TWEEDE BLAD.
Anno 1EÖS.
S PERSOVERZICHT.
ut-
De „M a a s'b o d e" wijst m een arti-
ac, el over de „nieuwe partij op bet
m tfer, dat van d e v r ij e liberalen
svraagd wordt, nu bun door de vorming
an een Bond, ton partijverband wordt
pgelegd, waarvan zij zich, krachtens buo
in, cginsel, altijd afkeerig hebben betoond
d'. >e tijden zijn teranderd sinds de oude
os 'lerson in 1869, in zijn „De liberaal op
taatkundig gebied," het ideaal van den
Jr. cht-en vrijzinnige teekende. „Zelfs op do
ersteende figuren van het oud-libovaiisme
,8" - aldus de „Maasbod e" hebben do
ijden hun invloed niet gemist.''
Waartoe die organisatie? Do „M a a s-
i o d e" vindt op die vraag het antwoord
o de redo van den heer Tydeman, waarin
'd ©oral de aandacht van het blad hebben.
v' ©trokken de woorden, dat organisatie
renschelijk wordt geacht „opdst het rno-
Udijjk worde, als zelfstandig complex
•verleg te plegen met andere groepen."
- De „Maasbode" onderstelt, dat de
ormeerders van den nieuwen bond hier de
'rijzinnig-democraten op heb oog hebben,
cat het blad vreemd vindt, lettende op
lo uitlatingen én van „D o Nieuwe
31." én van het „U t r. D agbla d",
lie van overleg met dio groep steeds zeer
ifkcerig bleken.
Op grond van aanhalingen uit artikels
ran beide bladen komt het blad wijders
:ot de gevolgtrekking, dat de nieuwe par-
Jjformalie zich niet enkel heeft vereonigd
>m tot een onderling verhand te komen,
coaar dat zij wel degelijk eeD agressief ka
rakter heeft.
Overigens meent het blad, dat de „alge-
meene politieke toestand er in het minst
aiet om veranderen zal, nu eenige I03I00-
pendo liberalen zich in een modern partij
verband hebben vastgelegd.'*
Heb blad vervolgt dan verder:
„En als -dio bo- 1 misschien wat te luid
ruchtig wordt en r:"-ds van uit zijn wieg
wat al t- hard --at kraaien, het zware
geschetter der vrijzinnige democratie, het
krachtige longengelui 1 van den heer Tréüb
vooral, zal bet toch altoos plechtige en
bescheiden geluid van den oud-liberaal
wel weten te overstemmen.
De fijn-sarcastische pen van den hoofd
redacteur der „Nieuwe Courant"
zal, ten geneugte van het ommestaande
publiek, nog wel een enkele rake wonde
slaan in het stoere lijf van den radicaal,
maar do getroffene zal het niet al te euvel
duiden, want op zijn tijd, in kritieke
©ogenblikken, als de heer Trëub het oud-
liberalisme noodig heeft om het radicalis
me binnen to halen in regecrings- en be
stuurslichamen, zelfs do booze heer mr.
Plemp zal alsdan niet achterblijven.
Ook als partij zal het oud-liberalisme
schildknaap blijven van do vrij zinnig-demo
cratische vechtgeneraals, bukken zelfs voor
de bevelen uit het hoofdkwartier der roodo
bont.
Troelstra in 1905 als imperator boven op
de kar, Treub als palfrenier achteraan, en
do kar zelve getrokken door de twee echte
raspaarden, jonkheer Roe 11 on jonkheer Vau
Karnobeek.
Deze voorstelling is nog niet weerlegd,
is ook niet to weerleggen."
Alleen vreest het blad, dat het oud-libe
raal anti-papismo weer zal gaan herleven,
w_t „misschien als een nadeel aan onzen
kant is te boeken" en waardoor „de anti
these misschien nog wat scherper komt to
staan."
