richting." Dit geschiedt reeds in vele stroken nu, zij het tegen do wet in. Ook het eerste Unie-rapport heeft zich op dit standpunt geplaatst eD het g e w ij z i g d'e Unie rapport is daarmee niet in strijd, maar stelt do bedoeling minder duidelijk in hot licht, „Wij gelooven niet, dat alle liberalen op het behoud van liet neutraliteitsartikel ge steld zijn. Integendeel. Yelen hunner hebben erkend, dat het een bederf ia voor de openbare school. Velen ook achten het totaai onbekend laten van een deel van ons volk met alles, wat betrekking heeft op Bijbel cd Godsdienst, zeer bedenkelijk cd rieo wel in, dat de Kerk niet bij machte is het ontbrekende voldoende aan to vullen. Indien de gemeentebesturen de vrijheid verkregen bij de inrichting van hun onder wijs rekening to houden met den geest van do ojuclers der schoolgaande kinde ren, zou ae scherpe, steeds ook door ons betreurde tegenstelling tusschcn openbaar en bijzonder onderwijs vervallen. Zij, dio opgeleid zijn aan christelijke kweekscholen, zo den ook in openbare scholen een plaats kunnen bekomen, zooals trouwens nu reeds ten opzichte van do R.-Kabh. on derwijzers het geval is. Natuurlijk zouden hier cn daar ook niet-christelijko bijzon dere soholen ontstaan, ten behoeve van hen, die met de inzichten van den ge meenteraad zich niet kunnen vereenigen maar do gidachte, alsof de openbare school als zoodanig buiten het Christen dom staat, zou verdwijnen; de bijzondere én openbare scholen zouden niet meer in beginsel tegenover elkander staan de ver schillende inziohten op godsdienstig gebied, die inzonderheid van protest an tscho zijde beboeren te worden geëerbiedigd, zouden nog beter dan op dit oogenblik tot hun recht komen, en, in plaats van een voor werp van strijd te zijn, zou de volksschool Linnen worden, waaraan de krachten van heel de natie, in .1 haar schakeeringen, konden .".-orden gewijd." In ,.D o Ro 1r - ïïl r': 'netoogt mr. D. P„ D. Fabius, naar aanleiding van een opmerking van de „Arnhem- sche Couran t", dat hem Grond wetsherziening op groote schaal weinig aanbevelenswaardig toe schijnt en wel, omdat wijziging van eon en kel punt meer kans van rijpe en grondige behandeling biedt dan een revisie van het geheel. Volgens hem behandelt de Grond wet zoo vele en onderling verschillende onderwerpen, dat zich kwalijk laat denken een communis o pi n i o, een gemeen schappelijke overtuiging, in eenigszins uit gebreider omvang over een grooter deel van de Grondwet. En zoo loopt men dan z.i. bij meer generale revisie gevaar, dat of beslis singen genomen worden, die niet voldoen de voorbereid waren, of wel do moeilij ker punten eenvoudig onaangeroerd blij ven. Ook thans zou liet z. i. niet gemak kelijk zijn vele meer beteekenisvollo vraagstukken aan te wijzen, die in de 1 aat-stverloopen jaren in die mate het voorwerp van ernstige wetenschappelijke bespreking waren, dat er als het ware een vruoht uit is voortgekomen, dio thans eigenlijk slechts is over to boeken. Zeker geldt dit bijv., meent hij, van do wijze van samenstelling .tier Stat o n - Genera al. Een ander bezwaar van mr. Fabius is, dat een eenigszins omvattende herziening lichtelijk medebrengt, dat allerlei nieuwe regeling bij gewone wet gevorderd wordt terwijl dan blijkens de ervaring weinig kans bestaat, dat daaraan spoedig vol daan wordt. Tot toelichting hiervan schrijft mr. Fabius o. m. Het vijfde der additioaieele artikelen van 18-18 cisclito drie gewichtige voor- BÏellèn (betreffende het kiesrecht en do benoeming