So. Hf65.
LEIDSCH DAGBLAD, ZATIRDAC 28 AP3IL. TWEEDE BLAD.
Anno 1906.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De Prinses.
„Hot> Vaderland" schrijft:
Onze lezers kennen de motie, door
de aideeling Dordrecht van den "V r ij z.-
Dca Bond ter Bondsvergadering ge
bracht inzake samenwerking der
linkac h e partijen. Wij achtten
haar onaannemelijk, vooral met het oog
op Gemeenteraadsverkiezingen, doch be
groetten de indiening met vreugde, om
dat daaruit bleek het besef der noodza
kelijkheid van samenwerking links tegen-
ever het rechtscbe bloc.
Ook nadat de aideeling Dordrecht reeds
vóór den aanvang der besprekingen de
gemeenteraden uit haar motie had verwij
derd, was geen der aanwezigen tot aan
nemen bereid en trok Dcrdrecht haar ten
slotte in. Dat deze een zoo weinig gun
stig onthaal vend, is zeker aan de onhan
digheid der opstellers te wijten. Hetzelfde
verwijt treft de aideeling Middelharnis,
die een amendement indiende, strekkende
dat „overal, waar bij stemming en her
stemming geen vrijzinnig-democraat oan-
didaat is gesteld, de afdeelmgen tok of
ficieel de candidaten van alle linksche
partijen tegenover die der kerkelijke par
tijen hebben te steunen". Ook dit „amen
dement" eigenlijk een gewijzigde re
dactie van het voorstel-Dordrec- - was
goed bedoeld, maar weinig doordacht.
Wanneer n.1. Dordrecht had kunnen be
sluiten in do motie te doen blijken, dat
haar bedoeling was tegencver een rechtsch
bloo linksche samenwerking te plaatsen
(bijv. door toevceging van de woorden:
„in de huidige politieke constellatie")
wij gek oven, dat deze motie, zoo zij niet
was aangenomen, dan tocb een heel wat
minder maJ figuur hud gemaakt.
Dit blijkt duidelijk uit de gevoerde dis
cussie.
Dordrecht verklaarde toch in haar
toelichting ongeveer woordelijk het volgen
de: ,.De ccalitie rechts blijft een gevaar
voor de vrijzinnige beginselen. Wij moe
ten laten zien, dat wij, op vrij zinnig-de
mocratisch standpunt staande, de vrijzin
nige beginselen niet in gevaar willen bren
gen. Bij de tegenwoordige constellatie
moeten we uitspreken, dat wij zijn anti-
cleric&al." En berecht merkte de afgevaar
digde later op, dat, wilde men de vrijzin
nige kiezers opvoeden in vrijzinnig-demo
cratische richting, men moet rekening
houden met de gevoelens van een groot
deel van hen, die vrijzinnig zijn, zonder
meer. Daarom dienden aldus de afge
vaardigde, geheel in overeenstemming met
Middelharnis' „amendement" de vrij
zinnig-democraten overal, waar geen eigen
candidaat was gesteld, de candidaten dei
linkerzijde officieel en onomwonden te
steunen. Tot zoover de verdediging.
De aanval tegen de motie werd onder
nomen door de af deelingen Utrecht, Win
schoten, Leiden en dr. D. Bos.
Utrecht wees op de mogelijkheid eenor
andere politieke partijgroepoering, was
dus o. i. wel tegen de redactie, maar niet
tegen de bedoeling van de motie en zeker
niet tegen 'n eventueel in "den door ons aam-
gegeven zin gewijzigde motie. Evenzoo
Winschoten, dat terecht meende, dat de
tactiek van tijds- en plaatselijke omstan
digheden afhankelijk is. Ook dit argument
(goeddeels hetzelfde als dat van Utrecht)
pleitte niet tegen een opgedrongen linksch
bloo tegenover een rechtsch dito. En het
zelfde geldt ten aanzien van de bedenking,
door Leiden geopperd, dat de motie
evenredige vertegenwoordiging onmogelijk
maakte. Dit zou overweging verdienen, in
dien hot instituut der evenredige verte
genwoordiging op het puDt stond te wor
den ingevoerdthans kon het zeker niet
gelden tegen linksche samenwerking.
