TWEEDE BLAD. Anno 1EÖS. S PERSOVERZICHT. ut- De „M a a s'b o d e" wijst m een arti- ac, el over de „nieuwe partij op bet m tfer, dat van d e v r ij e liberalen svraagd wordt, nu bun door de vorming an een Bond, ton partijverband wordt pgelegd, waarvan zij zich, krachtens buo in, cginsel, altijd afkeerig hebben betoond d'. >e tijden zijn teranderd sinds de oude os 'lerson in 1869, in zijn „De liberaal op taatkundig gebied," het ideaal van den Jr. cht-en vrijzinnige teekende. „Zelfs op do ersteende figuren van het oud-libovaiisme ,8" - aldus de „Maasbod e" hebben do ijden hun invloed niet gemist.'' Waartoe die organisatie? Do „M a a s- i o d e" vindt op die vraag het antwoord o de redo van den heer Tydeman, waarin 'd ©oral de aandacht van het blad hebben. v' ©trokken de woorden, dat organisatie renschelijk wordt geacht „opdst het rno- Udijjk worde, als zelfstandig complex •verleg te plegen met andere groepen." - De „Maasbode" onderstelt, dat de ormeerders van den nieuwen bond hier de 'rijzinnig-democraten op heb oog hebben, cat het blad vreemd vindt, lettende op lo uitlatingen én van „D o Nieuwe 31." én van het „U t r. D agbla d", lie van overleg met dio groep steeds zeer ifkcerig bleken. Op grond van aanhalingen uit artikels ran beide bladen komt het blad wijders :ot de gevolgtrekking, dat de nieuwe par- Jjformalie zich niet enkel heeft vereonigd >m tot een onderling verhand te komen, coaar dat zij wel degelijk eeD agressief ka rakter heeft. Overigens meent het blad, dat de „alge- meene politieke toestand er in het minst aiet om veranderen zal, nu eenige I03I00- pendo liberalen zich in een modern partij verband hebben vastgelegd.'* Heb blad vervolgt dan verder: „En als -dio bo- 1 misschien wat te luid ruchtig wordt en r:"-ds van uit zijn wieg wat al t- hard --at kraaien, het zware geschetter der vrijzinnige democratie, het krachtige longengelui 1 van den heer Tréüb vooral, zal bet toch altoos plechtige en bescheiden geluid van den oud-liberaal wel weten te overstemmen. De fijn-sarcastische pen van den hoofd redacteur der „Nieuwe Courant" zal, ten geneugte van het ommestaande publiek, nog wel een enkele rake wonde slaan in het stoere lijf van den radicaal, maar do getroffene zal het niet al te euvel duiden, want op zijn tijd, in kritieke ©ogenblikken, als de heer Trëub het oud- liberalisme noodig heeft om het radicalis me binnen to halen in regecrings- en be stuurslichamen, zelfs do booze heer mr. Plemp zal alsdan niet achterblijven. Ook als partij zal het oud-liberalisme schildknaap blijven van do vrij zinnig-demo cratische vechtgeneraals, bukken zelfs voor de bevelen uit het hoofdkwartier der roodo bont. Troelstra in 1905 als imperator boven op de kar, Treub als palfrenier achteraan, en do kar zelve getrokken door de twee echte raspaarden, jonkheer Roe 11 on jonkheer Vau Karnobeek. Deze voorstelling is nog niet weerlegd, is ook niet to weerleggen." Alleen vreest het blad, dat het oud-libe raal anti-papismo weer zal gaan herleven, w_t „misschien als een nadeel aan onzen kant is te boeken" en waardoor „de anti these misschien nog wat scherper komt to staan." Do „M i d d e 1 b u r g sc li e C t.'