So. Hf65. LEIDSCH DAGBLAD, ZATIRDAC 28 AP3IL. TWEEDE BLAD. Anno 1906. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De Prinses. „Hot> Vaderland" schrijft: Onze lezers kennen de motie, door de aideeling Dordrecht van den "V r ij z.- Dca Bond ter Bondsvergadering ge bracht inzake samenwerking der linkac h e partijen. Wij achtten haar onaannemelijk, vooral met het oog op Gemeenteraadsverkiezingen, doch be groetten de indiening met vreugde, om dat daaruit bleek het besef der noodza kelijkheid van samenwerking links tegen- ever het rechtscbe bloc. Ook nadat de aideeling Dordrecht reeds vóór den aanvang der besprekingen de gemeenteraden uit haar motie had verwij derd, was geen der aanwezigen tot aan nemen bereid en trok Dcrdrecht haar ten slotte in. Dat deze een zoo weinig gun stig onthaal vend, is zeker aan de onhan digheid der opstellers te wijten. Hetzelfde verwijt treft de aideeling Middelharnis, die een amendement indiende, strekkende dat „overal, waar bij stemming en her stemming geen vrijzinnig-democraat oan- didaat is gesteld, de afdeelmgen tok of ficieel de candidaten van alle linksche partijen tegenover die der kerkelijke par tijen hebben te steunen". Ook dit „amen dement" eigenlijk een gewijzigde re dactie van het voorstel-Dordrec- - was goed bedoeld, maar weinig doordacht. Wanneer n.1. Dordrecht had kunnen be sluiten in do motie te doen blijken, dat haar bedoeling was tegencver een rechtsch bloo linksche samenwerking te plaatsen (bijv. door toevceging van de woorden: „in de huidige politieke constellatie") wij gek oven, dat deze motie, zoo zij niet was aangenomen, dan tocb een heel wat minder maJ figuur hud gemaakt. Dit blijkt duidelijk uit de gevoerde dis cussie. Dordrecht verklaarde toch in haar toelichting ongeveer woordelijk het volgen de: ,.De ccalitie rechts blijft een gevaar voor de vrijzinnige beginselen. Wij moe ten laten zien, dat wij, op vrij zinnig-de mocratisch standpunt staande, de vrijzin nige beginselen niet in gevaar willen bren gen. Bij de tegenwoordige constellatie moeten we uitspreken, dat wij zijn anti- cleric&al." En berecht merkte de afgevaar digde later op, dat, wilde men de vrijzin nige kiezers opvoeden in vrijzinnig-demo cratische richting, men moet rekening houden met de gevoelens van een groot deel van hen, die vrijzinnig zijn, zonder meer. Daarom dienden aldus de afge vaardigde, geheel in overeenstemming met Middelharnis' „amendement" de vrij zinnig-democraten overal, waar geen eigen candidaat was gesteld, de candidaten dei linkerzijde officieel en onomwonden te steunen. Tot zoover de verdediging. De aanval tegen de motie werd onder nomen door de af deelingen Utrecht, Win schoten, Leiden en dr. D. Bos. Utrecht wees op de mogelijkheid eenor andere politieke partijgroepoering, was dus o. i. wel tegen de redactie, maar niet tegen de bedoeling van de motie en zeker niet tegen 'n eventueel in "den door ons aam- gegeven zin gewijzigde motie. Evenzoo Winschoten, dat terecht meende, dat de tactiek van tijds- en plaatselijke omstan digheden afhankelijk is. Ook dit argument (goeddeels hetzelfde als dat van Utrecht) pleitte niet tegen een opgedrongen linksch bloo tegenover een rechtsch dito. En het zelfde geldt ten aanzien van de bedenking, door Leiden geopperd, dat de motie evenredige vertegenwoordiging onmogelijk maakte. Dit zou overweging verdienen, in dien hot instituut der evenredige verte genwoordiging op het puDt stond te wor den ingevoerdthans kon het zeker niet gelden tegen linksche samenwerking. Fetgeen dr. Bes aanvoerde ging zeer veel langs de Dordtscho