No. 14156. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 18 AP2IL. - TWEEDE BLAD. Anno 1000 Schoonmaak. PERSOVERZICHT. Marktberichten. FEUILLETON. De Prinses. In onze jeugd kenden wij een vierregelig ere je van dezen inhoud: ,De Maartsoho wind is boos en straf, Hij lijkt geïmproviseerde heeren; Hij roept voortdurend „hoeden af!" Goddank dat zij niet lang regeeren. 't Is waar, strenge koningen regeeren niet ng, ofschoon er wel uitzonderingen op jdien regel zijn. We kennen b.v. een vorstin, die ook lang piec gemakkelijk is en tooh vrij lang regeert en daarbij ©oms een verbond sluit met don Maartschen windkoning We noe men haar do schoonmaak en wij behoeven er ons niet voor te schamen, eeD gedachte eau haar te wijden, want ze is als een der twaalf hoofdmomenten van het leven, be- eongen door Van der Hoop, in zijn ,,Da- gucrreotypen". j Van der Hoop en zijn dichtstukjes zijn al een goed poosjo uit den tijd; maar van de schoonmaak kan men dat niet zeggen en het is ook niet zeer waarschijnlijk, dat het tooit zoover komen zal Doet men het niet in Maart, dan doet mon bet in April, zooals men dezer dagen hier en daar duidelijk kan zien. Zooals gezegd, de schoonmaak is bezon- genweinigen zullen ziob vermoedelijk ge roepen gevoelen dat voorbeeld 'te volgen; maar die zich tot heb onderwerp voelt aan getrokken, zal toch zeker het dichtvuur wel piet zien branden in de richting van een loflied. Althans, waar onze lieve Holland- Bche lente weer zoo traag is in het komen, daar wordt nog wel eens een weemoedige gedachte gewijd aan zekere zwarte juf frouw, die haar diensten heeft verricht en, zoo ze al niet afgedankt is, dan toch zeker gereed staat om naar do algemecne bewaar plaats, of naar den rommelzolder to ver huizen. Misschien is 't het beste, do zaak maar een beetje van den humoristischen kant te beschouwen; want het klagen baat ons toch niet. En bovendien, is er wel iets zóó gril lig, als een Hollandsche len'te? Die r blijft vooreerst nog in de maand en dat zegt heel wat. April weet ook niet wat zo wil en ia vol verrassingen, volstrekt niet alle van de Aangenaamste soort, en het zonnetje komt gewoonlijk nog voor den (lag als Rose in do Watervrees van Withuys: .Half in traantjes, half in lach, d' Oogjes luikend voor den dag." Bij zeer vden onzer natuurgenooten is de heilige schoonmaak nu al inge'tredeu. Dat zegt wat! Immers, éénmaal aangevangen is er geen houden meer aan, en zoo komen we dan van lieverlede te zitten op de puinhoo- pen cn moeten maar zien hoo de zaken mar cheer en 't Is een echte revolutie, die met afbre ken begint. Wat do dames betreft, die gevoe len zich daar best in thuis; maar de heeren der schepping moesten nu maar gevederd zijn en zoncior kosten oen reisje kurmen ma ken naar warmer e«n kalmer oorden. In die eezegende streken, nu ja, daar zouden ge noemde heeren, als zo over de schoonmaak gingen mopperen, wel verba/zend ondankbare wezens moeten zijn; ze kunnen 'n wandeling maken of kn-oflook en uien plantenmaar hier in ons goede Holland is 't heel wat an ders Een bovenst best land overigens, maar waar men niets geeu vergoeding vindt voor de rampen van dien verschrikkelijken tijd, aan revolutie en anarchisme herinno end, waarin alles met bezemen wordt gekeerd. Men zou wel een neilige moeten wezen om niet eens eventjes uit zijn humeur 'co gera ken. Dit is dan ook de reden waarom we tot ernstig werk buiten staat nu maar eens oen causerie, anders gezegd, praatje, over of naar aanleiding van de zeer gewaar deerde schoonmaak op het papier kladden. Ronduit gezegd ligt binnenkort het redao- tiebureau aan de beurt, en, wat er dan van „het licht der wereld" terecht moet komen, overgegeven aan de willekeur van