Fetgeen dr. Bes aanvoerde ging zeer veel
langs de Dordtscho motie heen naar de
„Liberale Unie". Daarover liep het ech
ter niet. En wat dr. Bos zeide over de
motie zelve, kwam hiertp neer: „Er is
geen reden voor deze motie; door haar
aan te nemen, zouden wij erkennen, dat
het bloc rechts even hecht ia als vóór
1W. En dr. Bos meende in de rechtsche
6b)
Met geweld vestigde zij eindelijk haar
gedachten op hetgeen het naast voor de
hand lag: de overeenkomst met Boiaroz.
Al haar zelfbeheersching bijeenroepend,
ceide zij:
„U is hier gekomen, edele Boiaroz, om
den pnjs van onze nederlaag te ontvangen.
Wij zijn even trouw aan onze verbintenis
als u, Sire. Maar in tegenwoordigheid van
mijn volk, en in naam van barmhartig
heid en gerechtigheid, verzoek ik u, ons
uitstel te verleenen. U is rijk en machtig,
"wij gaan gebukt onder een laat, die te
zwaar voor ons is, doch dien wij kunnen
opheffen, indien ons eenige weinige jaren
worden toegestaan om krachten op te doen.
Id dit laatste uur van onze vijftienjarige
schuld smeek ik u, om de lankmoedigheid,
die gij zoo goed kunt verleenen. Op ver.
zoek van mijn raadsleden stel ik persoon
lijke trots en nationale waardigheid ter
zijde, en vertrouw op de goedheid van 'uw
hart. Wilt gij niet luisteren naar onze be
de om vernieuwing van de overeenkomst,
dan blijft er voor Grauslark slechts één
weg open. Wij kunnen en willen onze eere
schuld afdoen."
Somber en onbuigzaam stond Boiaroz
voor haar. Zij zag i nutteloosheid van
haar pleidooi in.
„Ik heb niet vergeten, edele vrouw, dat
gij hier te gebieden hebt, niet ik. Ik ben
dus slechte in zooverre verantwoordelijk
coalitie scheuren te zien, die hij nog erger
achtte (doch niet nader beschreef) dan
die in de Amsterdamsche Beurs, van wel
ke laatste de heer Bos evenwel vergat
mede te deelen, dat het gevaar voor uit
eenvallen nog zéér twijfelachtig is. Wij
zouden meenen, dat, wanneer het cement
der rechtsche coalitie loslaat, dit bij ver
kiezingen uit de candidaatstellingen wel
zal blijken en in dat geval is er dus geen
sprake meer van een rechtsch „bloc".
Toen na deze bedenkingen Dordrecht
dan ook kwam verklaren, dat het doel
der motiebereikt was, omdat mede
gedeeld was, dat de vrijzinnig-democraten
nog op hetzelfde standpunt staan van 21
Januari 1905, ja, teen begon het ons te
schemeren en drongen zich bij ons de vra
gen op, of de afdeeling Dordrecht dit dan
nog niet wist eu of zij wel de aangewezen
afdeeling was, om dergelijke moties van
vérgaande strekking in te dienen.
Het wetsontwerp op de hef
fing van invoerrecht naar de
waarde der goederen, hetwelk
behoort tot die, welke de Kamer na het
reces allereerst in de afdeclingen onder
zoeken zal, werd door de „Nieuwe
Rotterdam&ohe Courant" be
sproken.
Zij komt daarbij tot de slotsom, dat men
een grove fout zou begaan door inbreuk
te maken op bet in 1895 aangenomen stel
sel.
„Het is menac hen werk, dus niet vol
maakt, doch wat zou men er voor in de
plaats kunnen stellen, wij zeggen niet,
dat beter ware, maar dat zelfs in de verte
de vergelijking er mede zou kunnen door
staan! Men boude ook wel in het oog, dat
een stelsel, als het hier te lande sedert
ecnige jaren aangenomene, veel van de
daarmede verbonden bezwaren verliestin
een land als Eet onze, waar de invoerrech
ten matig zijn. Wanneer men, om zich te
gen moeilijkheden bij de douane te vrij
waren, een kleedingstuk, dat 250 waard
is, voor 280 aangeeft, dan maakt dit een
verschil aan invoerrecht van 1.50, dat
in zulk een geval geen beteekenis heeft.
Natuurlijk zijn er andere gevallen, waar
in beieekenis moet worden toegekend aan
elke kleinigheidmaar deze gevallen zul
len zich het meest voordoen in den eigen
lijken handel en aan handelaren zal het
zeldeD veel moeite kosten, indien zij eer
lijk hebben aangegeven, daarvan het be
wijs te leveren.
