Dit nommer bestaat uit VIER Bladen. Eerste Blad. FEUILLETON. ¥©ö2a nog gelukksg. don ongeövenaarden teokoriaar, don onver- moeiden voracher en scherpen waarnemer, die in zijne werken ons wist te doen doordringen tot het edelste in den menscb, tot het diepste zleloloven, omdat by geheel zichzelf gaf aan zyne kunst, Eembrandt den bescheiden, doch kundigen bybelvertolkor, den onovertroffen meester in teokening, ets en schildering, den onbetwist grootsten kunstenaar van Holland's reomryke schilderschool, dien velen den groot- sten achten van allo schilders uit alle landen, wien allen oen oereplaats toekennen onder de grootste genieön. Rembrandt's werken zullen zyn grootheid als kunstenaar verkondigen, zoolang de menschheid nog vatbaar is voor den indruk van het schoone, zoolang de ziel nog trilt onder den invloed van edele bekoring. De Commissie heeft daarom gemeend by deze foestejyko herdenking in de eerste plaats te moeten trachten eonigo uitgezochte werken van don meester byeen te brengen mot werken van Leidscho schilders, die naast hem of onder zijnen invloed gewerkt hebben. Want do schoonste waardeoring voor den kunstenaar is hom te eoren in zyne werken, en wy achten ons gelukkig hier don meester nader tot ons te kunnen brengen door een aantal zijner werken ten toon te stellen, dlo nog piot in hot openbaar le bezichtigen waron. Naast dozo slechts tydeiyke hulde hebban wy een blyvend teeken willen stichten. Zyn beeld getuige, ook voor het nageslacht van onze liofdo voor den meoster, van onze innige waardeering voor zyne kunst en van het diepe besef van den plicht van dankkaarheid, die jegens hem op ons rust. Tot U, hoogveroerdo Majesteit, richten wy thans het eerbiedig verzoek ons dit beeld to onthullen, dat ons den meester zal toonon, zooals by dag aan dag werkte aan zyne ver heven scheppingen, een beeld, beschoiden als do genlalo kunstenaar zelf, die geen volks gunst heeft nagejaagd, waar zyne kunst hem hooger idoalon voortoovordo, oen beeld van den man zooals wy hem uit zyn eigen portrotten kennen, forsch van lynen, een voudig in den werkkiel, doch met don diep denkonden, doordringenden, zelfbewusten blik. Tot U richton wy de bede ons thans het beeld te doen aanschouwen, dat ons te dierbaarder zal zyn, omdat hot, door Uwe jioogo tegenwoordigheid on die van Zyno Koninklyko Hoogheid, do herinnering aan Eembrandt verbindt met die aan de vorstelyko hulde gebracht aan Holland's grootston moester en daarmede aan Holland's roem, aan Hol land's kunst. Ik heb gezegd. Daarop had <Io plechtige onthulling plaats. H. M. de Koningin-Moeder, gekleed in zwarte robe met lila bloemen (Z, K. H. de Prins was ia admiraals-uniform) sprak toen het volgende Gaarne voldoe ik aa:i de tot mij gerichte uitr sodiging, het mepumenb te onthullen, dat .als een dankbare hulde Iiicr, dicht bij do plaats, waar Eembrandt werd gcborcn> voor dezen grootsteu vau Ncerlands schilders werd opgericht. Ik aebt heb voor ons, Nederlanders, een schuld van eer in deze dagen vooral, een erkentelijke herinnering to wijden aan den man, wiens buitengewone gaven wij nimmer zullen ophouden to bewonderen cn die ons in zijn werk naliet een onschatbare bron van vreugde en van genot. Tot den roem van Ncerlands Schilder school is er geen, die meer heeft bijgedragen dan Eembrandt Harmenszoon van Rijn. Van dezen man kan in waarheid' worden getuigd, dat hij onsterfelijk is door zijn werk. Aan do kunst van Rembrandt is in de geheclc beschaafde wereld do eereplaats Verzekerd cn ons vaderland is met recht trotsch op den eerenaam: Land van Eem brandt. Dien eerenaam waardig to blijven is dc taak van Neerlands