ALLERLEI.
a
en zwervers in verbandmen vindt er in:
tooweilen dit het leven van misdadigere,
ÊkeficCÉjen ea avonturen van bedelaars, goede
raadgevingen, gedicht^ een brieven- en
ragenbas, kortom, alles wal? mem ook in
jndere tijdschriften vindt".
En dat alles is n-aar geen grapje of gril;
het is hoog ernstig bedoeld. En wat men
Van den inhoud soms hoort, geeft een juis-
ten kijk in de gedachtenwcreld van het
volkje, Warvoor b+f/t blad bestemd is. Men
moet er geen gevoelvolle klachten over de
ellende en narigheid van het bandieten
leven in verwachten. Veeleer vindt men er
den galgenhumor en grove „aardigheden"
in. Zoo stond er c.ns een „gedicht" in,
waarvan het slot, vrij vertaald, aldus luid
de:
•Slechts iemand in het lompenpak
Vermaak ik eens mijn bedelzak;
En mocht hij 't geval begeeren,
Men kan hem ook mijn hemd offreeren.
Be herfst is de bloeitijd van het tijdschrift.
Dan stroomen van allen kant de beroeps-
1 edelaars en ander schuim der maatschap
pij, maar ook vakmenschen, die op beroeps-
reis zijn, nabij Neurenberg te zamen, om te
helpen aan den hop-oogst. Zij kiezen dan
onder elkaar een hopkoning.
Van algemcene bekendheid is wel liet
feit, dat de beroepsbedelaars een form oei
gilde vormen, en dat niet alleen in groote
steden, waar zij zelfs contributie moeten
betalen, maar ook op het platte land; ook
hier hebben zij hun rereenigingspunten en
samenkomsten. Hier verdoelen zij hun ar^
beidsveld en zij weten precies waar zij iets
krijgen en hoeveel; ook zetten zij geheime
teekens op deurposten en portieken.
Wekelijksche Kalender.
Zondag.
De boosheid moge de waarheid verduis
teren, uitblussohen Kan ze haar niet.
HEanndag.
Vleierij is votfr velen hun bedrijfskapi
taal in den strijd om het bestaan..
Dinsdag.
Er is in liet ongeluk van onzen besten
yriend iets, dat ons verheugt.
Woensdag.
Nijd en l .osaardighei 1 zijn de hypothe
ken op den tempel van den roem.
Donderdag.
Zoo gij wilt leeren bidden, ga dan op zee.
Vrijdag.
De pijnlijksto hulde van onze ideeën is,
wanneor anderen ze voor do hunne uit
geven.
Zaterdag.
Nauwkeurigheid ie de tweelingzuster
der eerlijkheid.
j STOPGOUD.
Rijkdom i«f als het zeewater: hoe meer
men cr vau drinkt, des te dorstiger wordt
Sm liooen hau or*
De F-**ncl hel£$ nooit d»«*gene, die niet
werken wil.
Sophocles.
Wat ge icDtt»d niet in rijn gezicht durft
leggen, ZCS dat ook niet achter rijn rug.
tKVüokert*
RECEPT.
Gegratineerde tomaten.
Goed rijpe tomaten snijdt men doormid
den, plaatst ze in een vuurvasten schotel,
bedruipt ze nröt kalf&ius en zet ze in den
oven.
Als zij bijna gaar zijn, voegt men er een
hoeveelheid gesmolten boter bij, bestrooit
zo met tfaneermerv of gestampte beschuit
en laat ze verder gaar worden. In vijftien
of twintig minuten zijn de tomaten gaar.
Wenschen en doen.
Wcüschtet gij de wereld beter1?
Laat me u zeggen wat te doen:
Zet als wacht bij al uw daden
Trouw en Waarheid vóór Fatsoen,
Laat geen zelfzucht u beheerschen,
JRein naar hooger steeds gestreefd,
Zoo kunt gij een Eden maken
Van den kring, waarin gij leeft.
Wenschtet gij de wereld wijzer?
Wel, begin dan zelf er mee
Wijsheid in u op te nemen;
Wees met weinig niet tevreê.
Spil geen dag in ijd'lo dwaasheid,
Leer en leef, en leef en leer.
Wilt gij and'ren wijsheid" brengen,
Heb ze zelve tienmaal meer.
Wenscht de wereld gij gelukkig?
Strooi dan 't zaad der blijdschap stil
Dag aan dag op 't pad uws levens,
Waar uw God u leiden wil.
Want do vreugde van de velen
Is het werk vaak van sleohts één.
Den eik, die legers overschaduwt,
Plantte een kinderhandje kleên.
De snyboonenraolen en het jonge paar.
Door vlijt heb ik het zóó ver gebracht,
dat ik eindelijk woon op een kaïner met een
veranda.
't Is daar fijn.
Naast me is een pasgetrouwd paar komen
wonen.
Dat ze pas getrouwd zijn is een feit. De
jongelui zoenen elkaar met zoo'n geweldig
gedaver, dat het twee straten verder te
hooren is, het handje beneden geregeld
aanslaat, en do kippen oeneden met afkeu
rend hoofdschudden naar boven kijken.
Wijders noemen zc elkaar dotje, snoes, lie
veling, kippie, lekkers, toctie, hartepit en
toeteloeresie. Ik weet dat alles zoo precies,
omdat cr een scheur is in do plankenschut
ting, die hun veranda scheidt van do mijne.