zeep en soda? Gelukkig is het voor tegenwoordige nog niet zoo ver gekomen en wij mogen dan ook oonsbateeren, dat de „humeurigheid" haar toppunt nog niet bij ons heeft be reikt. Komt heb zoo ver, dan zullen wij zoo vrij zijn, als laatste verweermiddel to „staken", ten einde onze gemoedsgesteld heid niet van invloed te doen zijn op den toon onzer artikelen en daardoor ook onze geachte lezers te ontstemmen. Voor heb tegenwoordige is dan ook het water nog niet aan de lippen gekomen, en al moge onze voorraad van troostgronden niet onuitputtelijk wezen, voor het tegen woordige hebben wij er nog wel eenigo" in reserve, die wij ten slotte en na al ods gebabbel, wel even willen mededeehn. Mis schien, dat deze of gene cr nog iets in vindt, dat hem een hart onder den riem steekt. Nu en dan komt wel eens zoo'n lekker zonnestraaltje, zoo'n w onderstraaltje een nieuw en gansch ander licht over de dln- geD werpen. Zoo ook juist, terwijl wij aan deze regelen bezig waven, en dat gaf toch al weer dadelijk een andere richting aan de gedachten. Wij schijnen wol allen kin deren van licht en zonneschijn to wezen. Zie, zoo dachten wij, het zal 'toch wel weer heerlijk zijn ook, wanneer alles er zoo frisch en vroolijk en als nieuw uitziet; wanneer wij weer zoo vrij kunnen ademen, al het zwart en stof verdwenen zijn en het bin nen met het buiten, waar aTlos zich voor bereidt van den overgang tot een ander, verjongd leven, m harmonie is gebracht. De schoonmaak is ook een tijdperk van overgang, en nu is stellig iedere overgang in het algemeen, cn deze in het bijzonder, moeilijk; doch, wanneer zij weer 'tot het verleden© mogen gerekend worden, dan gevoelen wij ons meestal ook tot waardee- ring gestemd. Rien sans peine, zeggen onze zuidelijke naburen. En dan, zouden wij een heerlijk^ blijde lentebode, wel behoorlijk kunnen ont vangen, zouden wij wel naar waarheid kun nen genieten van het verjongde loven daar buiten, wanneer wij zelf en onze gansclie omgeving inet de eerstelingen der natuur niet in reinheid en opgewektheid konden wedijveren Laat ons dan maar, zoo lang het mogelijk blijft, tevreden ©n vol hoop, iaat ons ons klem kruisje met goeden moed dragen, dan zal de uitkomst ons wellicht des te meer beloonen. Onbewust trouwens, laten wij het maar eerlijk bekennen, zingen wij allen wel eens het liedje van verlangen mee naar de schoonmaak, die harmonie brengt; omdat, waar harmonie ontbreekt, het leven den echten 6tempel mist. NEMO. De „NederLandscho Maatschappij tot be vordering der Geneeskunst" heeft, zooals bekend' is, in haar onlangs gehouden buiten- gevono vergadering bn«r wonaohon uitgo sproken ten aanzien cener wettel ij ke regeling van ziekteverzeke ring. Over vrijwel allo vraagpunten schrijft ,,D ©Nieuwe Oouran t", die bij een wettelijke regeling dier verzekering rijzen behalve het toch ook zeer go wichtige punt* welke do kosten dezer ver zekering zulleD zijn en wie de kosten zullen dragen werd door de geneeskundigen een zeer beslist oordeel uitgesproken. Het blad' zou, alvorens het zijne te zeggen over een dier vraagpunten on het daarop gegeven antwoord, wel eerst willen nagaan „in hoe verre in het algemeen dc uitspraak dezer „deskundigen" als gezaghebbend moet wor den beschouwd." „Deskundigen"het spreekt wel van zelf, dat zij het zijn, waar over ziekte en de gevolgen van ziekte gesproken wordt. „Ook waar de kwestie der ziekte-verzeke ring aan do orde komt?" vraagt „De N. Courant" dan. Waarop ze antwoordt: „Ja, in zooverre zij meer nabij dan menig ander onze bestaande ziekenfondsen en hun werking kennen, waarbij echter reeds in het oog te houden valt, dat zij van hun eigenaardig doktersstandpunt over die fondsen oondeelen." De ervaring