Schilderschool. Met den oprechten wensch, dat in ons yaderland do Kunst zich op heb hoogo standpunt zal weten to handhaven, door heb verleden geadeld, onthul ik dit monu ment, onzen grooten en eenigen Rembrandt ter eer.; H. M. drukte daarna op een knop, waar na door middel eener elecfcrische installatie, door do heeren Do Tries en Stevens aan gelegd, het doek wegviel en het kunstwerk van den beeldhouwer Toon Dupuis voor het daglicht verscheen. Het monument met den breeden voeb van rood gevlamd graniet, heeft een hoogte van 5i Meter en stelt in brons het beeld van den meester voor op ongeveer 50-j arigen leeftijd on toont hem in zijn werkkiel, zooals hij dagelijks werkte. Do beeldhouwer is hierbij geïnspireerd door fotografieën, tee keningen en schilderijen van Rembrandt. Hij vervaardigde in overleg met Israels, Mosdag on Hofstede do Groot twee model len in klei. Het andere stelde den schilder voor in zijn jong© kracht, wat ook eigen aardig voor Leiden scheen, waar hij zijn eerste kunstenaars] aren sleet. Toch werd om do grootere rijpheid van kracht het eerste gekozen, dat inderdaad een kunstwerk is, hetwelk den beeldhouwer tot- eer strekt en waarop Leiden trotsch mag zijn. Na do onthuEing werd door het koor ge zongen „Hollands Glorie" feestzang van dr. H. G. H. Groencwegen cn gezet door R. Hol, dat een treffenden indruk maakte. Vervolgens hield do heer H. W. Mesdag de volgende feestrede: MajesteitKoninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden, Qij allen hier tegenwoordig. De Voorzitter der Commissie heeft Uwe Majesteit en don Prins Hendrik der Neder landen hot welkom toegeroepen en namens Leidons ingezetenen den dank betuigd voor Uwe tegenwoordigheid op dezen voor de oude veste zoo belangryken dag. Ik herhaal zyne woorden: Leiden jubelt on viert heden feest. Het heeft zich met bloemen en in feestdos getooid lor eere van zUn grooten Burger Eembrandt van Rn. Hot eenvoudig en schoon borstbeeld, door den beeldhouwer Toon Dupuis vervaardigd, vol karakter en waarvan do beteekenis door Dr. Overvoorde is geschetst geworden, is door H. M. de Koningin-Moeder onthuld. „Hollands Glorie" van Richard Holl ls ge zongen door bet koor onder Danlöl do Lange. Nu het woord aan do kunstenaars, om to getuigen van hunne groote voreering van hunnen beroemden voorganger, die gedurende byna 3 eeuwen do trots en de roem van Nodorland is gebleven. Do nostor onzer schilders, Jozef Israöls hoeft het in zyn opstel in „De Gids" zoo juist en eenvoudig gezegd. Eembrandt 6taat in dezen tyd op het Zenith ztfner Glorie. Goud heeft .geen waarde meer bU zyn meesterstukkon, en om het minste van zyn werken te bezitten, offert men schatten on reist mon de wereld door. De critiek, die jaren lang zich deed liooren, heeft sedert 50 jaar opgehouden en is verstomd. Zoo is dan Rombrandt heden ten dage ge plaatst op do hoogte, die hfj verdient en zal do feestviering op zyn driehonderdsten ge boortedag door do gobeole beschaafde wereld erkend en „mode gevoeld worden als een natio nale uiting van vreugde en trots van het kleine Nederland voor zyn grooten Rembrandt; een figuur, waarin zich de grootheid afspiegelt van onze oudo republiek. Dr. Bredius, do bekende Eembrandt-veroer- der, vraagt in zyn schetsen „Elzevier" waar om maakt zich do gehoele wereld op, don löden Juli 1906 don dag te herdenken, waarop do zoon van een molenaar to Leiden werd geboren? Waarom wordt die zoon van Harm Gerritsz gevierd en geöerd' als geen vorst to voron. Niet omdat Eembrandt oen groot schilder, oen beroemd kunstenaar is a 11 eon, want zoo zyn meerderen gehuldigd, zooala Rafaël, Rubens, Van Dyck. Maar Rembrand