nooda van karakter; de harmonie van tem perament wordt daardoor te dikwijls bui tenshuis gezocht, ten nadeel© van de een heid van den huiselijken haard. Dat de zin voor het familieleven hierdoor ook niet bijzonder ontwikkeld is, is te begrijpen. De laatste tien jaren is hierin vel ver andering gekomen. Het jonge meisje be gint langzamerhand te begrijpen, dat zij een wezen is met een verantwoordelijk heidsgevoel, dat zich rekenschap dient te geven van haar daden. Dr- het niet moeder is, die den schoonzoon v- een geheel le ven moet verdragen, maa zij zelve. Dat het dus haar belang is, zelfstandig to leeren oordeelen, en dat bet hebben van een oordeel niet onvrouwelijk behoeft te wezen. Een vrijere opvoeding en de invoe ring van sport, van lichaamsoefeningen zul len èn den jongen man èn het jonge meiïr- je brengen tot een sterke, gezonde, onaf hankelijke levensopvatting, die h.:->r on- middellijken terugslag op het huwelijk eu het familieleven hebben zal. Het benriiddeliitgs-bureau tot plaatsing van dienstboden der afd. Den Haag van den Alg. Ned. Dienstbodenbond. Verschenen is het jaaroverzicht van Mei 1905 tot Mei 1906 van bovengenoemd be middelingsbureau. Tegenover 430 aanvragen om be trekkingen stonden 460 aanbiedingen. Hoe wel dus het aanbod de aanvrage overtrof, heeft het bureau toch lang niet aan alle aanvragen kunnen voldoen. Het bureau stelt namelijk een onderzoek in èn naar de dienstbode, dio zich aanbiedt, èn naar de betrekking, die' epen is. Slechts zoo beiden voor elkaar passen, gaat het bu reau tot plaatsing over. De voorwaarden, waarop het bureau ver huurt, zijn de navolgende: Dag- en Nachtdienstboden. 1. Do betaling van het loon geschiedt maandelijks. 2. De opzegging der betrekking ge schiedt van weerskanten minstens zes we ken van te voren. 3. De dienstbode heeft twee vrije avon den per week, bovendien des Zondags en erkende Christelijke feestdagen beurte lings een vrijen morgen of middag en avond. 4 Zij heeft recht tp voldoende voe ding, goede ligging (bed vc'or zich alleen), den ncodigen rusttijd en een humane be handeling. 5. Zij heeft recht op een jaarlijksche vacantie van minstens tien dagen in den zomer. 6. Het is haar vergund in haar vrijen tijd beperkt bezoek te ontvangen. 7. Zij is vrij in het al of niet dragen van een muts. 8. De dienstbode ontvangt geen gods penning, geen nieuwjaars-, geen kermis- foci, maar ontvangt daarvoor 10 pCt. ver hooging op liet salaris. 9. Het is haar vergund in den winter de keukenkachel aan te hebben. 10. Voor iedere dienstbode wordb dertig gulden wascligeld per jaar betaald. 11. De werkgeefster is verplicht het bigendom barer dienstboden tegen brand schade te verzekeren. 12. Zooveel mogelijk beperking van ar beid op Zondag. Dagdienstboden. 1. De betaling van het loon geschiedt wekelijks. 2. Zij wordt niet weggezonden vóór het eten. 3. Haar werktijd begint niet vroeger en eindigt niet later dan halfacht met den noodigen rusttijd. 4. Zij heeft den eenen Zondag des mor gens en den anderen Zondag der, middags en des avonds vrij. 5. Zij heeft recht op goede en voldoen de voeding en een humane behandeling. 6. Zij heeft recht op een jaarlijksche vacantie van 10 dagen in den zomer. Van alle dienstboden mag geëischt wor den bekwaamheid in de werkzaamheden, waarvoor zij zich verhuren, stipte eerlijk heid en nauwgezette plichtsbetrachting. Op alle werkgeefsters rust do plicht haar dienstboden rechtvaardig t© behandelen. Van weerszijden worde gestreefd naar een aangename verhouding. Boonen-leggen. ,,De Meidoorn bloeit zoo zoetjes aan. Het is tijd van boonen-leggen." Zoo' spre ken de telers nu iu verschillende streken onzes lands. Elders heet het: St.