tandvleescb begon te bloeden, zcodra hij een mes hoorde slijpen of papier door scheuren. Het gezicht van een Lat deed Hendrik III van Frankrijk bewusteloos worden. In tegenwoordigheid van .Tacobus I van Engeland mocht geen zwaard uit de scheede getrokken worden, want dit geluid maakte, dat hij onpasselijk werd. Een Hertog van Schomberg kon niet met een kat in hetzelfde vertrek vertoeven, terwijl ikattengemauw den Earl van Landerdale veel meer verrukte dan de schoonste mu ziek; van deze had hij grooten afkeer. Een theoloog leed zijn gansebe léven onder een onverkJaarbaren tegenzin in sommige zaken; zoo werd hij door krampen aange vallen als hij het vegen op den grond hoor de, en als hij fluweel of zijde aanraakte kreeg hij kramp in do luchfckanalen, zoodat hij gevaar liep te stikken. Iemand had den grootsten afkeer van honig; zonder zijn weten mengde de dokter een kleine dosis in een zalf, die op den arm van den patiënt gestreken werdzoodra zij met zijn huid in aanraking kwam, openbaarde zij zulk een gevaarlijke werking, dat zij ©ogenblik kelijk verwijderd moest worden. In 't jaar 1762 was er in Namen een jongo vrouw, die bij het luiden der klokken in onmacht viel, en een ander baadde in haar zweet als zij een eenvoudig strijkijzer zag. Er zijn menschen, die, wanneer er over een bloedbad, over een operatie of over het toebrengen cener snede gesproken wordt, zichtbaar verbleeken en ten slotte geheel van de wijs raken. Ieder kan uit eigen ervaring en omge ving deze lijst aanvullen. Bij velen vertoonen zich idiosyncrasieën in een meer of minder sterken afkeer van odeurtjes, cf van kleuren, of ook in een verkeerd behagen scheppen in dingen, dio normalen menschen tegenstaan. Het schijnt, dat idiosyncrasieën soms verband houden met den toestand van het lichaam; daaruit verklaart mén den vreem den trek naar ongenietbare dingen, als bijv. naar kalk bij kleine kinderen. Scmmi ge doctoren raden aan, in zulk een geval op een meer smakelijke wijze aan het li chaam de stof toe te voegen, waaraan het zoo kennelijk behoefte heeft. In elk geval, na kennisneming van het voorgaande zal men zeker met meer zacht heid over de .grillen" van sommige zon derlingen" kunnen oordeelen. En vooral bij kinderen heeft men door een opvoeding, die zich zoo nauw mogelijk bij de natuur aansluit, de meeste kans de hier bedoelde vreemdsoortige neigingen te overwinnen. STOFGOUD. De haat wordt somtijds vergeven, de min achting nooit. P. deVerval. Men maakt zijn geluk niet dan wanneer men dat van zijn naasten bevordert. Bern. de St. Pierre. Als men eens elke tien jaar een nauw- keurigen inventaris opmaakte van zijn hart en zijn geest, zou men zonderlinge verrassingen beleven bij het vergelijken, van de beide lijsten. Gustave Droz. RAADGEVING. Hot reinigen van kinderhoedon van Italiaansch stroo. Om kinderhoeden van Italiaansch stroo te reinigen, handelt men als volgt: Als de rand inwendig vet is, moet men 'dezen eerst met benzine schoonmaken. Daarna schuiert men den hoed af met een zeer zachten schuier, en wordt er met een zacht tanden borsteltje sap van citroe nen ingewreven. Nu legt men den hoed één uur in het donker. Dan bestrooit men den hoed met zwavolpoeder en wrijft dit poeder er mot een flanellen lapje in. RECEPT. Rynwynsaus. Drie grootc lepels suiker kcokt men met 2 bierglazen water, totdat 't geheel stroope- rig is; dan voegt men er een eetlepel cranjcmarmeladc bij, vervolgens een halve flcsch llijnwijn en een kleinen lepel citroen sap, cn laat alles nc*g even doorkoken. Mocht dc caus niet genoeg gebonden zijn, dan voegt men er een weinig sago aan toe. Wekelijksche Kalender. Zondag. Iu den morgen van ons kortstondig leven kiezen wij een der vele wegen, welke naar den berg der kennis voeren. Als de weg effen wcïdt en wij olTs op het punt achten den prijs te behalen, legt dc Dood zijn kille handen op onze l.artcn, zoodat wij blijven stilstaan en de weg voor altijd voor ons gesloten wordt. maandag. De slagschaduw der liefde is de jaloezie. Dingdag. De trots wil niets schuldig blijven eD de eigenliefde .wil niet betalen. Woensdag. Wie voldaan weet te zijn is rijk. Donderdag. Eén bewijs is beter dan tien beweringen. Vrijdag. Jeugdige blik in een cud gelaat, Hoe heerlijk