ts kunst staat daarom boven die van al die beroemde meesters, om dat ze tegojyk zoo bovonmenscholyk on toch zoo innig menschoiyk is. Bovenmenschoiyk, want wie onder onze kunstenaars, die niet zyn onmacht gevoelt by do meesterstukken van dit genie, die niet vraagt, door wat wonder Eembrandt hot licht kon mengen onder de verven van zyn palet, zoodat zyn schilderyen nu nog na by- kans driehonderd jaren een gloed uitstralen, waarby allo andere kunst dood-, dof-en kleur loos wordt. Innig menscheiyk tevens. Wie heeft als Eembrandt de diepste roer selen van hot menscheiyk gemoed bespied en wie wist ze weer te geven als hy, Hy, de man vol passie en kracht, die zelf het leven geleefd heeft, liefhad en leed. Hy had ook de eenige gave, al wat een menschenhart ge voelde met penseel, etsnaald of pen uit te drukken, zoodat wy het mee kunnen voelen. En dat brengt ons dezen kunstenaar zooveel nader dan alle anderen. Kan het beter worden uitgedrukt dan door deze beide vereerders van den grooten meester Zeker niet. Rembrandt's kunst is onsterfelyk on wan neer wy ons in onze gedachten verplaatsen voor zUn meesterwerken als: de Nachtwacht, do Staalmeesters, het portret van Jan Sin, het Joodscbe Bruidje en zoovele andere in verschillende Musea on particuliere verzame lingen, dan doen wy geen moeite meer om onze bewondering en vereeriug in woorden uit te spreken, maar wy buigen oerbiedig hot hoofd on stamelen met eon traan in het oog: Hy Is ons aller moester en zal dat biyvon. De menigte zyner meesterstukken, over do geheele beschaafde wereld verspreid, recht vaardigen dat oordeel en wanneer wy binnen enkele dagon do Nachtwacht of do Staalmees ters in volle glorie goed verlicht weder aan schouwen in hot Ryks-Museum te Amsterdam, dan verheugen wy ons en zyn dankbaar, dat dat groote Genie in Loiden i3 geboren en in Nederland heeft gewerkt. Nederland was on is trotsch op zyn kunstenaars. Naast Eem brandt oen Frans Hals, een Jan Stoen, een Dolfter v. d. Meer, een Hobbema, een Gerard Dou, van der Helst, Cuyp, Ruysdael, Ostade, allen Schilders, die zooveel hebben bygedragen tot do glorie van d<r Nederlandsche kunst in de 17de Eeuw. Latere geslachten hebben dat voorbeeld hunner voorgangers govolgd en gewerkt en gestreden op kunstgebied ter eere van hun land, en geöerd door hun tydgenooten. Ik noem slechts Bosboom, Mauve, Maris, enz. Onze geëerbiedigde Koningin sprak eens deze schoone woorden: „Een klein Volk kan groot zyn door zyne daden, en een Volk, dat zyno groote mannon eert, Is een groot Volk. Welnu! Laten wy flan, èn heden ön morgen, ja, ten allen tUdo, Eembrandt van Ryn eeren en yereerenl Juichende op zyn 300 jarigen Geboortedag, omdat by was de grootste onder do grooten, de Koning der Schilders, ons aller Meester. Daarna droeg de voorzitter met do na volgende toespraak het monument aan de gemeente Leiden over; Nu het oogenblik is aangebroken om hot borstbeeld van Rembrandt aan bet Gemeente bestuur over te dragen, is het myne plicht onze oprechte dank te betuigen aan hen, die de Commissie geldelyk steunden of op andere wijzen haar taak hielpen verlichten, ln hot byzondor aan den kunstenaar, die op zoo onbekrompen wyze het ons mogeiy k maak to onzen wensch tot vervulling te brengen. Tot U, burgemeester, achtbaar hoofd van Rembrandt's geboortestad, richton wy het verzoek om thans voor de Gemeen to het beeld te willen aanvaarden, hetwelk wy door eon talentvol kunstenaar konden doen ver vaardigen, dank zy don by dragen van stad genoot, landgenoot en vreemdeling. Mot vol vertrouwen dragen wy, burge meester, het beeld aan Uwe zorgen over, waar wy by de voorbereiding van