Dit nommer bestaat uit
VIER Bladen.
Eerste Blad.
FEUILLETON.
¥©ö2a nog gelukksg.
don ongeövenaarden teokoriaar, don onver-
moeiden voracher en scherpen waarnemer, die
in zijne werken ons wist te doen doordringen
tot het edelste in den menscb, tot het diepste
zleloloven, omdat by geheel zichzelf gaf aan
zyne kunst, Eembrandt den bescheiden, doch
kundigen bybelvertolkor, den onovertroffen
meester in teokening, ets en schildering, den
onbetwist grootsten kunstenaar van Holland's
reomryke schilderschool, dien velen den groot-
sten achten van allo schilders uit alle landen,
wien allen oen oereplaats toekennen onder
de grootste genieön.
Rembrandt's werken zullen zyn grootheid
als kunstenaar verkondigen, zoolang de
menschheid nog vatbaar is voor den indruk
van het schoone, zoolang de ziel nog trilt
onder den invloed van edele bekoring. De
Commissie heeft daarom gemeend by deze
foestejyko herdenking in de eerste plaats te
moeten trachten eonigo uitgezochte werken
van don meester byeen te brengen mot werken
van Leidscho schilders, die naast hem of
onder zijnen invloed gewerkt hebben. Want
do schoonste waardeoring voor den kunstenaar
is hom te eoren in zyne werken, en wy
achten ons gelukkig hier don meester nader
tot ons te kunnen brengen door een aantal
zijner werken ten toon te stellen, dlo nog
piot in hot openbaar le bezichtigen waron.
Naast dozo slechts tydeiyke hulde hebban
wy een blyvend teeken willen stichten. Zyn
beeld getuige, ook voor het nageslacht van
onze liofdo voor den meoster, van onze innige
waardeering voor zyne kunst en van het diepe
besef van den plicht van dankkaarheid, die
jegens hem op ons rust.
Tot U, hoogveroerdo Majesteit, richten wy
thans het eerbiedig verzoek ons dit beeld to
onthullen, dat ons den meester zal toonon,
zooals by dag aan dag werkte aan zyne ver
heven scheppingen, een beeld, beschoiden als
do genlalo kunstenaar zelf, die geen volks
gunst heeft nagejaagd, waar zyne kunst hem
hooger idoalon voortoovordo, oen beeld van
den man zooals wy hem uit zyn eigen
portrotten kennen, forsch van lynen, een
voudig in den werkkiel, doch met don diep
denkonden, doordringenden, zelfbewusten blik.
Tot U richton wy de bede ons thans
het beeld te doen aanschouwen, dat ons te
dierbaarder zal zyn, omdat hot, door Uwe
jioogo tegenwoordigheid on die van Zyno
Koninklyko Hoogheid, do herinnering aan
Eembrandt verbindt met die aan de vorstelyko
hulde gebracht aan Holland's grootston moester
en daarmede aan Holland's roem, aan Hol
land's kunst.
Ik heb gezegd.
Daarop had <Io plechtige onthulling
plaats.
H. M. de Koningin-Moeder, gekleed in
zwarte robe met lila bloemen (Z, K. H. de
Prins was ia admiraals-uniform) sprak
toen het volgende
Gaarne voldoe ik aa:i de tot mij gerichte
uitr sodiging, het mepumenb te onthullen,
dat .als een dankbare hulde Iiicr, dicht bij
do plaats, waar Eembrandt werd gcborcn>
voor dezen grootsteu vau Ncerlands
schilders werd opgericht.
Ik aebt heb voor ons, Nederlanders, een
schuld van eer in deze dagen vooral, een
erkentelijke herinnering to wijden aan den
man, wiens buitengewone gaven wij nimmer
zullen ophouden to bewonderen cn die ons
in zijn werk naliet een onschatbare bron
van vreugde en van genot.
