tfo. 14183.
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG (9 MEI. - TWEEDE BLAD.
AIIÜO ISOGo
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Id de „Oprechte Haarlemse he
Jo ur apt" schrijft O. het volgende ove^:
,De onderwijzer der lagere
choo 1":
16edert men meer en meer do lagere
chool is gaan beschouwen als een opvoe-
lingsinstituut en niet meer enkel als plaats,
raar de kinderen wat lezen, schrijven en
ekencn moeten leereD, is de taak van den
ndcrwijzer zonder twijfel veel mooier ge-
rerden, maar ook zeker veel zwaarder. En
ioewel velen, die het volle gewicht van die
aak voelden en ook het schoono, zich ver
dicht rekenden door voortgezette 6tudïo
an te vullen, wat bij de opleiding was te
ort gekomen, toch zal een onderwij ziers
corps, beantwoordende aan de hoogo
ischen, die do 6chool der toekomst zal stel
en slechts kunnen worden verkregen door
jen algeheel© reorganisatie der
>p 1 e i d i n g.
Tegenwoordig heeft men als voornaam-
ite opleidingsinrichtingen de kweek-
ic h o 1 e n. Als men bedenkt, dat do oplei-
ling vier jaar duurt en zoowel de theore-
ische als do practische vorming omvat,
lan zal men, bij ecnig begrip van de taak
ran opvoeden, moeten erkennen, dat de
ijd van vier jaar veel te kort is; dat bo-
eadien een jongen op den leeftijd van
roer tien. jaar, waarop het beroep
rordt gekozen, geheel ongeschikt is, die
euze te doen. Tevens zal men inzien, dat
Ie jonge opvoeder, die op achttien- of ne-
[entienjarigen leeftijd belast wordt met de
orming van meer dan veertig kinderen,
elf eigenlijk nog gevormd moet worden.
En nu is de opleiding op de kweekscholen
log superieur vergeleken bij de andere. Ja,
sigenlijk kan men bij normaalscholen en
)axticulicro opleiding door hoofden van
cholen niet anders 6prckcn dan van dril-
en. Er wordt eenvoudig ingepompt, wat
iet examen vraagt. En het zou ook onmo
gelijk zijn er iets beters van te maken. De
Leest© normaalscholen hebben leerkrachten,
lie ten eerste wordc-n gekozen uit hoofden
ran scholen of onderwijzers uit de plaats
elf of den omtrek, menschen met doodge-
Fone capaciteiten; en die ten tweede ge
woonlijk, wanneer ze hun arbeid aan oe
loraalscbool aanvangen, reeds een werkdag
ichter zich hebben.
Waar zulk een africhting voor het cxa-
Q'en reeds schaadt, van werkelijke ontwik
teling niet kan worden gesproken, daar
8 heel dikwijls als verder gevolg aan te
wijzen afwezigheid van iederen lust tot
elfstudie, van iedere begeerte naar ken-
iis.
Geen wonder, dat onder de onderwijzers
cclf en wel vooral onder hen, die lust en
kracht hebben gevoeld voor verdere studie,
■steeds meer wordt gesproken over een be-
iero opleiding.
En zij wenschcn als grondslag een studio
pan een vijftal jaren als aan de Hoogero
■Burgerschool. Eerst daarna moet do spe-
Icialo beroepsstudio aanvangen. Is het
leigen lijk ook niet dwaas, dat de speciale
ptudie voor onderwijzers plaats heeft van
[den veertien- tot den achttien jarigen leef-
jtijd en dat daarna do meer algemeen©
ptudie komt van enkelen (van anderen
[niets)? Yeel natuurlijker zou het toch
[zijn eerst een grondslag te hebben van al-
[gemcene kennis cn daarop de speciale vak-
[studie te doen rusten?
I Wat weet het groote getal der ondërwij-
[zers van onze letterkunde? Welk begrip
[hebben zij van kunst? Hoevelen kennen iets
[yan beteekenis van de moderne talen?