dezen dag reeds zoo dikwyis Uwo hoog gewaardeerdo mede werking en uwen steun mochten ondervinden. Wy weten dat dit beeld voor Uwo Gemeente thans dubbele waarde zal hebben, onthuld als hot is door H. M. do Koningin Moeder en in tegonwooordlgheid van Zyne Koninkiyke Hoogheid. Waar de vreemdeling langs de hoofd wegen Leiden nadert, zal hy voortaan vinden de herinnering aan Leiden's grootheid. Hier de kunst, ddar de wetenschap, vertolkt in hot boeld van ISoerhaave, den beroemden vertegenwoordiger der Hoogoschool, en in het Zuiden hot bosch van schoorsteenen, het monument door een bloeiende industrie zich zelf gesticht. En, te midden hiervan, het beeld van Van der Woriï, als symbool van vrijheidszin, wys beleid en opofferende burgertrouw. Moge Lelden krachtig opbloeien, ryk aan wetenschap, kunst en industrie, en geleid door de opofferende trouw van een krachtig bestuur, dan zal bet waardig blyken te zyn de geboorteplaats van Rembrandt, waardig de onderscheiding haar heden door het geliefd Vorstenhuis bewezen. De burgemeester, mr. N. He Ridder, aanvaardde namens de gemeente het beeld onder deze bewoordingen: Zeldenj viel mij eervoller opdracht te beurt dan die, waarbij het Gemeentebe stuur van Leiden mij machtigde dit mo nument en borstbeeld' in eigendom en be heer voor de gemeento te aanvaarden. Hoe kan het ook wel anders of-de Raad der stad Leiden noest aangrijpen iedero gelegenheid, om blijk te geven van zijn hartelijken wensch tob huldiging der ge dachtenis van zijn grooten burger, Neer lands grootmeester op het gebied der schilderkunst, de roem van zijn land cn daardoor ook de glorie van zijn geboorte stad. En welke gelegenheid tot huldiging voor den Raad schooner dan nu, waar een keur van manneD, bekend, beroemd op heb gebied der schoone kunsten, zich opmaak te om de gedachtenis van Rembrandt Harmenszoon van Rijn op zijn driehonderd sten geboortedag binnen Leiden te eeren 1 En zoo besloot de Raad niet alleen tot een huldiging van den grooten burger door het verleenen van stoffelijke medewerking, maar ook tot huldiging door het monu ment, to zijner eère gesticht, te nemen on der de stedelijke hoede, tevens hoogelijk waardeorende, '7at H. M. de Koningin-Moe der het wel heeft wille i onthullen en Zijne Koninklijke Hoogheid daarbij wel heeft willen tegenwoordig zijn. Van heeler harte, Mijnheer de Voorzit ter, ben ik Uwo Vereeniging namens de gemeento Loiden erkentelijk voor do op richting van dit keurig monument, ge kroond met een schitterend borstbeeld, een geheel, gesticht op een der lieflijkste groene plekjes dezer stad, waar het ten allen tijde "zal zijn tot een sieraad niet alleen, maar ook en vooral tot een tee ken, dat Leiden zijn groote burgers weet te eeren. Dankbaar en volgaarne aanvaard ik dan dit Rembrandt-monument voor do gemeen te, daarbij geven Je de verzekering, dat het stadsbestuur liet met trouwe hoede zal bewaken en verzorgen, om het onge rept te doen overgaan in de zorg van vol gende geslachten, dio ik ben er zeker v-an deze taak zullen op zich nemen ©ven geestdriftig als wij die thans aan vaarden. Hierna werd door het koor de Rem- brandtfccstzang, woorden van dr. J. P. Heyo, muziek van Joh. J. H, Verhuist aangeheven. Gedurende dezen feestzang werd een bloemenhulde aan Rembrandt gebracht door vertegenwoordigers van Nedefland- scho Kunstverecnigingon, in deze volgorde: Vereeniging Oud-Leiden" t© Leiden, vertegenwoordiger prof. dr. L. Knappert, bestuurslid'. „Leidsche Kunstvéreeniging", vertegoi.*- woordiger do heer H. Meinesz, bestuurs lid. „Ars Aemula Naturae" te Leiden, verte genwoordiger prof. dr. P. J. -Blok, be stuurslid. Maatschappij „Arti et Amicitae" te Am sterdam, vertegenwoordiger do heer C. G. 