tfo. 14183. LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG (9 MEI. - TWEEDE BLAD. AIIÜO ISOGo PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Id de „Oprechte Haarlemse he Jo ur apt" schrijft O. het volgende ove^: ,De onderwijzer der lagere choo 1": 16edert men meer en meer do lagere chool is gaan beschouwen als een opvoe- lingsinstituut en niet meer enkel als plaats, raar de kinderen wat lezen, schrijven en ekencn moeten leereD, is de taak van den ndcrwijzer zonder twijfel veel mooier ge- rerden, maar ook zeker veel zwaarder. En ioewel velen, die het volle gewicht van die aak voelden en ook het schoono, zich ver dicht rekenden door voortgezette 6tudïo an te vullen, wat bij de opleiding was te ort gekomen, toch zal een onderwij ziers corps, beantwoordende aan de hoogo ischen, die do 6chool der toekomst zal stel en slechts kunnen worden verkregen door jen algeheel© reorganisatie der >p 1 e i d i n g. Tegenwoordig heeft men als voornaam- ite opleidingsinrichtingen de kweek- ic h o 1 e n. Als men bedenkt, dat do oplei- ling vier jaar duurt en zoowel de theore- ische als do practische vorming omvat, lan zal men, bij ecnig begrip van de taak ran opvoeden, moeten erkennen, dat de ijd van vier jaar veel te kort is; dat bo- eadien een jongen op den leeftijd van roer tien. jaar, waarop het beroep rordt gekozen, geheel ongeschikt is, die euze te doen. Tevens zal men inzien, dat Ie jonge opvoeder, die op achttien- of ne- [entienjarigen leeftijd belast wordt met de orming van meer dan veertig kinderen, elf eigenlijk nog gevormd moet worden. En nu is de opleiding op de kweekscholen log superieur vergeleken bij de andere. Ja, sigenlijk kan men bij normaalscholen en )axticulicro opleiding door hoofden van cholen niet anders 6prckcn dan van dril- en. Er wordt eenvoudig ingepompt, wat iet examen vraagt. En het zou ook onmo gelijk zijn er iets beters van te maken. De Leest© normaalscholen hebben leerkrachten, lie ten eerste wordc-n gekozen uit hoofden ran scholen of onderwijzers uit de plaats elf of den omtrek, menschen met doodge- Fone capaciteiten; en die ten tweede ge woonlijk, wanneer ze hun arbeid aan oe loraalscbool aanvangen, reeds een werkdag ichter zich hebben. Waar zulk een africhting voor het cxa- Q'en reeds schaadt, van werkelijke ontwik teling niet kan worden gesproken, daar 8 heel dikwijls als verder gevolg aan te wijzen afwezigheid van iederen lust tot elfstudie, van iedere begeerte naar ken- iis. Geen wonder, dat onder de onderwijzers cclf en wel vooral onder hen, die lust en kracht hebben gevoeld voor verdere studie, ■steeds meer wordt gesproken over een be- iero opleiding. En zij wenschcn als grondslag een studio pan een vijftal jaren als aan de Hoogero ■Burgerschool. Eerst daarna moet do spe- Icialo beroepsstudio aanvangen. Is het leigen lijk ook niet dwaas, dat de speciale ptudie voor onderwijzers plaats heeft van [den veertien- tot den achttien jarigen leef- jtijd en dat daarna do meer algemeen© ptudie komt van enkelen (van anderen [niets)? Yeel natuurlijker zou het toch [zijn eerst een grondslag te hebben van al- [gemcene kennis cn daarop de speciale vak- [studie te doen rusten? I Wat weet het groote getal der ondërwij- [zers van onze letterkunde? Welk begrip [hebben zij van kunst? Hoevelen kennen iets [yan beteekenis van de moderne talen? Wij weten het, velen eD daaronder men- Ifcchen, die grooten invloed zouden kunnen [oefenen op het verbeteren der opleiding, [achtten deze onnoodig en meencn, dat do [onderwijzer zoo „knap" niet behoofc te [zijn. Deze meening nu is niets anders dan een groote dwaling, van denzelfden aard als do beschouwing van zoovelen omtrent de vrouw als opvoedster. Heeft men er wel eens op gelet, dat juist do sterkste [tegenstanders der vrouwen-emancipatie, do [menschen, die boeken vol schrijven om de minde;waardigheid der vrouw aan te too- pen, die haar ongeschikt achten voor eiken 20) „Als altijd. Hij is géruimen tijd in ilan tuin goweest, maar overigens wil hij het huis niet verlaten en beweert, dat hij daar- yoor niet sterk genoeg is. Dat is een gril, die hij zich niet uit het hoofd laat praten; maar ga nu naar hein toe; anders wocxlt iiij ongeduldig." „Misschien zou ik hem tot een rij toertje kunnen overhalen; het is mooi weer. Zal ik bet eens probecrcn?"