LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 27 JUNI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De gesloten deur. INtO. 11214. Anno 1900. Naar aanleiding van het in ons vorig Overzicht vermelde dricstarretjc in „D e Standaard", waarin dit blad- de [hoop uitspreekt, dat de E e r 8 te K a- haar medewerking zal onthouden ■lan liet lot-stand-komen van het Bath- |p ol de r-o n t w e r p, omdat het in begin- It.'l ons historisch NederlauascK Sfcaats- Ireeht zou aantasten, schrijft „Het Y a- |der 1 an d": Dit stukje is een vergissing. Mr. Vcegens' ontwerp tast niet iü foe-' Igiosel goheel ons liistoiasch Staat! |aan. Over die beginselen tegenstanders het volkomen - Isleckts meenden do eersten, dat in dit geval |ecn zeer bijzondere omstandigheid (do be- langrijke spoorverbinding, die door don Bathpolder loopt en noopt tot onverwijld Idijkherstel) afwijking wettigt van den re- Igel der Waterstaatswet, die geschreven is Ivoor do groote meerderheid der denkbare gevallen, maar natuurlijk niet voor zóó 1 fxceptioncelc gevallen als hier aanwezig. Trouwens, wie pleegt in de Tweede Ka lmer trouwer en kloekcr op de bres te I staan voor onze historische rechtsbcginse- llen dan dc heer De Savornin Lohman? En I was niet de afgevaardigde van Goes een I der ijverigste verdedigers van het wetsont- I worpdc man, onder wiens leiding ,,van I rechts zoovelen in dc fuik zwommen?" Iu mr, Lohmans fuik kan ook dc Eerste Kamer zich wél bevinden. Sprekende over de driestar, zegt „De T ij d" eerst: ,,D e Standaard" bevat als driestar I liet volgende stukje hetwelk door zijn cigenaardigên stijl velen een zeer bekenden 1 en geëerden naam als dien van den vermoe del ij-ken schrijver op de lippen brengt. Dan laat het blad het stukje volgen, om er daarna aldus over tc oordeclen: Hoe groot het gezag van „De Stand- a a r d" cn van den vcrmocdelijken schrij ver van het bovenstaande op het gebied I van i-istorisch Nederlandsch Staatsrecht ook wezen moge, tcch gclooven wij, dat als bewijs, dat door de Tweede Kamer bij 'de aanneming van het bedoelde wetsont- werp een „politieke bé\Hie" begaan werd, I iets meer noodig zou wezen dan alleen do I bevestiging, die men boven lezen kan. Over de consequcntiën van dc histori- I sche beginselen van Nederlandsch Staats- recht op het stuk van waterschapszaken kan men zeker lang en zeer interessant re deneeren, zóó lang, dat, in die a wordt ge wacht mot het dichten en ophoogen der doorgebroken dijken, i:t men het over deze consequenticn eens geworden is, de volgen de winter wel eens nóg grootero rampen b'vogen kan, dan die enkele maanden ge leden geheel Zeeland met schrik en angst vervulden. Onwillekeurig komt ons hier ëen histori sche herinnering in de gedachten. Toen in d<$»XYIdc eeuw het 'dijkwezen in Friesland veel te wenschen overliet, zoodat Eet ge west voor overstroomingen niet veilig was, gelastte de Spaansclie gouverneur Caspar rlc Robles den boeren met alle kracht aan bet werk tc gaan, om de dijken te verster ken. VeTen echter weigerden: zij kwamen met brieven en perkamenten, die moesten bewijzen, dat zij, volgens het historisch Staatsrecht van die dagen, voor het onder houden der dijken niet te zorgen hadden, maar dat aan anderen die last ,was opge dragen. Dc Spanjaard, die slechts een mondvol Hollandsch sprak, ontving de on tevredenen, op een wrakken dijk staande hij nam de documenten van den woord voerder aar. cn wierp zc in een gat, dat de golven in den dijk geslagen hadden, met de woorden: „Dat papier kan dijk, goed! Dat papier niet kan dijk, jij, boer, mot dijk De geschiedenis voegt er bij, dat hij de boeren, die daarna nog onwillig bleven, aan den eersten boom den besten liet opknoopen. Het