't Hooft, penningmeester. Vereeniging St.-Lucas'' te Amsterdam, vertegenwoordiger de heer Simon Maris, vice-president. „Nederlandsche Oudheidkundige Bond", vertegenwoordiger de heer F. A. Hoefer, bestuurslid. Schilderkundig Genootschap „Pulchri Studio te 's-Gravenhage, vertegenwoor diger dc heer H. W. Mesdag, voorzitter. „Hollandschc Teekenmaatschappij", ver tegenwoordiger de heer B. J. Blommcrs, secretaris. „Haagscho Kunstkring", vertegenwoor diger mr. F. W. J. G. Snijder van Wissea- kerkc, voorzitter. Kunstlievend Genootschap „Pieimra" te Groningen, vertegenwoordiger prof. dr. A. G. van Hamel, vice-voorzitter. Vereeniging „Dordrechts Museum", ver-' tegenwoordiger d'e heer Hidde Nijland, be stuurslid. „Rotterdamscho Kunstkring", vertegen woordiger een der bestuursleden. Vereeniging „Rembrandt", tot behoud in Nederland van Kunstschatten, vertegen woordiger Jkr. H. Teding van Berkhout, secretaris. Eenige kunstvrienden te Brielle, verte genwoordigd door den heer dr. Van Nooten, Hiermede was de plechtigheid afgeloo- pen en vertrokken do Koninklijke Gasten terwijl het koor het Wien Neerlandsch Bloed aanhief. Er werd een rijtoer door de stad gemaakt langs Witten Singel, Zoeterwoudschen Sin gel, Plantage, Hoog -cerd, Steenschumy Rapenburg, Dreestraat, Hoogewoerd, Wa- tersteeg, Hooigracht, Pelikaanstraat, Haar lemmerstraat, Turfmarkt, Ouden Singel, naar de Lakenhal. Daar aangekomen wérden den Hoogen Gasten-in de antieke cn nu geheel naar zeventiende-eeuwschen trant ingerichte di rectiekamer1 verh/erschingen aangeboden, geleverd door den heer "Van Dijk. Vervol gens werd de tentoonstelling bezichtigd. De tentoonsteUimg. Over do Rembrandt-hulde-tentoonstellin- gen kunnen wij thans uit den aart' der zaak nog weinig zeggen. Later zal na rustige be schouwing daarto© gelegenheid zijn. In het voorzaaltje vindt men een hon derdtal oorspronkelijke teekeningen en et sen van Rembrandt, waaronder zeer inte ressante, die mooi uitkomen op het witto doek, waarmede de wanden zijn overtrok ken. Een tiental dezer teekeningen zijn van Wolter Gay, te Parijs; 2 van Victor do Steurs, vier van dr. Bredius; één van den heer Oppenbeimer en een zestigtal van dr, Hofstede de Groot. In de groote Kunsï- of Har^eveR-zaal be vinden zich een en twintig Rembrandts, waarvan bijna niet één nog eerder in net museum tentoongesteld is. In het midden hangt een groot stuk, bekend als de „Triumftocht van Scipic", van B. New- gare, uit Engeland. Daaromheen groepeeren zich een aantal portretten van Eembrandt zelf en zijn fa- milieden, waaronder zeer kostbare. Een portret van een broeder van Eembrandt, eigendom van Graaf Pottocie, uit Parijs, is door de commissie voor aeht duizend gulden geassureerd. Ook vindt men er de onlangs te Jelsum, in Friesland, ontdekte Saskia. Verder worden er gevonden een twaalf tal Jan Steens, zes van Gerri'i Dou, vieil van Jan van Gcyen rn nog enkele werken van Brekelc. amp, Slingelandt, D© Hoo- ghe cn Dg Pape. In het Academiegebouw zijn in een vijf tal zalen reproducties van etsen, portret ten cn schilderijen bijeengebracht. In het geheel ruim 1000 door dc commissie uitge zocht uit ongeveer 3000, dio haai* waren" aangeboden. De reproducties en oorspronkelijk© schetseu zijn naar tijdsorde gerangschikt en ontleencn vooral haar waar-'3 hieraan, dat zij i.i vele gevallen een zeer juisten blik geven op do wTering en het ontstaan der scheppingen van Rembrandt. Gisterm.ddag gaf het Comité aan een aantal vertegenwoordigers der pers, waar onder ook eenige buitenlandsche joumar listen, omtro- dc. j tentoonstellingen in lichtingen. Deze w-erd'~> op do Lakenhal door dr. W. Martin vorstrekt, in het aca demiegebouw geleidde dr. Johs. Dyse- rrnck het gezelschap en bracht hen met dC collectie op de hoogte. Verder werd door een der comitélèden; den persmannen een lunch aangeboden ia' het oafé-restaurant „In den Vergulden' Turk", waaraan de gérant uitstekends" zorg hacl besteed. Daar was gisteravond aan den gevel 00K reeds een roode-ballon-verlichting aange bracht. 