motie heen naar de „Liberale Unie". Daarover liep het ech ter niet. En wat dr. Bos zeide over de motie zelve, kwam hiertp neer: „Er is geen reden voor deze motie; door haar aan te nemen, zouden wij erkennen, dat het bloc rechts even hecht ia als vóór 1W. En dr. Bos meende in de rechtsche 6b) Met geweld vestigde zij eindelijk haar gedachten op hetgeen het naast voor de hand lag: de overeenkomst met Boiaroz. Al haar zelfbeheersching bijeenroepend, ceide zij: „U is hier gekomen, edele Boiaroz, om den pnjs van onze nederlaag te ontvangen. Wij zijn even trouw aan onze verbintenis als u, Sire. Maar in tegenwoordigheid van mijn volk, en in naam van barmhartig heid en gerechtigheid, verzoek ik u, ons uitstel te verleenen. U is rijk en machtig, "wij gaan gebukt onder een laat, die te zwaar voor ons is, doch dien wij kunnen opheffen, indien ons eenige weinige jaren worden toegestaan om krachten op te doen. Id dit laatste uur van onze vijftienjarige schuld smeek ik u, om de lankmoedigheid, die gij zoo goed kunt verleenen. Op ver. zoek van mijn raadsleden stel ik persoon lijke trots en nationale waardigheid ter zijde, en vertrouw op de goedheid van 'uw hart. Wilt gij niet luisteren naar onze be de om vernieuwing van de overeenkomst, dan blijft er voor Grauslark slechts één weg open. Wij kunnen en willen onze eere schuld afdoen." Somber en onbuigzaam stond Boiaroz voor haar. Zij zag i nutteloosheid van haar pleidooi in. „Ik heb niet vergeten, edele vrouw, dat gij hier te gebieden hebt, niet ik. Ik ben dus slechte in zooverre verantwoordelijk coalitie scheuren te zien, die hij nog erger achtte (doch niet nader beschreef) dan die in de Amsterdamsche Beurs, van wel ke laatste de heer Bos evenwel vergat mede te deelen, dat het gevaar voor uit eenvallen nog zéér twijfelachtig is. Wij zouden meenen, dat, wanneer het cement der rechtsche coalitie loslaat, dit bij ver kiezingen uit de candidaatstellingen wel zal blijken en in dat geval is er dus geen sprake meer van een rechtsch „bloc". Toen na deze bedenkingen Dordrecht dan ook kwam verklaren, dat het doel der motiebereikt was, omdat mede gedeeld was, dat de vrijzinnig-democraten nog op hetzelfde standpunt staan van 21 Januari 1905, ja, teen begon het ons te schemeren en drongen zich bij ons de vra gen op, of de afdeeling Dordrecht dit dan nog niet wist eu of zij wel de aangewezen afdeeling was, om dergelijke moties van vérgaande strekking in te dienen. Het wetsontwerp op de hef fing van invoerrecht naar de waarde der goederen, hetwelk behoort tot die, welke de Kamer na het reces allereerst in de afdeclingen onder zoeken zal, werd door de „Nieuwe Rotterdam&ohe Courant" be sproken. Zij komt daarbij tot de slotsom, dat men een grove fout zou begaan door inbreuk te maken op bet in 1895 aangenomen stel sel. „Het is menac hen werk, dus niet vol maakt, doch wat zou men er voor in de plaats kunnen stellen, wij zeggen niet, dat beter ware, maar dat zelfs in de verte de vergelijking er mede zou kunnen door staan! Men boude ook wel in het oog, dat een stelsel, als het hier te lande sedert ecnige jaren aangenomene, veel van de daarmede verbonden bezwaren verliestin een land als Eet onze, waar de invoerrech ten matig zijn. Wanneer men, om zich te gen moeilijkheden bij de douane te vrij waren, een kleedingstuk, dat 250 waard is, voor 280 aangeeft, dan maakt dit een verschil aan invoerrecht van 1.50, dat in zulk een geval geen beteekenis heeft. Natuurlijk zijn er andere gevallen, waar in beieekenis moet worden toegekend aan elke kleinigheidmaar deze gevallen zul len zich het meest