middel was hard, maar afdoende en do weldaad, die hij daarmede aan geheel Friesland bewees, bleek zóó groot, dat de Friezen cenig feit in de historie ter eere van den Spanjaard in 1576 een monu ment oprichtten, dat men op den zeedijk bij Harlingen nog kan aanschouwen, als „den steenen man.'' Waarmede wij maar zeggen willen, dat het hier o. i. er minder op aankomt, wie op het gebied van historisch Nederlandsch Staatsrecht gelijk heeft, dan wel, hoe er het best cn het spoedigst gezorgd wordt, dat verdere rampen in Zeeland voorkomen worden en onze internationale postverbin ding, die met zooveel moeite verkregen en met zooveel moeite tot dusver behouden werd, door afdoende maatregelen worde verzekerd. Jammer ook thans weder, dat de aan sprakelijke man in dezen, die door zijn hoog gezag bij veel weifelaars den doorslag zou hebben gegeven, dat minister Kraus nog sfee'ds van huis is en zijn werk aan een niet-deskundig ambtgenoot moest over laten. Onnoodig te wijzen op de ernstige gevolgen, welke deze omstandigheid voor een geheel gewest cn het gehcele land heb ben kan Wij wenschen niet zoo ver Co aan als „De Standaard" door met beslist heid te adviseeren, wat de Eerste Kamer in dezen te doen of te laten heeft. Wèt durven wij de hoop uitspreken, dat het lioogo Staatslichaam in een aangelegenheid, bij welke zóó groote stoffel ijko belangen betrokken zijn, niet al te zeer in theoreti sche beschouwingen zal opgaan, maar in de eerste en voornaamste plaats op overwe gingen van practischcn aard zal acht ge ven. Meent men geen subsidie van Rijkswege te mogen toestaan, dat men dan ook zorg drage, dat de noodzakelijke werken langs anderen weg niettemin tot stand komen. Op iets minder krasse manier volgo men hét voorbeeld van Robles I „De Nederlander" zegt onder hot hoofd „Erkenning van onkunde" eerst: „Onze Zeeuwen" zullen wel geschrokken zijn. Immers behelst „De Standaard" het volgende (ons bekende) entrefilet. 'En na mededecling hiervan: Het is vooral de vorm, die schrik aan jaagt. Twijfel a-an de juistheid der uit spraak schijnt uitgesloten. Zóó duidelijk en klaar schijnt dc kwestie dat toelichting of argumentatie onnoodig geacht wordt. Zóó dom .schijnt ide door do Tweede Kamer genomen beslissing, dat een kind in het Nederlandsche Staatsrecht na tuurlijk vermag in te zien, waarin do „bévue" bestaat. En zóó kortzichtig schijnt zij to zijn ge weest, dat niemand zelfs niet de Christc- lijk-Historischc Kamerleden, zoo min dip van do eene als die van do andere groep, bespeurd hebben, dat met het bedoelde ontwerp de „historische" beginselen ,van 'ons Ncderlandtcb Staatteriecht gemoeid zijn. Tot onze niet geringe beschaming moe ten wij erkennen, niet wel tc bevroeden waarop deze zóó stellige uitspraak steunt. De oppositie van den oud-minister Lely, .toen deze beweerde, dat de waterstaats- wet van 1C00 door de beslissing omtrent de bedljkinj van den Bathpolder aan flar den gescheurd werd, begrepen wij, al mcc- nen wij, dat deze staatsman ten onrechte dit geheel cxceptioneele geval als een wettig antecedent voor volgende geval len wilde doen doorgaan. Maar die wet, waarvan schending be weerd werd, is juist zeer centralistisch, cn de heer Lely gaf in zijn bestrijding van het wetsontwerp ook zelf van zijn sterke ge neigdheid, om Gedeputeerde Staten geheel als instrumenten in handen van het Rijks bestuur te besohouwen en te behandelen, herhaaldelijk blijk. Reeds wettelijke tegen stand tegen den wil der centraio macht sohecn hij zóó ongepast te vinden, dat de Minister met de mogelijkheid van zulken tegenstand niet eens rekening had behoeven te houden. 