Do „M i d d e 1 b u r g sc li e C t.'*
wil het leginselprogram afwachten om te
kunnen opmaken, of haar meening juist
is, dat do vrije liberalen omtrent het kieè-
rocht en omtrent staatsbemoeiing een ver
ouderd standpunt innemen. In elk geval
meent het blad thans reeds to kunnen
constateeren, dat de ontwerpers der nieuwe
organisatie hun geestverwanten willen be
hoeden voor afglijding naar de radicalen
of voor een onderdak zoeken bij do ker
kdijken.
"Verder spreekt heb blad als zijn oordeel
uit, dat de Bond voor een groot deel tegen
de Uni e-mannen is gericht.
„Den liberalen, die zich misschien in een -
ondoordacht oogenblik daarbij aansloten
of die nu nog ah dolende schapen geen
vast steunpunt bij die Unie kunnen vin
den, wordt thans bij den nieuwen Bond
een schuilplaats geboden.
„En daarvoor is organisatie noodig.
„Wil die groep van liberalen meehelpen
aan belangrijke politieke vraagstukken een
oplossing te geven, daarbij invloed uitoefe
nen, dan mag zij niet langer de kat uit
den boom kijken; dan moet zij als georga
niseerde partij kunnen optreden.
„Dit is een zuiver standpunt; dat is een
goede, logische gedachte van hen die het
plan tot oprichting van den Bond ont
wierpen."
Het artikel van de ,,M id d. C t." is
verder gewijd aan hetgeen de „Zutf.
Courant" het „bekend orgaan van
den voorzitter der Unie, den oud-minis
ter mr. Goeman Borgcsius" schreef als
antwoord op het door mr. Tydeman ge
sprokene. Wij hebben daarmee onze lezers
reeds in kennis gesteld en vermelden nu
nog, wat do ,,M i d d. Courant" daar
op té zoggen heeft.
Laatstgenoemd blad schrijft:
,,Hct meest curieuze in do redeneering
van do „Zutf. Courant'* is in onze
oog-en wel haar pleidooi voor het recht
der Liberale Unie om zich den naam
van middenpartij te mogen toeëigenen.
Wij hebben dus nu al onder de liberalen
twee middenpartijen.
Eigenaardig die jaloezie op dit punt!
Wij betwijfelen echter of dio meening
wel gedeeld zal worden door het geheelo
bestuur dor Liberal© Unie. Dc voor
uitstrevendheid, do vrijzinnigheid daarvan
komt toch hierdoor wel in een niet al to
zuiver licht.
In elk geval blijkt uit die bewering, nog
duidelijker dan tot heden, dat de L i b e-
r a 1 e Unie zich in een scheeve, een las
tige positi© bevindt.
Niet voor alle liberalen, dio inzake het
bekende blanco-artikel 80 der Grondwet
met de vrijzinnig-democraten niet wilden
meegaan, cn voor de U n i e een toevluohts-
oord wildo zijn, is zij dit geworden-
Dat is het noodwendig gevolg van haar
zwevende houding tegenover het belang
rijke kiesrechtvraagstuk.
Zij ziet nu tegenover zich een andere ver-
eeniging, die op haar terrein treedt cn
di© een deel harer aanhangers tot zich wil
en ook zal trekken.
De U n i e-mannen hadden zouden zij
dit nu niet meer en meer inzien? beter
gedaan in 1901 geen aanleiding te geven
tot scheuring.
D© toestand war© dan nu veel gezonder,
veel zuiverder geweest.
En con Bond van Oud-Liberalon, of van
Vrij© Liberalen zooals men hen noemen
wil ware dan reeds veel vroeger tot
stand gekomen cn de L i b or a 1 e U n i e-
mannen zouden den met hun vereeniging
niet in het gedrang zijn gekomen.
De tijden eischcn klare, duidelijke partij-
formeering.
De halfslaohtigheid der Uni e-mannen
is hun zwakheid gebleven.