* wil het leginselprogram afwachten om te kunnen opmaken, of haar meening juist is, dat do vrije liberalen omtrent het kieè- rocht en omtrent staatsbemoeiing een ver ouderd standpunt innemen. In elk geval meent het blad thans reeds to kunnen constateeren, dat de ontwerpers der nieuwe organisatie hun geestverwanten willen be hoeden voor afglijding naar de radicalen of voor een onderdak zoeken bij do ker kdijken. "Verder spreekt heb blad als zijn oordeel uit, dat de Bond voor een groot deel tegen de Uni e-mannen is gericht. „Den liberalen, die zich misschien in een - ondoordacht oogenblik daarbij aansloten of die nu nog ah dolende schapen geen vast steunpunt bij die Unie kunnen vin den, wordt thans bij den nieuwen Bond een schuilplaats geboden. „En daarvoor is organisatie noodig. „Wil die groep van liberalen meehelpen aan belangrijke politieke vraagstukken een oplossing te geven, daarbij invloed uitoefe nen, dan mag zij niet langer de kat uit den boom kijken; dan moet zij als georga niseerde partij kunnen optreden. „Dit is een zuiver standpunt; dat is een goede, logische gedachte van hen die het plan tot oprichting van den Bond ont wierpen." Het artikel van de ,,M id d. C t." is verder gewijd aan hetgeen de „Zutf. Courant" het „bekend orgaan van den voorzitter der Unie, den oud-minis ter mr. Goeman Borgcsius" schreef als antwoord op het door mr. Tydeman ge sprokene. Wij hebben daarmee onze lezers reeds in kennis gesteld en vermelden nu nog, wat do ,,M i d d. Courant" daar op té zoggen heeft. Laatstgenoemd blad schrijft: ,,Hct meest curieuze in do redeneering van do „Zutf. Courant'* is in onze oog-en wel haar pleidooi voor het recht der Liberale Unie om zich den naam van middenpartij te mogen toeëigenen. Wij hebben dus nu al onder de liberalen twee middenpartijen. Eigenaardig die jaloezie op dit punt! Wij betwijfelen echter of dio meening wel gedeeld zal worden door het geheelo bestuur dor Liberal© Unie. Dc voor uitstrevendheid, do vrijzinnigheid daarvan komt toch hierdoor wel in een niet al to zuiver licht. In elk geval blijkt uit die bewering, nog duidelijker dan tot heden, dat de L i b e- r a 1 e Unie zich in een scheeve, een las tige positi© bevindt. Niet voor alle liberalen, dio inzake het bekende blanco-artikel 80 der Grondwet met de vrijzinnig-democraten niet wilden meegaan, cn voor de U n i e een toevluohts- oord wildo zijn, is zij dit geworden- Dat is het noodwendig gevolg van haar zwevende houding tegenover het belang rijke kiesrechtvraagstuk. Zij ziet nu tegenover zich een andere ver- eeniging, die op haar terrein treedt cn di© een deel harer aanhangers tot zich wil en ook zal trekken. De U n i e-mannen hadden zouden zij dit nu niet meer en meer inzien? beter gedaan in 1901 geen aanleiding te geven tot scheuring. D© toestand war© dan nu veel gezonder, veel zuiverder geweest. En con Bond van Oud-Liberalon, of van Vrij© Liberalen zooals men hen noemen wil ware dan reeds veel vroeger tot stand gekomen cn de L i b or a 1 e U n i e- mannen zouden den met hun vereeniging niet in het gedrang zijn gekomen. De tijden eischcn klare, duidelijke partij- formeering. De halfslaohtigheid der Uni e-mannen is hun zwakheid gebleven. Wij, van ons vrijzinnig-democratisch standpunt zegt do „M i d d. C t." begroeten de totstandkoming van den nieu wen Bond met ingenomenheid, ook omdat zij ons noodzakelijk voorkomt, zelfs tegen over do J n i e. Zij zal haar dwingen tot kleur bekenuen inzake bet spoedig aan de orde komend kiesrechtvraag .stuk- En tevens zal die nieuwe Bond aanlei ding geven tot zuivering van de politieke atmosfeer; een zuivering, die bij verkiezin gen niet anders dan ten goede kan werken, een juist© belijning der grenzen kan bevor deren, zoodat bij eerste stemmingen elke fractio der vrijzinnigen voor eigen begin selen kan opkomen. De noodzakelijkheid, het nut daarvan is ook reeds in 1905 gebleken." De „vrije" liberalen hebben hun vrijheid aan den drang tot organisatie ten offer gebracht" aldus begint een hoofdartikel in ,,D e V rij z--D emocraat" over de oprichting van den „Bond van Yrij-Libe- valen." Thans id voor do eerste helft verleden week te Utrecht do vrijheid afgezworen; voor do wederhelft zal een