Terecht stelt de Regeering dus voor, de
wet te handhaven op elk hoofdpunt, a!
wil zij baar, door de ervaring geleerd, op
enkele punten ook verbeteren."
Schryvende over de Kinder wet-
teninpraotijk, zegt het Kamerlid
dr. w. H. Noleos id de „Venloosche
Courant":
Bij de toepassing dezer uit maatschap
pelijk oogpunt zoo belangrijke wetten doen
zich verschillende moeilijkheden voor.
Dat kon wel niet einders.
Zooals bij abc wetten, waaraan hot on
volmaakte van menschenwerk kleeft, blij
ken juist bij de toepassing de verschillen
de leemten en gebreken.
Zijn dan die leemten en gebreken be
kend, dan is het weer de p li ebt van den
wetgever of van de uitvoerende macht, om
in allen ootmoed de leemten aan te vullen
en do fouten te verbeteren.
Bij de toepassing der Kinderwetten doen
zich echter moeilijkheden voor van bijzon-
deren aard.
Immer», deze wetted rekenen op de sa
menwerking van velen.
Zij rekenen op de samenwerking van
Regeering, rechterlijke macht, particulio-
den in en buiten de voogdijraden, en niet
in het minst van particuliere vereenigin-
gen.
Ik bepaal mij voor heden tot de samen
werking tusechen Regeering en particuliere
vereenigingen, stichtingen en instellingen-
Ontbreekt deee samenwerking, dan kan
er van een toepassing der Kinderwetten in
den geeet van den wetgever zelfs geen spra
ke zijn*
voor de moeilijkheden, waarin gij u be
vindt, dat ik een eerlijk sohuldeischer ben,
die een eerlijke scuuld komt invorderen.
Heden is het de 20ste November. Vijf
tien jaren hebt gij gehad, om zooveel bij
een te brengen, als deze dag van u eischL
Moet ik boeten voor uw schuld? In het
verdrag komt een artikel voor, dat wijst
op een dergelijke mogelijkheid. Kunt ge
uw schuld niet afdoen met goud, dan
wordt, volgens het zesde artikel, in ruiJ
daarvoor genomen: „Dat gedeelte van
Graustark, dat ligt boven de lijn van het
Oosten naar het Westen getrokken tuv-
achen de provinciën Ganlook en Doswan,
waaronder verstaan wordt: Doswan, Shel
lotz, Varagan, Oeswald, Sesmai en Gat-
tabatton." Aan Uwe Majesteit blijft de
keus. Betaal het geld, of teeken het be
sluit, waarbij aan Axph&nië do landen, in
het verdrag bepaald, worden afgestaan
Uitstel kan ik niet verleenen."
„Toen dat verdrag werd opgemaakt,
wist gij wel, dat wij in vijftien jaar zulk
een kapitaal niet bijeen zouden kunnen
brengen," zeide Halfont, in zijn veront
waardiging zichzelven vergetend. Gaspon
en anderen gaven hun instemming te ken
nen.
„Moet ik onderhandelen met de Prinses
van Graustark, of met u, mijnheer?"
vroeg Boiaroz ruw.
„Gij onderhandelt met het volk van
Graustark, waartoe ook ik behoor. Ik zal
het besluit onderteekenen. Bij u helpt
geen smeeken. De papieren, Gaspon, spoe
dig I Deze zaak zou ik liefst snel willen
afdoen," riep de Prinses.
Haar wangen gloei o en en haar oogeu
Immers, de voogdij over kinderen, wier
ouders uit de ouderlijke macht ontzet of
daarvan ontheven zijn, zal in de meeste
gevallen aan deze vereenigingen, enz. op
gedragen moeten worden.
En tevens is gerekend op de mogelijk
heid om in ruime mate kinderen, die tor
beschikking der Regeering zijn gesteld, aan
deze vereenigingen, enz. toe te vertrouwen.
Die samenwerking bleef tot heden uit.
Vooral om twee redenen:
lo. Wijl aan de gestichten, waaraan de
minderjarigen zullen worden toevertrouwd,
voorwaarden gesteld worden, waartegen
deze, naar ik meen zonder uitzondering,
bezwaar hebben. Het geldt nl. do inrich
ting der slaappLaotscn.
