LEIDSCH DAGBLAD, Z&TERDAC 23 JUfti. - TvVZEDE BLAD. Anno 1900. No. 11211. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. „De Posthoorn", orgaan van don Nederlandschen Bond van Post- en Te- l&graaf-beambtcn „De Post", zegt onder het' hoofd „Opmerkelijk" Men bericht ons uit Leiden, dat van het personeel, werkzaam aan het postkan toor aldaar, bestaande uit 63 beambten, sedert 1& October 19(KL zijn overleden: 1 assistent, 1 hoofdbesteller, 2 kantoor knechts en 5 brievenbestellers. Dat op het oogenblik 1 kantoorknecht- lijdelijk voor gezondheid te Zeist in pen sion is. welwillend daartoe in staat ge steld door een particuliere verecniging al daar. Nog een besteller zoodanig ziek is, dat do dokter het noodig acht, dat ook deze eenigen tijd van een andere of betere lucht streek gaat profitecren. Deze wacht, dat men ook over hem zich zal ontfermen, om mogelijk dan herstel te vinden. Ook nog een derde is zoodanig ziek, dat hij met ijs in den mond moet blijven lig gen. Klinkt dit niet treurig over zoo'n klein tijdsbestek en gering aantal menschcn? (In een stad, waar men misschien meer dan elders werkzaam is tot het bevorderen der volksgezondheid). In een driestar „Redres" zegt „D e Stand aa r d": De aanneming van het wetsontwerp ten behoeve van onze Zee u w c n kan niet anders dan als een politieke bévue (dwaling) worden beschouwd. Het tast in beginsel geheel ons historisch Nedcrlandsck Staatsrecht aanj om er een Fransch centralistisch expedient voor in de plaats te schuiven. Natuurlijk is dit noch door dc Regcoring, noch door de voorstemmers zoo bedoeld, maar het ligt er ontegenzeglijk in, en in zooverre doet het ons leedt dat van rechts zoo velen in de fuik zwommen. Gelukkig, dat alsnog redres mogelijk is. De Eerste Kamer kan de fout goed ma ken door haar medewerking te onthouden. Juist in dagen, waarin het bestaan van hot Hoogerhuis in Engeland en van onze Eerste Kamer bedreigd wordt, kan ze niet beter haar bestaansrecht verdedigen, dan door moedig pal te staan voor de histori sche beginselen, (waarin dc kracht van ons Nederlandseh Staatsrecht schuilt. Do „Nieuwe Ro ttörd antsche Cour a n t" werpt in een hoofdartikel met het opschrift „Een kwart jaar debat" een terugblik op de beraadslagingen over het wetsontwerp-Arbeidscontrac t in de Tweede Kamer, die Donderdag geëin digd zijn. Het sluiten van clic beraadslagingen „zal voor de Kamerleden geweest zijn, alsof er een plotselinge leegte over hen was geko menschrijft het blad. „In onze parle mentaire geschiedenis is dan ook geen twee de voorbeeld bekend van een discussie, die zoo lang heeft geduurd en de Kamer zoo totaal in beslag heeft genomen, als deze, on" zegt de „N ieuwe Rotte r- damsche Oouranf' „laten wjj liet borlijk bekennen do Kamer zelf en het pu bliek op het laatst zóó heeft verveeld." „Twee uiterste richtingen hebben zich vooral daarbij d'oen gelden", vervolgt het blad'. „Do eerste, die in den heer De Sa- vornin Lobman haar voornaams ten woord voerder vond, plaatste zioh op het streng juridieke standpunt. Zijn vorzet was bijna zonder uitzondering zuiver principieel. Op gegroeid in de oude juridische fictie van de gelijkheid der partijen bij het contract, heeft hij zich in do nieuwere, meer soc:ale riohting, die bij het ontwerp werd afgetee- kond moeilijk kunnen verplaatsen." Maar niettegenstaande het blad in menig punt met den heer Lobman verschilde, beoft het haar met eerbied vervuld, zooals hij van hot begin af tot het eind niet volle warmte en onbuigzamo conse quentie, zonder ccn oogenblik den moed te verliezen, tegen een overmachtige meerder heid in, die hom slag op slag in het onge lijk stelde, zijn opvattingen en zijn beginse len fier en openhartig is blijven verdedi gen. Zijn