als dat samengaat 1 Een jong gezicht en moede oogen Vervullen ons met mededoogen. Zaterdag. Het gaat met sommige menschen als met standbeelden: ze vertoonen zich steeds kleiner, hoe hooger zij staan. Middei om vua§ geworden koper schoon ie maken. Nog werd in antwoord cp de desbetref fende onlangs gedane vraag het volgende middel aan do hand gedaan: Men hale bij een drogist voor tien cents zuringzuur en twee pakjes brillantine. Een en ander losse men op in één liter warm .water, hetwelk men vervolgens koud late worden. Nu neme men een lap en vrijve het ko per stevig met bovengenoemde oplossing in, late het even er op zitten en neme het af met een zeer natte spon9, daarna droge men het met een zeemlap en poetse het dan met wat poetspommade na. AXaXiERLEZ. „Luister nu eens, vrouwtje," zei de rech ter, ,,jo moet mij antwoorden met een zoo gering als maar eenigszins mogelijk is aan tal woorden op de even eenvoudige als dui delijke vraag, of, toen je de straat overstak, met je kind op den arm en de omnibus rechts van je de straat afkwam, de slee perswagen links en .de vigilante probeer de den omnibus te passeeren, je dep be klaagde zag staan tusschen de vigilante en den sleeperswagen, dan wel of en wanneer je hem in het algemecD hebt gezien en al of niet in de buurt van do vigilante, slee perswagen en omnibus,of van een van beide, respectievelijk van welk van deze drie wa gens?" Do heer Hcbgraag: „Ja, u kunt mijn dcchtor krijgen, als u dat wilt, maar ik zeg u ronduit, dat zij geen cent krijgt vóór mijn dood En blijft u nu bij uw vraag om haar hand?" Jong modieus: „Wilt u mij veróor- loven u eens te onderzoeken voordat ik daarop antwoord?" Patroon: „Dus, toen u dat onge luk hadt met uw fiets, drie uur buiten de stad, hebt u zelf de h'eelc zaak gerepa reerd V' Typowritende jongedame trctscii)„Ja, mijnheer, heelemaal alleen." P atroon: „Maar wee'u u wat ik dan erg grappig vind? Dat u bij het kleinste mankementje aan uw schrijfmachine tel- kons dien knappen boekhouder noodig hebt om het weer in orde tc uvaken." Ya d er: „Vandaag niet zwemmen I" vvillem: „Waarom niet, vader?" V ader: „Omdat je over buikpijn klaagt 1" W illem: „Dan zal ik op mijn rug zwemmen, vader 1" In Artis. Dikke jongen: „Wat zou jc doen, als die leeuw eens los brak?" Magere dito: „Bij jou blijven, want als hij vleesch kan krijgen, zal hij wel geen beenen nemen 1" Het getal IIII op de klok. De eerste klok in Frankrijk werd in 1570 door Henri Nich vervaardigd en door hem aan koning Karei V geschonken, die den bijnaam van „de Vijze" droeg. De goede Vorst was een zeer goed staatsman, maar niettegenstaande dat stond zijn ontwikke ling op geen hoogen trap. Uit de kronieken blijkt namelijk, dat de Koning, 'toen men hem het geschenk overhandigde, daarmede heel blij was. Om echter te doen blijken, dat hij er ook eenig verstand van had, wilde hij er een klein gebrek aan ontdekken en zeide daarom tot den kunstenaar: „Je hebt de cijfers op de wijzerplaat ver keerd geschilderd." „Hoe dat zoo, Sire?' Nu, de vier wordt toch met vier éénen geschreven." „Majesteit, u vergist zich." „Ik vergis mij niet," voer de' Koning uit. Sedert aien tijd wordt, de vier, die an ders overal met IV werd voorgesteld, op de wijzerplaat door IIII voorgesteld Proeve van onderdanigen briofstyl. „Gij zult het mij vergeven, dat ik het- waag, u te verzoeken, mij wel te willen vergunnen, dat ik de vrijheid neme, of gij de goedheid zoudt willen hebben, mij te veroorloven, dat ik mij verstent, bij u aan te houden, mij het geluk te verleenen, dat ik u naderen mag, om u te zeggen, dat ik niets liever wenschte, dan in staat te zijn, u te toonen, hoe oneindig het mij verblijdt, dat mij het lot zoo gunstig is, waarop het oogenblik naderen zal, dat mij het genoegen ten deel zal vallen, u te ver zekeren, dat het mij onmogelijk is, door' woorden de gevoelens uit te drukken, die mijn hart bij de gedachte bestormen, datT uw goedheid mij aanspraak geeft, de hoop te koestenen, dat gij overtuigd zdjt, hoe diep, ja, hoe hartgrondig ik het besef, welk een voorrecht het is, dat ik de eer heb mij met de levendigste en innigsto hoogach ting te noemen Uw gehoorzaamste dienaar J. D.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 14