mm eüb vrouw.
N£. 14229.
Derda Biad.
14 Juli 1906.
Het werd baar nu toch wat al te bont.
Schaam je ie nu niet, Hendrik V' riep
zij woedend. „Drie avonden in de week
naar de sociëteit, eenmaal een kaartavond-
je bij de Mulders en nu wil jo kegelen? Ik
heb ook nog een woordje mee te spreken
enV
Yan Doren lachte, ondanks ziin grnze
haren, overmoedig als een jongen.
„Eén woordje, dat is goedAlsof jij tot
nu toe niet alles te zeggen gehad hebt
Doch dat wil ik niet meer; dat zal veran
deren! De menschen hebben gelijk; ik
ik zit geheel onder de pantoffel."
Mevrouw Yan Doren was zoo bleek ge
worden, als haar roode wangen maar
eenigszins toelieten. Zij L-t haar breiwerk
vallen en zag niet meer door, maar over
haar bril heen, wat alleen bij hevige ont
roering geschiedde.
„De menschen? Zeg liever jou stamgas
ten, die drinkebroers,jijjij! Jij
bent er eentje om te stelen."
„Jij ook", bromde Yan Doren.
„Kwam er maar .iemand om jou te 6telen.
Ik zal wat blij zijn, als ik jou niet meer
zie! Hoe ondankbaar toch! Sedert dertig
jaren zorgt en voegt men zich af voor
zulk eenzulk een man; als een moeder
zorgt men voor zijn welzijn, en
„Ik heb jou moederlijke zorgen niet
meer noodig; ik weet best wat ik doen en
laten zal. Al mijn vrienden hebben een huis-
sleutel in den zak, zij zijn vrije mannen,
en ik wil-dat ook zijn! j.k zou een gelukkig
mensoh wezen, als je dat eens kon be
grijpen."
„Goed.je zult gelukkig zijn, Hen
drik! Ik ook! Zie nu maar hoe je bet
zonder mij voortaan zult klaarspelen. Ik
ben blij, dat ik mij nu niet meer om jou
goed behoef te bekommeren. Ik weet nu
al hoe kalm het leven voor mij zal
worden.
„Zij is bepaald welsprekend, mijn oud-
'je", dacht Van Doren vergenoegd, „maar
wacht maar, Gonne, jij zult nog wel eens
naar mij verlangen."
„Ik verlang er naar om jou eens te too-
nen wat voor een min ik ben Hij liep
naar de slaapkamer, maakte eenige toebe
reidselen, verwisselde met veel omhaal zijn
huisjas met zijn andere, gekleede, en hield
zich dapper, toen hij het dasje niet vast
kon krijgen.
Om vier uren ging er een trein naar Ber
lijn en om zes uren weer een. Hij zou den
eersten maar nemen en na twee uurtjes
sporen zou hij vrij zijn, vrij. Van daar uit
zou hij een prentbriefkaart zenden aan zijn
vrouw en dan zou zij wel overtuigd zijn
van zijn moed en zelfstandigheid. Bij Jo-
han, zijn neef, zou i hij maar logeeren die
had hem toch al zoo dikwijls uitgenoodigd,
dan behoefde hij niet in een hotel te gaan.
Hij zou haar wel eens laten zien hoe goed
hij het' buiten haar kon stellen.
Yan Doren luisterde aan de deur en
sloop toen door de zijdeur het huis uit.
Zijn vrouw stond achtsr het gordijn en zag
hem weggaan. Zoo ver was het dus al ge
komen met hemZij moest beslist wraak
nemen. Maar hoe? Daar ging hij op een
gewonen middag met zijn gekleed pak uit,
natuurlijk weer naar de soos. En eerst laat
in den nacht zou hij met veel drukte en
■leven terugkomendan zou zij hem weer,
als altijd, bij het ontkleeden behulpzaam
moeten zijn. Maar neen, dat zou anders
worden, en dapper hief zij het hoofd om
hoog. Weg, hier vandaan. Hij moet haar
vannacht niet meer in huis vinden. Hij
moest zich maar alleen helpen. Heel goed,
hij zou zijn zin hebben. Koortsachtig liep
zij heen en weer van de keuken naar het
dienstmeisje en van het dienstmeisje naar
de slaapkamer. In haai- eerste opwelling
van drift wilde zij daar den wanordelijken
rommel van haar man opruimen, maar zij
bedacht zich. Dat moest hij zelf maar
doen, evenals ieder ander fatsoenlijk
mensch.
Zij trok laden on kasteh open, pakte
allerlei zaken in, keek n#ar de k)qk en
kwam tot de overtuiging, dat zij den trein
naar Berlijn van vieren niet meer kon ha
len. Enfin, dan maar om zes uur!
Zij wou naar Berlijn; de wouw van neef
Johan had haar al zoo dikwijls gevraagd
eens to komen. Yan daar zou zij beel ge
woon een pren! icfkaart aan hnar man
sturen, o, hij zou dan rasend worden, die
eigenzinnige man.