Wij, van ons vrijzinnig-democratisch
standpunt zegt do „M i d d. C t."
begroeten de totstandkoming van den nieu
wen Bond met ingenomenheid, ook omdat
zij ons noodzakelijk voorkomt, zelfs tegen
over do J n i e.
Zij zal haar dwingen tot kleur bekenuen
inzake bet spoedig aan de orde komend
kiesrechtvraag .stuk-
En tevens zal die nieuwe Bond aanlei
ding geven tot zuivering van de politieke
atmosfeer; een zuivering, die bij verkiezin
gen niet anders dan ten goede kan werken,
een juist© belijning der grenzen kan bevor
deren, zoodat bij eerste stemmingen elke
fractio der vrijzinnigen voor eigen begin
selen kan opkomen.
De noodzakelijkheid, het nut daarvan is
ook reeds in 1905 gebleken."
De „vrije" liberalen hebben hun vrijheid
aan den drang tot organisatie ten offer
gebracht" aldus begint een hoofdartikel
in ,,D e V rij z--D emocraat" over de
oprichting van den „Bond van Yrij-Libe-
valen."
Thans id voor do eerste helft verleden
week te Utrecht do vrijheid afgezworen;
voor do wederhelft zal een commissie zor
gen door do samenstelling van een begin
selprogram", voegt het blad er aan toe.
Na de oprichtingsrede van mr. Tydeman
geciteerd te hebben, vervolgt do „Vrijz.
Democraat":
„Do oud-liberaleci beginnen Lij de opj
rjahltingi hun)aer organisatie meti zich te
verontschuldigen. Zij bedoelen, zegt hun
voorzitter, geen aanval op anderen
Wanneer echter de heer Tydeman zegt,
dat hij geen aggressio beoogt, is daarmee
een ander deel zijner redevoering in strijd.
Hij zegt, nur mit ein Bischen andren Wor-
ten, dat z ij n liberalen en do vrijzinnig-
democraten de taart van de Liberale
Unie maar samen moeten deelen.
De geachte spreker maakt zich illusies.
Hij gaat uit van de gedachte, dat onder
de vrijzinnigen voor slechts twee partijen
plaats is: radicalen en liberalen. De libe
ralen zijn dan de oud-liberalen.
Wij zijn het aaarmeo niet eens.
„De naam „liberalen" heeft tot veel
misverstand aanleiding gegeven.
„Maar indien één van de beide partijen,
dio der oud-liberalen of die der Liberalo
Unie, in het bijzonder aanspraak heeft op
den grooten naam der liberalen, dan is
het de Liberale Unie, of „de ondergroep",
welke thans daarin „het overwicht heeft",
om in do taal der „Zutp henselae
Courant" te spreken.
De wereld is niet bij Thorbecko blijven
stilstaan. De groote traditie der liberalen
wordt beter begrepen door hen, die met
do ontwikkeling van het matafcsehppeflijk
leven de bakens verzetten clan door de an
deren, die stokstijf op het eenmaal inge
nomen standpunt blijven staan."
Het „H andelsblad" bracht in
herinnering, dat het vijf en twintig jaren
geleden is, dat de W e t op het Au
teursrecht in het „Staatsblad"
verscheen.
Het blad noemde het echter jammer, dat
deze werkelijk goede wet, waaraan boven
dien het voorrecht ten deel viel in mr I-
D. Veegens een helder en uitmuntend com
mentator to vinden, niet leeft in ons volk.
Die wet geeft do bevoegdheid het recht
van den auteur, zoowel door den strafrech
ter als door den burgerlijken rechter te
doen beschermen. Zij handelt over een
zaak, dio in ons veel schrijvend en veel
lezend landje van groot belang moest zijn,
en in die vijf en twintig jaren heeft men
niet meer dan 12 gevallen gehad', waarin do
rechter bij de toepassing der wet werd te
hulp geroepen.