dezer mannen, met do bestaande fondsen opge daan, is zeer wetenswaardig en voor den wetgever een zeer te waardeeren vinger wijzing nopens de meest gewen schte rich ting. Doch de deskundigheid in deze aan gelegenheid' van legislatieven aard reikt dan ook niet vorder, meent het blad. „De ervaring met de medisch© zijde der ongevallenverzekering ten onzent heeft be wezen, dat er ook in Nederland minder nauwgezette geneeskundigen zijn, die de be langen van hun beurs doen voorgaan boven andere belangon. Over deze ontrouwe vak genoot en is door medici de staf gebroken; er zijn versohooningsgronden aangevoerd en men heefc getrachtde zaak als minder schuldig voor te stellen aan zij scheen. Toch zijn daarmee de feiten niet weerlegd. Wat wij eenvoudig in het licht willen stellen is derhalve,; dat het oordeel der medici over d'e wenseholijkste regeling, ook van deze verzekering, slechts onder bene fice van inventaris kon worden aanvaard.'' O. a. kwam op de vergadering ook de vraag aan de ordo: Aoht gij hec noodig of wenschelijk, dat naast de districtszicken- kassen worden toegelatenA. erkende zie kenkassen; B. ondememersziekenkas8on? De vergaderde leden der Maatschappij be antwoordden met 114 stemmen vóór en slechts 9 tegen, alchis: „dat uitsluitend dist-riócs-ziekenkasen zouden worden toége- laten." „Dat wil dus zeggen", schrijft nD e N. Oouran fc": „alles door den Staat, alles van overheidswege. Noch van werklieden, noch van werklieden on hun werkgever, noch van workgovers, noch van „derden" wordt iets geduld of toegelaten. Is do aanmatiging wel aan de zijde der werklieden en aan dc werkgevers, wanneer zij tot de modioi zeggen: mot uw verlof, over de vraag of w ij ook kassen zouden kunnen oprichten, zouden wij ook, neen, wij vooral een woordje willen mcospre- kon i Inderdaad, hier word door do ver gaderde geneeskundigen over, doch zonder andere belanghebbenden een uitspraak ge daan. Hier werd tot hen gezegd: en al wil dst gij nu nog zoo graag zelf uw eigon zaken behartigen, gij werklieden, gij werk gevers wij medici willen, dat de Staat dat alles voor u doet. Geen erkende kas, geen ondememorekas. Over de voorwaar den van toelating valt zelfs niet te praton de strengste zouden niet streng genoeg zijn; deze kassen moeten eenvoudig wor den geweerd en daarmee uit. De uitspraak heeft ons verbaasd, niet alleen om hot in transigente, maar ook, omdat, voor zoover ons bekond, door medici, die over dit punt sohreven, veeleer een vrijzinniger standpunt was ingenomen Zoo was bijvoorbeeld dr. H. Burger indertijd over de slechte zieken fondsen ten onzen'c wel zeer slecht te spre ken, maar werd door hem niet op de we ring van andere aan districts-kassen aan gedrongen. Integendeel: hij noemde „als een in allo opziohten navolgenswaardig voorbeeld, het Algemeen Ziekenfonds voor Amsterdam, dat, na een bestaan van bijna 00 jaren, fckzvno unutr Hjui honderd duizend verzekerden dient." Het blad' houdt een krachtig betoog voor het recht van bestaan van andere dan dis tricts-zieken fondsen, en bestrijdt de stel ling van hot hoofdbestuur der Maatschap pij, als zou de ervaring in Duitsahland heb ben uitgewezen, dat deze boven alle andere 'co verkiezen zijn. Dan vervolgt „D e N i e u- wo Courant": „Voor die zoo goed mogelijke voorziening in behoefte aan medische hulp wil het hoofdbestuur geen concurrentie, waDt dio leidt wel tot premio-vcrlaging, doch niet tot relmaking der schadeloosstelling. Ja, zeker, zeggen wij, concurrentie sluit gij uit door den Staat een monopolio te geven. Maar zijt gij blind voor de gevaren van elk monopolie? En zoo gij niet me dici waart zoudt gij niet begrijpen, dat premie-verlaging voor sommigen (voor met- medici) wel iets