Wij weten het, velen eD daaronder men-
Ifcchen, die grooten invloed zouden kunnen
[oefenen op het verbeteren der opleiding,
[achtten deze onnoodig en meencn, dat do
[onderwijzer zoo „knap" niet behoofc te
[zijn. Deze meening nu is niets anders dan
een groote dwaling, van denzelfden aard
als do beschouwing van zoovelen omtrent
de vrouw als opvoedster. Heeft men er
wel eens op gelet, dat juist do sterkste
[tegenstanders der vrouwen-emancipatie, do
[menschen, die boeken vol schrijven om de
minde;waardigheid der vrouw aan te too-
pen, die haar ongeschikt achten voor eiken
20)
„Als altijd. Hij is géruimen tijd in ilan
tuin goweest, maar overigens wil hij het
huis niet verlaten en beweert, dat hij daar-
yoor niet sterk genoeg is. Dat is een gril,
die hij zich niet uit het hoofd laat praten;
maar ga nu naar hein toe; anders wocxlt
iiij ongeduldig."
„Misschien zou ik hem tot een rij toertje
kunnen overhalen; het is mooi weer. Zal ik
bet eens probecrcn?"-
„Zeker; schaden kan het hem niet, in
tegendeel. Misschien doet hij het, als jij
hem vraagt; mij heeft hij het ronduit ge
weigerd.'"
Voorzichtig informeerde May eerst naar
den gezondheidstoestand van haar vader,
en eerst toen do heer Greville verzekerde',
dat hij zich zeer wel bevond, verzocht zij
hern haar voor een lialfuurtjo te vergezel
len. De heer Greville aarzelde; eindelijk
sprak hij„Hoe zou ik je iets kunnen wei
geren, mijn kind I Aan jou heb ik immers
de rust en den vrede van mijn ouderdom
te danken. Mogo God je daarvoor beloo-
dcd 1"
Een kwartier later reden vader eü doch
ter van ,,De Olmen" weg, mevrouw Mark
ham had baar vader zorgvuldig in warm©
dekens gehuld. Do heer Greville was sinds
lang niet meer in de open lucht geweest,
uitgezonderd zijn tuindo snelle rit, do
heldere hemel en het gezelschap zijner lie
velingsdochter werkten gunstig op zijn
belangrijken maatschappelijken werkkring,
dat juist zij do vrouw aanwijzen als „de
opvoedster?" Is het niet dwaas, dat zij de
vrouw, die juist door bun toedoen en door
dat van hun geestverwanten uit vroegeren
tijd, nooit het volle leven heeft kunnen mee
leven, die grootendeels met haar opvattin
gen en begrippen nog in een verleden tijd
perk leeft, dat zij bij uitstek die vrouw
geschikt noemen om het jonge geslacht
voor de toekomst op te voeden? Het is
onze meening, dat zij eerst recht opvoedster
zal kunnen wonden, wanneer haar gelegen
heid' wordt gegeven tot breeders ontwikke
ling; wanneer zij niet wordt opgesloten in
haar bekrompen .familiekring.
Maar evenzeer zal dë onderwijzer zijn
taak als opvoeder niet goed kunnen vol
brengen, ja zelfs die t-aak niet zien, wan
neer hij niet door een breedero ontwikkeling
daartoe in staat wordt gesteld. Geestdrift
wekken voor het schoone, het goede en het
ware kan alleen hij, die dat alles zelf heeft
leeren kennen, die dat alles heeft gevoeld
en in zich opgenomen door in aanraking te
komen met do groote geesten, die de pries
ters van dat schoone, goede en ware zijn
geweest of nog zijn.
De opleiding en het examen der onder
wijzers waarborgen, dat zij kinderen zullen
kunnen leeren aftrekken en deelen, werk
woorden vervoegen en jaartallen opdreu
nen, maar zij geven niet do minsto zeker
heid, dat ze berekend zullen zijn voor hun
taak als opvoeder. En noch de studie, noch
het examen voor do hoofdakte kunnen dat
gebrek verhelpen, omdat rij geheel van
denzelfden aard zijn als die voor do hulp-
akte.