2o- Indien deze vereenigingen, stichtin
gen, enz- zelf geen eigen gebouwen en ge
stichten hebben, kunnen zij de minderja
rigen, waarover zij de voogdij aanvaarden,
alleen plaatsen in gezinnen en niet in ge
stichten.
Dit laatste bezwaar geldt met name voor
het Liefdewerk voor Kinderbescherming
van de Voreeniging van den H. Vincentius
Het eerste geldt voor alle instellingen
voor verwaarloosde en onverzorgde kinde
ren-
Beide bezwaren zijn echter niet onover
komelijk
Zij kunnen worden opgeheven.
En derhalve moeten ze uit den weg wor
den geruimd.
Gebeurt dit niet, dan blijven de Kin
derwetten juist in haar belangrijkste dee'
buiten toepassing. Dan krijgt het particu
lier initiatief, de medewerking van parti
culieren bij de uitvoering van deze belang
rijke wetten een knak, die niet te herstel
len is.
Gebeurt dit niet dan wordt het parti
culier initiatief kopschuw voor samenwer
king met de overheid op ander gebied,
waar die samenwerking door velen wenscho-
lijk wo»dt geacht.
Gebeurt dit niet spoedig, dan vorflauwt
de geestdrift en het vertrouwen, die van
de zijde der particuliere vereenigingen voor
de medewerking aan deze zaak onontbeer
lijk zijn.
Nu is in de vergadering van 5 April door
den heer De Ridder verlof gevraagd aan
de Tweede Kamer om aan den Minister
van Justitie op oen nader te bepalen dag
eenige inlichtingen te vragen „omtrent het
feit, dat buiten toepassing blijft de bij de
Kinderwetten geregelde opvoeding door
stichtingen of instellingen van weldadig
heid van onder liaar voogdij geplaatste of
ter beschikking der Regeering gestelde
minderjarige personen."
Dat verlof werd verleend.
Het is nu eenmaal de gewoonte, dat er
een geruim en tijd verstrijkcD kan tusschen
het aanvragen ©ener interpellatie, het be
palen van d©d dag, waarop ze gehouden zal
worden, cd het houden der interpel' tie
zelve.
In veol gevallen kan dat geoD kwaad.
In dit geval is het echter m.i. te betreu
ren, dat niet onmiddellijk tot het stellen
der vragen e>n bet beantwoorden er van
kon worden overgegaan.
Nu kannen er na hot aanvragen van het
verlof tot het houden van de interpellatie
verscheidene weken vorloopen, alvorens ze
kerheid verkregen wordt.
En wefl zeer ten nadeele der zaak zelve.
Intus8choQ worden misschien vele ge
moederen, van weerskanten van Regee-
ringazijde en van de zijde van het publiek
gerustgesteld in afwachting van do in
terpellatie.
Dat zou nog meer te betreuren rijn.
Ik voor mij hoop, dat én de Regeering,
èn de vereenigingen, enz., haar bést zullen
doen om de zaak in orde te brengen voor
dat de interpellatie gehouden wordt.
Van weerskanten is hierbij wat goeden
•wil noodig en wat overleg.
Waar samenwerking noodig is, wordt geen
doel bereikt, als bij verschil van meening,
ieder op zijn stuk blijft staan.
En het gevaar bestaat, dat een van beide
partijen of, wat ook voorkomt, ieder zoo
zeer hecht aan eigen meening, dat hij in
deze meening een beginsel ontdekt.
Dan ontstaat er een geschil van princi-
pieelen aard.
vlamden. De zucht van de noordelijke ede
len sneed haar door het hart.
„Er bestond nog een voorwaarde," zeide
Boiaroz haastig, nu hem belet werd, zijn
smaadredenen voort te zetten. „De ui tie
vering van oen man, die mijn z«oon ver
moordde, zou van groote bctceekenie voor
Graustark geweest rijn. Het is jammer, dat
uw politie zoo weinig heeft kunnen uitrich
ten."
Dangloss voelde den steek. Yetive keek
hem een oogenblik bezorgd aan. Toen ves
tigde zij haar blik op het noodlottige docu
ment, dat Gaspon voor haar op tafel gelegd
had. De regels vloeiaen ineeD en namen
een bloedkleur aan. Werktuiglijk nam zij
de pon in de machteloozo vingers. Een 6nik
rees op uit de borst van haar grijzen oom,
en Gaspons hand beefde, toen hij het zegel
van Graustark op tafel legde.