van de leden der Kamers, van de provinciale en van do gemeente wet) in de eerste ziting, dio van 18-49. Voorts „zoo mogelijk in diezelfde zit ting en in allen geval niet later dan in do daarop volgende", nog v ij f (betreffende do verantwoordelijkheid dor ministers, de nieuwe rechterlijke inrichting, het on derwijs en armbestuur, do uitoefening van het recht van vereeniging en vergade ring.) Eindelijk moesten binnen drie jaar, dus voor 1852 worden voorgedragen do wetten op hot beleid der Rcgeering in do koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werolddeelen. Maar het heeft b ij n a d o r ti g j a a r geduurd, eer dat programma was afge werkt. En dan waren er nog wetten in uitzicht gestold zonder termijn van indiening. Zelfs is de wet op den Waterstaat, door ztrt. iZ'i gebolcn, nooit vsersehenen. En verder stelt mr. Fabius in het licht, dat we eigenlijk nog altijd ..an de Grond wetsherziening van 1887 bezig zijn. Aan het vorig kabinet kan, merkt hij op, dc lof xrict onthouden worden, <iiat het zich ernstig ingespannen heeft om die horzio ning te voltooien. Onder dat ministerie is de Provinciale Wet in overeenstemming gebracht met de Grondwet; werd een voorstel ingediend als art. 96 al. 2 Gw. bedoelt, regelende de vereeniging van het lidmaatschap van een der Kamers met andere dan in het eerste lid uitgesloten, uit 's Lands kas bezoldigde, ambten; cn, last not least, heeft men een ontwerp ont vangen tot regeling van de administratlt- ye reohtepr'aak - Maar laatstgenoemde twee voorstellen hebben hot niet tot het „Staatsblad gebracht. En toch, oë herziening van 1887 ligt thans 19 jaren achter ons. Op grond van dezen gang van zakon oordeelt mr. Fabius, dat de weg van meer algemeeno Grondwetsherziening inderdaad niet raadzaam is. „Veeleer zij men." eindigt hij ,,op partieele herziening bedacht, liefst betref fende één onderwerp; en boude de Regee ring voortdurend een oog in het zeil om te zien of er niet een punt is, waarom trent gezegd kar worden, dat een oplos sing, een verandering, genoegzaam door wetenschappelijken arbeid en meer alge- meene oordeelvelling is voorbereid, om van do periodieke aftreding van de leden der Tweede Kamer gebruik te maken tot wijziging van de hoogste Staatswet. Zoo kan er geleidelijk een gezonde her vorming van onze hoogste Staatswet plaats hebben, zonder dat andere arbeid vertraging ondervindt, en zonder zich, of de opvolgers, te belasten met een stapel werk, dat bf opnieuw den gewonen gang van zaken belemmert; of niet tot stand komt binnen den tijd, waarop gerekend was; of wel geheel achterwege blijft." De schrijver der „Haagtche Brieven" in de ,,Z a a n 1 an üs c k e Courant" heeft er de aandacht op gevestigd, dat sinds d r. K u y p e r in ons laDd is teruggekeerd en „D e Standaard" kennelijk nu cn dan artikelen va nzijn hand bevat, van meer dan één zijde de strijdlust weder aan gewakkerd is en een felle polemiek gevoeri wordt. Dit is nu, zegt schrijver, voor don oud-minister zeer zeker vleiend, daar hot aantoont welk een geducht tegenstander hij is, maar ccn waarschuwing is z-i. op zijn plaats om den staatkundigen strijd n i o t ontaarden. Zulks toch,, acht hij, ook voor de eer van onzo Nederlandsche Dagblad pers, niet aanbevelenswaardig. Zoolang een tegenstander, door zijn hooge on invloed rijke positio als premier, leider van Kabi net en Kamormeerderheid on politieke cn kerkelijke coalitie, de verpersoonlijking is van een bestreden beginsel, moge het, merkt hij op, hoezeer te