Tot den roem van Ncerlands Schilder
school is er geen, die meer heeft bijgedragen
dan Eembrandt Harmenszoon van Rijn. Van
dezen man kan in waarheid' worden getuigd,
dat hij onsterfelijk is door zijn werk.
Aan do kunst van Rembrandt is in de
geheclc beschaafde wereld do eereplaats
Verzekerd cn ons vaderland is met recht
trotsch op den eerenaam: Land van Eem
brandt.
Dien eerenaam waardig to blijven is dc
taak van Neerlands Schilderschool.
Met den oprechten wensch, dat in ons
yaderland do Kunst zich op heb hoogo
standpunt zal weten to handhaven, door
heb verleden geadeld, onthul ik dit monu
ment, onzen grooten en eenigen Rembrandt
ter eer.;
H. M. drukte daarna op een knop, waar
na door middel eener elecfcrische installatie,
door do heeren Do Tries en Stevens aan
gelegd, het doek wegviel en het kunstwerk
van den beeldhouwer Toon Dupuis voor
het daglicht verscheen.
Het monument met den breeden voeb
van rood gevlamd graniet, heeft een hoogte
van 5i Meter en stelt in brons het beeld
van den meester voor op ongeveer 50-j arigen
leeftijd on toont hem in zijn werkkiel, zooals
hij dagelijks werkte. Do beeldhouwer is
hierbij geïnspireerd door fotografieën, tee
keningen en schilderijen van Rembrandt.
Hij vervaardigde in overleg met Israels,
Mosdag on Hofstede do Groot twee model
len in klei. Het andere stelde den schilder
voor in zijn jong© kracht, wat ook eigen
aardig voor Leiden scheen, waar hij zijn
eerste kunstenaars] aren sleet.
Toch werd om do grootere rijpheid van
kracht het eerste gekozen, dat inderdaad
een kunstwerk is, hetwelk den beeldhouwer
tot- eer strekt en waarop Leiden trotsch
mag zijn.
Na do onthuEing werd door het koor ge
zongen „Hollands Glorie" feestzang van dr.
H. G. H. Groencwegen cn gezet door R.
Hol, dat een treffenden indruk maakte.
Vervolgens hield do heer H. W. Mesdag
de volgende feestrede:
MajesteitKoninklijke Hoogheid Prins
Hendrik der Nederlanden, Qij allen
hier tegenwoordig.
De Voorzitter der Commissie heeft Uwe
Majesteit en don Prins Hendrik der Neder
landen hot welkom toegeroepen en namens
Leidons ingezetenen den dank betuigd voor
Uwe tegenwoordigheid op dezen voor de oude
veste zoo belangryken dag. Ik herhaal zyne
woorden: Leiden jubelt on viert heden feest.
Het heeft zich met bloemen en in feestdos
getooid lor eere van zUn grooten Burger
Eembrandt van Rn.
Hot eenvoudig en schoon borstbeeld, door
den beeldhouwer Toon Dupuis vervaardigd,
vol karakter en waarvan do beteekenis door
Dr. Overvoorde is geschetst geworden, is
door H. M. de Koningin-Moeder onthuld.
„Hollands Glorie" van Richard Holl ls ge
zongen door bet koor onder Danlöl do Lange.
Nu het woord aan do kunstenaars, om to
getuigen van hunne groote voreering van
hunnen beroemden voorganger, die gedurende
byna 3 eeuwen do trots en de roem van
Nodorland is gebleven.
Do nostor onzer schilders, Jozef Israöls hoeft
het in zyn opstel in „De Gids" zoo juist en
eenvoudig gezegd.
Eembrandt 6taat in dezen tyd op het Zenith
ztfner Glorie. Goud heeft .geen waarde meer
bU zyn meesterstukkon, en om het minste
van zyn werken te bezitten, offert men
schatten on reist mon de wereld door. De
critiek, die jaren lang zich deed liooren, heeft
sedert 50 jaar opgehouden en is verstomd.