'De grief der tegenstanders van het ont werp was dan ook, dat het Rijk deed, wat der provincie of der polders was; niet om de provincie te dwingen, maar op eigen kosten, in zijn eigen belang. Het Rijk gaf dus, volgens die tegenstanders, een ge schenk, in plaats van provincie cn polder te dwingen hun plicht te doen. Provincie en polder daarentegen betwistten do ver plichting tot bcdijikiDg van wat zij niet begeerden te behouden. Het Rijk trad toen zelf op, omdat het bevreesd was voor storm en dijkbreuk, cn geen tijd meende te heb ben v-m den gewonen weg van recht te volgen. Natuurlijk kan men het Regecringsbcleid in de-ze afkeurenmen kan don stillen tegenstand van Gedeputeerden van Zee land veroordeclen, of meenen, dat het beter was er een stormpje aan te wagen dan een paar ton. Maar hoe het bedoelde wetsontwerp in beginsel met ons historisch-Vaderlansch Staatsrecht aantast, het gaat onze bevat ting te boven „Do Y r ij z i n n i g-D eraocraat" schrijft: Het wetsontwerp tot- toekenning van een subsidie voor dc lierdijking van den onder- geloopen Zcf.uwschèn polder stuit te in de Tweede Kamer op vrij ernstig verzet. De minister Veegens verdedigde, als waarnemend minister van waterstaat, het ontwerp met nadruk en met scherpte. Toch verklaarde hij in dc verwerping te 2ullen „berusten" en in d'at geval een anderen weg te zullen inslaan om de zaak in orde te brengen. Dc heer* De Savornin Lobman, over deze berusting sprekende, merkte aardig op „Het ecnige, wat de Minister zou kun nen zeggen is: Als gij mij dit 'geld uiet geeft-, ga ik heen; maar ook dit helpt niet, want hij gaat toch heen." Ondersteld echter eens, do minister Yee- gens had de zaak zoo ernstig opgenomen, dat hij de portefcuillc-kwestio had willen stellen hoe had hij dat dan moeten doen? Had hij moeten aankondigen, dat hij als waarnemend minister zal bedanken? Of had hij moeten zeggen: Indien het ont werp niet wordt aangenomen, bedankt do minister Kraus? Of, meer in het algemeenHoo moet een waarnemend minister dc portefeuille-kwes tie stellen? Een aardige puzzle voor onzo Staats recht-beoefenaars*! Over wc rks takingon sprekende, zegt „Patri in o n i u m" Over het algemeen is men er in de krin gen der werklieden wel van overtuigd, dat staken eon uiterst gevaarlijk strijdmiddel is. Het is een wapen, dat meermalen hem, oio hot hanteert, erger wondt, dan hem, tegen wien het gebruikt wordt. Toch zijn cr nog van die „staak-maar- raak-raenschen," die met zekeren hartstocht het bijltjo er bij neer smijten, zoo vaak de gelegenheid zich maar- voordoet. Dat heet dan strijden voor do vrijheid, strijden den grooten kamp togen het kapi taal, enz. Het kapitaal lacht om' zulke worstelaars, die wol lastig, maar op den duur toch niet gevaarlijk zijn. Immers, door voortdu rend© stakingen putten ze allereerst zich zelf uit. Nuchtere arbeiders hebben dit al lang begrepen en zijn nergens méér bang voor geworden dan voor staken. Het komt te duur. Staking sluit in eenmaal den toevoer van levonsamjmunitio af, brengt ellende in huis on zet soms jaren achteruit. Het gaat er mee als met de oorlogen tussöhen do mogendheden. Naarmate do kosten hooger worden, worden de oorlo gen minder. En die. kosten der werkstakin gen beloopcn nogal wat. Zoo heeft een statisticus uitgerekend, dat de laatste werkstakingen te Parijs aan de werkliouen oen bedrag van 20 millioen fres. gekost hebben, berekend naar een loonbedrag van gemiddeld 8 fres. por dag. Dat is nogal een sommetje. Door niet- werken zijn die Parijscho arbeiders dus in staat geweest om 20 millioen fres. uit te sparen. Dat gespaarde geld hebben ze ech ter stakende verloren. Hadden ze nu ge werkt en het geld overgelegd, dan zouden ze er nu heel wat mee kunnen doen, meent die cijferaar. En nu meenen dio werklieden, dat zo door staken