commissie zor gen door do samenstelling van een begin selprogram", voegt het blad er aan toe. Na de oprichtingsrede van mr. Tydeman geciteerd te hebben, vervolgt do „Vrijz. Democraat": „Do oud-liberaleci beginnen Lij de opj rjahltingi hun)aer organisatie meti zich te verontschuldigen. Zij bedoelen, zegt hun voorzitter, geen aanval op anderen Wanneer echter de heer Tydeman zegt, dat hij geen aggressio beoogt, is daarmee een ander deel zijner redevoering in strijd. Hij zegt, nur mit ein Bischen andren Wor- ten, dat z ij n liberalen en do vrijzinnig- democraten de taart van de Liberale Unie maar samen moeten deelen. De geachte spreker maakt zich illusies. Hij gaat uit van de gedachte, dat onder de vrijzinnigen voor slechts twee partijen plaats is: radicalen en liberalen. De libe ralen zijn dan de oud-liberalen. Wij zijn het aaarmeo niet eens. „De naam „liberalen" heeft tot veel misverstand aanleiding gegeven. „Maar indien één van de beide partijen, dio der oud-liberalen of die der Liberalo Unie, in het bijzonder aanspraak heeft op den grooten naam der liberalen, dan is het de Liberale Unie, of „de ondergroep", welke thans daarin „het overwicht heeft", om in do taal der „Zutp henselae Courant" te spreken. De wereld is niet bij Thorbecko blijven stilstaan. De groote traditie der liberalen wordt beter begrepen door hen, die met do ontwikkeling van het matafcsehppeflijk leven de bakens verzetten clan door de an deren, die stokstijf op het eenmaal inge nomen standpunt blijven staan." Het „H andelsblad" bracht in herinnering, dat het vijf en twintig jaren geleden is, dat de W e t op het Au teursrecht in het „Staatsblad" verscheen. Het blad noemde het echter jammer, dat deze werkelijk goede wet, waaraan boven dien het voorrecht ten deel viel in mr I- D. Veegens een helder en uitmuntend com mentator to vinden, niet leeft in ons volk. Die wet geeft do bevoegdheid het recht van den auteur, zoowel door den strafrech ter als door den burgerlijken rechter te doen beschermen. Zij handelt over een zaak, dio in ons veel schrijvend en veel lezend landje van groot belang moest zijn, en in die vijf en twintig jaren heeft men niet meer dan 12 gevallen gehad', waarin do rechter bij de toepassing der wet werd te hulp geroepen. „Er zijn" —gaat het „Handels blad" voort „6 strafprocessen cn 6 burgerhjke gevoerd. In do helft van do strafprocessen werd <1© veroordeeling niet uitgesproken; in cón burgerlijke zaak word geen inbreuk op het auteursrecht erkend. Van do 12 zaken handelen er 3 over mu ziekwerken; 1 betreft ccn geschil, dat mot den schrijver eigenlijk mots te maken heeft, en 2 betroffen onbeduidend© go- schriften, zonder cenigon letterkundigen inhoud. Van do C overige hebben 3 betrek king gehad op de opvoering van tooneel- stukken, 2 op losse artikelen, en slechts één op een zuiver literair werk, een novelle. Geen onzer bekende schrijvers heeft ooit onder dc nieuwe wet een proces ever zijn auteursrecht gevoerd. In zooverre la dit een ideal© toestand, dat men een goede wet heeft, dio ziehzel- ve kon handhaven. Doch dit is slechts schijn. In waarheid wordt de auteurswet weinig gekend on zonder dat iemand het bespeurt, overtreden. Als belanghebbenden een geschil met elkaar krijgen, het au teursrecht rakend, is het niet zeldzaam, dat zij de zaak inderminne schikken^ om dat do wet, die toob in het geval duidelijk laad voorzien, door beide partijen niet ge kend werd, zoodat het eerst ingewonnen advies reeds de zaak geheel beslisto cn de kwestie oploste. De meest krasse miskenning en ver- waarloozing valt wel ten deel aan do be palingen omtrent het journalistiek auteurs recht. Wij willen slechts ócn feit noemen, slechts enkele dagen