Dat er ondanks de slechte opleiding nog
heel wat onderwijzers worden gevonden,
die door harden arbeid' zich een breedero
kennis hebben eigen gemaakt, pleit voor
hen, maar doet niets af aan de critiek op
hun vorming.
Zijn er allicht, die glimlachend mompo
len van idealisme bij het lezen dezer re
gels over dë taak der onderwijzers, wijl die
taak in werkelijkheid veel eenvoudiger is
cn ook veel eenvoudiger door de onderwij
zers wordt opgevat, dan beweren wij ten
eerste, dat deze opvatting het gevolg is van
de door ons veroordeelde opleiding, en ten
tweede dat het verbeteren van toestanden
op elk gebied altijd wordt voorbereid door
de idealisten, cn wij achten ons gelukkig
daartoe te behooren.
Dr. Bronsveld, in do „Kroniek" van do
„Stemmen voor Waar hoid en
V r e d e", is van oordcel, dat door het
wetsontwerp op hot Arbeidscontract
diep wordt ingegrepen niet alleen in do
wereld der nijverheid, maar ook in ons
huiselijk leven. Van dë vele bedingen, con
tracten, verbintenissen, verplichtingen en
wat dies meer zij, zal het aantal niet te
bepalen cn het eind' niet te overzien zijn.
Hot aantal kantonrechters on kantonge
rechts ambtenaren zal moetoD verdubbeld
worden, het hoir misstanden, vergissingen,
vergrijpen, niet te tellen zijn.
Het ontwerp lijdt voorts aan 6terke een
zijdigheid. Den werkgever wTorden allerlei
verplichtingen opgelegd; den arbeider al
lerlei rechten toegekend. Deükt do wetge
ver aan den werkgever, dan is hij pessi
mist, wantrouwend, kwaaddenkend, terwijl
do arbeider hier voor ons staat als de
vermoorde onnoozeiheid en een kort be
grip van alle deugden.
Het is uitgesproken, zelfs van sociaal-
de mocratïsche zijde, dat de patroon tot zijn
werklieden staat in een zedelijke verhou
ding, dat hij is een soort van patriarch en
vaderlijk voor hen moet zorgen. Al gevoel
ik nu ook, zegt dr. Bronsveld, wat Al
lard Pierson eens genoemd heeft „do ver-
teedering des harten", en al ben ik naar
den wensch van Adolï Stocker niet vreemd
aan het sociale denken, toch druk ik mijn
verwondering er over uit, dat men, om het
Arbeidscontract aannemelijk te maken, zich
plaats, op dib aartsvaderlijk Standpunt.
Ik ben niet gewoon op dio wijze te hooren
spreken van de „kapitalisten." Er is tegen
de bezittende en tegen dë werkgevende
klasse bij één groot deel der arbeiders een
zeer krachtigo weerzin hecrschende en nei
ging tot verzet. En nu moeten do werk-
stemming. May wist daarvan gebruik te
maken, en zoo verliep het uitstapjo voor
haar vader in onverdeeldo vroolijkheid.
Voor iaay echter niet zoo.
Op den terugweg kwam hun op den
straatweg, dio naar Wolverton voerde, een
ruiter te paard tegemoet, op wien in het
eerst vader noch dochter acht sloegen;
ook hij scheen niet op hen te letten. Bijna
naast het rijtuig gekomen, ontstelde de
ruiter eensklaps; hij trok do teugels straf
aan en nam groetend den hoed af. Slechts
een oogenblik duurdo do ontmoeting; ze
was voldoende voor een wedorzijdsche her
kenning: het was Frank Elton.
Mevrouw Markham bloosde, daarop word
zij doodsbleek, zij voelde, hoe haar hart
ineenkroop; met geweld bedwong zij zich.