- „Zeker; schaden kan het hem niet, in tegendeel. Misschien doet hij het, als jij hem vraagt; mij heeft hij het ronduit ge weigerd.'" Voorzichtig informeerde May eerst naar den gezondheidstoestand van haar vader, en eerst toen do heer Greville verzekerde', dat hij zich zeer wel bevond, verzocht zij hern haar voor een lialfuurtjo te vergezel len. De heer Greville aarzelde; eindelijk sprak hij„Hoe zou ik je iets kunnen wei geren, mijn kind I Aan jou heb ik immers de rust en den vrede van mijn ouderdom te danken. Mogo God je daarvoor beloo- dcd 1" Een kwartier later reden vader eü doch ter van ,,De Olmen" weg, mevrouw Mark ham had baar vader zorgvuldig in warm© dekens gehuld. Do heer Greville was sinds lang niet meer in de open lucht geweest, uitgezonderd zijn tuindo snelle rit, do heldere hemel en het gezelschap zijner lie velingsdochter werkten gunstig op zijn belangrijken maatschappelijken werkkring, dat juist zij do vrouw aanwijzen als „de opvoedster?" Is het niet dwaas, dat zij de vrouw, die juist door bun toedoen en door dat van hun geestverwanten uit vroegeren tijd, nooit het volle leven heeft kunnen mee leven, die grootendeels met haar opvattin gen en begrippen nog in een verleden tijd perk leeft, dat zij bij uitstek die vrouw geschikt noemen om het jonge geslacht voor de toekomst op te voeden? Het is onze meening, dat zij eerst recht opvoedster zal kunnen wonden, wanneer haar gelegen heid' wordt gegeven tot breeders ontwikke ling; wanneer zij niet wordt opgesloten in haar bekrompen .familiekring. Maar evenzeer zal dë onderwijzer zijn taak als opvoeder niet goed kunnen vol brengen, ja zelfs die t-aak niet zien, wan neer hij niet door een breedero ontwikkeling daartoe in staat wordt gesteld. Geestdrift wekken voor het schoone, het goede en het ware kan alleen hij, die dat alles zelf heeft leeren kennen, die dat alles heeft gevoeld en in zich opgenomen door in aanraking te komen met do groote geesten, die de pries ters van dat schoone, goede en ware zijn geweest of nog zijn. De opleiding en het examen der onder wijzers waarborgen, dat zij kinderen zullen kunnen leeren aftrekken en deelen, werk woorden vervoegen en jaartallen opdreu nen, maar zij geven niet do minsto zeker heid, dat ze berekend zullen zijn voor hun taak als opvoeder. En noch de studie, noch het examen voor do hoofdakte kunnen dat gebrek verhelpen, omdat rij geheel van denzelfden aard zijn als die voor do hulp- akte. Dat er ondanks de slechte opleiding nog heel wat onderwijzers worden gevonden, die door harden arbeid' zich een breedero kennis hebben eigen gemaakt, pleit voor hen, maar doet niets af aan de critiek op hun vorming. Zijn er allicht, die glimlachend mompo len van idealisme bij het lezen dezer re gels over dë taak der onderwijzers, wijl die taak in werkelijkheid veel eenvoudiger is cn ook veel eenvoudiger door de onderwij zers wordt opgevat, dan beweren wij ten eerste, dat deze opvatting het gevolg is van de door ons veroordeelde opleiding, en ten tweede dat het verbeteren van toestanden op elk gebied altijd wordt voorbereid door de idealisten, cn wij achten ons gelukkig daartoe te behooren. Dr. Bronsveld, in do „Kroniek" van do „Stemmen voor Waar hoid en