oud. In een vergadering van het comité tegen do verplichte winkelsluiting word besloten, dat men in brochurevorm zou laten druk ken on samenvatten en op ruimo schaal verspreiden, „al de verzamelde artikelen van vóór- en tegenstanders eener wettelijke sluiting", en geen mensch heeft er aai ge dacht, dat men daarvoor do toestemming der bladen of, bij de ondergeteekendo arti kelen van de schrijvers noodig heeft. Wij gcloovcn niet, dat velen die zouden weigeren, maar het is toch wel wat kras, dat men die toestemming niet eens deukt te vragen. Dit alles geschiedt volkomen to goeder trouw, evenals bij de onderwer pen, waarover wij zoo juist spraken. Do moraal van het zilveren fee3l der auteurswet is dus, dat goede wetten weinig baten, als zij niet voldoende worden toege past, omdat do belanghebbenden te laksch zijn in de handhaving hunner rechten." De „P rov. Gr on. C rt." is niet gerust op do winst, dio het Vragenreoht, nu door do Tweed© Kamer aangenomen, brengen zal. „Het is wel waarschijnlijk, dat do be denkelijke omvang dien de bogrootingsstuk- ken in do laatste jaren hebben aangenomen, er door zal verminderen ofschoon zelfs dit niet eens vaststaat. Maar van den anderen kant zal do gemakkelijkheid, waarmede nu. vragen gesteld kunnen worden, haar aan tal zonder twijfel onnoemelijk, vermeer deren, vooral nu wat vanzelf spreekt vragen cn antwoorden in een spe ciale rubriek in de Handelingen zullen wonden gepubliceerd cn dus de kiezers al. heel spoedig hun afgevaar digden zullen aanspreken om van allorlei aangelegenheden hot naadje van dë kous te zien te krijgen. Dat do ministers dc ant woorden zullen geven, is wol niet twijfelach tigdc Ministerraad is trouwens in de zaak gekend waar anders do interpellatio- vorm hen toch dwingen zal voor den dog to komen. Maarzij zouden wel eens heel wat last kunnen krijgen van deze vragen ovor al les en nog wat, waarop 't antwoord niet al tijd eenvoudig zijn zal en vaak tijdroovend. De kfins bestaat ook, dat dc intcrpelkitiën met haar nasleep cr nog door zullen toene men." Intusschcn: in do twee genomen beslui ten ligt do onomwonden bekentenis, dat verandering in de werkmethode der Kamer komen moet en ieder begrijpt, dat wij hier slechts hebben te doen met een be gin, met een voorspel, mot een inleiding tot do werkelijke herziening van het reglement van orde, die, nu eenmaal d'e geesten zijn opgeroepen, niet meer kan on ook niet zal worden bezworen. En een zaak van nog veel grooter be lang met liet oog op haar gevolgen, ig de wijzo waarop deze voorstellen zijn tot stand gekomen, voorbereid als zij werden door do leiders van al de politieke groe pen zonder onderscheid, van de meest roohtscho tot de meest linksche. Dit bewijst dat, hoe hoog de golven in de Kamer ook soms gaan en hoe heftig, zelfs nog in do laatste weken, de politieke strijd gevoerd en de hartstocht opgezweept wordt, cr toch onderlinge waardcering on zucht om con heid te midden der groote vorschciden heid te bewaren heerschen in voldoen de mato om, waar de behartiging vau '8 lande belang dit eischt, allo groepen zondor onderscheid' in één samenwerkend geheel op te lossen. „Een werkelijk gelukkig ccn heuglijk verschijnsel, dat meer dan iets bevorder lijk zijn kan aan een spoediger afdoening van zaJtcn, vooral nu liet bij do voorberei ding van d©zo beid© maatregelen is geble ken, dat deze zóó moge-lijk ie, dat do openbare discussies achterweg© blijven of tot een heel onkclo opmerking zich be palen kan. Een verschijnsel dat ook op de verhouding t.usschen de politieke partijen buiten do Kamer niet anders dan gunstig kan werken. Zoo is dc bcteekenis der veranderingen dio de Kamer vocrloopïg in haar werkwijs heeft