nader tot hun ideaal komen. Och neen, zegt hij ze raken verder van huis. Hadden zo gowerkt- en het geld be spaard, dan zouden zo sterker geworden zijn. Nu zijn zo verzwakt. En dat is nog het ergst voor deD gehuwden werkman. Meer on meer wordt daarom de vraag overwogen, of in bcdrijfsconflieten aan jonge ongehuwde arbeiders eon gelijken invloed moet toegekend worden als aaD ge huwde mannen, die behalve voor zichzelf ook voor vrouw cn kinderen te zorgen heb ben. - En ongetwijfeld verdient het ernstig be raad, of het rooht is, dat oen jong en on gehuwd werkman, die liebt tot staken over gaat, oen vader van een huisgezin kan dwingen tot opofferingen, ellende en ar moede, om den ongehuwde aan oen hoo ger loon te heipon, zoo die gehuwde er de voorkeur aan geeft zich te schikken in den gang van zaken, ten einde te voorkomen, dat zijn vrouw cn kinderen slachtoffers worden van de vcoleischendheid van den ongehuwde. Daar mag uien wel eens wat meer bij 8 tils taan. De kansen staan voor alle arbeiders niet gelijk en do verantwoordelijkheid is voor allen niet even groot. Met die persoonlijk© verantwoordelijkheid mag wel eens wat meer gerekend worden cn met genoegen zien wo dan ook, djlt in het buitenland zoowel als in ons land het govoel daafvoor wordt versterkt. In een kruiskopje Winkolsl uiting zei „De Maasbod o" i dort ccnigo weken staat een deel van Amsterdams burgerij op zijn achterste poo- ten. Hot Collego van B. en Ws. wil gelijk bekend een verordening invoeren op dc winkelsluiting, d. v. z. een wettelijk slui tingsuur vaststellen, waaraan zich allo winkeliers zullen te houdon hebben. Protcstmectings worden tegen l.cl voor stel van B en Ws. belegd. Het „Handelsblad", dat af en toe mot domoerntiseerend^ elementen meedoet, is nu weer volop oud-liberaal cn het bo- spreekt zelfs nu al de mogolijkfieid, dat een dergelijke verordening, eenmaal door den Raad goedgekeurd, door dc Koningin ver nietigd zou kunnen worden. De individueel© vrijheid komt men hier te na, hot heilige huisje van het orthodox liberalisme. Nu willen wij niet betwisten, clat mis schien een deel dor burgerij van een wcioc- lijke verordening op het sluitingsuur cenig nadeel zal ondervindon; maar in ieder ge val weegt dat nadoel niet op tegen het enorme voordeel, dat de gemeenschap cr bij heeft, wanneer het sluitingsuur .dor win kels officieel wordt vastgesteld. Men spreekt van „loonslaven" onder do arbeiders; maar de „slavernij", waartoe de winkeliers, over het gohcel genomen, door dc rnoordendo concurrentie gedoemd zijn, is minstens even zwaar. Niet het minst komt dit uit bij do win kelsluiting. Do kwestie ter zijde latend, of do gemeen tebesturen in dezo materie het initiatief hebben te nomen, meenen zij, dat een in grijpen van overheidsweg© dc ccnigo weg is, om dezen uitwas van hot concurrcntio-stcl- soL voorgoed wog to nomen. Programma van Muziekuitvoeringen. MUSIS SACRUM. Donderdag, 28 Juni, fo acht ureD, door het Stafmuziekkorps van hot 4do Regiment Infanterie Directeur: de heer W. van Erp Eerste nfdeeling: No. 1. Marcho Militaire No. 1, Schubert; 2. Ouverture .Oboron", v. Wober; 3. a. No. 1 aua Klavierelücke in Maiscliform op. 18, arr. W. van Erp, Gade; 0. Aubade l'rintanióre, Lacombe; 4. Die Meistereinger von Berlin". Pot pourri, Liocke- Tweedo afdeoling: No. 5. Ouverture „Phèdre", nrr.W. van Erp, Massenet; 6. ,In lauscbiger Nacht", Waker, Ziebror; 7. Entrinclo cn Ballet-niaziek van de Opera „Philimoa et BauciV. Uounod; 8. Fantasie van de Opora ,Lakmó", Dolibes—Mann. Nos. 3a, 4 en 6 eerste Uitvoering op „Musis Sacrum". De Leidsche Zwimclub en bel zwemmen. Onder de verschillende lakken vati .