„Er zijn" —gaat het „Handels
blad" voort „6 strafprocessen cn 6
burgerhjke gevoerd. In do helft van do
strafprocessen werd <1© veroordeeling niet
uitgesproken; in cón burgerlijke zaak word
geen inbreuk op het auteursrecht erkend.
Van do 12 zaken handelen er 3 over mu
ziekwerken; 1 betreft ccn geschil, dat mot
den schrijver eigenlijk mots te maken
heeft, en 2 betroffen onbeduidend© go-
schriften, zonder cenigon letterkundigen
inhoud. Van do C overige hebben 3 betrek
king gehad op de opvoering van tooneel-
stukken, 2 op losse artikelen, en slechts één
op een zuiver literair werk, een novelle.
Geen onzer bekende schrijvers heeft ooit
onder dc nieuwe wet een proces ever zijn
auteursrecht gevoerd.
In zooverre la dit een ideal© toestand,
dat men een goede wet heeft, dio ziehzel-
ve kon handhaven. Doch dit is slechts
schijn. In waarheid wordt de auteurswet
weinig gekend on zonder dat iemand het
bespeurt, overtreden. Als belanghebbenden
een geschil met elkaar krijgen, het au
teursrecht rakend, is het niet zeldzaam,
dat zij de zaak inderminne schikken^ om
dat do wet, die toob in het geval duidelijk
laad voorzien, door beide partijen niet ge
kend werd, zoodat het eerst ingewonnen
advies reeds de zaak geheel beslisto cn de
kwestie oploste.
De meest krasse miskenning en ver-
waarloozing valt wel ten deel aan do be
palingen omtrent het journalistiek auteurs
recht. Wij willen slechts ócn feit noemen,
slechts enkele dagen oud.
In een vergadering van het comité tegen
do verplichte winkelsluiting word besloten,
dat men in brochurevorm zou laten druk
ken on samenvatten en op ruimo schaal
verspreiden, „al de verzamelde artikelen
van vóór- en tegenstanders eener wettelijke
sluiting", en geen mensch heeft er aai ge
dacht, dat men daarvoor do toestemming
der bladen of, bij de ondergeteekendo arti
kelen van de schrijvers noodig heeft.
Wij gcloovcn niet, dat velen die zouden
weigeren, maar het is toch wel wat kras,
dat men die toestemming niet eens deukt
te vragen. Dit alles geschiedt volkomen
to goeder trouw, evenals bij de onderwer
pen, waarover wij zoo juist spraken.
Do moraal van het zilveren fee3l der
auteurswet is dus, dat goede wetten weinig
baten, als zij niet voldoende worden toege
past, omdat do belanghebbenden te laksch
zijn in de handhaving hunner rechten."
De „P rov. Gr on. C rt." is niet gerust
op do winst, dio het Vragenreoht,
nu door do Tweed© Kamer aangenomen,
brengen zal.
„Het is wel waarschijnlijk, dat do be
denkelijke omvang dien de bogrootingsstuk-
ken in do laatste jaren hebben aangenomen,
er door zal verminderen ofschoon zelfs dit
niet eens vaststaat. Maar van den anderen
kant zal do gemakkelijkheid, waarmede nu.
vragen gesteld kunnen worden, haar aan
tal zonder twijfel onnoemelijk, vermeer
deren, vooral nu wat vanzelf spreekt
vragen cn antwoorden in een spe
ciale rubriek in de Handelingen
zullen wonden gepubliceerd cn dus
de kiezers al. heel spoedig hun afgevaar
digden zullen aanspreken om van allorlei
aangelegenheden hot naadje van dë kous te
zien te krijgen. Dat do ministers dc ant
woorden zullen geven, is wol niet twijfelach
tigdc Ministerraad is trouwens in de
zaak gekend waar anders do interpellatio-
vorm hen toch dwingen zal voor den dog to
komen. Maarzij zouden wel eens heel wat
last kunnen krijgen van deze vragen ovor al
les en nog wat, waarop 't antwoord niet al
tijd eenvoudig zijn zal en vaak tijdroovend.