gebracht, niet zoo zeer gelegen ia hetgeen daardoor wordt verkregen, in het geen men ziet, wat inderdaad weinig is maar in het aspect, dat deze veran deringen openen «n dat niet zoo dadelijk in liet oog springt: een groote reglements wijziging in den dop en, wat meer waard ib, een verlangen on streven ooi, to midden van allo verdeeldheid, toch gemeen, schappelijk het landsbelang to dienen, cn, zoover dit immer gaat zonder overtuiging en standpunt op to offeren, in gezamen lijk overleg en verecnigd te werk tc gaan." Het „Vaderland" schrijft over des hoeren Troelstra'9 rede, betreffende do z weudolarij en: Scherp on onbarmhartig, maai' niet to schorp en niet harteloos buiten noodzaak, gcescld© do sociaal-democraitischo leider het gezwendel met naamlooz© vennoot schappen en vooral dc schandelijk lichtvaar- digo opvatting, clio veelal commissarissen toonden bij hun taak van toezicht, ccn tekort van nauwgezetheid waaraan helaas ook do hoogstgoplaatsten in den lande zich hebben schuldig gemaakt. Dit is ccn publieke kanker, waarin zonder aarzelen cn openbaar het mes dient gezet en slechts één ding viel bij dozo motio to bejammeren: dab uien wederom aan den hoer Troelstra do oer van haar verdediging heeft gelaten. Uit het feit, dat niemand hem tegensprak, mag in dit geval veilig worden afgeleid, dat nagenoeg niets van hetgeen hij zcidë, voor ernstige tegen spraak vatbaar was. Maar juist in zulk een geval ligt liet geheel op den weg van hen, die in beginsel op den bodem der bestaan de ©oonomischo orde van zaken staan, do oogen niet to sluiten voor haai* ergerlijke uitwassen, luido to gotuigen van hetgeen zij waarnamen met eigen oogen en niet dio taak van zelfkritiek over te laten aan de principicclo vijanden der bcstaando sa men loving. Dc Minister van Justitio zal spoedig komen met ccn wetsontwerp; maar van dat wetsontwerp cn zijn voorgeschiedenis zal de Ned. sec.-dom., in mr. Troelstra be lichaamd, zich voor een goed deel de eer kunnen toeëigenen. Dit had anders kun nen cn had anders moeten zijn. Dc Haagscho briefschrijver vud do „Z u t- f o n s c li o Courant" schreef dezer da gen over het nfgeloopcn parlementair» jaar: „Als verzoeningsgoziud heeft dit minislo- rio zich uangekondigd, belofte, dio hoog© eisohën doet stéllen, omdat zij niet gegeven •werd ten einde gedurende enkele jaren do oppositio tor rechterzijde gunstig tc stom men van dergelijke procédés heeft de ro- georing zich reeds afkeerig getoond doch omdat bij alle vrijzinnige mannen, die in do moeilijke dagen na dc Juni-vcrkiezing van hot vorige jaar kracht cn lust gevoelden om ccn portefeuille to aanvaarden, de diepge»- vestigdo overtuiging bestond, dat aan do door iJr. Kuypers schrander beleid aange blazen verbittering tusschcn twee deelen van hetzelfde volk een einde moest komen. Want is die verbittering reeds op zichzelf een euvel, ook op do totstandkoming van goed© wetgeving moet zij noodwendig een nadreligen invloed oefenen. Het is eenige dagen geleden gebleken bij do behandeling van de interpellatie-Van Wijnbergen, dat de hartstochten beginnen te luwen. Mog ook oen aan opgewonden taal gewend geraakte pers bijwijlen nog ru mor in casa trachten t© verwekken, moge eon enkel te heethoofdig Kamerlid nog door den misthoorn oppositio voeren, indien ia het parlement do stemming des volks zich afspiegelt, dan kan men met gerustheid constateeren, dat do naijver en het wan trouwen, welke do partijen hebben bczielcf,, reeds voor waardeering cn lust tot samen werking beginnen plaats to makon. „DNederlander" geeft hierop da volgende kanttcckening Wanneer het gerucht juist is, dat deza Haagscho briefschijver dezelfde is als ééi der Uuielcidcr3, dio tot nu too als „mede werkers" van heb weekblad ,,Dc Vaderlan der" bovenaan dat blad vermeld staan,, FEUILLETON. 