houding was principieel en van rondborstig karakter. Heel wat minder bewondering heeft hot blad daarentegen voor de wijze, waarop door de andere uiterste zijde bij dit debat de strijd is gevoerd. Dan herinnert zij aan het aanvankelijk optreden van den heer Tak, „de geestelijke leider", zooals do Heer Troelstra hem noemde door wien zwaar gewapend' heb fregat in zee was ge zonden, maar bij do eerste ontmoeting de boste werd het schip door den heer Drucker zoo toegetakeld, dat opkalefateren onmoge lijk scheen, terwijl in het gevecht de dikke stuurman zijn hoofd, en cle kapitein den moed verloor. De „geestelijke leider'' van de expeditie trok zich van haar lot verder niets aan... en zweeg." Vervolgens do houding van de sociaal democraten bij het „st-akings"- en „staan geld-artikel" kenechetsönd, zegt het blad, over dit laatste beter te doen geheel maar 6e zwijgen. „Het beruchte artikel, onzedelijk op zichzelf, rampzalig voor de arbeiders, zoo als men zei, is met de stem van de hceren Tak, Troclstra cn consorten aan het ont werp toegevoegd. Het zou niet van kiesch- heid getuigen, zoo wij nu do begrafenis met stille trom, welke do opposanten aan hun verzet hebben gegund, gingen verstoren. Neen, als van de sociaal-democratischo oppositie tegen het ontwerp in het afgeloo- pen debat nog iets tot zijn roobt is geko men, dan moet do partij daarvoor don heer Schaper dank heeten. Evenwel, zijn houding was zoo bij uitstek opportunistisch, dat zelfs do kleinste vertegenwoordiger van do meest kleinburgerb'j ko partij het hem niet zou hebben verbeterd. Van de ongeveer schrik niet I hon derd en veertig amendementen, die in be handeling kwamen, heeft de Regceribg slechts ccn klein getal overgenomen, en dc Kamer er niet vele aanvaard. Maar on der die weinige maken de voorstellen, door den heer Schaper verdedigd, geen elecht figuur. Indien er gedurende de behandeling van het ontwerp voor den arbeider nog wat meer is „gehaald", dan het ontwerp bij den aanvang der discussie reea's gaf, is dit voor een niet onbelangrijk gedeelte aan het onvermoeid werken van den heer Scha per te danken." Ten slotte schrijft het blad over de ver dediging van den minister en den „geestelij ken vader": „Gelukkig was do leiding aan uitnemen de handen toevertrouwd. De minister van justitie was berekend voor zijn taak cn het onderwerp meester. Daarbij had hij het voorrecht ter zijde te worden gestaan door den eigenlijken vader van het ontwerp, den voorzitter van do commissi© van rappor teurs, die bleek zijn oud© liefde voor zijn geesteskind niet te hebben verloren. Er was, dank zij hem, wat zoo uiterst noodzake lijk is bij do behandeling van een onder worp als dit leiding. „Dat zal aan het ontwerp merkbaar blij ven." „Dc Nieuwe Courant" zegt: De behandeling van het A r b e id s- oonbract behalve dan de onvermijde lijke tweede lezing ter verbetering van re dactiefouten is geëindigd. Over het eindresultaat, de methode van behandeling, de politieke strcomingen, die zich open- baalden en zooveel meer, zullen wij mis schien nog wel gelegenheid hebben nadere beschouwingen te geven. Voorloopig zij vol staan met een woord van waardeering voor den minister Van Raalte, die met grooten ijver cn toewijding de uiterst vermoeiende taak van dit ontwerp te verdedigen vol bracht, on thans met voldoening op dien ingespannen parlementairen arbeid kan terugzien. Maar heel wat meer nog dan de Minister van Justitie is er reden tot tevredenheid voor den heer Drucker. Met ongeëvenaarde meesterschap over do materie, met een talent van spreken cn een gave om duidelijk te maken als weinigen in ons land bezitten, heeft deze hooglccraar en man van de praktijk gedurende den lan gen tijd der behandeling do debatten