7) Ulrich had zich afgewend. Koud en zwaar was zijn juist nog zoo opbruisend hart. Ja zeker; Wolf had wel gelijk. Niets ging het hem aan; niets kon hij doen; hij moest onrecht doen en onrecht zien lijden en zich daarbij nog houden alsof hij niets zag. Üf toch, hij had wel iets kunnen doen; maar op een geheel andere manier. Hij wist immers hoe weekhartig Wolf kon zijn; hoe goedhartig en toegankelijk, zcodra men op zijn gemoed werkte; zoodra zijn medelijden werd opgewekt. En 'hij, hij had zich ge dragen als een rechter; als een machtheb ber; als een schoolmeester 1 Nu was alles bedorven door eigen, domme schuld 1 Hij liep ontstemd naast zijn broeder cn daar di> weg te smal was voor twee, stepte hij in het zachte stoppelveld. Hij had kun nen weèneu van louter woede over zich- zelven. Nu was Wolf uit het humeur gebracht; nu zou hij zich in zijn boosheid vergalop- pceren en wie dat harteleed moest berok kenen, dat was de kleine Else. Maar ofschoon hij dit alles inzag, was heb voor Ulrich letterlijk een lichamelijk© onmogelijkheid nu do mond voor een goed, Verzoenend woord open te doen. Zoo kwamen do beid© stijfkoppen Eg- gers zwijgend samen tegen middernacht in het ouderlijk huis. IV- Do spaarzame berichten welk© van den oudsten zoon te Holzhagen kwamen, luid den altijd goed. Wolf had in zijn carrière minstens evenveel geluk als verdienste; hij bozat een van dio temperamenten, die zich naar do omstandigheden weten to schik ken, Na zijn tweede examen werkte hij in een bekende kliniek. Als hij zich moeite gaf, ging alles goed. Hij had een zekere hand, een scherp oog en een helder hoofd. En toch waren zijn. suporieuren niet altijd te vreden over hem; zijn werk was niet altijd hetzelfde en was van stemmingen afhankelijk. Zijn chef, een reeds bejaard© professor, mocht hem bovendien niet lij den. „V001* een flinken geneesheer ontbro ken u do hoofdvoorwaarden," zeido hij hem in het gezicht. „Gelijkmatigheid en geduld 1" Wolf moest inwendig lachen. Hij was nog jongensachtig genoeg, om zich van een berisping bitter weinig aan te trekken. Het schoot hem echter plotseling to binnen dat voor meer dan een half dozijn jaren Ulrich hem in den paardenstal ongeveer hetzelfde had gezegd. Dan moest het toch wel waar zijn 1 Het kwam daarom evenwel niet bij hem op berouw over zijn beroepskeuzo te hob- bn. Hij had trouwens zeidon over iets be rouw, half uit principe; half uit aanleg. Hij had ook hierbij het luchthartig© gevoel; ik zal liet wel klaar spelen met het leven en met mijn patiënten. Voorloopig scheen dat ook bewaarheid t© worden. Want behalve bij zijn strengen professor, was hij overal bemind, bij do zieken, bij do collega's, en hij had het ook kunnen ziju als hij gewild had, hij de vrouwen. Het was echter toch niet zooals Ulrich verontwaardigd meende: do zaak met do kleine Elso zat bij hem dieper dan hij dacht. Hij was or trouwens niet do man naar, voor wien de overwinningen van het oogenblik meer dan do oppervlakkigste scherts b'eteekendcn. Hoe Elses karakter eigenlijk was, wat hij van haar verwachtte en wat hij vau zichzelven voor haar verwachtte, dat alles lag voor hem nog in het duister. Hij had op warme, zonnige