0© £j}3sl©iesi güe^r. 84) De twee zijn do gang doorgegaan. De zij den rokken van madame Bella hebben bijna ihet gordijn aangeraakt, waarachter Carola staat. Reeds hoort zij de vroolijke 6temmen beneden in do vestibule. Plotseling klinken nog eenmaal de vlugge voetstappen van haar man vlak bij haar. Zijn gezellin had haar zakdoek vergeten cn hij snelt naar zijn kamer om dien te halen. Het elecfcrische licht verlicht de gang zoo helder, dat Uarola do opgewekte uii- i drukking in zijn golaat kan zien, en als hij langs de schuilplaats van zijn vrouw gaat, doet; een onbewust zacht gekreun hem den pas inhouden. Onderzoekend kijkt hij rond, rukt daarna heb g.rdijn ter zijde en oog in oog staren man en vrouw elkaar aan. „Dus bespionneerdsiste hij bijna on- heouaar tusschen zijn tanden. „Eugen, Eugen, laat jo me wachten?" j roep'; een ongeduldige stem van beneden. ■Het gordijn valt weer naar beneden. Hij Sa weg. j Het licht is uit eu Carola ligt bewuste loos op den grond. I Als zij bijkomt, snelt zij zoo vlug zij kan naar huis. Daar wacht Martha reeds op haar, die er niet in geslaagd is, het huis te vinden, .waar dr. Baier heden avond op jbezoek is. I Carola knielt naast het bedje van haar 1- nd. Dit is nog rustig, maar nu en dan toont £en krampachtige schok, die het gehecle li chaampje doorloopt, dat een niéuwe aanval te wachten is. Doch ook dit vooruitzioht is haar onverschillig; zij heeft den beker der smart geledigd; meer kan zij niet ver dragen. Zij waakt, het slimste verwachtend, op het ergste voorbereid, naast het zieke kind, terwijl de wijzer van de klok steeds verder kruipt. Plotseling wordt er gebeld en eenige o ogen blik ken claarna reikt de dokter haar de hand met een bemoedigend: „Moed, slechts moed, mijn beste mevrouwtje Tevergeefs tracht zij een woord uit te brengen. Zooeven nog heeft zij don dood in het aangezicht gezien cn nu er hoop en redding gekomen is, ïs zij niet in staat te spreken. Vragend slechts ziet zij hem aan als vreesde zij, dat zijn aanwezigheid slechts een droom is. Opnieuw wordt er een hand op haar schouder gelegd en zij hoort iemand zeggenJe bent niet alleen cn zich omkeerend ziet zij in de trouwe oogen van Reuter. J" 1 jjij Hans! Jij brengt me hulp!" snikt zij en haar oogen vullen zioh met brandende tranen, do eerste, die zij dezen dag heeft geweend. XII. Langzaam aan slechts neemt Fransje in betersch' toe. Nog komen cr uren, dat zijn lijden de omgeving grooten angst ver oorzaakt, eer de kracht der ziekte geheel gebroken is. Carola wijkt dag noch nacht van zijn Bedje en schijnt door den angst over haar kind alle andere zorgen vergeten to hebben. Nooit meer komt de naam van haar man over haar lippen. Geheel tegen zijn gewoonte komt Johan Reuter icderen dag haar opzoeken. De klei ne Frans lacht tegen hem, wanneer hij bin nenkomt, en ongemerkt kijkt Carola naar de rimpels in zijn voorhoofd, die iederen dag dieper worden en dio ook de beterschap van haar lieveling niet kan doen verdwij nen. Fransje azit alweer op moeders schootjof in zijn stoel en juicht bij de sprongen, dio schaapjes en katjes, geleid door de hand der kindermeid, op het tafeltje voor hem maken, en zijn moeder wordt schadeloos gesteld voor den angst door een rij blinkend witte tandjes, die zijn roep als wonderkind nog verhoogen. Maar ieder stuk speelgoed heeft zijn bekoiÏDg verloren, zoodra oom Hans binnenkomt. Dan bedelt hij met de oogjes, de handjes en de kleine trappelende voetjes, opdat deze hem bij zich zal nemen cn op zijn knie paard laat rijden, of luiste ren naar den gouden tik-tak. En lang be hoeft