Zoo is dan Rombrandt heden ten dage ge
plaatst op do hoogte, die hfj verdient en zal
do feestviering op zyn driehonderdsten ge
boortedag door do gobeole beschaafde wereld
erkend en „mode gevoeld worden als een natio
nale uiting van vreugde en trots van het
kleine Nederland voor zyn grooten Rembrandt;
een figuur, waarin zich de grootheid afspiegelt
van onze oudo republiek.
Dr. Bredius, do bekende Eembrandt-veroer-
der, vraagt in zyn schetsen „Elzevier" waar
om maakt zich do gehoele wereld op, don
löden Juli 1906 don dag te herdenken, waarop
do zoon van een molenaar to Leiden werd
geboren?
Waarom wordt die zoon van Harm Gerritsz
gevierd en geöerd' als geen vorst to voron.
Niet omdat Eembrandt oen groot schilder,
oen beroemd kunstenaar is a 11 eon, want
zoo zyn meerderen gehuldigd, zooala Rafaël,
Rubens, Van Dyck.
Maar Rembrand ts kunst staat daarom
boven die van al die beroemde meesters, om
dat ze tegojyk zoo bovonmenscholyk on toch
zoo innig menschoiyk is.
Bovenmenschoiyk, want wie onder onze
kunstenaars, die niet zyn onmacht gevoelt
by do meesterstukken van dit genie, die niet
vraagt, door wat wonder Eembrandt hot
licht kon mengen onder de verven van zyn
palet, zoodat zyn schilderyen nu nog na by-
kans driehonderd jaren een gloed uitstralen,
waarby allo andere kunst dood-, dof-en kleur
loos wordt. Innig menscheiyk tevens.
Wie heeft als Eembrandt de diepste roer
selen van hot menscheiyk gemoed bespied en
wie wist ze weer te geven als hy, Hy, de
man vol passie en kracht, die zelf het leven
geleefd heeft, liefhad en leed. Hy had ook de
eenige gave, al wat een menschenhart ge
voelde met penseel, etsnaald of pen uit te
drukken, zoodat wy het mee kunnen voelen.
En dat brengt ons dezen kunstenaar zooveel
nader dan alle anderen.
Kan het beter worden uitgedrukt dan door
deze beide vereerders van den grooten meester
Zeker niet.
Rembrandt's kunst is onsterfelyk on wan
neer wy ons in onze gedachten verplaatsen
voor zUn meesterwerken als: de Nachtwacht,
do Staalmeesters, het portret van Jan Sin,
het Joodscbe Bruidje en zoovele andere in
verschillende Musea on particuliere verzame
lingen, dan doen wy geen moeite meer om
onze bewondering en vereeriug in woorden
uit te spreken, maar wy buigen oerbiedig hot
hoofd on stamelen met eon traan in het oog:
Hy Is ons aller moester en zal dat
biyvon.
De menigte zyner meesterstukken, over do
geheele beschaafde wereld verspreid, recht
vaardigen dat oordeel en wanneer wy binnen
enkele dagon do Nachtwacht of do Staalmees
ters in volle glorie goed verlicht weder aan
schouwen in hot Ryks-Museum te Amsterdam,
dan verheugen wy ons en zyn dankbaar, dat
dat groote Genie in Loiden i3 geboren en in
Nederland heeft gewerkt. Nederland was on
is trotsch op zyn kunstenaars. Naast Eem
brandt oen Frans Hals, een Jan Stoen, een
Dolfter v. d. Meer, een Hobbema, een Gerard
Dou, van der Helst, Cuyp, Ruysdael, Ostade,
allen Schilders, die zooveel hebben bygedragen
tot do glorie van d<r Nederlandsche kunst in
de 17de Eeuw.
Latere geslachten hebben dat voorbeeld
hunner voorgangers govolgd en gewerkt en
gestreden op kunstgebied ter eere van hun
land, en geöerd door hun tydgenooten.
Ik noem slechts Bosboom, Mauve, Maris,
enz. Onze geëerbiedigde Koningin sprak eens
deze schoone woorden: „Een klein Volk kan
groot zyn door zyne daden, en een Volk, dat
zyno groote mannon eert, Is een groot Volk.