De kfins bestaat ook, dat dc intcrpelkitiën
met haar nasleep cr nog door zullen toene
men."
Intusschcn: in do twee genomen beslui
ten ligt do onomwonden bekentenis, dat
verandering in de werkmethode der
Kamer komen moet en ieder begrijpt, dat
wij hier slechts hebben te doen met een be
gin, met een voorspel, mot een inleiding tot
do werkelijke herziening van het reglement
van orde, die, nu eenmaal d'e geesten zijn
opgeroepen, niet meer kan on ook niet
zal worden bezworen.
En een zaak van nog veel grooter be
lang met liet oog op haar gevolgen, ig de
wijzo waarop deze voorstellen zijn tot
stand gekomen, voorbereid als zij werden
door do leiders van al de politieke groe
pen zonder onderscheid, van de meest
roohtscho tot de meest linksche. Dit bewijst
dat, hoe hoog de golven in de Kamer ook
soms gaan en hoe heftig, zelfs nog in do
laatste weken, de politieke strijd gevoerd
en de hartstocht opgezweept wordt, cr toch
onderlinge waardcering on zucht om con
heid te midden der groote vorschciden
heid te bewaren heerschen in voldoen
de mato om, waar de behartiging vau
'8 lande belang dit eischt, allo groepen
zondor onderscheid' in één samenwerkend
geheel op te lossen.
„Een werkelijk gelukkig ccn heuglijk
verschijnsel, dat meer dan iets bevorder
lijk zijn kan aan een spoediger afdoening
van zaJtcn, vooral nu liet bij do voorberei
ding van d©zo beid© maatregelen is geble
ken, dat deze zóó moge-lijk ie, dat do
openbare discussies achterweg© blijven
of tot een heel onkclo opmerking zich be
palen kan. Een verschijnsel dat ook op de
verhouding t.usschen de politieke partijen
buiten do Kamer niet anders dan gunstig
kan werken.
Zoo is dc bcteekenis der veranderingen
dio de Kamer vocrloopïg in haar werkwijs
heeft gebracht, niet zoo zeer gelegen ia
hetgeen daardoor wordt verkregen, in het
geen men ziet, wat inderdaad weinig
is maar in het aspect, dat deze veran
deringen openen «n dat niet zoo dadelijk
in liet oog springt: een groote reglements
wijziging in den dop en, wat meer waard
ib, een verlangen on streven ooi, to
midden van allo verdeeldheid, toch gemeen,
schappelijk het landsbelang to dienen, cn,
zoover dit immer gaat zonder overtuiging
en standpunt op to offeren, in gezamen
lijk overleg en verecnigd te werk tc gaan."
Het „Vaderland" schrijft over des
hoeren Troelstra'9 rede, betreffende do
z weudolarij en:
Scherp on onbarmhartig, maai' niet to
schorp en niet harteloos buiten noodzaak,
gcescld© do sociaal-democraitischo leider
het gezwendel met naamlooz© vennoot
schappen en vooral dc schandelijk lichtvaar-
digo opvatting, clio veelal commissarissen
toonden bij hun taak van toezicht, ccn
tekort van nauwgezetheid waaraan helaas
ook do hoogstgoplaatsten in den lande
zich hebben schuldig gemaakt.
Dit is ccn publieke kanker, waarin zonder
aarzelen cn openbaar het mes dient gezet
en slechts één ding viel bij dozo motio to
bejammeren: dab uien wederom aan den
hoer Troelstra do oer van haar verdediging
heeft gelaten. Uit het feit, dat niemand
hem tegensprak, mag in dit geval veilig
worden afgeleid, dat nagenoeg niets van
hetgeen hij zcidë, voor ernstige tegen
spraak vatbaar was. Maar juist in zulk een
geval ligt liet geheel op den weg van hen,
die in beginsel op den bodem der bestaan
de ©oonomischo orde van zaken staan, do
oogen niet to sluiten voor haai* ergerlijke
uitwassen, luido to gotuigen van hetgeen
zij waarnamen met eigen oogen en niet
dio taak van zelfkritiek over te laten aan
de principicclo vijanden der bcstaando sa
men loving.