hij n'.t t© bedelen. Het spel met den kleinen schelm schijnt voor Johan een genot te zijn, ofschoon er in zijn teed rheid iede ren dag wat meer medelijden gemengd schijnt. Zijn bezoeken zijn nu niet meer zoo kort als in het beginintegendeel, vaak blijft hij dralen, als zocht hjj een gelegenheid om eens vertrouwelijk met Carola te pralen. Dit ontgaat haar niet, maar zij vreest zoo'n r isprek te veel, om hem eenigszins te ge- moet te komen. Zij krimpt dan ook van schrik ineen, ah hij op zekeren dag, terwijl hij reeds met den hoed in de hand gereed staat om te ver trekken, haar met algewend hooi vraagt: „Kun je me soms ook het doel van Rons- bergs reis zeggen? In hot belang van de zaak is het dringend gewensclib, dat wij dat weten?" Een oogenblik aarzelt zij, daarop ant woordt zij snel: „Neen, ik weet het niet, en door jouw vraag hoor ik eerst, dat hij op reis is. Maar ik ben ok niet nieuwsgierig het te .weten." „Heb jij een sleutel van zijn brandkast en zijn schrijftafel?" vraagt hij dringen der. „Hij is nu al bijna drie weken weg, zondor zijn werklieden eenigo opdracht gegeven te hebben. Het is dus hoog tijd in zijn plaats een gevolmachtigde aan te stellen, die zoolang jouw belangen behar tigen kan. Misschien vinden we in zijn schrijfbureau schriftelijke aanwijzingen. Wil je daar niet eens naar kijken?" Zij keek hem angstig aan en schudde daarna het hoofd. „Het moet, Carola. Je kunt er staat op maken, dat jij, om je eigen toekomst en die van je kind te verzekeren, nog heel wat zult moeten doen, dat je tegen do borst stuit." Zij zuchtte diep en haar gelaat was zo© doodsbleek, dat Reuter met smart zag hoe zij inwendig leed. Zonder een woord te sproken, ging zij hem vóór naar do kamer van Ronsberg, nam v'fc een kastje, dat door een druk op een geheim knopje ge opend werd, een paar sleutels cn opende een kleerkast, die in deze kamer v/as. Als had zij een spook gezien, zoo deinsde zij terug bij de ontdekking, dab deze kast geheel leeg was, op een paar stukken pa pier na. „Dat begrijp ik niet,1' sivmelde zij. „Sedert de ziekte van Fransje is hij hier niet meer geweest." „Dan heeft hij reeds vroeger zijn garde robe weg laten halen, cn was tot die icia al lang besloten vóór hij vertrok," unt- woorddo Hans. Alhoewel hij op h©t oog, zeor kalm was, verried zijn hoogrood© kleur ho© opgewonden hij was. Een tweede kast leverde hetzelfde resul taat op, „Nu zijn schrijfbureau 1" zei bij en on danks zijn pogingen om zich goed to hou den, beefde zijn stem. Hier vond men meer. Bergen onbetaalde rekeningeq kwa men to voorschijnwelk vak men ooi opende, overal lag weer een nieuwe bundo» van di© papiertjes. Maar niet ééo bock, niet een stukje pa pier, dat eenigo opheldering gaf over den stand van zijn zaken of van zijn vermogen. Reeds wilden zij na dib voorloopig, vluchtig onderzoek het bureau weer slui ten, toen Reuter in een der laden een stuk je papior vond, dat bij het inschuiven be klemd was geraakt. Hij trok het cr uit, streek het glad cu staarde op het blaadje als moest hij bicroglyphcn ontcijferen. „Bekijk dit schrift eens. Herinner jij je, die woorden geschreven to hebben, Carola Hij toonde haar een wissel formulier, <lafc, geheel oningevuld, behalve haar naam' ook dien van Reuter droeg, dat zij onderzoekend bekeek, alhoewel zonder eenige achterdocht. Eindelijk zei ze: „Neen, dit heb ik niet geschreven. Eens heb ik op dergelijke papiertjes mijn naam moeten zetten, maar ik weet zeker, dat ik mijn voornaam toen voluit heb geschreven. Hier staat alleen een C., en clan, het schrift is ook wat grooter. Maar het lijkt heel voel op het mijne. Heb jij het geschreven?'1 (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5