voordoen in den eigen lijken handel en aan handelaren zal het zeldeD veel moeite kosten, indien zij eer lijk hebben aangegeven, daarvan het be wijs te leveren. Terecht stelt de Regeering dus voor, de wet te handhaven op elk hoofdpunt, a! wil zij baar, door de ervaring geleerd, op enkele punten ook verbeteren." Schryvende over de Kinder wet- teninpraotijk, zegt het Kamerlid dr. w. H. Noleos id de „Venloosche Courant": Bij de toepassing dezer uit maatschap pelijk oogpunt zoo belangrijke wetten doen zich verschillende moeilijkheden voor. Dat kon wel niet einders. Zooals bij abc wetten, waaraan hot on volmaakte van menschenwerk kleeft, blij ken juist bij de toepassing de verschillen de leemten en gebreken. Zijn dan die leemten en gebreken be kend, dan is het weer de p li ebt van den wetgever of van de uitvoerende macht, om in allen ootmoed de leemten aan te vullen en do fouten te verbeteren. Bij de toepassing der Kinderwetten doen zich echter moeilijkheden voor van bijzon- deren aard. Immer», deze wetted rekenen op de sa menwerking van velen. Zij rekenen op de samenwerking van Regeering, rechterlijke macht, particulio- den in en buiten de voogdijraden, en niet in het minst van particuliere vereenigin- gen. Ik bepaal mij voor heden tot de samen werking tusechen Regeering en particuliere vereenigingen, stichtingen en instellingen- Ontbreekt deee samenwerking, dan kan er van een toepassing der Kinderwetten in den geeet van den wetgever zelfs geen spra ke zijn* voor de moeilijkheden, waarin gij u be vindt, dat ik een eerlijk sohuldeischer ben, die een eerlijke scuuld komt invorderen. Heden is het de 20ste November. Vijf tien jaren hebt gij gehad, om zooveel bij een te brengen, als deze dag van u eischL Moet ik boeten voor uw schuld? In het verdrag komt een artikel voor, dat wijst op een dergelijke mogelijkheid. Kunt ge uw schuld niet afdoen met goud, dan wordt, volgens het zesde artikel, in ruiJ daarvoor genomen: „Dat gedeelte van Graustark, dat ligt boven de lijn van het Oosten naar het Westen getrokken tuv- achen de provinciën Ganlook en Doswan, waaronder verstaan wordt: Doswan, Shel lotz, Varagan, Oeswald, Sesmai en Gat- tabatton." Aan Uwe Majesteit blijft de keus. Betaal het geld, of teeken het be sluit, waarbij aan Axph&nië do landen, in het verdrag bepaald, worden afgestaan Uitstel kan ik niet verleenen." „Toen dat verdrag werd opgemaakt, wist gij wel, dat wij in vijftien jaar zulk een kapitaal niet bijeen zouden kunnen brengen," zeide Halfont, in zijn veront waardiging zichzelven vergetend. Gaspon en anderen gaven hun instemming te ken nen. „Moet ik onderhandelen met de Prinses van Graustark, of met u, mijnheer?" vroeg Boiaroz ruw. „Gij onderhandelt met het volk van Graustark, waartoe ook ik behoor. Ik zal het besluit onderteekenen. Bij u helpt geen smeeken. De papieren, Gaspon, spoe dig I Deze zaak zou ik liefst snel willen afdoen," riep de Prinses. Haar wangen gloei o en en haar oogeu Immers, de voogdij over kinderen, wier ouders uit de ouderlijke macht ontzet of daarvan ontheven zijn, zal in de meeste gevallen aan deze vereenigingen, enz. op gedragen moeten worden. En tevens is gerekend op de mogelijk heid om in ruime mate kinderen, die tor beschikking der Regeering zijn gesteld, aan deze vereenigingen, enz. toe te vertrouwen. Die samenwerking bleef tot heden uit. Vooral om twee redenen: lo. Wijl aan de gestichten, waaraan de minderjarigen zullen worden toevertrouwd, voorwaarden gesteld worden, waartegen deze, naar ik meen zonder uitzondering, bezwaar hebben. Het geldt nl. do inrich ting der slaappLaotscn. 