betreuren toch ver geeflijk zijn, dat zich de scherp ste pijlen uit het kamp der opposi tie tegen hem richten, zoodra zulk een politieke figuur als zoodanig is gevallen, teruggetreden van het tc'rrcin der actieve staatkunde en zijn plaats onder dc gewone burgers des landt hernomen heeft, k cr, ook al zet hij den strijd voor zijn beginselen cn idealen ais publicist onversaagd voort, geen reden meer om hem „ad hominem" te be kampen. Ook voor de vrijzinnige partijen is dit, naar -des schrijvers meening, niet go- wenseht, cn volgens hem is het een bewijs van onhandige tactiek. Immers, door steeds te blijven voorthameren op het aanbeeld der K uy p e.r-bcstrijding, wakkert men zijn vereerders en aanhangers, hetzij zij hem uit beginsel volgen, dan wel uit berekening op eigen voordeel des te meer aan. Men overdrijft daarenboven z. i. zijn invloed op one volk en verzwakt den indruk der fei ten van het jongst verloden. Als journalist stelt schrijver den oud-mi nister Kuyper zeer hoog; zijn groot talent in het voeren van de pen, vooral in de ko lommen „van het door hem jarenlang met ongeëvenaarde vaardigheid geredigeerde blad", maar ook en hier staat hij vierkant tegenover zijn feilen bestrijder, dr. Bronsveld zijn karakter publicist weet schrijver in al de hooge waarde, die zij bezit, te schatten. De oud-voorzitter van den Ntd. Journaustenkring moge, verklaart hij, door zekere handelingen van collega's geprikkeld, door zekere als' ecre-voorz. uit treden uit dien kring, een daad van kin derachtige overgevoeligheid hebben begaan hij moge, door menschelijkc zwakheden, die ons allen in mindere of meerdere mate eigen zijn, zich onder de Persmanneo niet meer kunnen beroepen op aller verecring oer ken ring van zijn buitengewone hoedanighe den, dat hij aanspraak zou hebbon ver loren op de waardeering van zijn karakter als journalist, acht hij een „lasterlijk en onverdiend beweren". Doch juist 'daarom dient z. i. de bestrijding van dr. Kuyper een einde te nemen. Wie „Do Stand aard" te woord staat, behoort z. i zijn aanval te richten tegen het blad, tegen do partij of do coalitie, die bet vertegenwoor digt, niet tegen den man, die onder het zegel der anoj'dniteit (zo moge nog zoo doorzichtig zijuj" de pen voort. Evenmin als men de „N i e u w o Rotfcor'd am- s c e Couran t" of het „H a n d c I s- blad" in de personen van dr. Zaaijer, mr. Polak of den heer Boissevain zoekt te tref fen, richte men, zegt hij, in een ridderlijken kamp het rapier tegen dr. Kuyper, oni- 'dat deze, van het actief-politiek tconcel te1 ruggetreden, niet anders is dan de genoem de schrijvers in do toongevende staatkundi ge organen. Het ligt z.i. allerminst op den weg der vrijzinnigen om den journalist, 'jio do parlementaire gelederen heeft verlaten, boven andere van zijn gildeq op een voefc stuk to verheffen. Verder in het tweede deel van zijn brief constateert tchrijver met leedwezen, dat er verschijnselen zijn, die duiden op ccn* ver z w a k k i n g van de c c n'h e i d in? de vrijzinnige gelederen. Hij zet uit een, dat bij do huidige en iu een „onafzien baar tijdperk in de naaste toekomst vermoe delijk nog zich bestendigende politieke con stellatie" er tegenover dc „zich nog altijd kunstig samen houdende clericalo twec-ecn- heids-staatkunde" voor de vrijzinnigen geen mogelijkheid is- om hun beginselen tot hun recht te doen komen en meester te blijven van het terrein dan door krachtige en on- verbreekbnre aaneensluiting. Dat deze mo gelijk is en een deugdelijke werkzaamheid