bo- „Als ik den moed niet had mijn liefde te bekennen, was ik het geluk niet waard, dat de Hemel mij gezonden heeft," zei zij op dwependen toon. „Durf je zelfs den Hemel noemen, ter- wjjl j© j© aan do laagste trouwbreuk schul dig maakt tegenover den man, di© je zoo oneindig veel goed heeft gedaan?" „Geen trouwbreuk, Elizabeth 1 Ik zal oom Hans in het vervolg even lief hebben als tot nu toe en hem steeds dankbaar blijven. Je zult zien, dat hij anders over mjj zal oordeclen dan jij. Hoo dikwijls bedt hij mij slechts gelukkig willen zien! Nu kan hij dat; tïu kan hij zioh verheugen over een onbegrijpelijk groot geluk, dat mij ten deel h gevallen; zou hij nu al zijn. verzekerin gen te schande maken; zou hij mijn geluk verkleinen, door liet mij te misgunnen? Dat geloof ik nooit van hem, Elizabeth 1" „Hij is ook maar1 een mensch, Carola, donk daaraan'. Ook zijn hart snakt naar geluk. Jo weet, dat hij steeds gedacht heeft, lat dat niet voor hem was weggelegd en ïoë de liefde voor jou en de hoop op jouw 'ozit hem gelukkig maakte." „Hij heeft mijn moeder bemind en haar vergeten en hij zal het ook vergeten, dat iij een tijdje gewenscht heeft mij 'te trou wen mij, die in het geheel niet bij hem Past. .enigen zegt-, dat, hij mag dan nog oo'n achtenswaardig man zijn, het toch piet mooi van hem is; dat hij zijn pupil, .TuTir-r--.-.viiwnr r.'-£g die zooveel jonger is tot een verloving overhaalde 1" „Heeft Jolian jou lot een verloving over gehaald? Achter zoo'n leugen verberg je je, jij, die er vroeger zoo trotsch op was, dat je liern het beslissende woord in don mond hebt gegeven?" „Ach, Elizabeth, ik was zoo'n dom kind. Ix kendo geen andoren man dan hem en wilde zoo graag uit dat verschrikkelijke Friedrichshagc-i weg. Toeu scheen mij het eonige middel „Dit valsche, wreode spel met zijn Kart, nietwaar? Beken nu maar alles, als je vol komen waar wilt zijn." „Je hebt ongelijk, ilrn jo je nu niet vooi*3tellen, dat men zich' vergist, wanneer men de liefde n.g niet kent? Hij was al tijd zöo goled Vo'on mijVedsnd.de steeds mijn wen&chenal het mooie, dat ik gezien heb; al het goede, dat ik genoten heb, zag en kreeg ik door hem ik was hem dank baar en hield Van hem maar Elizabeth, Elizabeth', wat is dat' In vorgelijking met de liefde, met dat goddelijke, alles over winnende, alles medesleepende gevoel 1 O, te beminnen c-i bemind te worden! Kun je mij dan in het geheel niet begrijpen?" „Ik begrijp niet hoe je over geluk kunt praten en verwachten, dat het leven je dit zal brengen, terwijl je het hart breekt van een trouw, edel menioh, en den besten man op aarde doodelijk beleedigt." „Je zoudt het dus beter vinden, 'dat ik liet geluk van Eugen "en mij vernietigde? Dat twee menschen ongelukkig werden, om een derde evenmin gelukkig te ma ken? Want zou hij dat wel ooit worden, als hij mij bezat, terwijl mijn geheel© hart onstuimig naar een ander, verlangt?" heerscht. Over de strekking van tal van bepalingen zal menigeen met den genialcn man van gevoelen verschillen. Maar nie mand kan ontkennen, dat van hem ccn vast heid van leiding, een gloed van overtui ging, een overredingskracht is uitgegaan, als zeklcu in ons parlement zijn waargeno men. Talrijk en gewichtig zijn de verande ringen, wanneer men de thans geamendeer de w etsvoordracht met het oorspronkelijk ontwerp-Drucker vergelijkt. Of zij, in het algemeen, verbeteringen zijn, behoeft thans niet £o worden besproken. Maar ontegen zeglijk zal de lange artikelenreeks, welke bestemd is de armoedige bepalingen over „huur van dienstboden en werklieden" in 0113 Burgerlijk Wetboek te vervangen, den naam van wet-Drucker verdienen. Niet alleen met koel-vorstandelijke over tuiging, maar in de eerste plaats met' do liefde van een