Dc Minister van Justitio zal spoedig
komen met ccn wetsontwerp; maar van dat
wetsontwerp cn zijn voorgeschiedenis zal
de Ned. sec.-dom., in mr. Troelstra be
lichaamd, zich voor een goed deel de eer
kunnen toeëigenen. Dit had anders kun
nen cn had anders moeten zijn.
Dc Haagscho briefschrijver vud do „Z u t-
f o n s c li o Courant" schreef dezer da
gen over het nfgeloopcn parlementair»
jaar:
„Als verzoeningsgoziud heeft dit minislo-
rio zich uangekondigd, belofte, dio hoog©
eisohën doet stéllen, omdat zij niet gegeven
•werd ten einde gedurende enkele jaren do
oppositio tor rechterzijde gunstig tc stom
men van dergelijke procédés heeft de ro-
georing zich reeds afkeerig getoond doch
omdat bij alle vrijzinnige mannen, die in do
moeilijke dagen na dc Juni-vcrkiezing van
hot vorige jaar kracht cn lust gevoelden om
ccn portefeuille to aanvaarden, de diepge»-
vestigdo overtuiging bestond, dat aan do
door iJr. Kuypers schrander beleid aange
blazen verbittering tusschcn twee deelen
van hetzelfde volk een einde moest komen.
Want is die verbittering reeds op zichzelf
een euvel, ook op do totstandkoming van
goed© wetgeving moet zij noodwendig een
nadreligen invloed oefenen.
Het is eenige dagen geleden gebleken bij
do behandeling van de interpellatie-Van
Wijnbergen, dat de hartstochten beginnen
te luwen. Mog ook oen aan opgewonden
taal gewend geraakte pers bijwijlen nog ru
mor in casa trachten t© verwekken, moge
eon enkel te heethoofdig Kamerlid nog door
den misthoorn oppositio voeren, indien ia
het parlement do stemming des volks zich
afspiegelt, dan kan men met gerustheid
constateeren, dat do naijver en het wan
trouwen, welke do partijen hebben bczielcf,,
reeds voor waardeering cn lust tot samen
werking beginnen plaats to makon.
„DNederlander" geeft hierop
da volgende kanttcckening
Wanneer het gerucht juist is, dat deza
Haagscho briefschijver dezelfde is als ééi
der Uuielcidcr3, dio tot nu too als „mede
werkers" van heb weekblad ,,Dc Vaderlan
der" bovenaan dat blad vermeld staan,,
FEUILLETON.
0© £j}3sl©iesi güe^r.
84)
De twee zijn do gang doorgegaan. De zij
den rokken van madame Bella hebben bijna
ihet gordijn aangeraakt, waarachter Carola
staat. Reeds hoort zij de vroolijke 6temmen
beneden in do vestibule. Plotseling klinken
nog eenmaal de vlugge voetstappen van
haar man vlak bij haar. Zijn gezellin had
haar zakdoek vergeten cn hij snelt naar
zijn kamer om dien te halen.
Het elecfcrische licht verlicht de gang
zoo helder, dat Uarola do opgewekte uii-
i drukking in zijn golaat kan zien, en als hij
langs de schuilplaats van zijn vrouw gaat,
doet; een onbewust zacht gekreun hem den
pas inhouden. Onderzoekend kijkt hij rond,
rukt daarna heb g.rdijn ter zijde en oog
in oog staren man en vrouw elkaar aan.
„Dus bespionneerdsiste hij bijna on-
heouaar tusschen zijn tanden.
„Eugen, Eugen, laat jo me wachten?"
j roep'; een ongeduldige stem van beneden.