«port bi zwemmen ongetwijfeld dc oudste cn meest natuurlijke. Do mensch zag haar af van do dieren cn zoo Lang hij leefde in dc natuur, was het zwemmen voor hem bij na even noodzakelijk als het loopen. Leven de aan do hand der natuur leerdo do jongo mensch het zwommen dan ook als vanzelf. Bij natuurvolken is dat nog zoo. Door do beschaving hebben wij met veel auócro goedo dingen ook to veel de zwemkunst verleerd, tot schade van onzo lichamolijko gezondheid cn levenskracht. Het zwemmen maakt of lioudt den mensch gezond en le venskrachtig. Men wordt cr door gehard, verkrijgt meer weerstandsvermogen on is bestand tegen allerlei invloeden van bui ten. Wie nog van do leer is, that in een gezond lichaam bij voorkeureen gezond© ziel woont, wio gelooft aan het onverbrekelijke ver band tussclien lichaam' cn geost, hooft daar om alleen reeds do zwemsport lief. Doch in onzen tijd, waarin voor allo d'ngon naar iicb voor do hand liggend nut cn voordcol gevraagd wordt-, moet onder do sport licfc zwemmen toch ook in de eersto plaats ge noemd worden. Wio zou in ons waterland bij uitnemendheid durven zeggen nooit mot liet water in ongcwenscht-o aanraking to ko men. Men behoeft daarvoor nog niet op liet wator zelf te komen, te roeien, t-o zeilen of iets dergelijks. Neen, 't zij ge rijdt op uw rijwiel, in een rijtuig of in een auto, do kans bestaat steeds, dat ge in het wator te recht komt en wat zal in zoo'n geval aange namer en verkieslijker zijn dan dal go uw eigen leven door zwommen kunt redden. Wie wol eens heeft gestaan aan den kant van het wator waarin een hulpbehoevende, niet zwemmen kunnende, was gevallen, machteloos en gedoomd dat menschonlovcn te zien worstelen tegen don dood zonder zelf kloek en moedig er in te springen, om van een wissen dood te redden, heeft niet gevoeld, dat cr iets, dat cr veel aan zijn ontwikkeling opvoeding zouden we haast zeggen ontbrak, dat niet ontbreken mocht. Wio dit alles inziet zal kunnen begrijpen, dat dc „Leidsche Zweinclub", die dc waard© van het zwommen kent ou voelt, een circu laire onder do burgerij heeft verspreid, waarin zij tob do beoefeniug van de zwem kunst opwekt-, maar hij zal nog moor, hij zal beseffen, dat hij het doel: dc beoefening dor zwemkunst, mede moet helpen bevorde ren. En dat kan hij of zij door zich aan to sluiten bij dio „Leidsche Zwcmclub". Do „Leidscho Zwemclub" heeft alleen ton doel deoe sport tc bevorderen door: het uitreiken van diploma's aan geoefen de zwemmers, het uitreiken van medailles voor verdienstelijke reddingen cn liet loe ren van „goed" zwommen door middel van watorspelen, op do beide Leidsche Zwem scholen. Er zal den burgers van Leiden met goed keuring van B. en Ws. van Leiden dezer dagen een lijst ter tcekenjng worden gepre senteerd tot aansluiting en lot steun van deze nuttigo vereeniging. Wio nog geen lid mocht zijn van een half dozijn vexecnigingen, wat haast niet denk baar is, mako met dit lidmaatsohap heb zestal vol, wio meent, dat liet maximum van lidmaatschappen bij hem cf haar reeds is bereikt, kijko de lijst eens door of er niet een to schrappen valt om plaats lc ma ken voor dit nuttig cn noodig lidmaat schap. In naam der gezondheid en der nuttig heid beido wenschen wij do „Lcidsclui Zwemclub", wier bestuur bestaat uit man nen met voor Leiden en Omstreken klin kende namen, veel succes op haar pogen om de liefde tot dezen tak van sport algemeen to maken onder hun stadgenooten. Haar intcekenlijst verkrijge veel handlce- keningen I*osterijeii. Zoodra do voorraad poslzcgclboekjcs van 1, 3 cn 5 cents is uitgeput, zullen aan do postkantoren boekjes te verkrijgen zijn van 1 gld., bevattende 6 zegels van 1 cent-, 6 zegels van cent, 0 zegels van 3 ccnla en 12 zegels van 5 cents. 