op menig gebied van wetgeving niet be hoeft in den weg te 6taan, is z.i. bewezen. De tot-stand-koming van het conccntra tieplan, van het daarop gebaseerd pro gram van actie, het optreden van een uit die concentratie voortgesproten Kabinet, met een zich bij het vc ecnigd partijprogram volledig aansri'tend werkprogram, het bewijst, oordeelt hij, onloochenbaar, dat de leidens der vrijzinnige groepen eensgezind heid nastreven en samen op het bereiken van het gemeenschappelijk doel bedacht blijven. Niet algemeen echter is dat streven. Van tijd tot tijd valt to bespeuren, dat cr nog te veel rivaliteit hecrecht tusschen do volgelingen van de tweo hoofdfractic6 tor linkerzijde en 'dat verontrust en smart hom: Want hij is er innig van overtuigd, dat al leen langs den weg van vereenigd, kracht vol, eensgezind opnmrchceren in do richting van do hervormende cn democratisch poli tiek tegenover „reoctio en clcricalismc" beiden, heil to venvachten is. Ons tegenwoordig Kabinet wil besluit schrijver ongetwijfeld dien wog op Wat er tot hicirtoo is gedaan en voorbereid, geeit het recht ook in het vervolg een gelei delijke en volledige uitvoering te venvach ten van coalitie of concentratie-program. Wij gaan nu hot tweede jaar van het iva- binet-Do Meester inveel werk is in he' Verschiot op menig gebied van wetgevinf Laten do vrijzinnigen trachten het met d« Regeering lot afdoening te brengen cn aan de natie te loonen, wat de concent,Vatic vcp mag. Het is duidelijk bij de verkiezinge van 1905 gebleken, dat het Nedeiiundscb- volk, groote verwachtingen koestert van het samengaan der vooruitstrevende partijen van do linkerzijde. Niets zou in do toe komst do liberale beginselen meer afbreuk doen dan teleurstelling in die verwachtin gen; doch niets zou ook voor do toekomst aëa*'Wïjzinh!ge politiek hechter in ons land bevestigen dan een trouwe, eensgezinde uit voering" van het concentratieprogram. Daar op blijve dus van den kant 'dergenon, wicn het om de zegepraal onzer beginselen is te doen, oog cn hart gericht on men lato zich niet door verlokkelijke perspolemiek op een dwaalweg voeren. Noch een voort durende strijd tegen do personen en begin selen van de clerialo coalitie, noch een aan wakkering van kleine tactische verschillen in eigen omgeving moge hen, dio dc libe rale zaak wenschen tc dienen, uit het r ciito spoor brengen. Beroepsgolic i m van den jour nalist. Naar aanleiding van dc open baarmaking van het gcruimon tijd geleden te Arahom gewezen vonnis tegen den hoofd redacteur der „N iouwe Ar n h e m- 8C he Courant" wegens belecdiging van don kapelmeester van het militair muziek korps tc Arnhem in ccn ingezonden stuk, ondorteekend „eenigo muzikanten" iD het „Weekblad van het Recht", wijdt „De Nieuwe Courant" een artikel aan het beroepsgeheim van den journalist. Het blad verheugt zich over het vonnis, waarbij de leer is gehuldigd, „dat van de licten, d$or middel van de drukpers ge pleegd, als dader moet worden aangemerkt de redacteur of hij, op wiens last de uitge ver of drukker een stuk geplaatst heeft." En het blad schrijft dan „De recente jurisprudentie verblijdt ons ten zeerste. Zij beantwoordt aan den fcite- lijken toestand, dat een redactie met den 83) -,Nu, u hebt hem aangeschaft, en onder u moet hij staan; maak maar van hem wat ge kunt", zei hij tot Howard. Het eerste, wat gebeurde, was, dat Pa- trik flink gewasschen werd en fatsoenlijk werd aangekleed met eenige oude kleeren, die Joseph van een arbeider overnam; barrevoets kon