Sinds haar verloving met den heer Wil
liam had zij Elton niet weergeziendestijds
had hij Wol verton reeds verlaten. Jessi©
Miller, dio tussehenbedde nog door mevrouw
Markham bezocht werd, hoewol mindeT
dikwijls dan vroeger, had haar vóór eenigen
tijd gezegd, dat de heer Elton in Amerika
was; en nu was hij hier! Maar wat kon hij
voor haar nog zijn, voor haar, do echtge
noot© van een ander? Zij moesten elkander
vreemd blijven; vreemd voor altijd. Doch
hoe, wanneer Elton geloofde, dat zij den
heer Williams om zijn rang, zijn vermogen
gehuwd had 1 Neen, hij was niet in staat
zoo slecht van haar to denken. Zat niet
haar zwakke, ziekelijke vader naast haar
in het sierlijk© rijtuig; haar vader, die
haar nog zooevesn gezegd had, dat hij aan
haar en haar huwelijk de rust, den vrede
van zijn ouderdom te donken had? Ja, die
gedahte moest haar troosten, haar over
elko yalsche beoordeeling van anderen
gevers, zoo wil men, uit „vaderlijke" toe
genegenheid zich voor hun werklieden hot
eene offer getroosten na het andere. Dit
is meten met twee maten. Bovendien, doen
de een beroep op do moreel© begin solen
en gezindheden der werkgever maakt
men een wet die den wortel van alle onzede
lijkheid, de vrijheid, afsnijdt.
Er blijft volgens dr. Bronsvëlds oor
deel door al die tot in do kleinste bij
zonderheden afdalende voorschriften en
bedingen, nagenoeg niets over voor de per
soonlijke welwillendheid. Van den patroon
wordt gehaald wat van hem tj halen is,
en den arbeider valt de eene na de andere
winst in den schoot. Ik zou willen, zegt hij,
dat ook do arbeider werd gewezen op zijn
moreelo verplichtingen, cn dat deze bij on
ze codificaties wat minder uit het oog ver
loren werden. Alles, wat wij voortaan voor
onze ondefi-oorigen doen, zal moeten wor
den aangemerkt als iets, dat wij verplicht
zijn; „ze moeten het wel doen", zal men
ons toeroepen.
„Ik weot wel, dat er hardvochtige pol
troons zijn; cn ik zie ook wel iets van do
ellende en verlegenheid, waarin werklie
den door ziekte en tegenslag gebracht kun
nen wordenen ik vind hot ook hard", dat
zij dan door een armbestuur of door de par
ticuliere liefdadigheid moeten geholpen
wordenmaar nu komt het contract
in alles voorzien, en de moreelo band wordt
juist daar doorgesneden, waar hij vroeger
het sterkst werd gevoeld. Om het bekende
woord te gebruikendo arbeider ziet
zijn rechten en de werk gever zijn
p 1 i c h t en vermeerderendit vinden wij
eenzijdig on onbillijk. Bovendien zal men,
eenmaal aan het vieren van do lijn, niet
licht kunnen zeggen wr ar dit zal ophou
den.
„Bedriegen wij onS niet, dan heeft een
vrijzinnig-democraat dezer dagen gebruikt
de uitdrukking: „arbeiders-staat." Het
Bchijnt wel, dat wij daarheen op weg zijn.
Zulk een nieuwe klas9enrcgcering lacht ons
niet toe. En arbeiders, die ernstig naden
ken, zullen dit kunnen begrijpen.
M r. M. W. F. Treub schrijft in „D c
V r ij z i n ni g-D e m o c r a a t" 'n woord
van verweer rtaar aanleiding van de aan
vallen op de door hem in do laatsto weken
gehouden redevoeringen. „C entru m",
„Standaard", „Nieuwe G' c u-
rant", „Nieuwe Rott. Cou-
r a n f* en „V a d o r 1 a n d'* oefenden
daarop critiek. „Do eer, hoezeer ook op
prijs gesteld, is haast overweldigend",
zegt rar. Treub.
Mr. Treub is het o. m niet met „Hc t
Vaderland" eens, dat do grieven per
soonlijk zijn.