zomerdagen een lieve, frissclie veldbloem met bewonderende oogen geliefkoosd slechts met zijn oogen ge liefkoosd en toen hij weer heenging in den maalstroom van zijn bestaan, had hij gemeend, dat hij haar zou vergeten, en had haar toch niet kunnen vergeten. Öndertusschen kreeg rijn vader gebrek aan geld. Do duizendmaal gevreesd© hypotheek moest weer opgenomen worden. Toen ech ter het vreeselijko was gebeurd, scheen de oudo Eggers plotseling al zijn energio terug te krijgeu. Zonder met zijn vrouw rugge spraak te houden, schreef hij zijn zoon: „Kom hier met Kerstmis; ik moet met je spreken." De zeldzame, directe bevelen van hun vader werden doer do jonge Eggers altijd stipt opgevolgd. Hij maakte zich dus van allerlei afspraken af en kwam onder sneeuw, gedwarrel in een van belletjes rinkelend© sledo op het erf. Er waren nu anderhalf jaar sinds rij a laatste aanwezigheid verstreken. Toen hij bemerkte, welk een indruk de klein© Else op zijn hart maakte, had hij niet oadelijk willen terugkeeren. Hij had ingezien, dat men met zulko dingen niet kan .pelen, en dat er machten zijn, di© men beter doet uit "den weg to gaan, voordat zij iemand over rompelen. Maar het werd hem meer clan warm om liet hart, toen hij op Kerstavond in le ijs koude kerk, waarin de adem in witte wol ken uit den mond kwam, zijn blond zomer-" kind weerzag. Het geheele gebouw was heldor verlicht. Ieder bezoeker liad volgens oud gebruik zijn kaars meegebracht en dio in den blik ken houder voor zijn plaats gestoken. Hel der© kinderstemm©nf door het orgel zacht begeleid, lieten zich m een juichend Kerst gezang van het koor vernomen „O du fröhliche, o du selige, jjGnadenbringende Weilmachtsze't P klonk het na in Wolfs jong, naar geluk hunkerend hart. Else had een donkerrood kapjo om het hoofd. Hoe lief kwam haar gezichtje daar uit te voorschijn 1 Hoe gloeiden haar wan gen onder do neergeslagen oogleden 1 Tusschen haar en haar moeder, als inge sloten onder veilig© bewaking, raten al de broertjes en zusjes, aan orgelpijpen gelijk In den hoek stond een lange, ernstige, jon ge man, Walter, d© theoloog, haar oudste broeder, op wien zij trotsch was, zooals Wolf wist. „O du fröhliche,, o du Waarom rellen wij elkaar eigenlijk l Nog in deze vacantie zullen wij elkaar kussen 1 dacht ld] onstuimig. Wat ging hem' zijn vader, met zijn plot selinge opgekomen vrekkigheid, a:.n I Hij was nu in een stemming om over alles të lachen. Hij kon toch ook wel zonder toelage rondkomen Wat ging hem zijn moeder aan, en Ulrich, die pedante kerel 1 Wat ging hem de robust© mama Bcrentemmer met haar argusoogen en de geheele wereld aan 1 Slechte hij en zijn kleine Els© waren nu op aarde. Zij had haai* dikke handschoenen uitge trokken om het kapje van haar kleinst© zusje vaster te binden. Aldus kreeg hij nai afloop van d© godsdienstoefening het koude, handje onbekleed in zijn hand. Zij stonden reeds buiten op het donkere, met sneeuw overdekt© kerkhof. De wind kwam' snerpend koud om den hoek 1 .n den muur en sneeuwvlokken woeien hen ;n het gelaat. Op het voetpad en de dorpsstraat schitterden de lantaarntjes der huiswaarts kecrende boeren. Toen hij haar handje in zijn hand voel dg, klopte zijn hart onstuimig van vreugde. Hfj hield het lang vast. „Welk een Kerstmisweer 1" zeido baar jonge, gelukkige stem'. Zij was als een kind op Kerstavond, nog in het donker, voordat de deur opengaat: half zalig, half bang en beschroomd. „Ja, een Kerstmisweerherhaald© hij slechts. Toen moest hij zijn ouders volgen, die over den geheel besneeuwden weg naar, het wachtend© rijtuig gtapten.. j (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 2