Toen mevrouw Yan Doren eindelijk in
den trein zat, werd het haar tooh wel een
beetje bang to moede. Zij vond, dat zij
zich min óf meer aan echtbreuk schuldig
maakte. Het had niet veel gesoheeld of de
tranen waren haar langs de wangen gerold.
Maar neen, voor dezen keer eens sterk
zijn. Zij moest bewijzen, dat zij zieh zon
der haar man bcit kon redden dat zij er
niet onder :eed. Zij slikte de tranen in en
keek uit' het raampje om wat andere ge
dachten te krijgen. Toen zij in Berlijn het
gewoel van dc menschen, het gevaorJjko
rijden der wagens zag, waar tussclien zij
zich anders eens of tweemaal 's jaars, vei
lig aan den arm van haar man, bewoog.,
klopte haa-r hart hqftig. De eerste tram,
die haar naar neef Jansen zou brengen,
was vol.
Eindelijk kon zij een plaatsje vinden.
Haar moed was aanmerkelijk gedaald en
zij dacht met diepen weemoed aan haar ge
zellige huiskamer. Even vóór negenen kwam
zij aan het lniis van haar familie, die
op de derde verdieping een woning gehuurd
had, aan.
Gelukkig, dacht zij verheugd, toen zij
aan do bel trok. Niemand deed openhet
oleef doodstil. Mevrouw werd afwisselend
bleek en rood. Zouden zij niet thuis zijn?
Aan die mogelijkheid had zij nooit gedacht.
Goede hemel, wat moest zij dan beginnen?
Was zij dat zelf, die hier als een verschop-
pelinge in een vreemde stad voor een
vreemd huis stond, zij, de hooggeachte
mevrouw Van Doren
In het eerste oogenblik van wanhoop
ging zij op de stoep zitten. Hoor, kwam
daar niet iemand aan? Misschien was het
nicht Greta met haar man. Neen, het zou
de portiersvrouw zijn, die nog voor het
laatst eens rond ging.
„Moet u misschien bij de familie Jansen
zijn?"
„Die zijn naar den schouwburg," zeide
zij vriendelijk. „Yóór elf uren komen ze
niet terug."
1 Mevrouw Yan Doren keck do beleefde
vrouw boos aan.
„Ja maar, maar, ik kom van buiten.
Waar moet ik dan zoo lang blijven?"'
vroeg zij eindelijk angstig.
De vrouw haalde de schouders op.
„Dat weet ik niet! U zult wel het ver
standigste doen door naar het pension 10
gaan aan den overkant, dat groote huis,
wanneer u niet naar een hotel wilt gaan.
Morgen vroeg zult u ze wel thuis vinden l"
Mevrouw Yan Doren knikte met het
hoofd.
„Dat is wat moois," dacht ze. Gelukkig,
dat Hendrik haar zoo niet zag. Hij zou er
zich maar over verheugen, die barbaar 1
Meer dood dan levend kwam zij in het
pension aan en vroeg een kamer voor don
nacht.
„Ik heb er maai- één mecrf die is wel
wat klein, maar voor u alleen zal het wel
gaanj" zeide de dame zeer beleefd.
Zij nam met alles genoegen, bet was
haar alles oven goed. Geruimcn tijd zat
zij besluiteloos op een stoel in het kleine
kamertje. Toen begon zij zich langzaam te
ontkleeden, al maar denkend: „Wat zal hij
zeggen, wat zal hij doen, mijn man, als
hij vannacht mijn bed ledig vindt?"
Maar wat was dat? Een angstige rilling
ging haar door de leden. Naast haar, in
de aangrenzende kamer, zuchtte iemand.
Dat was duidelijk hoorbaar. Daar sliep
bepaald, door een dunnen wand gcsrchei-
den, een man, een vreemde. Misschien wei
een misdadiger, die nergens rust kan -vin
den. Nu hoestte hij, dan weer zuchtte hij.
Zij trilde over alle loden.
Wat kwamen die geluiden haar bekend
voor! Y/aaraan herinnerde haar dat? Dat
waren precies de geluiden, die haar man
maakte, wanneer hij tevergeefs trachtte
zijn laarzen uit te trekken.
Eindelijk scheen het den vreemdeling te
gelukken ze uit te krijgen. Daar slingerde
een schoen door de kamer, die weldra ge
volgd werd door een tweeden. Deze man
scheen dezelfde gewoonten te hebben als
haar man. Vreemd toch
Zij zat nog zonder japon met bloote ar
men en trok haastig haar nachtjapon aan,
die zij in haar koffertje had meegenomen.
De vreemde man mocht eens door het
sleutelgat staan kijken I
Daar klonK weer een zucht, nog duidelij
ker dan zoo straks. Een verwensching
volgde, die tot driemaal herhaald werd.,
Dat was precies do manier van vloeken
van Hendrik, wanneer hij zijn boord niet
los kon krijgen, en dan dat stampen op
den grond met beide voeten.
Met knikkende knieën sloop zij naai: de