schepper voor zijn geestelijk gewrocht-, hoeft d'e heer Drucker z ij n ont werp ve-rdedigd. Met do liefde ook van don denker, wiens verheven eerzucht het is, dat de vruchten van zijn mocizamen arbeid aan zijn volk ten goede zullen komen. Over de Kweoksohool-kwestio zegt „D o Standaard" nog: Het Koninklijk besluit, waarin regelen worden gesteld voor de subsidio aan ge meentelijke en bijzondere kweekscholon, wordt door do pers der rechterzijde una niem afgekeurd; vanzelf spreekt heb, dat do linkscho bladen do verdediging er van beproeven. Daartoe heeft o. a, aanleiding gegeven een artikel in „D e T ij d", dat in krasse bewoordingen deze handeling van minister Rink ten opzichte van het bijzon der onderwijs gispte. Onder de linkscho bladen, die ccn verdediging beproeven, be hoort do „Arnhomsohe Couran t", die hot toejuicht, dat de heer Van Wijn bergen dezer dagen een interpellatie over deze kwestie tot do Regeering zal richten. (Zooals wij weten, had deze interpellatie gisteren plaats.) „Do organen der rcchterzijdo dringen aan op behandeling dezer interpellatie nog in deze zitting cn, al achten wij hun grie ven tegen en hun verwijten over de vast- gesteldo regeling niet gerechtvaardigd, naar onze krachten wordt toch die aan drang ondersteund. Sommiger stemming is over dit Koninklijk besluit zóó bitter, vele gemoederen schijnen zóó overspannen, dat alleen een ernstige gedachtcnwisseling en een loyale opheldoring van do zijdo der Regeering voorkomen kunnen, dat de ter rechterzijde heorschondo opwinding werke lijk het streven naar verzoening tusschen do verschillende partijen verijdelt. Natuurlijk vleien wij ons niet, dat do Regeering or in slagen zal dc rechterzijde te bevredigen, waar dezo blijkbaar onder verzoening verstaat het Inwilligen harcr zelfs buitensporigste cischen, maar allicht kan daardoor bij haar de overtuiging wor den gewekt, dat volkomen ongerechtvaar digd is het vermoeden, dab bij de vaststel ling van het Koninklijk besluit de bedoe ling zou hebben voorgezeten, de voor standers van het bijzender onderwijs te tarten en Langs een omweg hun do voor deeion der L. O.-wet van dr. Kuyper weer afhandig te maken. Dat zulk een vermoe den ten cenenmalo ongewettigd is en een vollcomen onverdiende blaam werpt op mi nister Rink, is onze onwrikbare overtui ging." Het is wol grappig hier te lezen van buitensporige eischon; later wordt in het uitvoerig artikel die voorstelling nog eens gegeven; .wat er nu eigenlijk buitensporig geëischt wordt, blijft vrijwel duister. Het blad zet dan uiteen, wat z. i. oigonlijk de kwestie is, cn tracht vooral te doen uit komen, dab dit Koninklijk besluit niet zou getuigen tegen de zoo luide verkondigde verzoeningsgezindheid Van 'dit Kabinet. Het blad besluit aldus: „In de bijzonderheden der nieuwe rege ling, evenmin als in een vergelijking der nieuwe eischen en voorwaarden met do thans geldende, treden wij voor liet oogen blik niet. Toegegeven kan worden, dat cr in het Kon. besluit bepalingen kunnen voor komen, waartegen in billijkheid bezwaren Elizabeth maakte een verachtend ge baar. Jo zult mij wel toestaan, dat ik over die zoogenaamde liefdo van jou, die jo na en kele weken als eon paar handschoenen ver wisselt, mijn eigen gedachten heb. En hoe ieder verstandig mensch denkt over een man, die achter den rug van haar familie een meisje naloopt en haar aan haar ver loofde on te teelt, zul jo zelf wel begrijpen." „Zeg van mij wat je wilt Elizabeth, maar zeg niets van Eugen 1riep Carola met vlommehden blik uit. „Jc hebt mij in het leven zooveel liefdo gegeven, dat je mij ook onrechtvaardig mcogt bestraffen, zonder dat ik er iota tegen zal zeggen; maar als je hem verdacht maakt hem, dien ik duizendmaal meer bemin dan