2o- Indien deze vereenigingen, stichtin gen, enz- zelf geen eigen gebouwen en ge stichten hebben, kunnen zij de minderja rigen, waarover zij de voogdij aanvaarden, alleen plaatsen in gezinnen en niet in ge stichten. Dit laatste bezwaar geldt met name voor het Liefdewerk voor Kinderbescherming van de Voreeniging van den H. Vincentius Het eerste geldt voor alle instellingen voor verwaarloosde en onverzorgde kinde ren- Beide bezwaren zijn echter niet onover komelijk Zij kunnen worden opgeheven. En derhalve moeten ze uit den weg wor den geruimd. Gebeurt dit niet, dan blijven de Kin derwetten juist in haar belangrijkste dee' buiten toepassing. Dan krijgt het particu lier initiatief, de medewerking van parti culieren bij de uitvoering van deze belang rijke wetten een knak, die niet te herstel len is. Gebeurt dit niet dan wordt het parti culier initiatief kopschuw voor samenwer king met de overheid op ander gebied, waar die samenwerking door velen wenscho- lijk wo»dt geacht. Gebeurt dit niet spoedig, dan vorflauwt de geestdrift en het vertrouwen, die van de zijde der particuliere vereenigingen voor de medewerking aan deze zaak onontbeer lijk zijn. Nu is in de vergadering van 5 April door den heer De Ridder verlof gevraagd aan de Tweede Kamer om aan den Minister van Justitie op oen nader te bepalen dag eenige inlichtingen te vragen „omtrent het feit, dat buiten toepassing blijft de bij de Kinderwetten geregelde opvoeding door stichtingen of instellingen van weldadig heid van onder liaar voogdij geplaatste of ter beschikking der Regeering gestelde minderjarige personen." Dat verlof werd verleend. Het is nu eenmaal de gewoonte, dat er een geruim en tijd verstrijkcD kan tusschen het aanvragen ©ener interpellatie, het be palen van d©d dag, waarop ze gehouden zal worden, cd het houden der interpel' tie zelve. In veol gevallen kan dat geoD kwaad. In dit geval is het echter m.i. te betreu ren, dat niet onmiddellijk tot het stellen der vragen e>n bet beantwoorden er van kon worden overgegaan. Nu kannen er na hot aanvragen van het verlof tot het houden van de interpellatie verscheidene weken vorloopen, alvorens ze kerheid verkregen wordt. En wefl zeer ten nadeele der zaak zelve. Intus8choQ worden misschien vele ge moederen, van weerskanten van Regee- ringazijde en van de zijde van het publiek gerustgesteld in afwachting van do in terpellatie. Dat zou nog meer te betreuren rijn. Ik voor mij hoop, dat én de Regeering, èn de vereenigingen, enz., haar bést zullen doen om de zaak in orde te brengen voor dat de interpellatie gehouden wordt. Van weerskanten is hierbij wat goeden •wil noodig en wat overleg. Waar samenwerking noodig is, wordt geen doel bereikt, als bij verschil van meening, ieder op zijn stuk blijft staan. En het gevaar bestaat, dat een van beide partijen of, wat ook voorkomt, ieder zoo zeer hecht aan eigen meening, dat hij in deze meening een beginsel ontdekt. Dan ontstaat er een geschil van princi- pieelen aard. vlamden. De zucht van de noordelijke ede len sneed haar door het hart. „Er bestond nog een voorwaarde," zeide Boiaroz haastig, nu hem belet werd, zijn smaadredenen voort te zetten. „De ui tie vering van oen man, die mijn z«oon ver moordde, zou van groote bctceekenie voor Graustark geweest rijn. Het is jammer, dat uw politie zoo weinig heeft kunnen uitrich ten." Dangloss voelde den steek. Yetive keek hem een oogenblik bezorgd aan. Toen ves tigde zij haar blik op het noodlottige docu ment, dat Gaspon voor haar op tafel gelegd had. De regels vloeiaen ineeD en namen een bloedkleur