21) De kamers waven donker en de dienst boden uit. Hij belde als een bezetene, riep st-ceds woedender om de kamenier en toen dit niet hielp, begon hij op het dienst- bodenpersoneel en zijn veronachtzaamde huishouding te schelden. En dit alles, terwijl Carola doodziek op een sofa lag en slechts één verlangen had, om zoo spoe dig mogelijk naar bed to gaan, maar hem nu toch verschrikt aankeek, als ware hij een vreemd mensch. Daar ging zachtjes de bel in de gang m Ronsberg, denkende, dat een der mei den thuiskwam, vloog met verdubbelde woede naar de deur, rukte deze open, maar deinsde oogcnhlikkelijk terug, want in plaats van een dienstmeisje stond daar een oude, hem totaal onbekende dame, die, zijn verba-zing over haar nachtelijk bezoek bemerkend, hem toevoegde: „Ik hooide u meermalen om uw dienst boden roepen, meneer, en vreesde-, dat liier iets ernstigs was voorgevallen. Daar om kwam ik even kijken of ik ook kou helpen." Iets als schaamte over zijn luid geroep kwam in hem op en deod hom op veront schuldigenden toon zeggen: „Door de onbetrouwbaarheid van mijn dienstboden ben ik in groote moeilijkbe den gekomen. Mijn vrouw is ziek ge-wor den en er is niemand om haar te helpen, niemand om naar den doktor t-o sturen." „Laat mij dan spoedig uw vrouw hel pen. Zij zal mij wel kennen, want wij hebben elkander meermalen ontmoet. Ik ben de weduwe van den rector Riibert en woon hier in hetzelfde huis. Waar is zij?" Hij dankte baar met een lichte buiging, opende de deur en zag met voldoening, dat Carola, na een paar woorden met de oude dame gewisseld te hebben, opstond en op haar arm geleund naar de slaapka mer ging. In een ommezien was zij uitgekleed en in bed kreeg zij een verkoelenden azijn- omslag om het hoofd en een kalmce-rende limonade, zoodat zij bijkwam en dankbaar als een kind de handen streelde die haai zooveel goed deden. Eindelijk kwam ook ^ïet kamermeisje thuis. Ronsberg ontving haar met een paar krachtige uitdrukkingen, maar het meisje zweeg, omdat zij zich schuldig ge voelde, waardoor zijn toorn ontwapend weid. Nu zou men ook eindelijk den dokter bobben kunnen halen, maar Corola gevoel de zich wat beter en verzocht dringend dit niet te doen, en daar haar man vreesde, dat zijn nachtrust nog langer zou ver- toord worden, willigde hij haar verzoek in. Toen hij echter den volgenden morgen ontwaakte, was het zijn uitdrukkelijke wensch, dat de oude huisdokter geroepen zou worden, want, zei hij, hij wilde zoo spoedig mogelijk alles in zijn huis weer in orde hebbern Carola had zich laten aankleeden en ontving den dokter in de huiskamer. Zij meende, dat, wanneer zij hem zoo onbe vangen mogelijk ontving, hij ccn gunstiger indruk van haar zou krijgen. Het was er haar toch in de eerste plaats om te doen dat hij tegenover Eugen haar niet als oen zieke zou schilderen. „Ik ben werkelijk altijd gezond geweest," verzekerde zij hem meer dan eens, „waar schijnlijk is het maar een lichte verkoud heid, dio morgen wel beter zal zijn." Hij trok een bedenkelijk gezicht en haalde medelijdend de schouders op. „Dat kan ik u tot mijn spijt niet belo ven," zeidc hij. „Een verkoudheid is het niet. U bent door dat vele uitgaan over spannen. Uw jeugd, uw gestel moet ont zien worden. U moet veel regelmatiger le ven, veel meer uw gezondheid in acht ne men, indien u het verlies aan krachten, dat u geleden hebt, weer goed wilt mar ken 1" Hiorop liet hij de keukenmeid roepen cn gaf haar zelf zijn instructies voor het diëet, terwijl hij Carola op het hart ciiAik- te, den eerst-komenden tijd alleen aan to sterken cn absoluut aan geen enkel ver- /maak deel to nemen. Ondanks de opgewondenheid, waarin heC bezoek van den dokter haar had ge bracht, zag zij toch, dat hij bij het afscheid nemen