Welnu!
Laten wy flan, èn heden ön morgen, ja,
ten allen tUdo, Eembrandt van Ryn eeren en
yereerenl Juichende op zyn 300 jarigen
Geboortedag, omdat by was de grootste onder
do grooten, de Koning der Schilders, ons
aller Meester.
Daarna droeg de voorzitter met do na
volgende toespraak het monument aan de
gemeente Leiden over;
Nu het oogenblik is aangebroken om hot
borstbeeld van Rembrandt aan bet Gemeente
bestuur over te dragen, is het myne plicht
onze oprechte dank te betuigen aan hen, die
de Commissie geldelyk steunden of op andere
wijzen haar taak hielpen verlichten, ln hot
byzondor aan den kunstenaar, die op zoo
onbekrompen wyze het ons mogeiy k maak to
onzen wensch tot vervulling te brengen.
Tot U, burgemeester, achtbaar hoofd van
Rembrandt's geboortestad, richton wy het
verzoek om thans voor de Gemeen to het
beeld te willen aanvaarden, hetwelk wy door
eon talentvol kunstenaar konden doen ver
vaardigen, dank zy don by dragen van stad
genoot, landgenoot en vreemdeling.
Mot vol vertrouwen dragen wy, burge
meester, het beeld aan Uwe zorgen over, waar
wy by de voorbereiding van dezen dag reeds
zoo dikwyis Uwo hoog gewaardeerdo mede
werking en uwen steun mochten ondervinden.
Wy weten dat dit beeld voor Uwo Gemeente
thans dubbele waarde zal hebben, onthuld als
hot is door H. M. do Koningin Moeder en
in tegonwooordlgheid van Zyne Koninkiyke
Hoogheid.
Waar de vreemdeling langs de hoofd
wegen Leiden nadert, zal hy voortaan vinden
de herinnering aan Leiden's grootheid. Hier
de kunst, ddar de wetenschap, vertolkt in
hot boeld van ISoerhaave, den beroemden
vertegenwoordiger der Hoogoschool, en in
het Zuiden hot bosch van schoorsteenen,
het monument door een bloeiende industrie
zich zelf gesticht. En, te midden hiervan, het
beeld van Van der Woriï, als symbool van
vrijheidszin, wys beleid en opofferende
burgertrouw.
Moge Lelden krachtig opbloeien, ryk aan
wetenschap, kunst en industrie, en geleid
door de opofferende trouw van een krachtig
bestuur, dan zal bet waardig blyken te zyn
de geboorteplaats van Rembrandt, waardig
de onderscheiding haar heden door het geliefd
Vorstenhuis bewezen.
De burgemeester, mr. N. He Ridder,
aanvaardde namens de gemeente het beeld
onder deze bewoordingen:
Zeldenj viel mij eervoller opdracht te
beurt dan die, waarbij het Gemeentebe
stuur van Leiden mij machtigde dit mo
nument en borstbeeld' in eigendom en be
heer voor de gemeento te aanvaarden.
Hoe kan het ook wel anders of-de Raad
der stad Leiden noest aangrijpen iedero
gelegenheid, om blijk te geven van zijn
hartelijken wensch tob huldiging der ge
dachtenis van zijn grooten burger, Neer
lands grootmeester op het gebied der
schilderkunst, de roem van zijn land cn
daardoor ook de glorie van zijn geboorte
stad. En welke gelegenheid tot huldiging
voor den Raad schooner dan nu, waar een
keur van manneD, bekend, beroemd op heb
gebied der schoone kunsten, zich opmaak
te om de gedachtenis van Rembrandt
Harmenszoon van Rijn op zijn driehonderd
sten geboortedag binnen Leiden te eeren 1
En zoo besloot de Raad niet alleen tot een
huldiging van den grooten burger door
het verleenen van stoffelijke medewerking,
maar ook tot huldiging door het monu
ment, to zijner eère gesticht, te nemen on
der de stedelijke hoede, tevens hoogelijk
waardeorende, '7at H. M. de Koningin-Moe
der het wel heeft wille i onthullen en Zijne
Koninklijke Hoogheid daarbij wel heeft
willen tegenwoordig zijn.