„Zijn do Unio-libcralcn niet meer vc'or
ingrijpende herziening der directe belastin
gen, ten einde de draagkracht nog meer tot
zijn recht te doen komen zoo vroeg
„Hert Vadorian d°. En bet voegde er
aan toe daarvan neg niets gemerkt te heb-
ben.
Welnu, zegt mr. Treub, dit laatsto pleit
niet voor de politieke helderziendheid van
hot blad. Dc Unie-liberalen zijn zeker nioo
voor ingrijpendo herziening der directe be
lastingen in dcmocratischcn zin. Er zijn er
daaronder, dio zulk een herziening even
stellig verlangen als de vrijzinnig-democra
ten, maar cr zijn er anderen, di© tegen zulk
een herziening nu al met vreezen en beven
opzien. Of is het niet teekenend genoeg,
dat een voorman der Unie-liberalen zich in
do laatst© verkiezingscampagne zorgvuldig
onthouden heeft van een duidelijke uit
spraak omtrent progresssieve inkomstenbe
lasting ©n omtrent progressieve in de suc
cessiebelasting
En het vraagstuk van het algemeen kies
recht dan? Ja, ten aanzien van het carduia-
le punt moet „H et Vaderland" zelf
wel erkennen, dat do Unie-liberalen niet
eens zijn van zin. Maar zoo trcosfc het
zich dat hoeft ook niet, want wij strijden
op het oogenblik alleen voor het blancc-
artikel, cn daarvoor zijn wij allen.
Welnu,, wij, vrijzinnig-domccraten, gaan
niet zoover als do sociaal-deocraten, die
uit partijdiscipline verlangen van hun ver
tegenwoordigers, dat rij over alle kwesties
heenzetten.
Het kostte May onuitsprekelijke moeite,
het gesprek met haar vader op de tot nu
toe gevoerde wijze voort te zetten. Eerst
nadat zij den heer Greville in zijn kamer
gebracht en hem gezegd had, dat rij hem
eerstdaags weer zou afhalen, zocht zij Ada
op, om haar de ontmoeting mee te deelen.
Verbaasd haar zuster niet in d© woonka
mer te vinden, ging May naar boven op
Ada's slaapkamer cn vond haar daar op
het bed leggen, met het hoofd in do kus
sens begraven. „Ada", riep zij verschrikt,
„wat is je overkomen? Ben je ziek?"
Ada richtte zich op. Heur haar was ver
ward, haar oog en waren rood van tranen.
„Ziek?" sprak zij op vreemderf' toon.
„Doodziek; maar men sterft niet van zoo'n
ziekte. Hoe zouden anders zooveel meisjes
ze te boven kunnen komen? Wees niet be
zorgd over mij gij zeker moest mij zóó
niet zien. Het was een oogenblik, dat ik mij
zelf vergat; ik schaam or mij over."
Zij ging na-ar de toilotJoamer, wiesch zich
de oogen, streek hour haar achterover en
kwam daarna, uiterlijk kalm, bij haar zus
ter terug. „Zie zoo, liefste, en hoe i3 het
rijtoertje afgeloopen?" vroeg rij.
„O, heel aardig; pap^ was zeeT blij,"
verzekerde May. „Hij wil wel meer met
mij gaan rijden. Op den terugweg..." Zij
bleef steken.
„Nu? Wat gebeurde cr toen?"
„Wij ontmoetten een ruiter, den Ecer El-
ton. Hij zag mij aan... O Ada, er lag zoo
veel in dien blik: vraag, verbaring, neen,
ik kan niet meer zeggen... Door hem valsch
beoordeeld, geminacht te worden, het zou
mij het hart breken.
„Dwaas kind; harten, broken zöo licht
die zich in het parlement voordoen, een
stemmig zullen rijnmaar wij achten het
een nc'odzakelijk element in eon politieke
partij, dat de leden daarvan hetzelfde over
do hoofdvragen van politiek beleid, die in
den legenwoordigen tijd aan do orde ko
men, oordcolen. Een partij, di© aan dezen
eisch niet voldoet, is in onze oogen (en.
waai lijk niet voor ons alleen), geen partij,
maar een allegaartje van politicko avontu
riers, die zich dc vrijheid willen voorbehou
den hun koers te bepalen naar dc wind hun
in dc zeilen blaast.