aan. Werktuiglijk nam zij de pon in de machteloozo vingers. Een 6nik rees op uit de borst van haar grijzen oom, en Gaspons hand beefde, toen hij het zegel van Graustark op tafel legde. „Het leven van den moordenaar had u kunnen "redden," ging Boiaroz voort, met een wnaakzuchtigen glimKach. Zij keek op cn bewoog de lippen, alsof zij iets wilde zeggen. Zij scheen echter geen woorden te kunnen vinden. Met een droevi- gen, gejaagden blik op de gezichten voor haar, boog zij zich voorover en zette blinde lings de pen op het papier. Het was dood stil. Eer rij echter een letter kon schrijven brak een barsohe stem, waarin triomf en verbazing tegelijweerklonken, de stilte af. „Hebt gij dan geen eergevoel?" De pen viel haar uit de handen, toen de verwachte voroordeeling kwam. Aller blik ken wendden zich naar het bleeke, trillende gelaat van Gabriël van Dawsbergen. Hij stond een eindje van rijn vrienden af em wees met de vinger naar aen troon. Een oogenblik staarde de Prinses, als versteend En dan is het, zooals de ervaring leert, met de samenwerking uit, on kan men zich van allo verdere moeite ontslagen ach ten. Plaatst ze zich op een practisch stand punt dan zal de llegcenng, die de voor waarden stelt, zich moeten afvragen„Is do voortreffelijkheid van het door mij voor geschreven stelsel van slaapplaat-sen zoo zeer boven allen twijfel verheven, dat ik den eisch van toepassing er van in geen omstandigheden mag opgeven?" En voor hot tweede gevalBestaat er wel voAdoonde grond voor de c .paling, dat ver eenigingen, enz. de haar toevertrouwde kindereu alleen in haar eigen gestichten mogen plaateen Luidt het antwoord ontkennend, dan kan de Regeering de moeilijkheden spoedig oplo6«en. hem aan Toen stond rij half op, en riep in wanhoop, met vlammende oogen, vol bit tere woede, tegen »ioar vervolger: „Wie heeft dio woorden geuit? Spreek op 1" „Ik, Gabriel van Dawsbergen! Waar is de gevangene, mevrouw klonk weer de stem „Die man is krankzinnig!" riep zij, ril lend in haar stoel terugzinkend. „Krankzinnig? Omdat ik doe wat ik heb beloofd 7 De Koningin van ontrouw over tuigen Mevrouw, ik wil aangehooTd wor- deD. Lorry is hier in het kasteel I'' „Hij is gekl" stiet Boiaroz uit, aio het eerst van allen oe spraak herkreeg Bij de deur werd het onrustig Buiten hoorde mon stemmen. „Gij zijt misleid I" hield Gab.iel vol; eenige stappen dichter bij den troon ko mend: „Uw afgod is een verraadster, een bedriegster I Ik zeg, dat hij hier is I Zij heeft hem gezien I Laat haar a'at besluit teekenen, als rij durft 1 Ik beveel u, Yetive van Graustark, den misdadiger uit te le veren 1" De poging, om den lasteraar te doen zwij gen, werd verijdeld door de plotselinge ver schijning van twee mannen. „Hier is hij I" riep een krachtige stem, en buiten adem en verwilderd drong Lorry tusscben do lijfwacht door, gevolgd door kapitein Quinnox, wiens bleek gelaat bloed sporen vertoonde. Een vreugdekreet ging op. Danglose en AJIode zagen er verbaasd eu verlicht uit. Harry Anguish wankelde, doch herstelde zich onmiddellijk, en wendde zijn blikken naar Gabriël, wions been en beefd n „Ik heb ded gevangene. Uwe Majesteit!" linge gebeurtenissen, die echter geluk kig sporadisch voorkomon. Het ware wel te wenschcn, dat do wereld even sterk go- roerd kon worden over de slachtoffers, dio ieder jaar op het gebied der mi dome nijverheid vallen, voor een groot deel teil gevolge van de onvoldoende maatregelen tot bescherming van des werkers leven- Maar die dingen laton de wereld vrijwel koud. In het gunstigo geval schudt men bij het lezen der jaarlijkscho cpgaven dier