m
!Wie er prijs op stelt een goeden indruk
r j reis te maken, wijdt aan zijn bagage
bijzondere opmerkzaamheid.
Daar wordt nu eenmaal naar het uiterlijk
geoordeeld en het is bij aankomst in een
hotel lang niet onverschi.lig welken indruk
de bagage van den nieuw aangekomene
macht op den ,,ober" of den portier. En
het maakt toch ook werkelijk een eenigs-
zins komischen indruk, wanneer men zij a
„entrés" doet, beladc.. met een aantal
meer of min leelijke koffers en kartonnen
doozen, die, na wie weet voor welke doel
einden gebruikt te zijn, tot algemeencn
familietkoffer zijn gepromoveerd. Heel on
verstandig is het m ccn ecnigszins groot
otel te arriveeren met een pakje, waaraan
te zien is, dat het behalve een paar bor
stels, hoogstens nog een paar zakdoeken
bevat. Men loopt dan altijd kans, dat
oogenblikkelijk nadat een kamer is besteld
de rekening gepresenteerd wordt.
Dikwijls is men genoodzaakt meer dan één
hoed mee te nemen op reis, of men doet het
uit eigen beweging, wat op hetzelfde neer
komt, Zeer aanbevelenswaardig is het in
zulke gevallen nog een apart koffertje
mee te nemen, daar het nu eenmaal onmo
gelijk is andere dan slappe hoeden te gelijk
met andere benoodi-dhêden in één koffer te
pakken. Men heeft heel practische hoed en
koffertjes voor heeren, die den vorm hebben
van een doos voor een hoogen hoed. Daarin
laten zich gemakkelijk verschillende hoeden
pakken.
Voor dames, die op reis gaan, is zulk een
koffertje een nog grooter uitkomst, geszien
de raadselachtige en geheimzinnige com
binaties van gaas, tule, zijde, stroo, bloe
men, lint en veenen, die de bekoorlijke
kopjes tooien. Dan heeft men tegenwoordig
nog Koffertjes, die t- g dijk reisnécessaire
zijn, doch deze behooren nu juist niet tot
de uitrusting van den reiziger met meer
bescheiden beurs. Daarin fonkelt en schittert
het van kristallen flacons, ivoren voor
werpjes, die alle met groote kunstvaardig
heid en soms artistiek zijn afgewerkt;
daarin prijken étuis van fijn leer en atlas.
Dit alles is langs de wanden geétaleerd.
ais het ware, terwijl het mooie met het
practische is vereenigd door in het midden
gedeelte ruimte te laten tot het bergen van
nachtgoed en kleinigheden. Maar al wil
men zich nu niet tot zulke weelde-artike-
len laten verleiden en geeft men de voor
keur aan eenvoudig en degelijk werk, heb
is de hoofdzaak, dat men practisch is en
ook op het punt van bagage nuttigheid aan
sierlijkheid weet te paren en in ieder geval
wat smakeloos en onpractisch is vermijdt.
Een hoe&enpraatje.
Een hoedenpraatje hield Otto Robolsky
in het „Berl. Tageblatt":
Zooiang) meent hij, wij ons nog d'-rkken
met den hoogen hoed, hebben wij, man
nen, weinig reden om uit de hoogte neer
te zien op den Fktzji-eilander, cjie zich
mooi maakt met een ring, dien hij zich door
den neus boort. In den grond kan mea niet
•zeggen, dat hij daardoor meer slechten
smaak bewijst.
Het is treurig zoo iets te moeten zeggen
in het begin van de twintigste eeuw. Maar
nog beschamender is het, te moeten be
denken, dat eens onze naneven onze be
schaving zullen beoordeelea naar ons hoofd
deksel.
De hooge hoed heeft dit met de domheid
gemeen, dat het tegen hem kwaad vechten
is. Geslachten hebben tegen hem gestreden
en zich toch eindelijk aan zijn heersohappij
moeten onderwerpen. Hij heeft het hoofd
gebooen aan alle stormen en sleohts in
onbeduidende kleinigheden zich naai* den
tijd geschikt. Nu was hij een weinig hooger
en dan weer iets lager. Soms was hij in
waarheid een kachelpijp on soms verkoos
raen een gebogen lijn. Ook cle rand vertoon
de sora9 lichte afwijkingen, maar keerde
altijd tot den ouden vorm terug. Wjj lachen
thans om den stijven, rechtopstaanden hoed
met smallen, vlakken randEn toch was
hij eena zeer voornaam. Er zijn nog lieden, I
die aan dat model de voorkeur geven, niet
alleen brave menschen van het land. die
denzelfden hoed van geslacht tot geslacht
dragen, zoodat de achterkleinzoon rijn over
grootvader begraaft, getooid met hetzelfde
hoofddeksel, dat deze voor langen, langen
tijd heeft gekocht, toen hij een gelukkige
bruidegom was. Neen, een bekend aristo
cratisch heer te Weenen, die nog niet zoo
lang geleden overleed, droeg tot zijn dood
dat overblijfsel uit iang vervlogen tijden.