haar man een wenk gaf hem te vol gen. Waarschijnlijk hadden de heeren in de voorkamer uitvoeriger over haar ziek te gespreken, want toen Ronsberg na een paar minuten terugkwam, was hij in het minst niet opgevroolijkt, en terwijl hij on rustig de kamer op cn neer liep, zei hij: „Nu, dat is me wat moois 1 Do dokter staat er op, dat je je voorloopig geheel terugtrekt en als wij zulke pijnlijke scè nes als gisteren vermijden willen, zullen we zijn voorschrift moeten opvolgen. Nu hebben wo echter juist morgen over veer tien dagen dio greote partij en „O, dan ben ik al lang weer beter!" on derbrak zij hem met geveinsde opgewekt heid. Je zult zien, dat ik dan weer mee dans „Daarvan kan geen sprake zijn," ant woordde hij kortaf. „Hoe liet mo ook spijt, ik schrijf nog heden alle genoodig- den af en zal, om hen schadeloos te 6tellen, de heeren te dineoren verzoeken in ccn ho tel. Dat vindt zeker goed?" voegde hij er bij zonder haar aan te zien. „Zeker antwoordde zo zoo zachtjes, dat zij haar eigen stem bijna niet hoorde. Maar zij durfde niet luider spreken, want de tra nen sprongen haar in do oogen en slechts met inspanning van alle krachten kon zij voorkomen, dat hij haar zag als „treur wilg", „huilebalk", enz. Hij haalde zijn hoed en handschoenen uit een andcro kamer, bracht voor den spiegel met zorg zijn toilet in orde cn zei toen: „Jo bent hier aardig wat opgeknapt en zult dus liever in je boudoir blijven dan in je slaapkamer. Als j© wat noodig hebt kun jo liet kamermeisje bollen, de bel is vlak bij je. Adieu dus, kindje- En wat ik nog wilde zeggen, je blijft zeker het liefst ongestoord, dus zal ik wel in een hotel eten. Nogmaals adieu Hij streek haar even over het hoofdje, dat zij vermoeid tegen de uussens van de sofa liet rusten, en vertrok. In het eerst ondervond Carola het als een verluchting, nu zij van den dwang, dien zij zichzelf had opgelegd, was bevrijdi cr, liet zij aan haar tranen den vrijen loop. Toen echter uur na uur voorbijging cn nie mand naar haar omkeek, begon zij zich meer en meer eenzaam to gcvt'clen, en in haar herinnering dook een welbekend beeld °P- Zij zag een jong meisje, ccn zieke, op ccn rustbed liggen, zooals zij nu cn toch niet zooals zij. Hoe zorgzaam werd zij verpleegd en dcor liefde omringdTantet je had haar groolon leuningstoel dadelijk -in Carola'a kamertjo laten zetten en daar kwam zij don geheelen dag niet uit cn nin}ma Elisabeth scheen dezen tijd juist uitmuntend geschikt te vinden om do kleine zieke eens te toonca hoeveel zij wel van haar houdt. Iedere lepel medicijn wordt haar met een woord van liefde toegereikt, het koortsig heet handje ligt voortdurend in de hare on bij de min ste beweging slaan een paar liefdevolle oogen haar vragend gade, legt ijcli ccn arm beschuttend om haar heen, dag cn nacht, nacht en dag. En toen die heerlijke weken van beterschap, toen men ie.leren dag een kleine verrassing voor haar verzon, iedcrcn dag het bed met frisch groen en ble'emen bestrooide cn toen Elizabeth onvermoeid was in het vertellen cn het voorlezen vaiv, mooie verhaaltjes. Aeh, Elizabeth, als ja eens wist hoo eenzaam jo kindje zich nu gevoelt! Elizabeth, lieve maïna Elizabeth 1 Zij drukte zich vaster in de kussens van de scfa en opnieuw liepen dc tranen haat^ over liet bleeke gezichtje. Daar gaat dc deur zachtjes open, haar kamermeisje kijkt naa»v binnen cn als zij ziet dat mevrouw dc oogen geopend heeft, komt zij dichter bij en vraagt zij deelnemend, of mevrouw zich na het slaapje wat Uier g- redt cn cf zij do soep binnen kan brengen, die de keukenmeid precies volgens het voorschrift van den dok< ter heeft klaargemaakt. (Wordt yeiYolgd)'.-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5