„Wanneer ik dan ook uitspreek of schrijf
dat ik behoudens zijn zeer bedenkelijk
blijvender» omzwaai van 1894 Van Hou
ten stel boven Goeman Borgesiua, dan be
doel ik daarmede niets persoonlijks, maai
dan .wil ik daarmedo zeggen cn zog ik
daarmede, dat Van Houten, dio een onom
wonden individualistisch standpunt in
neemt, bijdraagt tot zuiverheid in de poli
tieke atmosfeer en dat ik zulk een zuivero
houding verkies boven de troebelheid van
de in Borgesius verpersoonlijkte politiek
dor Liberale Unie. Dit neemt zeker niet weg,
dat vo'or de vrijzinnig-democraten de kans
op samenwerking met Unie-liberalen heel
wat grooter is dan met do oud-liberalon,
onder wie do heer Van Houten zich sedert
1891 thuis voclL Doch juist omdat Unic-
liberalcn cn Trijzihnig-democratcn, ook in
de tockcxüst y^ak op elkaar aangewezen
zullen zija, is "qns zakelijk bezwaar tegen
dc beginselzwakt© der Unie des te grooter.
Zoolang de Unie die beginselzwakte niet
zal zijn te boven gekomon, zal zij gedoemd
zijn dc politiek der kleine middelen to blij-
van voeren. De democratische elementen in
de Unie mogen echter wel bedenken, dat
zulk een politiek zichzelvc wreekt."
Onder het hoofd: „Wie heb kind
bezit, bozit de toekomst", lezen
.wij in „D o Residentiebode":
Nog zelden lazen wij welsprekender plei
dooi voor deze stelling dan te vinden is in
eon Parijschc correspondents van het
„H andehblad":
„De reden van do overwinning" der
linkerzijde bij dc Franscho verkiezingen
wordt daar beredeneerd op gezag van „een
gewoon burger", zekeren Harduin
die. zegt dc correspondent, „meer door
zicht heeft getoond dan allo politici en
allo voorlichters van dc publieke opinio
to zamen Hij heeft do directe, handtaste
lijke reden aangewezen van den buiten-
gewonen vooruitgang in do vcrkiczingscij-
fors, waarin zich het Combistischo bloc
verheugt."
Het is zoo eenvoudig! jubelt de blijde
journalist. H^b ei van Columbus 1
Ziehier
„Bij do algemceno verkiezingen van 1902
bestond d© jongst© generatie, die meestem-
do, uit hen, die geboren waren in '77. (Do
generaties van '78, '79 en '80 waren toen
onder do wapenen en soldaten stemmen
niet). Maar de Onderwijswet, die den tob
dan toe grooten invloed der geestelijken op
het schoolkind geheel wegnam en tevens
door do instelling van den leerplicht cn
do beter© oTganiseering van den onderwij
zersstand den grootstcn duw gal in do rich
ting van een geprononceerd leckenonder-
wijs, was van '82. Dogcncratio van '77 was
dus de eerste generatie geweest, die geheel
geleverd werd door den nieuwen Franschen
onderwijzer, grootsten concurrent op het
platteland van de geestelijkheid. Was dus
de invloed van het leckcnonderricht van '82
reeds voelbaar in d© „radicale" overwin
ningen van de verkiezingen van '98 ze wer
den het nog rneor in do eclatant© van 1902.
Maar nu in 1096, men lctt© wel op, kwam
eerst recht een ware stroom los van jongo
mannen, wier jeugd uit handen van don
priester was overgegaan in dio van don roo-
den onderwijzer. De generaties van '77, '78
'79, '60, cn '81 hebben nu mcogestomd. Het
is de leerplicht cn het lcckcnondcrwijs van
de web van '82,die ons do radicaal-socialis
tische cn socialistische overwinningen van
den 6dcn Mei hebben bezorgd. Zooals
naar do .woorden van den schrijver van '66
„de ware overwinnaar van den slag van
Sadowa niet het achtcrlaadgewccr was,
niet. Maar waar vandaan heeft do heer
Elton he'e recht over jo tc oordeclen? Jij
alleen hebt hem dat recht kunnen toeken
nen, door bëm te laten blijken, dat hij
meer voor je is dan ccn ander. Heb jo dgt
ooit gedaan?"