-Job (Mei) legt men de boonen ,,met hals over kop." Do tijd van bc'onen-leggen is daarmee weer gekomen. Wie de gewoonte heeft ze reeds vroeg aan den grond toe te vertrou wen, loopt dikwijls gevaar een minder gun- stigen oogst te bekomen. Herhaaldelijk go- beurt het, dat nachtvorsten in het begin van Mei de boonstengeltjes die zich boven den grond vertoonden, geheel vernielden; waar de bladeren voor een gedeelte zijn ge raakt, heeft dit mede een nadeeligen in vloed op de verdere ontwikkeling, zoodat later gelegde ze spoedig inhalen en voorbij wassen. Men doet het best zich niet to zeer te haasten, maar het zachte, malsche, warme weder af te wachten. Boonen kunnen niet tegen koude; vooral natte koude verdragen zij slecht. In kleigrond rotten zij bij te veel kil vocht; in zandgrond staan ze te ,,prat- ten." De laatste helft van Mei is tijdig ge noeg, en als het land laag gelegen, kil eu vochtig is, nog beter tegen Juni. Trouwens, over te laat leggen hoort men veel minder klagen dan over te VToeg. "VViens boonen afgevroren of door de vorst zeer geraakt mochten zijn, doet het best nieuwe te leggen. Als het malschc, milde weder komt, dan staan ze weder di rect bcYen den grond. De zaaiboon bestaat uit een zaadhuid en een kiem, waaraan men twee zaadlobben, een pluimpje en een worteltje, onder scheidt. Zijn voor do boon nu de vc'edings- voorwaardenwater, lucht en warmte, ver vuld, dan wordt de zaadhuid rimpelig, de boon zwelt op, 't worteltje treedt naar bui ten en dringt lc'odreoht in den bodem. Is de wortel ongeveer 5 cM. lang, dan ont- doea zich de zaadlobben van de openge» barsten huid, zij bewegen zich met het tot stengel uitgegroeide pluimpje boven den grond en vallen weldra verschrompeld af. Het worteltje wordt de hcofdwortel, waar uit de zijwortels ontspringen, alle gedeelte lijk bezet met wortelharen: de organen, die het voedsel aanvoeren. Alle stengeldee- len ontstaan uit den oindknop van het pluimpje. Deze bestaat uit talrijke, jonge, dicht op elkaar staande bladeren, die des te kleiner zijn, naarmate z© zich dichter bij het einde, het groei punt, bevinden. In den hoek, dien elk blad met den stengel maakt, den oksel, bevinden zich zijknop pen, die tot zijstengels kunnen uitgroeien. Soms zijn deze stengels bezet met bladeren, 6om8 met bloesems, soms met beide. Bij de bespreking van boonen, hebben wij de snij-, prinsessen- of Kecrcnboonen op het oog, waarvan twee hoofdsoorten voorkomen, n.l. stok- en stambocnen. De naam drukt voldoende de soort uit. Alge meen werden de stokboonen voor de fijn ste gehouden; dit is geen reden om dc etamboonen minder te achten, vooral wan neer het aanschaffen van staken moeilijk heden geeft of te kostbaar wordt. De bereiding van den grond vraagt alle aandacht. De bodem moet flink diep om gespit zijn. Daarbij niet versch bemest. Beer moet geruimen tijd voor 't leggen zijn uitgegoten. Oude koemest of verteerde paardemost leenen zich er bijzonder toe. Wie hoofdzakelijk .cf alleen kunstmest wil gebruiken, moet humusrijken grond heb ben. Yijf kilogr. superphospbaat cp goe den kleigrond, met nog drie kilogr. op, lichteren en als de grond schraal is één kilogr. chili is een geschikte bijbemesting. Geheimen der Zee. Het vergaan van schepen