„Het leven van den moordenaar had u
kunnen "redden," ging Boiaroz voort, met
een wnaakzuchtigen glimKach.
Zij keek op cn bewoog de lippen, alsof
zij iets wilde zeggen. Zij scheen echter geen
woorden te kunnen vinden. Met een droevi-
gen, gejaagden blik op de gezichten voor
haar, boog zij zich voorover en zette blinde
lings de pen op het papier. Het was dood
stil. Eer rij echter een letter kon schrijven
brak een barsohe stem, waarin triomf en
verbazing tegelijweerklonken, de stilte af.
„Hebt gij dan geen eergevoel?"
De pen viel haar uit de handen, toen de
verwachte voroordeeling kwam. Aller blik
ken wendden zich naar het bleeke, trillende
gelaat van Gabriël van Dawsbergen. Hij
stond een eindje van rijn vrienden af em
wees met de vinger naar aen troon. Een
oogenblik staarde de Prinses, als versteend
En dan is het, zooals de ervaring leert,
met de samenwerking uit, on kan men
zich van allo verdere moeite ontslagen ach
ten.
Plaatst ze zich op een practisch stand
punt dan zal de llegcenng, die de voor
waarden stelt, zich moeten afvragen„Is
do voortreffelijkheid van het door mij voor
geschreven stelsel van slaapplaat-sen zoo
zeer boven allen twijfel verheven, dat ik
den eisch van toepassing er van in geen
omstandigheden mag opgeven?"
En voor hot tweede gevalBestaat er wel
voAdoonde grond voor de c .paling, dat ver
eenigingen, enz. de haar toevertrouwde
kindereu alleen in haar eigen gestichten
mogen plaateen
Luidt het antwoord ontkennend, dan
kan de Regeering de moeilijkheden spoedig
oplo6«en.
hem aan Toen stond rij half op, en riep
in wanhoop, met vlammende oogen, vol bit
tere woede, tegen »ioar vervolger:
„Wie heeft dio woorden geuit? Spreek
op 1"
„Ik, Gabriel van Dawsbergen! Waar is
de gevangene, mevrouw klonk weer de
stem
„Die man is krankzinnig!" riep zij, ril
lend in haar stoel terugzinkend.
„Krankzinnig? Omdat ik doe wat ik heb
beloofd 7 De Koningin van ontrouw over
tuigen Mevrouw, ik wil aangehooTd wor-
deD. Lorry is hier in het kasteel I''
„Hij is gekl" stiet Boiaroz uit, aio het
eerst van allen oe spraak herkreeg
Bij de deur werd het onrustig Buiten
hoorde mon stemmen.
„Gij zijt misleid I" hield Gab.iel vol;
eenige stappen dichter bij den troon ko
mend: „Uw afgod is een verraadster, een
bedriegster I Ik zeg, dat hij hier is I Zij
heeft hem gezien I Laat haar a'at besluit
teekenen, als rij durft 1 Ik beveel u, Yetive
van Graustark, den misdadiger uit te le
veren 1"
De poging, om den lasteraar te doen zwij
gen, werd verijdeld door de plotselinge ver
schijning van twee mannen.
„Hier is hij I" riep een krachtige stem,
en buiten adem en verwilderd drong Lorry
tusscben do lijfwacht door, gevolgd door
kapitein Quinnox, wiens bleek gelaat bloed
sporen vertoonde.
Een vreugdekreet ging op. Danglose en
AJIode zagen er verbaasd eu verlicht uit.
Harry Anguish wankelde, doch herstelde
zich onmiddellijk, en wendde zijn blikken
naar Gabriël, wions been en beefd n
„Ik heb ded gevangene. Uwe Majesteit!"