waard is? Terwijl toch wet en wettelijk toezicht er zijn om er voor te zorgen da'c do premie-verlaging niet ten koste der behoorlijke voorziening wordt doorgedreven. En— daar gij medici zijt, zouden wij u wel willen vragen: smaakt sedert de invoering der ongovalle iverzi-ke- ring de verhouding van u, medici, tot den Staat en het Staatsorgaan zoo naar meer, dat gij in het vooraitzioht van ziektererze kering reeds luide roep'tOok hier allee van overheidsweg© 1" De ,,VanJDag-toKDagv-schrijvei1 in het „Handelsblad", sprekend over hot ongerief der atraatsc hender ij, dringt aan op snelle rechtsple ging als het eenig geneesmiddel. Ten allen tijde sohrijft hij is de straat-lummel in Nederland tot ongerief der fatsoenlijko menschen geweest. Ik las in een Old dagboek ouder datum G Februari 1818: „Telkens klagen onze dienstmeisjes, dat ze uit de avondkerk met- geheel bedorven kleederen tehuis moeten keeren. Kwaad aardige jongens werpen een bijtend vocht ik geloof olie van vitricol op haar kleederen en groote gaten worden er in gebeten. Bij het uitgaan der Oudo Kerk zijn tv es van onze dienstboden, brave, ordentelijke meisjes, dus gemolesteerd- Ik bon met "de bederven kleedingstukkeu onder den arm naar den burgemeester go- gaan, maar de politie zeide, „dat die kwa- jongons den duivel to vlug af zijn". Een strenge rechtspleging is noouig als zo go- vat worden." Dit toont lice oud het euvel is. Maar wat ik het cnduldbarc van het geval vind, is, dat het geneesmiddel voor de hand ligt... maar uiot wordt ter hand genomen. De troksohuit-rechtspraak der kanton gerechten belet olko verbetering. Hoe wil een agent van olko overtreding alles ont houden als na dogen, ja weken 1 de aan geklaagde terechtstaat? Hce omslachtig gaat alles Voert in onmiddellijk toiocUt-staau en dus zekero straf on openbaarma king van den naam der schuldigen en van aard van het misdrijf, don dag na dab hot geploegd is,... on binnen kort zouden de straatschenders aan hot kortste einde trekken 1 Do politie-reoktbanken, die 'e ochtends recht spreken over dronkenlappeu en straat-schend o re, den vorigon avond of nacht gevat, hebben in Londen wonderen gedaan, en Londen tolt vijf millioen inwo- noi-8 Waarom niet hier? Hebben wij die, dan krijgen dc agenten een geheel nieuwe macht on kracht. Nu is er niets zoo ontmoedigends voor een po litic-agent dan op to treden tegen bald- dodigheid. De straatslij pers weten hoe be trekkelijk zelden zij v\ straf krijgen. Maar iedcro burger dio niet volkomen maohte- loos is dc'or zwakte of ouderdom zou de agenteu gaarno helpen, als ze wïston, dat de kerel dio overlast aandeed, veeds don volgenden dag terecht zou staan. Dan herinnert men zich nog alles Daarvoor heeft men over om te helpen, of als getuige zich aan to bieden 1 Maar nu? Tot mijn groote voldooning heeft de burgemeester (van Amsterdam) ccn dag of wat geleden tok verklaard, dat „snelle rechtsplegingen het conige middel is, waar. dc'or verbetering kan komen." Dr. Bronsveld bespreekt in de „Stemmen voor Waarheid en Vrede" de ramp, die Z o o 1 a n d ge. treffen heoffc. Daaraan is het volgende out leeud. Wij zien in deze rampen echter niet het werk cn spel van blinde natuurkrachten- Met allo volken van alle tijden erkonnen wij, dat, waar zulke ongewone gebeurte nissen voorvallen, een Macht hooger dan die van menschen zich geldon doet. Maar verre zij van ons de gedachte, de zer dagen dc'or eon „gereformeerd" pre dikant uitgesproken, dat God door gesta dige regenvlagen in het najaar en nu door deD geweldigen watervloed Zijn groot en heilig ongenoogon heeft getoond ever don, voor do anti-revolutionairen ongun- stigen uitslag der Juni-verkiczingen in het algemeen, cn over de niet-herkiezing van den heer Pompe van Mccrdcncort in het bijzonder. Wij betreuren het om velo redenen, dat de heer Laman zich tot het uitspreken en wereldkundig maken van dit oordeel heeft laten verleiden. Het ligt voor de hand-, dat hij er aanleiding dc'or geeft tot een re pliek, die niet kaD strekken tot verhoo ging van onzen eerbied voor God- „Wie rijt gij, die don rand Gods ver duisterd met woorden zonder wetenschap?"