■Het gordijn valt weer naar beneden. Hij
Sa weg.
j Het licht is uit eu Carola ligt bewuste
loos op den grond.
I Als zij bijkomt, snelt zij zoo vlug zij kan
naar huis. Daar wacht Martha reeds op
haar, die er niet in geslaagd is, het huis
te vinden, .waar dr. Baier heden avond op
jbezoek is.
I Carola knielt naast het bedje van haar
1- nd. Dit is nog rustig, maar nu en dan toont
£en krampachtige schok, die het gehecle li
chaampje doorloopt, dat een niéuwe aanval
te wachten is. Doch ook dit vooruitzioht
is haar onverschillig; zij heeft den beker
der smart geledigd; meer kan zij niet ver
dragen.
Zij waakt, het slimste verwachtend, op
het ergste voorbereid, naast het zieke kind,
terwijl de wijzer van de klok steeds verder
kruipt.
Plotseling wordt er gebeld en eenige
o ogen blik ken claarna reikt de dokter haar
de hand met een bemoedigend: „Moed,
slechts moed, mijn beste mevrouwtje
Tevergeefs tracht zij een woord uit te
brengen. Zooeven nog heeft zij don dood
in het aangezicht gezien cn nu er hoop en
redding gekomen is, ïs zij niet in staat te
spreken. Vragend slechts ziet zij hem aan
als vreesde zij, dat zijn aanwezigheid
slechts een droom is. Opnieuw wordt er
een hand op haar schouder gelegd en zij
hoort iemand zeggenJe bent niet alleen
cn zich omkeerend ziet zij in de trouwe
oogen van Reuter.
J" 1 jjij Hans! Jij brengt me hulp!" snikt
zij en haar oogen vullen zioh met brandende
tranen, do eerste, die zij dezen dag heeft
geweend.
XII.
Langzaam aan slechts neemt Fransje in
betersch' toe. Nog komen cr uren, dat
zijn lijden de omgeving grooten angst ver
oorzaakt, eer de kracht der ziekte geheel
gebroken is. Carola wijkt dag noch nacht
van zijn Bedje en schijnt door den angst
over haar kind alle andere zorgen vergeten
to hebben. Nooit meer komt de naam van
haar man over haar lippen.
Geheel tegen zijn gewoonte komt Johan
Reuter icderen dag haar opzoeken. De klei
ne Frans lacht tegen hem, wanneer hij bin
nenkomt, en ongemerkt kijkt Carola naar
de rimpels in zijn voorhoofd, die iederen
dag dieper worden en dio ook de beterschap
van haar lieveling niet kan doen verdwij
nen.
Fransje azit alweer op moeders schootjof
in zijn stoel en juicht bij de sprongen, dio
schaapjes en katjes, geleid door de hand
der kindermeid, op het tafeltje voor hem
maken, en zijn moeder wordt schadeloos
gesteld voor den angst door een rij blinkend
witte tandjes, die zijn roep als wonderkind
nog verhoogen. Maar ieder stuk speelgoed
heeft zijn bekoiÏDg verloren, zoodra oom
Hans binnenkomt. Dan bedelt hij met de
oogjes, de handjes en de kleine trappelende
voetjes, opdat deze hem bij zich zal nemen
cn op zijn knie paard laat rijden, of luiste
ren naar den gouden tik-tak. En lang be
hoeft hij n'.t t© bedelen. Het spel met den
kleinen schelm schijnt voor Johan een genot
te zijn, ofschoon er in zijn teed rheid iede
ren dag wat meer medelijden gemengd
schijnt.
Zijn bezoeken zijn nu niet meer zoo kort
als in het beginintegendeel, vaak blijft hij
dralen, als zocht hjj een gelegenheid om
eens vertrouwelijk met Carola te pralen.
Dit ontgaat haar niet, maar zij vreest zoo'n
r isprek te veel, om hem eenigszins te ge-
moet te komen.