En ook Ludwig Martinelli, een gevierd
kunstenaar, houdt zich aan dit model. Wie
weet of het niet eens zal opstaan uit do
vergetelheid en de minachting, waarin heb
vervallen is 1
Zoolang wij, mannen, den cylinder dra
gen, kan men van alles verwachten. Mis
schien krijgt hij nog eens weer een pol'tiek
karakter, wat reeds dikwijls met hoeden
het geval was. Eehs de hoed der democra
ten, werd do „hooge zijen" het kentceken
der conservatieven, om later nog meer
malen van partij te veranderen. Vóór eeni-
ge weken wisten de bladen te verhalen,
dat een democratische organisatie in Enge
land den hoogen hoed tot symbolisch hoofd
deksel had verkozen. Wie weet of het
waar is. Onmogelijk is het volstrekt niet.
Inmiddels regeert de hooge hood de we
reld bij elke pleohtigc gelegenheid. On
langs verscheen een voorstelling, ten foto
grafie van de opening der tentoonstelling
te Weimar, Een aantal der beroemdste
kunstenaars van Duitschland was daarbij
tegenwoordig en allen caoegen den hoogen
hoed. Als dat nu aan het groene hout ge
beurt Wat zal men zeggen Wat moet
dan de gewone sterveling doen? Zuchtend
moeten wij, tijdgenooten, do hoop opgeven,
dat wjj van den cylinder zullen worden
verlost. Hij zal ons allen overleven.
Ja, hij zal ons overleven, niettegen
staande koning Eduaro' den strijd tegen
hem heeft aanvaard. Eduard, de diplomaat,
had daarmede eerder "moeten beginnen,
toen hij nog als prins van Wales geea an
der koninkrijk dan dat der mode regeerde.
Nu moet hij er rich mede tevreden stellen
den hoogen hoed een kleine nederlaag te
hebben toegebracht. Wij behoeven den cy
linder niet meer bij een smoking te dregem
Dat is altijd iets. Maar nauwelijks hebben
wij die tijding vernomen, óf Amerika
schenkt ons* den z.g. Heloenhoed Een rood-
lottig geschenk. De naam is niet fdccht
gevonden. Een reusachtige bol, meer voor
waterhoofden dan voor normale schedels
berekend, en daarbij een vlakke rand. Het
valt moeilijk een leeliiker hoofddeksel te
bedenken dan dit. Yan de honderd, die hét
dragen, ziet nauwelijks één er niet be
lachelijk uit Maar dat doet er niet toe.
Men draagt het ding toen, America for
ever
Wij moeten het verdragen, wij hebben
1-eods zoovele leelijke dingen op onze hoof
den gezet, dat het op een enkel mi'i of
meer volstrekt niet aankomt. Aan het erg
ste zijn wij reeds sinds jaar en dag gewoon.
Dat is onbetwistbaar de chapeau claque.
Het is een verontrustende verbinding van
smakeloosheid en moderne techniek. Hij
staat ongeveer gelijk met die bekende ver
rassingen, die uitwendig geheel iets anders
beloven dat het inwendige aanbiedt. Het
bock, dat een drankflesch is of de salon
tafel, die zich in een bed laat veranderen.
Maar hoe komen wij van al die dingen
af?...
Het ongelu&sjaar van den
Japanschen kalender.
Volgens den Japanschen kalender, die
door allerlei combinaties met den cLreren-
ring (rat, koe, aap, ènz.) is samengesteld,
moet het jaar 1906 een ongeluksjaar voor
Japan, zoowel als'voor do gebeelo wereld,
zijn. Het volk houdt aan dit neerdrukken-
do bijgeloof met groote taaiheid vast en
kan dezen keer toevalligerwijze zeiis op
bondgenooten buiten Japan wijzen.