V r e d e", is van oordcel, dat door het wetsontwerp op hot Arbeidscontract diep wordt ingegrepen niet alleen in do wereld der nijverheid, maar ook in ons huiselijk leven. Van dë vele bedingen, con tracten, verbintenissen, verplichtingen en wat dies meer zij, zal het aantal niet te bepalen cn het eind' niet te overzien zijn. Hot aantal kantonrechters on kantonge rechts ambtenaren zal moetoD verdubbeld worden, het hoir misstanden, vergissingen, vergrijpen, niet te tellen zijn. Het ontwerp lijdt voorts aan 6terke een zijdigheid. Den werkgever wTorden allerlei verplichtingen opgelegd; den arbeider al lerlei rechten toegekend. Deükt do wetge ver aan den werkgever, dan is hij pessi mist, wantrouwend, kwaaddenkend, terwijl do arbeider hier voor ons staat als de vermoorde onnoozeiheid en een kort be grip van alle deugden. Het is uitgesproken, zelfs van sociaal- de mocratïsche zijde, dat de patroon tot zijn werklieden staat in een zedelijke verhou ding, dat hij is een soort van patriarch en vaderlijk voor hen moet zorgen. Al gevoel ik nu ook, zegt dr. Bronsveld, wat Al lard Pierson eens genoemd heeft „do ver- teedering des harten", en al ben ik naar den wensch van Adolï Stocker niet vreemd aan het sociale denken, toch druk ik mijn verwondering er over uit, dat men, om het Arbeidscontract aannemelijk te maken, zich plaats, op dib aartsvaderlijk Standpunt. Ik ben niet gewoon op dio wijze te hooren spreken van de „kapitalisten." Er is tegen de bezittende en tegen dë werkgevende klasse bij één groot deel der arbeiders een zeer krachtigo weerzin hecrschende en nei ging tot verzet. En nu moeten do werk- stemming. May wist daarvan gebruik te maken, en zoo verliep het uitstapjo voor haar vader in onverdeeldo vroolijkheid. Voor iaay echter niet zoo. Op den terugweg kwam hun op den straatweg, dio naar Wolverton voerde, een ruiter te paard tegemoet, op wien in het eerst vader noch dochter acht sloegen; ook hij scheen niet op hen te letten. Bijna naast het rijtuig gekomen, ontstelde de ruiter eensklaps; hij trok do teugels straf aan en nam groetend den hoed af. Slechts een oogenblik duurdo do ontmoeting; ze was voldoende voor een wedorzijdsche her kenning: het was Frank Elton. Mevrouw Markham bloosde, daarop word zij doodsbleek, zij voelde, hoe haar hart ineenkroop; met geweld bedwong zij zich. Sinds haar verloving met den heer Wil liam had zij Elton niet weergeziendestijds had hij Wol verton reeds verlaten. Jessi© Miller, dio tussehenbedde nog door mevrouw Markham bezocht werd, hoewol mindeT dikwijls dan vroeger, had haar vóór eenigen tijd gezegd, dat de heer Elton in Amerika was; en nu was hij hier! Maar wat kon hij voor haar nog zijn, voor haar, do echtge noot© van een ander? Zij moesten elkander vreemd blijven; vreemd voor altijd. Doch hoe, wanneer Elton geloofde, dat zij den heer Williams om zijn rang, zijn vermogen gehuwd had 1 Neen, hij was niet in staat zoo slecht van haar to denken. Zat niet haar zwakke, ziekelijke vader naast haar in het sierlijk© rijtuig; haar vader, die haar nog zooevesn gezegd had, dat hij aan haar en haar huwelijk de rust, den vrede van zijn ouderdom te donken had? Ja, die gedahte moest haar troosten, haar over elko yalsche beoordeeling van anderen gevers, zoo wil men, uit „vaderlijke" toe genegenheid zich voor hun werklieden hot eene offer getroosten na het andere. Dit is meten met twee maten. Bovendien, doen de een beroep op do moreel© begin solen en gezindheden der werkgever maakt men een wet die den wortel van alle onzede lijkheid, de vrijheid, afsnijdt. Er blijft volgens dr. Bronsvëlds oor deel door al die tot in do kleinste bij zonderheden afdalende voorschriften en bedingen, nagenoeg niets over voor de per soonlijke welwillendheid. Van den patroon