Van heeler harte, Mijnheer de Voorzit
ter, ben ik Uwo Vereeniging namens de
gemeento Loiden erkentelijk voor do op
richting van dit keurig monument, ge
kroond met een schitterend borstbeeld, een
geheel, gesticht op een der lieflijkste
groene plekjes dezer stad, waar het ten
allen tijde "zal zijn tot een sieraad niet
alleen, maar ook en vooral tot een tee
ken, dat Leiden zijn groote burgers weet te
eeren.
Dankbaar en volgaarne aanvaard ik dan
dit Rembrandt-monument voor do gemeen
te, daarbij geven Je de verzekering, dat
het stadsbestuur liet met trouwe hoede
zal bewaken en verzorgen, om het onge
rept te doen overgaan in de zorg van vol
gende geslachten, dio ik ben er zeker
v-an deze taak zullen op zich nemen
©ven geestdriftig als wij die thans aan
vaarden.
Hierna werd door het koor de Rem-
brandtfccstzang, woorden van dr. J. P.
Heyo, muziek van Joh. J. H, Verhuist
aangeheven.
Gedurende dezen feestzang werd een
bloemenhulde aan Rembrandt gebracht
door vertegenwoordigers van Nedefland-
scho Kunstverecnigingon, in deze volgorde:
Vereeniging Oud-Leiden" t© Leiden,
vertegenwoordiger prof. dr. L. Knappert,
bestuurslid'.
„Leidsche Kunstvéreeniging", vertegoi.*-
woordiger do heer H. Meinesz, bestuurs
lid.
„Ars Aemula Naturae" te Leiden, verte
genwoordiger prof. dr. P. J. -Blok, be
stuurslid.
Maatschappij „Arti et Amicitae" te Am
sterdam, vertegenwoordiger do heer C. G.
't Hooft, penningmeester.
Vereeniging St.-Lucas'' te Amsterdam,
vertegenwoordiger de heer Simon Maris,
vice-president.
„Nederlandsche Oudheidkundige Bond",
vertegenwoordiger de heer F. A. Hoefer,
bestuurslid.
Schilderkundig Genootschap „Pulchri
Studio te 's-Gravenhage, vertegenwoor
diger dc heer H. W. Mesdag, voorzitter.
„Hollandschc Teekenmaatschappij", ver
tegenwoordiger de heer B. J. Blommcrs,
secretaris.
„Haagscho Kunstkring", vertegenwoor
diger mr. F. W. J. G. Snijder van Wissea-
kerkc, voorzitter.
Kunstlievend Genootschap „Pieimra" te
Groningen, vertegenwoordiger prof. dr. A.
G. van Hamel, vice-voorzitter.
Vereeniging „Dordrechts Museum", ver-'
tegenwoordiger d'e heer Hidde Nijland, be
stuurslid.
„Rotterdamscho Kunstkring", vertegen
woordiger een der bestuursleden.
Vereeniging „Rembrandt", tot behoud in
Nederland van Kunstschatten, vertegen
woordiger Jkr. H. Teding van Berkhout,
secretaris.
Eenige kunstvrienden te Brielle, verte
genwoordigd door den heer dr. Van Nooten,
Hiermede was de plechtigheid afgeloo-
pen en vertrokken do Koninklijke Gasten
terwijl het koor het Wien Neerlandsch
Bloed aanhief.
Er werd een rijtoer door de stad gemaakt
langs Witten Singel, Zoeterwoudschen Sin
gel, Plantage, Hoog -cerd, Steenschumy
Rapenburg, Dreestraat, Hoogewoerd, Wa-
tersteeg, Hooigracht, Pelikaanstraat, Haar
lemmerstraat, Turfmarkt, Ouden Singel,
naar de Lakenhal.