slachtoffers medelijdend oventjes liet hoofd Maar een drukte als p<vs wcor over de rampen van Napels en San-Francisco wordt daarvan niet gemaakt, ofschoon do nijvcrheidsslachtcffer8, dio ieder jaar m elk industrieland worden ger -takt, vnj wat talrijker zijn dan dio, wolko hun loven pas in bcido geuoomde catastrofen verlo ren zeide Quinnoz op schorren, ruwen toon Hij stond rnet rijn gevangene voor den troon, doch durfde zijn gebiedster niet aan zien. Zooals de twee mannen daar stonden, las-mon duidelijk op hun gelaat, wat er gebeurd was. De gevangene had den strijd gewonnen; hij had geweigerd het kasteel to verlaten en was Quinnox ontsnapt cn naar boven gestormd, waarop deze genoeg te genwoordigheid van geest had gehad, om rich to houden alsof hij Lorry met gewold hierheen gesleept had. „De gevangene!" riepen de noordelijke ©delen In een oogenblik was de gohcele troon zaal in rep en roer. „Tcekon dat besluit niet!" riep er een or- gons in een hoek. „Hier is uw man, prins Boiarozl'* schreeuwde een baron. „Quinnox heeft ons gered 1" bralde een ander. Do Prinses, bleek en onbeweeglijk als eon do ode, zat rech top in haar vorstenzetel. „01" kreunde zij eindelijk, CD hield de handen voor do oogen, als om niet to /ion wat or gebeurde. Gravin Halfont en Dagmar snelden naad haar toe, do laatste dood olijk ontsteld Zii wist meer dan de anderen. „Zijt gij de vluchteling?** vroeg Boiaroz. „Ik bon Grenfall Lorry. Is u Bolaro®!*- „De vader van den man, dien gij ver moord hob. O, wefk eer zaligheid 1" „Ik kan o alleen zeggen, Prins, dat ik \iv{ zoon niet gedood heb. Dat zweer ik vooc God 1" (Wordt oorvolffd.) Wij lezen in „D e Nieuwe Koo rier": Ontzottende rampen hebben de laatste weken de volkeren getroffen. Naast de ramp te Courrières, die wol- licht door boter toezicht en meerdere voorzichtigheid ware to voorkomen go- wcost, kwamen de ontketende natuur krachten, waartegen geen menschenkracht bestand is, dood cn entzetting brengen onder duizenden en duizenden. Uitbarsting van don Vesuvius, aardbeving to Formo sa (Japan) en de laatste dagen in Cali- fornie, waar behalve vele kleinere plaat sen een wereldstad als San-Francisoo ver woest is Zullen wij hier spreken van do straffen de Hand Gods, die de aarde treft wegens haai- ongeloof en zedenbederf Neen, dat kunnen wij niet, wijl bot don menscb niet gegeven is, Gods raadsbe sluiten te doorgronden. Christus leerde oai*, dat niet iedere ramp een straf is. Maar wel mogen wij zeggen, dat hier do Vingor Gods duidelijk zichtbaar is, om den mensch te wijzen op zijn oietigheid. In hun waanwijsheid bobben de men- scben gezegd, dat zij ricn niet meer ho kt mmereD om do wetten Gods; bijna geen enkel land der wereld, waarin men i n hot openhaar leven zich paal cn perk laat stellen door wat God gebiedt. Men vraagt zich enkel af, waarmee hot meeste te verdienen valt, of waardoor men zich beven andere volkeren kan ver heffen, en zulk doel wettigt alle middelen. En deze politiek wordt gevolgd zoowel in het oude Eurepa, als in de nieuwe wereld, waar de „dollar" koning is, en in hot opkomende Japan, dat dc stof vergoodt. Mon wi! geen rekening meer hcuden met God. En nu komen de natuurkrachten mot wereldschokkcndo rampen den rnenscb z" i kleinheid "o nietigheid verkondigen bij al zijn verwaandheid De mensch bouwt steden en paleizen in lange jaren van moeizaam werken on éón enkele aardschok doet dat heerlijk menschenwerk ineen storten als een kaartenhuis Zou dc mensch thans erkennen willen, dat bij niet is zijn eigen god, maar dat er een Machtige is boven hem ZaJ hij terugvindon