- zoo zou men ook hier kunuen wagon. Hoe tastbaar ouzinnig is het, God te willen uarekenen. Waarom wordt Zeeland alleen gestraft, waar in den lande meer dan één kiesdistrict den anti-revolutionair verving door een liberaal? En is hot nu inderdaad mot do verblin ding Lp geestelijk gebied onder ons zóó ver gekomen, dat men God zich voorstelt als het Hoofd der anti-rovolutionairo partij l Waarom heeft Hij nu ook do vrien den van den heer Pcïnpc mee doen boe ten, en van hun drempel het water niot gekeerd, dat Hij zond om de liberalen te straffen Door woorden als die van den heer La- man wordt de geestelijke hoogmoed, hot farizeïsme gevoed, on wordt een gemeen schappelijke ramp, die do harten vortccdo- ren en tct elkander brengen moest, aan leiding tot een verbittering cn grootcr ver deeldheid. Zal de heer Laman zijn vrienden aan sporen, om geen giften aan to nomen van liberalen, dio hun te hulp willen komon? Hot ia to hopen, dat d© Zeeuwen uit don zwaren slag, dio hen trof, iets anders zul len afleiden cn leeren, dan hetgeen do heer Laman hun predikt. Trouwens, reeds veel t© lang hebben vole bewonors der Zecuwscho eilanden geluisterd naar fana tieke gereformeerde wc'ordvoerdors. Het „H andolsbl ad" beveelt, in verband met do vraag, of nikkelen don wel bron zon stuiverg zouden te verkiezen zijn, het denkbeeld non van nikkelen muntstukken met bronzen rand. Het bezwaar van meerdere kcst.cn acht het blad niot overwegend. Blijkens een schrijven in dat blad wer den aan 's Rijks Munt to Utrcoht- ander half of twee jaren geleden proeven van bewerking genomen voor het eerst nu in te vooron stuiverstuk. Er waren or van brons on or waren cr van nilckol, mot gat on zender gat. Maar cr waren ook aller keurigste stukjes van nikkel, met bronzen rand 1 Een ieder was hot cr vrijwel over eens, dat dio in ieder opzicht do voorkeur vcr- diondon. Maardie hebben wij mcor aangemaakt voor do noodigo verscheiden heid," werd gezegd„gekozen wonden die toch niet, omdat do kosten van bewer king wat duurder zijn". Alkmaar, 17 April. Vee, Tor groote voor- jaarsveemarkt waren aangevoerd 2968 Runderen. Pryzen hoog, handel /lug on oanvoor matig. kam ieu, 17 Apnl. Boter. Aangavoord 7800 KB. als: 875/8 v. f 23.— a 24.50 an 100/1G t. 1L60 a ƒ13.26; 100 stukken van KG. 66 n 67f c. i'urmerentl, 17 ApriL Aangev. 108 stapels Kaas, 26.a /81.de 60 KG. Boter. Aangov. 832 KG. ƒ1.20 a ƒ1.26 hot KG. Voe. 72 Runderen, vet vee f 0.64 a ƒ0.72 het KG., 7 PaArdon; 166 vetto Kalveren ƒ0.75 a 0.96 per KG., 6£4 auchtero id. 8 n 20 por stuk; 122 vette Varkens ƒ0.62 a 0.66 per KG. 64 magere id. 18 a 28.per stuk; 206 Biggen f 9 a 18 per stuk; 780 Sohapsn en Lammeren. Eiersn 3.a 8.60 per 100 stuks- Kievita eieron. Aaogeroord 1000 stuks, 11 n 12 c. llnndel stug. Sneek, 17 April. Boter. Aanvoer 23/4 en C/8 v. Prjjs late keur ƒ46.—. Bjj de verseuiging lsto keur ƒ46.a 2de keur a 3de kour a 4de keur a Fabrieksboter: Aanvoer 123/3 en 28/6 vn. Prjjs ƒ46.— a Kaas. Nagel- Aanvoor KG. Fabrieks- Vee. Aangevoerd: 207 Koeien, 44 Kalveren, 199 Schapon, 68 Lammeron, 122 Varkons, 14'J Biggen. Prijzen van vet vee per KG.: Runderen Kal veren Varkens 26 a 28 o., voor export ft o., Biggen Londen 24 a 26 o., üchapou Londen a o. Runderou, Schapen en Lammeren prijshoudend. Varkens gewild. emOuam, 17 April. Noteering van de Beurs- commiasie: Moutwyn ƒ8.per HL. Zonder lust ou zonder belasting. Spoeling 1.10 per kotel. Noteering van de Alakolaara: Moutwijn ƒ8.26, Jenever 12.26, Amsterd. proel 13.76. Noioenng Distillateurs: Moutwijn 8.26, Jenevor 12.26, Amsterd. prooi i 13.76. 