Daar aangekomen wérden den Hoogen
Gasten-in de antieke cn nu geheel naar
zeventiende-eeuwschen trant ingerichte di
rectiekamer1 verh/erschingen aangeboden,
geleverd door den heer "Van Dijk. Vervol
gens werd de tentoonstelling bezichtigd.
De tentoonsteUimg.
Over do Rembrandt-hulde-tentoonstellin-
gen kunnen wij thans uit den aart' der zaak
nog weinig zeggen. Later zal na rustige be
schouwing daarto© gelegenheid zijn.
In het voorzaaltje vindt men een hon
derdtal oorspronkelijke teekeningen en et
sen van Rembrandt, waaronder zeer inte
ressante, die mooi uitkomen op het witto
doek, waarmede de wanden zijn overtrok
ken.
Een tiental dezer teekeningen zijn van
Wolter Gay, te Parijs; 2 van Victor do
Steurs, vier van dr. Bredius; één van den
heer Oppenbeimer en een zestigtal van dr,
Hofstede de Groot.
In de groote Kunsï- of Har^eveR-zaal be
vinden zich een en twintig Rembrandts,
waarvan bijna niet één nog eerder in net
museum tentoongesteld is. In het midden
hangt een groot stuk, bekend als de
„Triumftocht van Scipic", van B. New-
gare, uit Engeland.
Daaromheen groepeeren zich een aantal
portretten van Eembrandt zelf en zijn fa-
milieden, waaronder zeer kostbare. Een
portret van een broeder van Eembrandt,
eigendom van Graaf Pottocie, uit Parijs,
is door de commissie voor aeht duizend
gulden geassureerd. Ook vindt men er de
onlangs te Jelsum, in Friesland, ontdekte
Saskia.
Verder worden er gevonden een twaalf
tal Jan Steens, zes van Gerri'i Dou, vieil
van Jan van Gcyen rn nog enkele werken
van Brekelc. amp, Slingelandt, D© Hoo-
ghe cn Dg Pape.
In het Academiegebouw zijn in een vijf
tal zalen reproducties van etsen, portret
ten cn schilderijen bijeengebracht. In het
geheel ruim 1000 door dc commissie uitge
zocht uit ongeveer 3000, dio haai* waren"
aangeboden.
De reproducties en oorspronkelijk©
schetseu zijn naar tijdsorde gerangschikt
en ontleencn vooral haar waar-'3 hieraan,
dat zij i.i vele gevallen een zeer juisten
blik geven op do wTering en het ontstaan
der scheppingen van Rembrandt.
Gisterm.ddag gaf het Comité aan een
aantal vertegenwoordigers der pers, waar
onder ook eenige buitenlandsche joumar
listen, omtro- dc. j tentoonstellingen in
lichtingen. Deze w-erd'~> op do Lakenhal
door dr. W. Martin vorstrekt, in het aca
demiegebouw geleidde dr. Johs. Dyse-
rrnck het gezelschap en bracht hen met dC
collectie op de hoogte.
Verder werd door een der comitélèden;
den persmannen een lunch aangeboden ia'
het oafé-restaurant „In den Vergulden'
Turk", waaraan de gérant uitstekends"
zorg hacl besteed.
Daar was gisteravond aan den gevel 00K
reeds een roode-ballon-verlichting aange
bracht.
7)
Ulrich had zich afgewend. Koud en
zwaar was zijn juist nog zoo opbruisend
hart. Ja zeker; Wolf had wel gelijk. Niets
ging het hem aan; niets kon hij doen; hij
moest onrecht doen en onrecht zien lijden
en zich daarbij nog houden alsof hij niets
zag.