Enkel bij die gedachte bloosde do jonge
vrouw. „Nooit",'antwoordde zij zacht, maar
beslist. „Ik ben maar bang..."
„Laten wij onze gedachten cn gevoelens
niet te nauwkeurig onderzoeken, lieve
May I" viel haar zuster in do rede. „Je
antwoord is mij voldoende, en nakaarten
over dingen, die misschien hadden kunnen
gebeuren, deugt niet. Wij moeten in do
werkelijkheid leven. Wanneer ooit dergelij
ke dwaze gedachten bij jo opkomen, ver
jaag ze dan gauw met het oog op de te
vredenheid van je vader. Laten wij over
iets anders praten, May: ik heb bezoek
gohad, terwijl je weg waart."
Bezoek? Van wien dan?''
„Ernst Salford was hier."
„Ernst Salford? Wat wilde hij? Waar
om bleef hij niet?"
„Ja waaromTwee vragen opeens. De
laatste is het gemakkelijkst te beantwoor
den. Hij was in N. (het dichtstbij zijndo
station) een trein overgebleven en kwam
met postpaarden: zijn tijd was beperkt. Hij
brengt jelui door mij de hartelijkste groe
ten."
Ada's stem klonk toonloos en gedwongen,
terwijl zij sprak. „Is dat alles?" vroeg
May.
„Zeker niet. Hij wilde afscheid van 'ons
nemen, daar h^ binnenkort met den "heer
Wilton en dieDs zieken zoon naar het Zuiden
op reis gaat. Wilton staat er opL dat rijn
neef hem vergezelt.
maar de Pruisische onderwijzer," is do
Fransche onderwijzer do even onverwachte
bewerker van Clemenocau's zego op d© re
actie 1"
Wie nog aarzelen mocht te gcloovcn aan
de dringondo noodzakelijkheid van Chris
telijk onderwijs, lcz© aandachtig het boven
staand© en hij zal tot beter inzicht zijn ge
komen 1
„Het Centrum" yan Donderdag jb
zei in. ccn driestar:
Hot is heden vijftien jaren geleden, dat
da encycliek „Roruui N c' v a< r u m*'
.word uitgevaardigd.
In katholieke vercenigingen over geheel
de werold wordt dit heuglijk feit herdacht,
cn ook Nederland heeft zijn encycliek-ver
gaderingen.
Do encycliek „over don toestand der
werklieden" bohoort tot de grocto wclda/-
den, waarmede Romo de wereld gezegend
heeft.
De grondwet der twintigste eeuw heeft
men dit pauselijk document genoemd.
Heb is moor dan dat.
Hot is op do hoofdpunten de c' n v o r-
a n d o r 1 ij ko wet, waarnaar do maat
schappelijke verhoudigeu moeten geregeld
worden, omdat het steunt op do on
wrikbare beginselen van het Christen-
dom
Na langen, langen tijd zal dc Rerum No
varum" nc'g immer do gids der katholiokoii
2ffff in do tocialo beweging, zal mon zich
steeds weer opnieuw kunnen beroepen op
haar uitspraken tot bestrijding der revoliu
tionnoiro dwaling, tot weerlegging der so-
phismen van een verkeerd conservatisme.
Nocit mag deze Pausehjko zendbrief ver
geten worden.
Eo hoo groot du gevolgen reeds waren
van zijn verschijnen, hoe dikwerf zijn heil
zame invlbed na to speuren viel toch
voelt men telkens weer, dat bij naar gecsb
cn letter nog tc woinig .wordt gekend,
neg te weinig wordt begrepen, nog tc wei
nig vooral wordt toegepast.