60) Uit een wond, dwars over zijn voorhoofd, liep hot bloed, en hij was reeüs bewuste loos. Ontsteld dcor zulk een moedige opof fering, tilde hij den man op en legde hem op bed Uit een haastig ondorzock bleek, dat bet slechts eon huidwond was, en dat or geen sproke was van levensgevaar. Do bewaarder had zijn rol flink gespeeld en het wos nu de beurt van den gevangene, om even stellig en vastberaden te handelen. Ofschoon het hem speet, den armen kerel in dien toestand to moeten verlaten, verliet hij de cel, sloot onhandig de douren, en ging de trap af Er was hem gezegd, dat hij niet mcKïBt aarzelen, want het minste blijk van zenuwachtigheid zou zijn ontdekking ten gevolge hebben Met den helm diep in do oogen en den kraag opgezet, wandelde hij met f linken stap naar de lager gelegen verdieping. Op deze verdieping waren gevangenen, terwijl hij boven de eenige bewoner was Hij'liep reoht door, hier cn daar het licht van zijn lantaarn latende vallen, totdat hij in het groote portaal was. Hier ontmoette liij een bewaarder, die juist van buiten wae geko men en hem in de taal van het land iets toeriep. Hoe moest hij antw^ordon? Iets onverstaanbaars mompelend, liep hij door, trillend van angst, dat de man hem zou vragen te wachten. Het was een groote verlichting voor hem, toen hij eindelijk be merkte, dab niemand hem tegenhield. Stoutmoedig opende j de deur, die naar do .wachtkamer voor do bezoekera voerde. In bet volgende vertrek zaten drie slape rige gevangenbewaarders, die niet eens naar hom keken, to< hij langs hen ging. en in dc kamer van kapitein Dangloss kwam. De barsckc, oude kapitein zat te schrijven. De vluchteling bleef even staan alscf hij iets wilde zeggen, doch ccn scherp knikje van den kapitein en een veelbetee- k enen de hoofdbewogi .g zeiden hem, dat hij zich niet moest ophouden. Hij deed do deur open en werd ontvangen door een storm, zóó woest en geweldig, dat hij een oogenblik angst geveelde. „Een geschikte uochtl* mompelde hij, zich met kracht door den stortregen heen werkend naar do groote poort. Het kleine lichtje in het raam van den portier geleidde hom, zoodat hij, verblind door wind en regen, weldra voor de laatste afsluiting stond. Door het raampje loerend, zag hij den portier, dio op zijn stoel zat te sLapeD Bij het licht zocht hij uit do sleutels, die hij bij zioK had, één met een wit draadje er aan gebonden, idiet dien sleutel zou hij de poort kunnen openen, als niemand hem aanhield. Anders moest hij het wachtwooH „Danglcss" geven, en op zijn goc gestern te vertrouwen, dat men hem niets zou vra gen. De fortuin was met hem; zachtjes stak hij den sleutel in het groote slot en draai V hem om. De wind stond tegen do poort, en hij moest al zijn krachten inspannen, dat zij niet tegen oen muur zou slaan Het moeilijkste bleef hem nu nog te doen: de poort tegen den storm in te sluiten. Hij was op het punt, het In wanhoop maar op te geven, toen er een hand op zijn 6chouder werd gelegd cn i..nand hem influisterde: „Sstl Geon woord!" Hij kon zich bijna niet cp d© been hou den, zoo groot was de schok. Twee krach tige handen hielpen hem de deur in het slot to duwen, en hij begreep, dat dit de man was, dien hij zou ontmoet i aan den rechterhoek van den govaugenisauur. Het .wachten had hem zeker verveeld, cn daar hij zich in de duisternis cn den storm vei lig geveelde, was j rijn beschermeling, den ontsnapten gevangene, te gemoet