lij ia Rosebank voorloopig nog zeer goed loopen. In den beginne ging het goed met den nieuwen jongen, boven verwachting goed; hij was flink, kon zich goed weren, scheen ■zijn werk met lust te doen, en had een ge weldigen eerbied voor zijn stillen meester, die altijd heel rechtvaardig tegenover hem was, en in alles voor hem zorgde. Daar Howard zich geheel verantwoordelijk voor den jongen voelde, vroeg hij aan boer Pul* Ier of deze hem ook in den kost wilde ne- rucn, zoodat hij voortdurend toezicht op hem kon houden. De goedige Emma maak te dus "een bed voor hem in orde in het za- delhok naast den stal, en liij mocht met de familie mee eten. Do geheele maand was er over niets te klagen, behalve dat hij op een stillen Zondagmiddag alle kip- Pen lappen aan haar pooton en papieren kragen rond haar halzen gedaan had, wat ongelukkige dieren door luid gekrijsc-h> aan de familie bekend maakten. Den vol genden Zondag vond men in zijn kamertje de kat aan haar staart opgehangen, den derden Zondag had hij weer iets anders uitgehaald, en zoo ging het voolrt. Maar niemand nam die echte kwajongensstroken kwalijk, en een ernstig woordje van Ho ward maakte, dat herhaling van denzelf den streek niet voorkwam. Als Patrik weer iets nieuws had uitgehaald, dan beantwoord de hij do vraag: „Hoe kwam je er toe om zoo iets to doen?" heel trouwhartig met: „Mijnheer Howard heeft mij nog niet gezegd, dat ik dit niet doen magwaar op men '.oor het belachelijke van de zaak volstrekt niet boos woixien kon. Op het work was Joseph aan liet einde van de maand znó tevreden, dat hij tegen Patrik zeide, dat hij het jaar uit blijven mccht. Bij een rondreiaend koopman kocht hij voor hen een grijs pak, en tot Emma's groote bevrediging ook schoenen voor 's Zondags, want op feestdagen zag zij haar huisgenooten graag netjes gekleed. Men had er iP'atrik op gewezen, dat hij nu, door dubbel zijn best. te doen, moest too- nen, dat hij het pak Lo soh ook verdien de, maar ?:o 1 do proefmaand was om en hij werd langzamerhand weer de oude Pad dy. Als Howard cr bij was, ging het nog altijd zoo'n beetje maar wat deze hem be val te doen in zijn afwezigheid, werd spoe dig niet meer goed gedaaneenigo arbei ders klaagden cr over, dat de jongen zoo brutaal was; de oude Pulier riep op een nacht zeer gebelgd, of Howard eens wilde komen, want dat Paddy in zijn kamertje op den grond een vuurtje had gemaakt, om er een pijpje bij te rooken, waardoor het geheele gebouw gevaar liep in brand to vliegen. Er kwamen behalve dat nog allerlei onverklaarbare dingen voor; Em ma vond op een morgen eens geen enkel ei in het kippenhok, of het een of andere lievelingsgerecht van haar vader, dat zij in do provisiekamer had staan, was plotseling, ondanks do deur gesloten was. verdwenen, en ofschoon Paddy zich altijd verbaasd toonde, en met een gezicht vol gekrenkte on sehuid elke besohukuging afwees, voelde zija oesohermer zich toch weinig op zijn gemak. Ten slotte was de jongen op een morgen verdwenen, en kwam hij pas 's avonds weer terug, helaas dronkenhoe hij aan het geld daarvoor gekomen was, wist niemand. Zoo kon hot niet langerde boer, die dén jongen eerst wel mocht lijden, ver klaarde nu beslist, dat hij hem niet meer in huis hebben wilde, en Joseph was in- tusschen ook tot de overtuiging gekomen, dat Patrik onder strengere tucht moest staan clan hij kon uitoefenenDaaftom werd 'g avonds rondom het haardvuur, terwijl Faddy zijn roes uitslïe- do zaak ernstig overwogen. Over acht dagen zou do rech ter