wordt gehaald wat van hem tj halen is, en den arbeider valt de eene na de andere winst in den schoot. Ik zou willen, zegt hij, dat ook do arbeider werd gewezen op zijn moreelo verplichtingen, cn dat deze bij on ze codificaties wat minder uit het oog ver loren werden. Alles, wat wij voortaan voor onze ondefi-oorigen doen, zal moeten wor den aangemerkt als iets, dat wij verplicht zijn; „ze moeten het wel doen", zal men ons toeroepen. „Ik weot wel, dat er hardvochtige pol troons zijn; cn ik zie ook wel iets van do ellende en verlegenheid, waarin werklie den door ziekte en tegenslag gebracht kun nen wordenen ik vind hot ook hard", dat zij dan door een armbestuur of door de par ticuliere liefdadigheid moeten geholpen wordenmaar nu komt het contract in alles voorzien, en de moreelo band wordt juist daar doorgesneden, waar hij vroeger het sterkst werd gevoeld. Om het bekende woord te gebruikendo arbeider ziet zijn rechten en de werk gever zijn p 1 i c h t en vermeerderendit vinden wij eenzijdig on onbillijk. Bovendien zal men, eenmaal aan het vieren van do lijn, niet licht kunnen zeggen wr ar dit zal ophou den. „Bedriegen wij onS niet, dan heeft een vrijzinnig-democraat dezer dagen gebruikt de uitdrukking: „arbeiders-staat." Het Bchijnt wel, dat wij daarheen op weg zijn. Zulk een nieuwe klas9enrcgcering lacht ons niet toe. En arbeiders, die ernstig naden ken, zullen dit kunnen begrijpen. M r. M. W. F. Treub schrijft in „D c V r ij z i n ni g-D e m o c r a a t" 'n woord van verweer rtaar aanleiding van de aan vallen op de door hem in do laatsto weken gehouden redevoeringen. „C entru m", „Standaard", „Nieuwe G' c u- rant", „Nieuwe Rott. Cou- r a n f* en „V a d o r 1 a n d'* oefenden daarop critiek. „Do eer, hoezeer ook op prijs gesteld, is haast overweldigend", zegt rar. Treub. Mr. Treub is het o. m niet met „Hc t Vaderland" eens, dat do grieven per soonlijk zijn. „Zijn do Unio-libcralcn niet meer vc'or ingrijpende herziening der directe belastin gen, ten einde de draagkracht nog meer tot zijn recht te doen komen zoo vroeg „Hert Vadorian d°. En bet voegde er aan toe daarvan neg niets gemerkt te heb- ben. Welnu, zegt mr. Treub, dit laatsto pleit niet voor de politieke helderziendheid van hot blad. Dc Unie-liberalen zijn zeker nioo voor ingrijpendo herziening der directe be lastingen in dcmocratischcn zin. Er zijn er daaronder, dio zulk een herziening even stellig verlangen als de vrijzinnig-democra ten, maar cr zijn er anderen, di© tegen zulk een herziening nu al met vreezen en beven opzien. Of is het niet teekenend genoeg, dat een voorman der Unie-liberalen zich in do laatst© verkiezingscampagne zorgvuldig onthouden heeft van een duidelijke uit spraak omtrent progresssieve inkomstenbe lasting ©n omtrent progressieve in de suc cessiebelasting En het vraagstuk van het algemeen kies recht dan? Ja, ten aanzien van het carduia- le punt moet „H et Vaderland" zelf wel erkennen, dat do Unie-liberalen niet eens zijn van zin. Maar zoo trcosfc het zich dat hoeft ook niet, want wij strijden op het oogenblik alleen voor het blancc- artikel, cn daarvoor zijn wij allen. Welnu,, wij, vrijzinnig-domccraten, gaan niet zoover als do sociaal-deocraten, die uit partijdiscipline verlangen van hun ver tegenwoordigers, dat rij over alle kwesties heenzetten. Het kostte May onuitsprekelijke moeite, het gesprek met haar vader op de tot nu toe gevoerde wijze voort te zetten. Eerst nadat zij den heer Greville in zijn kamer gebracht en hem gezegd had, dat rij hem eerstdaags weer zou afhalen, zocht zij Ada op, om haar de ontmoeting mee te deelen. Verbaasd haar zuster niet in d© woonka mer te vinden, ging May naar boven op Ada's slaapkamer cn vond haar daar op het bed leggen, met het hoofd in do kus sens