de heele we reld, dan wordt je een vreemde voor mij, dan is het uit tusschen ons." Elizabeth was op ccn stoel neergevallen. Zij verborg het gelaat in do handen cn weende zoo onbedaarlijk, dat do tranen kaar tUssohen de vingers doorliepen. „Hoe zal ik hot Haps zeggen?" snikte zij ten slotte. „Hij komt met den trein van negenen en telt zeker reeda de uren, die hem van dab oogenblik scheiden, en hier vindt hij in plaats van liefde cn geluk slecht© verachting en smart." „We zullen het jou in het geheel niet opdragen het tegen hem to zeggen," zei Carola haastig, op een toon al3 had zij over dit punt reeds nagedacht cn een besluit genomen. „Eugen cn ik gaan zelf naar het station en maken hem dadelijk alles duide lijk." „Carola, is het mógelijk? Zoo onbarm hartig kun je zijn?" riop Elizabeth uit, buiten zichzelf van verbazing? „Heb je zijn zouden te maken zijn, en de vastgestelde norm der subsidieering zou op een of ander punt misschien goedo gronden kunnen op leveren voor gerechtvaardigdo critiek. Waar dit het geval mocht zijn, kan de in terpellatie-Van Wijnbergen gereed© aan- delding geven tot oen vruchtdragende ge dachtcnwisseling. Maar waartegen wij wilden opkomen cn ten krachtigste prutes- tceren, hot is tegen don toeleg der pers van do rechtorzijde om uit hot bewuste Kon. besluit een politiek wape-j tc smeden tegen het Kabinct-Do Meester en, door een partijdige en onjuiste voorstelling der fei ten, een volkomen ongerechtvaardigde be schuldiging van ontrouw aan zijn belofte tegen den minister Rink te distillceren." Het is to waardeoren, dat do linkscho bladen zoo vol nobelo intenties zijn, cn zoo warm opkomen tegen „partijdige on onjuis- ste voorstellingen van feiten" en „volko men ongerechtvaardigde" beschuldigingen. Nog niet zoo heel Lang geleden kon men daar anders over oordcelon. Iutusschen, de interpellatie-Van Wijnbergen wordt dezer dagen gehouden, en dan zullen wo wel na der over de zaak hooren, en dan ook verno men, dat men links nog oven verzoenings gezind is als verleden jaar na Juni, toen die vriendelijke gezindheid levonsvoonvaar- do werd. „De Nieuwe Courant" besprak de staatsrochtolijko vor hou ding tusschen Nederlanden No d.-I n d i naar aanleiding van het wetsontwerp, hetwelk beoogt de helft der kosten, die in vorband met den Russiach- Japanschen oorlog voor de handhaving der neutraliteit in Indiö zijn gemaakt, ton laste van Nederland te brongen. Dio helft zou bedragen f 18-1,000. Volgens den Mi nister zijn dezo uitgaven geschied met het doel om Nederland buiten den strijd te houden, d. i. „dus" in het belang van het moederland. Maar „ook het belang der koloniën" avaa in do zaak betrokken. En zoo behoort ieder een deel to dragen. Het Klad vindt zulks in dit cxccplionncel geval ook de beste oplossing cn verwacht, dat zij vlotweg door do Staten-Gcncraal zal worden aanvaard. Stelsel aldus werd in het Voorlc.opig Verslag opgemerkt zit er niet in. Neen, zegt „Do Nieuwe Courant", maar onmogelijk mag het hcoton niet stelselloos to werk te gaan, daar, waar cenïgc basis, waarop stelselmatig zou kunnen worden gebouwd, ontbreekt. Do staatsrechtelijke verhouding tusschen Nederland on Nod.- Indië, zooal3 die uit do bestaande wettelij ke gegevens is .af t© leiden, is van zulk con onbepaalden en vagen aard, dat bot niet mogelijk is het noodigo houvast to krijgen om in een geval als het onderhavigo be hoorlijk principieel to werk to gaan. Het blad stipt de verschillende opvattin gen aan omtrent do staatsrechtelijke ver houding van hot moederland tot Ned.