go gaan. Hun gezamenlijke pogingen hadden de gewenschto uitwerking en samen ver volgden zij nu hun weg tegen het geweld van den storm in. ,,U is laat", riep do vreemdeling hem in hot oor. „Toch niet te laat, wel?" riep hij terug, den ander bij den arm grijpend. „Neen, maar wij moeten ons haasten." „Kapitein Quinnox, is u het?" „Pas cpDo storm heeft ooren en kan namen verstaan," waarschuwde de ander. Zoo snel zij konden stapten zij voort langs den donkeren straatweg, die geheel onder water stond. Lorry wist niet, waar heen hij ging en moest geheel vertrouwden op zijn geleider. Er scheen geen eind aan hun tccht te zullen komen, en ondanks zijn opgewondenheid begon bq vermoeid te wor den. „Hoe ver is het nog?" riep hij einde lijk. „Een klein eindje nog maar. Om den hoek staat het rijtuig". „Waarheen moet dat rijtuig mij bren gen?" vroeg hij. „Dat raag ik niet zeggen." „Zal ik haar vóór mijn vertrek zien?" „Daarop kan ik u niet antwoorden, mijnheer. Volgens mijn opdracht nr»ct ik u in het rijtuig doen plaats nemen eu naast den koetsior meerijden, totdat wij do plaats onzer bestemming bereikt bobben." „Het kasteel?" riep Lorry verheugd. „Neen, niet het kasteel," was het te- leurstcUond antwoord. Zij kwamen nu bij een groot, donker ge vaarte en hoorden vlak bij het getrappel ven paarden. Bij het rijtuig stond een solciaat, dio het portier voor den Ameri kaan open «-eed." „GauwStap in I" riep Quinnox. „Ik wil weten, of zij hierdoor ook in moeilijkheden kan geraken," vroeg Lorry, met den eenen voet op dc trede staan blij vend. ,,S'ca.p in 1'' beval de soldaat, die het portier openhield, en hem haastig vooruit duwde. Struikelend kwam Lorry terecht in bet rijtuig, waar alles droog on zindelijk was. Hij liad nog altijd de sleutels en do Lan taarn bij zich, waarvan hij de schuif had dichtgedaan, toen hij het voorplein van de gevangenis af was. Zien kon hij niet, maar hij wist, dat het een mooi rijtuig was. Buiten hoorde hij den soldaat, ter wijl hij op het punt was van uitstappen, zeggen „Dit rijtuig volbrengt een zeer dringen de opdracht voor Hare Majesteit, kapitein Het mag niot stilhouden." Een oogenblik daarna was hij in het rijtuig en had hij het portier dichtgesla gen. .Van het schokken voelde mïn dat Quinnox op den bok klom. „Maak het u maar een beetje gemakke lijk," zeidc de soldaat tot Lorry, die stijf rechtop on onrustig op zijn plaats zat. „Wij hebben een langen, zwaren rit vóór ons." XIX. Met een ruk ging hot rijtuig vooruit; hot ratelen der wjelon ging verloren in het ge wold van d i storm. Een poos zaten de tweo naast elkander zonder spreken .De aondor rolde, de regen kletterde, do wind huilde on alle akeligheden schenen zich te vereenigon in dien ontzettenden nacht. Lorry wa6 nieuwsgierig, waarhaen zij gin gen, waarom h geen bliksemstralen zag, of hij haar ooit zou wederzien. Duizend vra gen kwamen hem voor den geest. „Waar gaan wij heen?" vroeg hij, na dat zij een halve mijl ver gereden hadoon. „Naar een veiligo plaats", klonk het ant woord. „Dank u", zeide hij droogjes. „A propos, houdt julho er hier in dezen boek van de werela' geen bliksem op na? Ik heb van nacht nog geen onkelen straal gezien." „Dio komt hier heel weinig voor", luidde het korte antwoord. „Verduiveld weinig spraakzaam", doohfc Lorry. „Hoo ver t - vannacht?" vroeg Inj een oogenblik later. „Eon beel eind." „Dan trek ik uie natte jas uit; dio ia zoo zwaar als lood. Wil u de uwe ook niot uit trekken Hij trok dc regenjas uit en wierp haar op de voorbank met de sleutels cn do lantaarn er bij. Zijn metgezel aarzelde even en volg. de toon zijn voorbeeld. Hun natte helmen legden rij eveneens ai. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5