De Montreal Star'' bericht ten minste,
dat in het laats* van 19Ó5 ook de drie groot
ste profetische geesten van Amerika,
Duiteohland en Frankrijk, Lee Spangier,
Seastern en madame Do Théboe, voor het
jaar 1906 aardbevingen, vuur, watersnood,
pestilentie en oorlog hebben voorspeld. Eni
al is nu ook niet alles uitgekomen, toch
heeft er menige ramp plaats gehad. In Ita
lië heeft de Vesuvius gespookt, in Califor
nia is de groote, schoono stad San-F ran cis-
co in een puin- en aschhoop veranderd. Op,
Formosa hebben de vulkanische krachten
eveneens op een vreeeelijko manier huis ge
houden. In Oud-Japan brak in het Noorden
een hongersnood uit, dio velen menschen1
het leven kostte, nog meerderen tot land
verhuizing noodzaakte en bijna alle bewo
ners van drie regeeringsdistricten tot den
bedelstaf bracht. Dan hebben de nacht
vorsten het jonge gebladerte der moerbei-;
boom en doen bevriezen, zoodat de provin
cie Gumma alleen een schade van drie mil-
lioen leed voor den zijde-oogst; ten slotte
hebben in het geheelo land buitengewoon,
talrijke branden en ontploffingen plaats
gehad. Tokio, tot 1868 IJedo goheeten, is
reeds vanouds berucht om do vele branden,'
die men IJedo no liana, de bloem van T Jedo,
noemt, zooals wij bij ons van den rooden
haan spreken. In 1903 hebben in do hoofd
stad, behalve de <.iken dag terugkeerendo,
kleine branden, reeds twee groote branden
gewoed, waarbij o. i. ook <- school is
verwoest. In ae stad Nosoliiro zijn op 6
Mei 300 hui.. in do asch gelegd, t© Tokio
word het mooisto en grootsto vreemdelin
genhotel, het Yaai. hotel, den Vden Apn^
eon prooi der i mm<?n de brand brak
's nachts uit en had, toen men hom ont
dekte, reods zoover om zich 1 3n gegrepen,
dat de gasten voor het grootste deel in hun
nacktkostnuiri moesten vluchten en vele
kolenopslagplaatöen zijn in rook opgegaan,
entrepots, mijnen en kruitmagazijnen door.
ontploffingen vernield. De ontploffing van
drie kruitmagazijnen in den omtrek van
Ozaka was zoo hevig, dgt in een op 200 M.
afstand gelegen fabriek alle machines
werden vernield en op een andere plaats
een huis instortte, waarbij een kind gedood
en vele volwassenen zwaar werden gewond.
Wanneer nu daarbij nog de volkomen
vernietiging van den inhoud van een
spoor wegp Sstwagen zij vermel<f, dan zou
do overtuiging veld winnen, dat de dog
ma's van den Japansohen kalender waar
heid bevatten, al heeft ook de Asamayama,
dio weer begonnen is te rooken en rumoer
te maken, zich door het slechte voorbeeld
van zijn collega den Vesuvius tot nog too
niet tot een vreeselijke daad van gewold
laten verleiden.
Vfaas*^as9 is he4 merascltiellijtk.
EacEiaacn gemaakt?
Een vreemde vraag!
Men weet zeer goed hoo cc:T werktuig
of een machine samengesteld is, maar eeD
menschelijik lichaam'?
Welnu, ziehier het antwoord:
Het is voornamelijk samengedrukte zuur
stof. In een mensch, die 70 kilo weegt, zijn
4-± kilo zuurstof zocdanig door een groote
persing samengedrukt, dat, indien men
haar in gewonen toestand terug moest
brengen, zij een ruimte van dertig kubieke
meters zou vullen.
Uitgenomen de zuurstof, houdt het men-
schelijk lichaam: nog vier gassen in: lo.
waterstof, in een dosis van 7 kilogrammen,
genoegzaam gewicht om een inhoud van
tachtig kubieke meters te leveren, hetgeen
toelaat te zeggen, dat, met een dozijn
menschen te „distilleeren", men een schoo-
nen luchtbal zou kunnen vullenSo. stik
stof, in een dosis van 1 K. G. 720 gram-i
men; 3o. chloor, in een dosis van 800 gram
men 4o. fluor, in een dosis van 100 gram*
men.
De vaste stoffen zijn ten getale van acht.
De kolenstof komt in do eerste plaats
met 22 Kilogrammen. De phosphom?, volgt
met 800 grammen. Do andere vaste grond
stoffen zijn metalen: zooals 1750 gram
men calcium80 grammen po'fcassium70
grammen sodium50 grammen magnesium,
en eindelijk 50 grammen ijzer.