-In- dië, om aan te tooncn, dab bij dit kleine wetsontwerp tamelijk bolangrijko boginBcl- kwesti©3 zich voordoen Maar het ontraadt die thans to berdo te brengon. „Het beet is, do Regecring te volgen cn het door haar gedane voorstel als een aan nemelijk en billijk compromis te beschou wen." Do principieel© beslissing worde echtor du3 beslist hot blad niet voorgoed van do baan gosohoven en men boude in het oog, dat zij te ccnigor tijd on dit liefst spoedig zal mootcn worden geno men. Eons en voorgoed moet toch on dan met allo gewenscht© d lidolijkhcid worden uit gemaakt, welke do plaats der koloniën (of bezittingen) is in den Staat dor Ne derlanden, cn wolko do verhouding behoort te zijn tusschen do bestanddcelen daarvan onderling, zoowel als tusschen elk dier dcc- len op zichzelf en het alomvattend staats rechterlijk geheel. Eerst daarna zal het mogelijk zijn in ge vallen als heb hier beschouwdo, welke "zich in dc naaste toekomst cn in allerlei ver scheidenheid herhaaldelijk kunnen voor doen, behoorlijke prmcipiccLel beslissingen hart dan zoo weinig begrepen?" Opstaand en langs het jongo moisje heen kijkend, ging zij voort op koudon toon: „Jc zult ons hier afwachten; jij alleen. En dan moet Johan beslissen wat cr verder zal gebeuren." Eon verschrikte, vragende blik trof haar. „Jo wilt toch bieb zeggen?" s'tolterdo Carola on daarna voegde zJj cr plotseling met heftigheid aan toe: „Van liicr weg ga ik onder de tegenwoordigo omstandigheden in geen geval; dat zeg ik jo reeds." „Ik wil jo er even opmerkzaam op mar ken, dat jo doen moet wat je voogd be veelt. Het zal geheel aan jezelf liggen, in dien die afhankelijkheid je in hot vervolg zwaar valt," zei Elizabeth streng, terwijl zij zich omkeerde cn naar do kamer daar naast ging. Maar terwijl zij door verdriet cn opwin ding op de sofa neerzonk, luisterde zij tooh scherp naar ieder geluid in het andere ver trek. Nog nooit, zoolang zij Mario's kind onder haar hoede had genomen, had dit mama Elizabeth boos kunnen zien. En zou zij nu den dag voorbij laten gaan, zonder zich met haar to verzoonen? Hot was niet donkbaar, het was in tegenspraak met Ca- rola's karakter, en zij moest wel aannemen, dat zij zich geheel in haar vergist had, indien zij niet spoedig een aarzelenden stap voor haar dour hoorde, een zachtcn arm ora haar hals geslagen voolde cn zich innige liofdewoordje3 hoordo toefluisteren. Maar of zij ook al zoo ingespannen luisterde, dat zdj bijna de oorzaak van haar boosheid ver gat, zij wachtte tevergeefs. De lichte voet jes, die in de andere kamer ongeduldig over het tapijt heen en weer liepen, vonden niet hun weg naar haar kamer, al verliep te nemen, welke als precedent k mncn woiw den aangemorkt. Ook „H ©t Huisgozi u" ontving om trent do landweer klachten uit zijn naaste omgeving. Ooggetuigen verzekerden ons, dat vele landweermannen te laat op het appel war ren, dat een groot aantal boschoukcn was en dat van een militairen geest geen sik kepit was to bespeuren, terwijl de gegra dueerden uit machteloosheid d© oogen slo ten voor allerlei ongerechtigheid. „Indien do klachten zoo algemeen en juist blijken, zegt „Hot Huisgezin', dan zal spoedig erkend moeten worden, dat do opheffing dor grappige schutterijen cn de vervanging daarvan door de landweer ons ondor militair opzicht geen winst heeft g©- b nacht. En nu moge men militairistisch of anti- mi li tairistisch zijn, de landweer mag haar karakter van onderdeel van het leger niet verliezen, d.w.z. do discipline moet worden geëerbiedigd, of men heffe zo on. Zoo als het thans gaat, dreigt het landweer- instituut een klucht I© worden. En dat mag niet. Artikel 21 der Loud'wccrwet zegt, dat het Crimineel Wetboek cn hot Reglement van krijgstucht, op hot personeel van do land weer, dat zich onder do wopenon bevindt, van toepaasing zijn. Welnu, -/.ij mogen geen dood© letter blijven. Men lacht thans in do landweerkampen met alle mogelijke crimi