Thans, vijftien jaren na dc encycliek,
komt liet nog voor, dat katholieken zich
verzetten tegen do cyganisatio der arbei
ders, dat zij dio organisatie openlijk* tegen
werken, of rainstons bejegenen met ccn
lauwheid on onverschilligheid, welke bij
na met tegenwerking gelijk slaat.
En ook wat do encycliek over loon cn ar
beidsduur leeraart, is door velen blijkbaar
nimmer vernomon, of... alweer vergeten l
En toch, in het kennen van en in heb
leven naar do encycliek is het hoil -go-
logen, niet slechts van oen bepaald©
klasse, niet slechts van ccn enkelen stand,
maar van dc geheel© maatschappij, dio
juist in haar verscheidenheid tot ccn zoo
harmonisch geheel leidt.
l)o heer J. C. Fcy, evangelist t© Breda,
schreef in „D o Nederlander":
Dc afschaffing der Bredascbe voorjaar»"
kermis deed bij mij ccn gedacht© weck r
levendig worden, dio ik reeds vroeger h'-b
gehad, cn die ik nu onder do aandacht Tan
het Christelijko publick wcnsch te bron
gen. Er is namelijk al dikwijls op ver
schillend© plaatsen gepoogd do k o r m i s
afgoschaft tc krijgen, maax op velo
plaatsen is dib op allerlei tegenwerpingen
afgestuit.
Nu dacht ik: Zou cr niet con actio to
openen zijn, om het volgende verzoek aan
de Gemeenteraden to doen, ter plaatse,
waar nog kermis is:
„Do Gemeenteraad bcsluito, dat do
kennis voortaan niet meer van overheids
wege» ,wordc uitgeschreven, maar dab, be
houdens heb recht van verbod, censuur en
politietoezicht der overheid, het doen hou
den ccner kermis wordt overgelaten aan
het particulier initiatief".
Aanneming van zulk ccn voorstel zou to
gemakkelijker gaan, omdat do mogelijk
heid eencr kermis niet is uitgesloten. Er
kunnen dan kcrmiscom missies gevormd
worden, indien men ten minst© bohoefto
aan ccn kormis gevoelt. Nu moot het
kermis zijn, de overheid schrijft dio uit.
Dan zou het alleen kermis rijn, waar men
het bepaald wonscht. In elk geval
Heeft do heer SalR-d jo anders niet*
gezogd, Ada?"
„O ja," antwoordde dezo bitter, „Hij
zette mij uiteen, hoo vrccselijk hard het is,
wanneer datgene wat wij voor ons levens
geluk aanzien, aan den cencn kant staat,.
6trengo, droge plicht aan den anderen. Ik
kon niet anders dan met hem instemmen in
den wcnsch, dat ccn icdor do vreeselijko
keus tusschen K°luk of eer cn geweten be
spaard mogo blijven."
May had opmerkzaam toegeluisterd.
Daarop sprak zij ernstig: „Ja, mij komt
het verkeord, althans zeer hard voor, wan
neer plicht en geluk, van elkaar gescheiden,,
vijandig tegenover elkander etaan. Zoo bei
de zich lieten vcrccnigcn, dan zouden, go-
loof ik, do menschen beter rijn: menig©
verschrikkelijke beproeving bleef hun b©-
spaard. Maar ik begrijp niet, wat dc heer
Salford daarmeo bedoelde."
„Niet?" O, gij onschuld Ik begreep hem t
heel goed. Hij wilde niet, dat wjj ons lan
ger aan een bedrieglijk© hoop zouden over
geven ook wilde hij zelf volkomen vrij zijn.,
„Als het mij mogelijk is. dan keer ik,
zoodra do toestand van onzen zxeko he#
veroorlooft naar Engeland terug cn volg
den drang mijns harten. Vergeet mij tot
dion t ijd niot, liovo Ada." Dit waren zijn
Laatst© woorden. Ik zal hem nooit weder
zien."
„Ada, ik vermoedde niet, dat Ernst Sal
ford jo bart zoo na sfconcL."
(Wordt vervolgd.)
f