in zijn hart het ge bed fcet dien Almachtige, evenals do ge redde mijnwerkers, die niet schroomden t» bekennen, dat zij gebeden hadden, mot al do kracht en vurigheid hunner harten, hoewel zij zoo lange jaren bot bidden ver leed hadden? Hopen wij het in volle vertrouwen op den barrohartigen Vader in den Hemel, die Zijne macht den menschen toont, om uit hetgeen wat wij rampen noemen, hot goede te doen geboren worden, In Gods handen immers zijn wij allen. Onder het opschriftCala/s br c'f en van el ken dag, redeneert „Hot Volk" aldus: „De catastrofen van Italië en Califor- nië, beide door do onbeteugelcndo revolu tionaire werking van het binnenste onzer planeet veroorzaakt, hebben vooral we gens het verlies van honderden monschen- levens de beschaafde wereld diep geroerd Dat is altoos het geval met zulke- plotse- „D«: Residenfciobodcf'- toekent hierby aan Deze redeneering gaat leolijk raank. Vooreerst: Waarom vergoot hc' blad de groote ramp te Courrières, waar toch ook nogaJ wat „drukte" om gemaakt is on welko tot groot hulpbetoon aanleiding gaf, niet het minst ran „burgerlijke" zij de? Do herinnering aan deze arbeiders- romp mocht zekor niet verstoren den in druk van het betoog, dat men heel wat minder ..drukte" maakt over „nijvorheids- sl ach tof fors", want juist hiermede had men te Courrières to doen. Bovondienis het niet zeer natuurlijk, dat plotselinge catastrofen als het drio- tal, waarover wij het nu hebben, groote ontroering teweeg brengen, een ontroering, dio intusschcn spoedig afneemt, zoodnv de eerste hulp verleend, de eerste ellondo gelenigd is? Niet aldus ia het. ten aanzien dor „nij ver hoidsslach bof fors". Zij vallen niet zoo opzienbarend met honderden en duizen den te gelijk, maar men weet, dat zij val len, gestadig vallen En daarom dan ook geen plotselinge opwellingen van schrik on hulp, maar een voortdurend ziTgon, opdat hot aantal slachtoffers der „risico van don arbeid" steeds geringer worde. Waarbof» anders Arbeida en Veiligheids wetten, met haar lange reeksen van voor schriften op zoo menig gebied? Wil „Hot V o 1 k" zeggen, dot er meer voorschriften konden rijn, dat do bestaan- do schorper moesten nageleefd, dan kun nen wij het eens wordon Maar roet een v"Msche redeneering, als in bovenstaand 8tukjo ligt pgesloten, kunnen wij ons niet. vereenigen Listig is die redeneering wel, maar hol is niet lastig, or het onjuiste van in to zien voor wie ovon wil nadenken. En dit zullen toch do „V o I k" zot» ook wel doen? Wat zal ons Ministerie doenl Acht maanden aldus „Do Nieu we Koorier" heeft het Ministcria tijd gehad om aan het Ncderlandschc volk zijn plannon bekend to maken. En nog weten wij ovonvoel als bij het optreden van hot nieuw© Ministorio. Wolko groote sociale wetten bobben wij le wachten Waar zal do Regeering de golden ter bestrijding van do stijgendo uitgaven vin don Dezo on zoovele andere vragen blijve zonder antwoord En toch heeft in dit Ministerie zitting een man als mr. V cogens, die zich vroo- ger nooit vercenigen kon mot zulke poli tiek van verstoppertje-spelen. Als men voorheen dr. Kuypor in hel nauw trachtte te brengen, met het aanha len van wat hij vroeger had geschreven, met zijn „oude plunje", wat zal dan de heer Veegens zoggen van het volgend stuk „oud plunje" door „De Standaard" uit do „Vragen des Tijds" van 1880 opgediept? Toon schreef do heer Veegens na het op treden in Augustus 1879 van het Ministe rieVan Lijnden van Sandcnburg: Zeven maanden zijn verloopcn sedert de optreding van een nieuw Ministerie, 8»-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5