hier in de huurt komen, omdat er in do buurt een misdaad begaan was en dan zou Joieph dezen Paddy meegeven, om hem in een verbetoringsgesticht onder to brengen; hoefeer het hem voor den jongen speet, sc.reen het hem toch de cenige weg. Maar men wild) cr den jongen deugniet zélf nog et^ van zeggen, omdat hij an ders weg zou loopen en een zeker verderf te gemoet zou gaan. Twee dagen na deze bespreking was Joseph in de groote loods bezig en zag hij Patrik met een paar planken, die buiten in dc zon gedroogd waren, op den zandweg aankomen. Eensklaps hoorde hij Paddy hard gillen cn zag, dat hij rijn planken liet vallennog een gil volgde en nog een eenigo menschen snelden er heen, ook Jo seph ging den jongen tegemoet. Wat is er gebeurd? Een vergiftige schorpioen, bijna het eenige schadelijk dier in die streek, had Paddy in zijn blooten voet gestoken. Het dier, dat men dadelijk zag, werd vlug doodgemaakt, maar wat kon men nu voor den verwonde doen? De een zei dit, dc an der dat terwijl de arme jongen kermend op den grond zat; toen trad Howard prin cipaal naderbij, trok hem wat tor zijde, en zeide zachtjes: „Daar is niets aan te doen; dio soort schorpioen heeft een zeer scherp vergift; als dat eens in het bloed is opgenomen, is over een paar uur alles voorbij Joseph keek den jongen treurig aan hij voelde zich toch verantwoordelijk voor hem; hij had licm willen redden, beloofd voor hem te doen, wat hij kon, en was niet in staat geweest om hem geestelijk op te helpen; dan wilde hij ton minste probee- ren hem lichamelijk te redden, zoolang er tijd was. Het vergift mccht niet in het bloed komen. Joseph had eens iets gehoord van uitzuigen van ccn vergiftige wond, en yonder zich ook nog een oogenblik te bezinnen, wierp hij zich naast Paddy op den grond neer, drukte den pijnlijken voet; tegen zijn mond en zoog met al zijn krach- teD aan de wonde. De mannen wilden hem wegtrekken „Ben jo niet wijs, Howard 1 Je haalt jo eigen dood op dc i hale I Die kwajongen is niet waard, tlat je j voor hem vergiftigd, klonk het van allo kanten. Maar Joseph was doof voor elke waarschuwing; hij spoog het uitgezogene uit. en zoog weer, totdat het d nkere rood rondom de wond minder begon te worden, ntusschen was cr een cude Papocbij gehaald, dio een beetje Engelsch sprak, en onder zijn volk voor een goed dourer gold. Toen hij hoorde wat er gebeurd was, vond hij, dat Howard goed had gehandeldhet was nu mogelijk, dat het jonge mensch bleef leven, als hij nog kruidenmedicijn, veel kruidcnmedicijn, dronk, cn er zijn voet mee waschte. Maar degeen, die het uitgezogen had, nu, het kon misschien goed gaan, als hij do kruiden ook gebruikte. Maar als hij in zijn keel een enkel open plckjs had, en wie kon diep in ccn keel kijken dan zou' hij zeker sterven. Den koffie bruinen, halfnaaktcn dokter werd nu opge dragen rijn kruidenmedicijn met den mees ten spoed U bereiden, terwijl eenige man nen Howard en zijn beschermeling do laatste op een oude deur naar do boer derij van Puller brachten. Over Paddy rei men niet veel; maar over Joseph, die al gemeen bemind was, maakte men zich zeer bezorgd. Hij zeide zelf niets dan: „Wcea maar gerust; als het Gods wil is, kom ik etr wel door En in zijn hart dacht hij al door- „Ach, als jullie eens wisten wolk een zware last het leven mij eigenlijk is I Wat zou mij liever zijn dan te mogen sterven, nadat ik iemand had welgedaan, al waa het dan ook maar dien armen Paddy" 1 (Wordt vcivolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5