heeft aan dui kers gelegenheid gegeven, den bodem der zee grondig te onderzoeken. Daarbij heeft: zich een jonge Eransche scheepsbouwer,; De Plury, onderscheiden, die met de hulpj van eeu door hem uitgevonden toestel een grooto diepte bereikte. Een soort metalen; pantser geeft De Plury elke bescherming; en dc'or middel van een scheikundige com binatie wc'rdt automatisch voor de adejn-i haling gezorgd. Hij heeft daarbij een won-, derlijko wereld ontdekt, welke tot nu toe, geen menschelijk oog bad gezien. De Plury deelde over zijn onderzeesche wederwaardigheden het volgende mede: Eerst heeft men een gevoel alsof men In een mijn neerdaalt, doch men gewent daan spoedig aan. Op con diepte van ongeveer negen voet vindt men reeds reusachtige) zeesterren in groote hoeveelheden. Do'or liet J water gezien, schijnen alle dingen vergroot en zoo s:hijnen ook de kwallen, reusachtig grc'ot. Men vergeet eerst geheel en al, dat men door den duikerhelm besckeqnd ia en heeft het gevoel alsof al deze weoke en slijmerige massa's aan jo gezioht blijven hangen. Wat dieper stuit men op troepen kleinen vonkenspattende visschen, dio als strooken licht koper stralen en zich in voortdurende' beweging bevinden. Op een diepte van on-j ge veer 162 voet komt men door dikke jnas- sa's algen, enkele hebben twintig dertig, meter lange armen, die, als hot ware door een spookachtig waas vervuld, zich om elk! deel van het lichaam slingeren. Dez© algen zijn een groot gevaar voor den duiker, da&rj zij zijn bewegingen belojmmeren en hem' met hun geweldige zwaarte naar beneden' trekken. Beneden 162 voet vindt men klei-, ne, op slangen gelijkende visschen van on-! gevccr drie voet lengte en andere bewoners, der diepte, die op dolfijnen gelijken. Deze' laatste werpen zich met kTacht op den dui ker, die licht bevangen wordt door doods angst, dat zij het vier duim dikke glas zouden verbrijzelen. Natuurlijk, zou do dood dadelijk introden, wanneer dit het geval werd. Nog erger monsters zijn de poliopen, die hun slijmerige vangarmen om den dapperen onderzoeker slingeren; daar zij echter laf hartig zijn, zien zij dadelijk van een aanval af, als zij met het metalen pantser van zijn duikerskostuum in aanraking komen. Even vreeselijk om a an te zien en veel dap perder zijn de reuzen krabben, waarvan en kele drie voet in doorsnede groot zijn. Op geringer diepte veranderen de visschen niet aanmerkelijk in vorm en aard. Eerst op een veel grooter© diepto wordt haar aard geheel anders. Tot nu toe is het onmogelijk ge weest, levende exemplaren van deze onder- zeesche wezens aan do oppervlakte te bren gen, want als zij boven ketuen, is ten ge- vclge van hot verminderen der waterdruk- king hun volumen verveelvoudigd. Daar al deze wezens vleescheters zijn, worden him groote piuilen dikwijls het graf van verongelukte schepelingen. Een merkwaar - digen indruk maakt bij deze onderzeesche onderzoekingen het licht, dat een zonder linge mengeling van violet en groen is. Idiosyncrasieën. Het woord idiosyncrasie Beduidt letter lijk: eigenaardige vermenging"; het geeft gevoelseigenaardigheden te kennen, bijv. tegenzin tegen bepaalde spijzen, welke ieder graag eet. In een philosophisch werk van Bcyle worden zeer wonderbare mededeelingen gedaan over het zwak van Bommige men- schen; eigenaardigheden, die zij met den besten wil niet konden bestrijden en afleg gen. Bcyle had een huisknecht, wiens

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 13