Üf toch, hij had wel iets kunnen doen;
maar op een geheel andere manier. Hij wist
immers hoe weekhartig Wolf kon zijn; hoe
goedhartig en toegankelijk, zcodra men op
zijn gemoed werkte; zoodra zijn medelijden
werd opgewekt. En 'hij, hij had zich ge
dragen als een rechter; als een machtheb
ber; als een schoolmeester 1 Nu was alles
bedorven door eigen, domme schuld 1
Hij liep ontstemd naast zijn broeder cn
daar di> weg te smal was voor twee, stepte
hij in het zachte stoppelveld. Hij had kun
nen weèneu van louter woede over zich-
zelven.
Nu was Wolf uit het humeur gebracht;
nu zou hij zich in zijn boosheid vergalop-
pceren en wie dat harteleed moest berok
kenen, dat was de kleine Else.
Maar ofschoon hij dit alles inzag, was
heb voor Ulrich letterlijk een lichamelijk©
onmogelijkheid nu do mond voor een goed,
Verzoenend woord open te doen.
Zoo kwamen do beid© stijfkoppen Eg-
gers zwijgend samen tegen middernacht in
het ouderlijk huis.
IV-
Do spaarzame berichten welk© van den
oudsten zoon te Holzhagen kwamen, luid
den altijd goed. Wolf had in zijn carrière
minstens evenveel geluk als verdienste; hij
bozat een van dio temperamenten, die zich
naar do omstandigheden weten to schik
ken,
Na zijn tweede examen werkte hij in een
bekende kliniek. Als hij zich moeite gaf,
ging alles goed. Hij had een zekere hand,
een scherp oog en een helder hoofd. En
toch waren zijn. suporieuren niet altijd te
vreden over hem; zijn werk was niet
altijd hetzelfde en was van stemmingen
afhankelijk. Zijn chef, een reeds bejaard©
professor, mocht hem bovendien niet lij
den. „V001* een flinken geneesheer ontbro
ken u do hoofdvoorwaarden," zeido hij hem
in het gezicht. „Gelijkmatigheid en
geduld 1"
Wolf moest inwendig lachen. Hij was
nog jongensachtig genoeg, om zich van een
berisping bitter weinig aan te trekken.
Het schoot hem echter plotseling to binnen
dat voor meer dan een half dozijn jaren
Ulrich hem in den paardenstal ongeveer
hetzelfde had gezegd.
Dan moest het toch wel waar zijn 1
Het kwam daarom evenwel niet bij hem
op berouw over zijn beroepskeuzo te hob-
bn. Hij had trouwens zeidon over iets be
rouw, half uit principe; half uit aanleg.
Hij had ook hierbij het luchthartig© gevoel;
ik zal liet wel klaar spelen met het leven
en met mijn patiënten.
Voorloopig scheen dat ook bewaarheid t©
worden. Want behalve bij zijn strengen
professor, was hij overal bemind, bij do
zieken, bij do collega's, en hij had het ook
kunnen ziju als hij gewild had, hij de
vrouwen.
Het was echter toch niet zooals Ulrich
verontwaardigd meende: do zaak met do
kleine Elso zat bij hem dieper dan hij
dacht. Hij was or trouwens niet do man
naar, voor wien de overwinningen van het
oogenblik meer dan do oppervlakkigste
scherts b'eteekendcn.
Hoe Elses karakter eigenlijk was, wat
hij van haar verwachtte en wat hij vau
zichzelven voor haar verwachtte, dat alles
lag voor hem nog in het duister. Hij had
op warme, zonnige zomerdagen een lieve,
frissclie veldbloem met bewonderende oogen
geliefkoosd slechts met zijn oogen ge
liefkoosd en toen hij weer heenging in
den maalstroom van zijn bestaan, had hij
gemeend, dat hij haar zou vergeten, en had
haar toch niet kunnen vergeten.
Öndertusschen kreeg rijn vader gebrek aan
geld. Do duizendmaal gevreesd© hypotheek
moest weer opgenomen worden. Toen ech
ter het vreeselijko was gebeurd, scheen de
oudo Eggers plotseling al zijn energio terug
te krijgeu. Zonder met zijn vrouw rugge
spraak te houden, schreef hij zijn zoon:
„Kom hier met Kerstmis; ik moet met je
spreken."