begraven. „Ada", riep zij verschrikt, „wat is je overkomen? Ben je ziek?" Ada richtte zich op. Heur haar was ver ward, haar oog en waren rood van tranen. „Ziek?" sprak zij op vreemderf' toon. „Doodziek; maar men sterft niet van zoo'n ziekte. Hoe zouden anders zooveel meisjes ze te boven kunnen komen? Wees niet be zorgd over mij gij zeker moest mij zóó niet zien. Het was een oogenblik, dat ik mij zelf vergat; ik schaam or mij over." Zij ging na-ar de toilotJoamer, wiesch zich de oogen, streek hour haar achterover en kwam daarna, uiterlijk kalm, bij haar zus ter terug. „Zie zoo, liefste, en hoe i3 het rijtoertje afgeloopen?" vroeg rij. „O, heel aardig; pap^ was zeeT blij," verzekerde May. „Hij wil wel meer met mij gaan rijden. Op den terugweg..." Zij bleef steken. „Nu? Wat gebeurde cr toen?" „Wij ontmoetten een ruiter, den Ecer El- ton. Hij zag mij aan... O Ada, er lag zoo veel in dien blik: vraag, verbaring, neen, ik kan niet meer zeggen... Door hem valsch beoordeeld, geminacht te worden, het zou mij het hart breken. „Dwaas kind; harten, broken zöo licht die zich in het parlement voordoen, een stemmig zullen rijnmaar wij achten het een nc'odzakelijk element in eon politieke partij, dat de leden daarvan hetzelfde over do hoofdvragen van politiek beleid, die in den legenwoordigen tijd aan do orde ko men, oordcolen. Een partij, di© aan dezen eisch niet voldoet, is in onze oogen (en. waai lijk niet voor ons alleen), geen partij, maar een allegaartje van politicko avontu riers, die zich dc vrijheid willen voorbehou den hun koers te bepalen naar dc wind hun in dc zeilen blaast. „Wanneer ik dan ook uitspreek of schrijf dat ik behoudens zijn zeer bedenkelijk blijvender» omzwaai van 1894 Van Hou ten stel boven Goeman Borgesiua, dan be doel ik daarmede niets persoonlijks, maai dan .wil ik daarmedo zeggen cn zog ik daarmede, dat Van Houten, dio een onom wonden individualistisch standpunt in neemt, bijdraagt tot zuiverheid in de poli tieke atmosfeer en dat ik zulk een zuivero houding verkies boven de troebelheid van de in Borgesius verpersoonlijkte politiek dor Liberale Unie. Dit neemt zeker niet weg, dat vo'or de vrijzinnig-democraten de kans op samenwerking met Unie-liberalen heel wat grooter is dan met do oud-liberalon, onder wie do heer Van Houten zich sedert 1891 thuis voclL Doch juist omdat Unic- liberalcn cn Trijzihnig-democratcn, ook in de tockcxüst y^ak op elkaar aangewezen zullen zija, is "qns zakelijk bezwaar tegen dc beginselzwakt© der Unie des te grooter. Zoolang de Unie die beginselzwakte niet zal zijn te boven gekomon, zal zij gedoemd zijn dc politiek der kleine middelen to blij- van voeren. De democratische elementen in de Unie mogen echter wel bedenken, dat zulk een politiek zichzelvc wreekt." Onder het hoofd: „Wie heb kind bezit, bozit de toekomst", lezen .wij in „D o Residentiebode": Nog zelden lazen wij welsprekender plei dooi voor deze stelling dan te vinden is in eon Parijschc correspondents van het „H andehblad": „De reden van do overwinning" der linkerzijde bij dc Franscho verkiezingen wordt daar beredeneerd op gezag van „een gewoon burger", zekeren Harduin die. zegt dc correspondent, „meer door zicht heeft getoond dan allo politici en allo voorlichters van dc publieke opinio to zamen Hij heeft do directe, handtaste lijke reden aangewezen van den buiten- gewonen vooruitgang in do vcrkiczingscij- fors, waarin zich het Combistischo bloc verheugt." Het is zoo eenvoudig! jubelt de blijde journalist. H^b ei van Columbus 1 Ziehier „Bij do algemceno verkiezingen van 1902 bestond d© jongst© generatie, die meestem- do, uit hen, die geboren waren in '77. (Do generaties van '78, '79 en '80 waren toen onder do wapenen en soldaten stemmen niet). Maar de Onderwijswet, die