AUes scheen koek cn ei, rozengeur en
maneschijn tusschen het minnende witte-
broodspaar, tot gisteren. Toen gebeurde er
iets diep treurigs.
Mevrouwtje zat met een bak snijbooaen
voor zich, en spleet vlijtig de vleecigz hul
zen van de peulvruchten.
Komt meneer de veranda op stappen,
geheim zin ni"- gebarend, zet een in bruin
papier gewikkeld iets op zijn vrouws schoot
geeft haar een zoen, die klinkt als het
knallen van een champagnekurk, en blijft
met zijn handen over zijn buik gevouwen, in
zalige afwachting staan toekijken.
Mevrouwtje ontwikkelt het pak en brengt
een gloednieuwen snijboonenmolen aan het
daglicht „Een snijboonenmolen," roept ze
verrukt.
.Weer een geweldige zoen.
„Ja", zegt meneer. „Maar je kan 'er ook
711e andere boonen in pellen, zegt de win
kelier."
„In pellen", gk 1. mevrouw. „Hoor hem!"
„Natuurl.jk, daar stop je ze in," en me
neer duidt met eigenwijze beweginkjes naar
een paay smalle «leufjes.
„Kijk, toet, cn dan draai je aan dien
slinger, zio je?"
„Jawel, sohat."
„Jo kan er van alles in doen, zei hij;
peulen en snij boonen en tuinboonen en dop-
1 erwten."-
„Neen, lieveling'", zegt mevrouw beslist,
„dat heb je abuis, alléén snijboonen."
„Hij zei het toch zèif, hartje: van alles;
geef nu eens hier zoo'n heerenboon."
„'t Zijn tuinboonen, dot."
„Nu ja, heerenboonen of tuinboonen,
da's één."
„Probeer het niet, want hot gaat tóch
niet"
„En die man zei het?"
„Hij ral om c*n praatje VGrlege3 zijn
geweest; jullie mannen gclooven ook alles."
De toon wordt iets minder toeteloereserig.
„Maar kind, zoo'n man weet toch 6ók
wel wat hij verkoopt? Geef nu eens hier
zoo'n boon."
„Doe 't nu niet, Henk, dan forceer je do
machine."
„Och wat, jij wil altijd alles beter weten.
Jullie gelooft maar, dat wij heelemaal geen
verstand van keukendingen hebben."
„Dat hèb jullie --x>k i 'et."
„Ook niet van zoo'n stomme machine?"
„Dat schijnt, want je wil er dingen in
stoppen, die er -*;et in hooren."
„Er hooren wol boonen in."
„Maar geen tuinboonen."
„Van alle boonen."
,,'t Is niet waar."
,,'t Is wèl waar."
„Hoe kan iemand toch' zoo tegen beter
veten in altijl óp strijen."
„Ik strij niet op, maar jij moet per se
altijd het laatste woord hebben."
„Dat wil ik niet, maar jij bemoeit je al
tijd met dingen, waar je geen verstand
van hebt."
„O, da's nu je dank; je bent lief, hoor."
„Ja, jij bent aardig!"
„Zeg liever, dat ik een mispunt ben
„As je zoo opstrijdt, zeker
„Nu, daar dan 1'' schreeuwt meneer in
eens heftig en ongemotiveerd driftig en
kwakt den molen tegen den vloer.
Mevrouw wordt bleek huilt werkt
dramatisch met haar koket schortje me
neer verdwijnt binnenshuis
Maar gelukkig klonk een uur later bet
zweepklapperig zoengeratel weer door de
yeranda-atmoefeer
De heer Olders: „Juffrouw Antiek,
u bent mooi
Juffrouw Antiek: „Méar meneer
Olders 1"
Do heer Olders: „Ik zeg, dat u
mooi
juffrouw 'Antiok: „O, wat bent
u brutaal!"
De heer Olders: „Ik meen, 'dat
mooi
Juffrouw Antiek: „Dit is zóó
plotseling
De hoer Olders: „Zooals ik meende
te zeggen: u bent mooi op weg, om een
dagje ouder te worden
Alt ij d verstrooid. Profes
sorsvrouw (tot haar echtgenoot)
„Zooeven heb je de doodsaankondiging van
je studiegenoot X ontvangen."
P rofessor: „Zoo, denkt die einde
lijk ook weer eens aan mij
Een kleine slimmerd. Moe
der: „Schaam jij je niet, Bernard, om zoo
lang te s.apon?"
Kleine Bernard: „Ja. ziet u, ma,
ik had in mijn droom mijn pet verloren, en
daar heb ik zoo lang naar gezocht."
Dokter: „Gij moet meer beweging ne
men. Wat is uw l -.oep?"
Zieke: „Metselaar, heer dokter."
Dokter: „Zoo, dan hebt gij, dunkt
mij, beweging genoeg."
Zieke: „Ja, dokter, 'drt hangt er van
af, of het aangenomen werk is, of dat iK
op daggeld wark."
Huurder: „Waar is nu het lommer
rijk uitzicht van deze kamer, zooals in de
advertentie 6tond?"
Verhuurder: „Wat drommel 1 Heeft
nu die kleermaker aan den overkant zijn
bloempotjes weggenomen?"