linge gebeurtenissen, die echter geluk
kig sporadisch voorkomon. Het ware wel
te wenschcn, dat do wereld even sterk go-
roerd kon worden over de slachtoffers,
dio ieder jaar op het gebied der mi dome
nijverheid vallen, voor een groot deel teil
gevolge van de onvoldoende maatregelen
tot bescherming van des werkers leven-
Maar die dingen laton de wereld vrijwel
koud. In het gunstigo geval schudt men
bij het lezen der jaarlijkscho cpgaven dier
slachtoffers medelijdend oventjes liet
hoofd Maar een drukte als p<vs wcor over
de rampen van Napels en San-Francisco
wordt daarvan niet gemaakt, ofschoon do
nijvcrheidsslachtcffer8, dio ieder jaar m
elk industrieland worden ger -takt, vnj
wat talrijker zijn dan dio, wolko hun loven
pas in bcido geuoomde catastrofen verlo
ren
zeide Quinnoz op schorren, ruwen toon
Hij stond rnet rijn gevangene voor den
troon, doch durfde zijn gebiedster niet aan
zien. Zooals de twee mannen daar stonden,
las-mon duidelijk op hun gelaat, wat er
gebeurd was. De gevangene had den strijd
gewonnen; hij had geweigerd het kasteel to
verlaten en was Quinnox ontsnapt cn naar
boven gestormd, waarop deze genoeg te
genwoordigheid van geest had gehad, om
rich to houden alsof hij Lorry met gewold
hierheen gesleept had.
„De gevangene!" riepen de noordelijke
©delen
In een oogenblik was de gohcele troon
zaal in rep en roer.
„Tcekon dat besluit niet!" riep er een or-
gons in een hoek.
„Hier is uw man, prins Boiarozl'*
schreeuwde een baron.
„Quinnox heeft ons gered 1" bralde een
ander.
Do Prinses, bleek en onbeweeglijk als eon
do ode, zat rech top in haar vorstenzetel.
„01" kreunde zij eindelijk, CD hield de
handen voor do oogen, als om niet to /ion
wat or gebeurde.
Gravin Halfont en Dagmar snelden naad
haar toe, do laatste dood olijk ontsteld Zii
wist meer dan de anderen.
„Zijt gij de vluchteling?** vroeg Boiaroz.
„Ik bon Grenfall Lorry. Is u Bolaro®!*-
„De vader van den man, dien gij ver
moord hob. O, wefk eer zaligheid 1"
„Ik kan o alleen zeggen, Prins, dat ik \iv{
zoon niet gedood heb. Dat zweer ik vooc
God 1"
(Wordt oorvolffd.)
Wij lezen in „D e Nieuwe Koo
rier":
Ontzottende rampen hebben de
laatste weken de volkeren getroffen.
Naast de ramp te Courrières, die wol-
licht door boter toezicht en meerdere
voorzichtigheid ware to voorkomen go-
wcost, kwamen de ontketende natuur
krachten, waartegen geen menschenkracht
bestand is, dood cn entzetting brengen
onder duizenden en duizenden. Uitbarsting
van don Vesuvius, aardbeving to Formo
sa (Japan) en de laatste dagen in Cali-
fornie, waar behalve vele kleinere plaat
sen een wereldstad als San-Francisoo ver
woest is
Zullen wij hier spreken van do straffen
de Hand Gods, die de aarde treft wegens
haai- ongeloof en zedenbederf
Neen, dat kunnen wij niet, wijl bot don
menscb niet gegeven is, Gods raadsbe
sluiten te doorgronden. Christus leerde
oai*, dat niet iedere ramp een straf is.
Maar wel mogen wij zeggen, dat hier
do Vingor Gods duidelijk zichtbaar is, om
den mensch te wijzen op zijn oietigheid.
In hun waanwijsheid bobben de men-
scben gezegd, dat zij ricn niet meer ho
kt mmereD om do wetten Gods; bijna geen
enkel land der wereld, waarin men i n
hot openhaar leven zich paal cn
perk laat stellen door wat God gebiedt.
Men vraagt zich enkel af, waarmee hot
meeste te verdienen valt, of waardoor
men zich beven andere volkeren kan ver
heffen, en zulk doel wettigt alle middelen.
En deze politiek wordt gevolgd zoowel in
het oude Eurepa, als in de nieuwe wereld,
waar de „dollar" koning is, en in hot
opkomende Japan, dat dc stof vergoodt.
Mon wi! geen rekening meer hcuden met
God.
En nu komen de natuurkrachten mot
wereldschokkcndo rampen den rnenscb
z" i kleinheid "o nietigheid verkondigen
bij al zijn verwaandheid De mensch bouwt
steden en paleizen in lange jaren van
moeizaam werken on éón enkele aardschok
doet dat heerlijk menschenwerk ineen
storten als een kaartenhuis
Zou dc mensch thans erkennen willen,
dat bij niet is zijn eigen god, maar dat
er een Machtige is boven hem
ZaJ hij terugvindon in zijn hart het ge
bed fcet dien Almachtige, evenals do ge
redde mijnwerkers, die niet schroomden
t» bekennen, dat zij gebeden hadden, mot
al do kracht en vurigheid hunner harten,
hoewel zij zoo lange jaren bot bidden ver
leed hadden?