den tob dan toe grooten invloed der geestelijken op het schoolkind geheel wegnam en tevens door do instelling van den leerplicht cn do beter© oTganiseering van den onderwij zersstand den grootstcn duw gal in do rich ting van een geprononceerd leckenonder- wijs, was van '82. Dogcncratio van '77 was dus de eerste generatie geweest, die geheel geleverd werd door den nieuwen Franschen onderwijzer, grootsten concurrent op het platteland van de geestelijkheid. Was dus de invloed van het leckcnonderricht van '82 reeds voelbaar in d© „radicale" overwin ningen van de verkiezingen van '98 ze wer den het nog rneor in do eclatant© van 1902. Maar nu in 1096, men lctt© wel op, kwam eerst recht een ware stroom los van jongo mannen, wier jeugd uit handen van don priester was overgegaan in dio van don roo- den onderwijzer. De generaties van '77, '78 '79, '60, cn '81 hebben nu mcogestomd. Het is de leerplicht cn het lcckcnondcrwijs van de web van '82,die ons do radicaal-socialis tische cn socialistische overwinningen van den 6dcn Mei hebben bezorgd. Zooals naar do .woorden van den schrijver van '66 „de ware overwinnaar van den slag van Sadowa niet het achtcrlaadgewccr was, niet. Maar waar vandaan heeft do heer Elton he'e recht over jo tc oordeclen? Jij alleen hebt hem dat recht kunnen toeken nen, door bëm te laten blijken, dat hij meer voor je is dan ccn ander. Heb jo dgt ooit gedaan?" Enkel bij die gedachte bloosde do jonge vrouw. „Nooit",'antwoordde zij zacht, maar beslist. „Ik ben maar bang..." „Laten wij onze gedachten cn gevoelens niet te nauwkeurig onderzoeken, lieve May I" viel haar zuster in do rede. „Je antwoord is mij voldoende, en nakaarten over dingen, die misschien hadden kunnen gebeuren, deugt niet. Wij moeten in do werkelijkheid leven. Wanneer ooit dergelij ke dwaze gedachten bij jo opkomen, ver jaag ze dan gauw met het oog op de te vredenheid van je vader. Laten wij over iets anders praten, May: ik heb bezoek gohad, terwijl je weg waart." Bezoek? Van wien dan?'' „Ernst Salford was hier." „Ernst Salford? Wat wilde hij? Waar om bleef hij niet?" „Ja waaromTwee vragen opeens. De laatste is het gemakkelijkst te beantwoor den. Hij was in N. (het dichtstbij zijndo station) een trein overgebleven en kwam met postpaarden: zijn tijd was beperkt. Hij brengt jelui door mij de hartelijkste groe ten." Ada's stem klonk toonloos en gedwongen, terwijl zij sprak. „Is dat alles?" vroeg May. „Zeker niet. Hij wilde afscheid van 'ons nemen, daar h^ binnenkort met den "heer Wilton en dieDs zieken zoon naar het Zuiden op reis gaat. Wilton staat er opL dat rijn neef hem vergezelt. maar de Pruisische onderwijzer," is do Fransche onderwijzer do even onverwachte bewerker van Clemenocau's zego op d© re actie 1" Wie nog aarzelen mocht te gcloovcn aan de dringondo noodzakelijkheid van Chris telijk onderwijs, lcz© aandachtig het boven staand© en hij zal tot beter inzicht zijn ge komen 1 „Het Centrum" yan Donderdag jb zei in. ccn driestar: Hot is heden vijftien jaren geleden, dat da encycliek „Roruui N c' v a< r u m*' .word uitgevaardigd. In katholieke vercenigingen over geheel de werold wordt dit heuglijk feit herdacht, cn ook Nederland heeft zijn encycliek-ver gaderingen. Do encycliek „over don toestand der werklieden" bohoort tot de grocto wclda/- den, waarmede Romo de wereld gezegend heeft. De grondwet der twintigste eeuw heeft men dit pauselijk document genoemd. Heb is moor dan dat. Hot is op do hoofdpunten de c' n v o r- a n d o r 1 ij ko wet, waarnaar do maat schappelijke verhoudigeu moeten geregeld worden, omdat het steunt op do on wrikbare beginselen van het Christen- dom Na langen, langen tijd zal dc Rerum No varum" nc'g immer do gids der katholiokoii 2ffff in do tocialo beweging, zal