De zeldzame, directe bevelen van hun
vader werden doer do jonge Eggers altijd
stipt opgevolgd. Hij maakte zich dus van
allerlei afspraken af en kwam onder sneeuw,
gedwarrel in een van belletjes rinkelend©
sledo op het erf.
Er waren nu anderhalf jaar sinds rij a
laatste aanwezigheid verstreken. Toen hij
bemerkte, welk een indruk de klein© Else
op zijn hart maakte, had hij niet oadelijk
willen terugkeeren. Hij had ingezien, dat
men met zulko dingen niet kan .pelen, en
dat er machten zijn, di© men beter doet uit
"den weg to gaan, voordat zij iemand over
rompelen.
Maar het werd hem meer clan warm om
liet hart, toen hij op Kerstavond in le ijs
koude kerk, waarin de adem in witte wol
ken uit den mond kwam, zijn blond zomer-"
kind weerzag.
Het geheele gebouw was heldor verlicht.
Ieder bezoeker liad volgens oud gebruik
zijn kaars meegebracht en dio in den blik
ken houder voor zijn plaats gestoken. Hel
der© kinderstemm©nf door het orgel zacht
begeleid, lieten zich m een juichend Kerst
gezang van het koor vernomen
„O du fröhliche, o du selige,
jjGnadenbringende Weilmachtsze't P
klonk het na in Wolfs jong, naar geluk
hunkerend hart.
Else had een donkerrood kapjo om het
hoofd. Hoe lief kwam haar gezichtje daar
uit te voorschijn 1 Hoe gloeiden haar wan
gen onder do neergeslagen oogleden 1
Tusschen haar en haar moeder, als inge
sloten onder veilig© bewaking, raten al de
broertjes en zusjes, aan orgelpijpen gelijk
In den hoek stond een lange, ernstige, jon
ge man, Walter, d© theoloog, haar oudste
broeder, op wien zij trotsch was, zooals
Wolf wist.
„O du fröhliche,, o du
Waarom rellen wij elkaar eigenlijk l Nog
in deze vacantie zullen wij elkaar kussen 1
dacht ld] onstuimig.
Wat ging hem' zijn vader, met zijn plot
selinge opgekomen vrekkigheid, a:.n I Hij
was nu in een stemming om over alles të
lachen. Hij kon toch ook wel zonder toelage
rondkomen Wat ging hem zijn moeder aan,
en Ulrich, die pedante kerel 1 Wat ging hem
de robust© mama Bcrentemmer met haar
argusoogen en de geheele wereld aan 1
Slechte hij en zijn kleine Els© waren nu
op aarde.
Zij had haai* dikke handschoenen uitge
trokken om het kapje van haar kleinst©
zusje vaster te binden. Aldus kreeg hij nai
afloop van d© godsdienstoefening het koude,
handje onbekleed in zijn hand.
Zij stonden reeds buiten op het donkere,
met sneeuw overdekt© kerkhof. De wind
kwam' snerpend koud om den hoek 1 .n den
muur en sneeuwvlokken woeien hen ;n het
gelaat. Op het voetpad en de dorpsstraat
schitterden de lantaarntjes der huiswaarts
kecrende boeren.
Toen hij haar handje in zijn hand voel dg,
klopte zijn hart onstuimig van vreugde. Hfj
hield het lang vast.
„Welk een Kerstmisweer 1" zeido baar
jonge, gelukkige stem'.
Zij was als een kind op Kerstavond, nog
in het donker, voordat de deur opengaat:
half zalig, half bang en beschroomd.
„Ja, een Kerstmisweerherhaald© hij
slechts. Toen moest hij zijn ouders volgen,
die over den geheel besneeuwden weg naar,
het wachtend© rijtuig gtapten.. j
(Wordt vervolgd.)