neel© wetboeken. Zou het verder geen aanbeveling verdie nen, te doen, wat artikel 12 toelaat: do oefeningen dor landweer in vereeniging met die van het leger to Laten houden Dan zouden dó landweermannen vanzelf ouder: beter en meer militair toezicht komen en dan zou spoedig tevens liet bcsof levendiger worden, dat ook zij militairen zijn." Over standenscholen zegt de heer Tak in oen hoofdartikel in „Het Volk": Do dorpsschool is een algemeen© school, omdat zij niet anders kan rijn. En het docb haar geen kwaad. In het handhaven dier standenscholen openbaart zich liet liberale Jczulctismo, dab van d© daken roept, dat ieder door werken zijn weg kan vinden in de maatschappij, maar dat do ccrsto ontwikkeling, die do grondslag van alle later werken is, voor de gegoeden in rijker© mate beschikbaar stelt dan voor de kinderen van hot pro letariaat. Do baatzucht der inachthobbcn- do klasse baant reeds op do lagere school don weg voor haar kinderen om te heer- schen over de kindoren der arbeiders. Meer geld' zullen ze vanzelf hebben, geef ze ook meer kennis, cn zo zullen den strijd tegen het opdringende proletariaat te beter kun nen voeren. En leer ze van kindsbeen af, dat hun wat meer en wat batcis toekomt dan aan do kinderen der arboiders; zulk© indrukken gaan het leven Lang niet verlo ren. In do algemeen© vojksscliool ligt. ccn kiem van boter onderwijs, omdat do belan gen van meer ouders cr bij betrekken zullen zijn. Do economische verhoudingen der klas sen zullen ©r niet door gewijzigd worden; de oorzaken van dio tegenstellingen liggen dieper ©n zijn door con roo ecnvoudigon maatregel niet te bereiken. Maar do cari- oatuur van dio tegenstellingen, die men vindt in do tien of twaalf „elanden" in do longen van het uiterlijk fatsoen zal a.UhanS geen element meer zijn in het paed agogisch! stel&cl der gcmccnto Amsterdam-. Programma van fóuzleluilvoeringen. MUSIS SACRUM. Zondag, 24 Juni, te halfdrie. door hot Stafmnzickkorp9 dor d.d. Schutterij. Directeur: de heer Joh. C. Goyp. Eoeto af- deelingt No. J. .Seminole", Marech, W. van AlstyDo; 2. Ouverturo .Dou Junn", W. A. Mozart; 8. .Glühwtirmchon", Idyll aus .Lysietrata", P. Lincke; 4. Fantaiio uit .Les Cloches do Cornovillo", R. IMauquetto. Tweede afdecliDg: No. 5. Ouvor- luro .Mildchon von dor Spule", F. von SuppiS; 6. .EntPscto Gavotte", E. Gillet; 7. 'J'onfoon- stollings-Wale, Joh. C. Geyp; 8. Rhapsodio Ilon- groiso No. 2, Fr. Liszt. Nos. 1, 4, 5 on eerslo Uitvooring op .Musis Sacrum". ook uur na uur; en toen do nacht was aan gebroken, lag Elizabeth wakend op haar door tranen doorweekt kussen, terwijl Ga- rola, door gelukkige droomen gewiogd, glim lachend den zoeten slaap van de jeugd sliep. Vroeger dan gewoonlijk stond Elizabeth den anderen morgen op. Zij meende, dab zij toch nog eerst met elkaar moesten spreken, vóór zij Johan ontmoette. Maar Carola sdieen niet op een gesprek gesteld', want hoo lang zij ook talmde, eindelijk moest Elizabeth gaan, zonder dat Carola bij haar was gekomen. Het zachfccro gevoel, dat in den nuch"c nu en dan over haar toorn do overhand had gekregen, verdwocn geheel, toen zij, oven omkijkend, Carola op het balkon zag staan, met ccn witten zakdoek naar hoo strand wuivend. Vaak had zij van diezelfde plaats Johan op dezelfde wijze 'toegewuifd', en nu gold heb ccn ander. Bitterheid to- genorer haar pleegkind welde weer op in haar liarfc. Maar hoe rechtvaardig haar cenkluchh ook overigens was, nu bad zij toch ongelijk* Want de groet van Carola gold ccn paar aardige jongens, dio zij vroeger geholpen had' met hoc bouwen van oen vesting, ei dio nu, toen zij haar zagen, te barer coij do vlag op den wal heschcnN (Wordt vervolgd-#

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5