mon zich steeds weer opnieuw kunnen beroepen op haar uitspraken tot bestrijding der revoliu tionnoiro dwaling, tot weerlegging der so- phismen van een verkeerd conservatisme. Nocit mag deze Pausehjko zendbrief ver geten worden. Eo hoo groot du gevolgen reeds waren van zijn verschijnen, hoe dikwerf zijn heil zame invlbed na to speuren viel toch voelt men telkens weer, dat bij naar gecsb cn letter nog tc woinig .wordt gekend, neg te weinig wordt begrepen, nog tc wei nig vooral wordt toegepast. Thans, vijftien jaren na dc encycliek, komt liet nog voor, dat katholieken zich verzetten tegen do cyganisatio der arbei ders, dat zij dio organisatie openlijk* tegen werken, of rainstons bejegenen met ccn lauwheid on onverschilligheid, welke bij na met tegenwerking gelijk slaat. En ook wat do encycliek over loon cn ar beidsduur leeraart, is door velen blijkbaar nimmer vernomon, of... alweer vergeten l En toch, in het kennen van en in heb leven naar do encycliek is het hoil -go- logen, niet slechts van oen bepaald© klasse, niet slechts van ccn enkelen stand, maar van dc geheel© maatschappij, dio juist in haar verscheidenheid tot ccn zoo harmonisch geheel leidt. l)o heer J. C. Fcy, evangelist t© Breda, schreef in „D o Nederlander": Dc afschaffing der Bredascbe voorjaar»" kermis deed bij mij ccn gedacht© weck r levendig worden, dio ik reeds vroeger h'-b gehad, cn die ik nu onder do aandacht Tan het Christelijko publick wcnsch te bron gen. Er is namelijk al dikwijls op ver schillend© plaatsen gepoogd do k o r m i s afgoschaft tc krijgen, maax op velo plaatsen is dib op allerlei tegenwerpingen afgestuit. Nu dacht ik: Zou cr niet con actio to openen zijn, om het volgende verzoek aan de Gemeenteraden to doen, ter plaatse, waar nog kermis is: „Do Gemeenteraad bcsluito, dat do kennis voortaan niet meer van overheids wege» ,wordc uitgeschreven, maar dab, be houdens heb recht van verbod, censuur en politietoezicht der overheid, het doen hou den ccner kermis wordt overgelaten aan het particulier initiatief". Aanneming van zulk ccn voorstel zou to gemakkelijker gaan, omdat do mogelijk heid eencr kermis niet is uitgesloten. Er kunnen dan kcrmiscom missies gevormd worden, indien men ten minst© bohoefto aan ccn kormis gevoelt. Nu moot het kermis zijn, de overheid schrijft dio uit. Dan zou het alleen kermis rijn, waar men het bepaald wonscht. In elk geval Heeft do heer SalR-d jo anders niet* gezogd, Ada?" „O ja," antwoordde dezo bitter, „Hij zette mij uiteen, hoo vrccselijk hard het is, wanneer datgene wat wij voor ons levens geluk aanzien, aan den cencn kant staat,. 6trengo, droge plicht aan den anderen. Ik kon niet anders dan met hem instemmen in den wcnsch, dat ccn icdor do vreeselijko keus tusschen K°luk of eer cn geweten be spaard mogo blijven." May had opmerkzaam toegeluisterd. Daarop sprak zij ernstig: „Ja, mij komt het verkeord, althans zeer hard voor, wan neer plicht en geluk, van elkaar gescheiden,, vijandig tegenover elkander etaan. Zoo bei de zich lieten vcrccnigcn, dan zouden, go- loof ik, do menschen beter rijn: menig© verschrikkelijke beproeving bleef hun b©- spaard. Maar ik begrijp niet, wat dc heer Salford daarmeo bedoelde." „Niet?" O, gij onschuld Ik begreep hem t heel goed. Hij wilde niet, dat wjj ons lan ger aan een bedrieglijk© hoop zouden over geven ook wilde hij zelf volkomen vrij zijn., „Als het mij mogelijk is. dan keer ik, zoodra do toestand van onzen zxeko he# veroorlooft naar Engeland terug cn volg den drang mijns harten. Vergeet mij tot dion t ijd niot, liovo Ada." Dit waren zijn Laatst© woorden. Ik zal hem nooit weder zien." „Ada, ik vermoedde niet, dat Ernst Sal ford jo bart zoo na sfconcL." (Wordt vervolgd.) f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5