Hopen wij het in volle vertrouwen op
den barrohartigen Vader in den Hemel,
die Zijne macht den menschen toont, om
uit hetgeen wat wij rampen noemen, hot
goede te doen geboren worden,
In Gods handen immers zijn wij allen.
Onder het opschriftCala/s br c'f en
van el ken dag, redeneert „Hot
Volk" aldus:
„De catastrofen van Italië en Califor-
nië, beide door do onbeteugelcndo revolu
tionaire werking van het binnenste onzer
planeet veroorzaakt, hebben vooral we
gens het verlies van honderden monschen-
levens de beschaafde wereld diep geroerd
Dat is altoos het geval met zulke- plotse-
„D«: Residenfciobodcf'- toekent
hierby aan
Deze redeneering gaat leolijk raank.
Vooreerst: Waarom vergoot hc' blad de
groote ramp te Courrières, waar toch ook
nogaJ wat „drukte" om gemaakt is on
welko tot groot hulpbetoon aanleiding
gaf, niet het minst ran „burgerlijke" zij
de? Do herinnering aan deze arbeiders-
romp mocht zekor niet verstoren den in
druk van het betoog, dat men heel wat
minder ..drukte" maakt over „nijvorheids-
sl ach tof fors", want juist hiermede had
men te Courrières to doen.
Bovondienis het niet zeer natuurlijk,
dat plotselinge catastrofen als het drio-
tal, waarover wij het nu hebben, groote
ontroering teweeg brengen, een ontroering,
dio intusschcn spoedig afneemt, zoodnv
de eerste hulp verleend, de eerste ellondo
gelenigd is?
Niet aldus ia het. ten aanzien dor „nij
ver hoidsslach bof fors". Zij vallen niet zoo
opzienbarend met honderden en duizen
den te gelijk, maar men weet, dat zij val
len, gestadig vallen En daarom dan ook
geen plotselinge opwellingen van schrik
on hulp, maar een voortdurend ziTgon,
opdat hot aantal slachtoffers der „risico
van don arbeid" steeds geringer worde.
Waarbof» anders Arbeida en Veiligheids
wetten, met haar lange reeksen van voor
schriften op zoo menig gebied?
Wil „Hot V o 1 k" zeggen, dot er meer
voorschriften konden rijn, dat do bestaan-
do schorper moesten nageleefd, dan kun
nen wij het eens wordon Maar roet een
v"Msche redeneering, als in bovenstaand
8tukjo ligt pgesloten, kunnen wij ons
niet. vereenigen
Listig is die redeneering wel, maar hol
is niet lastig, or het onjuiste van in to
zien voor wie ovon wil nadenken.
En dit zullen toch do „V o I k" zot»
ook wel doen?
Wat zal ons Ministerie doenl
Acht maanden aldus „Do Nieu
we Koorier" heeft het Ministcria
tijd gehad om aan het Ncderlandschc volk
zijn plannon bekend to maken. En nog
weten wij ovonvoel als bij het optreden
van hot nieuw© Ministorio.
Wolko groote sociale wetten bobben wij
le wachten
Waar zal do Regeering de golden ter
bestrijding van do stijgendo uitgaven vin
don
Dezo on zoovele andere vragen blijve
zonder antwoord
En toch heeft in dit Ministerie zitting
een man als mr. V cogens, die zich vroo-
ger nooit vercenigen kon mot zulke poli
tiek van verstoppertje-spelen.
Als men voorheen dr. Kuypor in hel
nauw trachtte te brengen, met het aanha
len van wat hij vroeger had geschreven,
met zijn „oude plunje", wat zal dan de
heer Veegens zoggen van het volgend stuk
„oud plunje" door „De Standaard"
uit do „Vragen des Tijds" van
1880 opgediept?
Toon schreef do heer Veegens na het op
treden in Augustus 1879 van het Ministe
rieVan Lijnden van Sandcnburg:
Zeven maanden zijn verloopcn sedert de
optreding van een nieuw Ministerie, 8»-