Zij krimpt dan ook van schrik ineen, ah
hij op zekeren dag, terwijl hij reeds met
den hoed in de hand gereed staat om te ver
trekken, haar met algewend hooi vraagt:
„Kun je me soms ook het doel van Rons-
bergs reis zeggen? In hot belang van de
zaak is het dringend gewensclib, dat wij dat
weten?"
Een oogenblik aarzelt zij, daarop ant
woordt zij snel:
„Neen, ik weet het niet, en door jouw
vraag hoor ik eerst, dat hij op reis is. Maar
ik ben ok niet nieuwsgierig het te .weten."
„Heb jij een sleutel van zijn brandkast
en zijn schrijftafel?" vraagt hij dringen
der. „Hij is nu al bijna drie weken weg,
zondor zijn werklieden eenigo opdracht
gegeven te hebben. Het is dus hoog tijd
in zijn plaats een gevolmachtigde aan te
stellen, die zoolang jouw belangen behar
tigen kan. Misschien vinden we in zijn
schrijfbureau schriftelijke aanwijzingen.
Wil je daar niet eens naar kijken?"
Zij keek hem angstig aan en schudde
daarna het hoofd.
„Het moet, Carola. Je kunt er staat op
maken, dat jij, om je eigen toekomst en
die van je kind te verzekeren, nog heel
wat zult moeten doen, dat je tegen do
borst stuit."
Zij zuchtte diep en haar gelaat was zo©
doodsbleek, dat Reuter met smart zag hoe
zij inwendig leed. Zonder een woord te
sproken, ging zij hem vóór naar do kamer
van Ronsberg, nam v'fc een kastje, dat
door een druk op een geheim knopje ge
opend werd, een paar sleutels cn opende
een kleerkast, die in deze kamer v/as. Als
had zij een spook gezien, zoo deinsde zij
terug bij de ontdekking, dab deze kast
geheel leeg was, op een paar stukken pa
pier na.
„Dat begrijp ik niet,1' sivmelde zij.
„Sedert de ziekte van Fransje is hij hier
niet meer geweest."
„Dan heeft hij reeds vroeger zijn garde
robe weg laten halen, cn was tot die icia
al lang besloten vóór hij vertrok," unt-
woorddo Hans. Alhoewel hij op h©t oog,
zeor kalm was, verried zijn hoogrood©
kleur ho© opgewonden hij was.
Een tweede kast leverde hetzelfde resul
taat op,
„Nu zijn schrijfbureau 1" zei bij en on
danks zijn pogingen om zich goed to hou
den, beefde zijn stem. Hier vond men
meer. Bergen onbetaalde rekeningeq kwa
men to voorschijnwelk vak men ooi
opende, overal lag weer een nieuwe bundo»
van di© papiertjes.
Maar niet ééo bock, niet een stukje pa
pier, dat eenigo opheldering gaf over den
stand van zijn zaken of van zijn vermogen.
Reeds wilden zij na dib voorloopig,
vluchtig onderzoek het bureau weer slui
ten, toen Reuter in een der laden een stuk
je papior vond, dat bij het inschuiven be
klemd was geraakt. Hij trok het cr uit,
streek het glad cu staarde op het blaadje
als moest hij bicroglyphcn ontcijferen.
„Bekijk dit schrift eens. Herinner jij je,
die woorden geschreven to hebben, Carola
Hij toonde haar een wissel formulier, <lafc,
geheel oningevuld, behalve haar naam' ook
dien van Reuter droeg, dat zij onderzoekend
bekeek, alhoewel zonder eenige achterdocht.
Eindelijk zei ze:
„Neen, dit heb ik niet geschreven. Eens
heb ik op dergelijke papiertjes mijn naam
moeten zetten, maar ik weet zeker, dat ik
mijn voornaam toen voluit heb geschreven.
Hier staat alleen een C., en clan, het schrift
is ook wat grooter. Maar het lijkt heel voel
op het mijne. Heb jij het geschreven?'1
(Wordt vervolgd.)