No. 14156.
LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 18 AP2IL. - TWEEDE BLAD.
Anno 1000
Schoonmaak.
PERSOVERZICHT.
Marktberichten.
FEUILLETON.
De Prinses.
In onze jeugd kenden wij een vierregelig
ere je van dezen inhoud:
,De Maartsoho wind is boos en straf,
Hij lijkt geïmproviseerde heeren;
Hij roept voortdurend „hoeden af!"
Goddank dat zij niet lang regeeren.
't Is waar, strenge koningen regeeren niet
ng, ofschoon er wel uitzonderingen op
jdien regel zijn.
We kennen b.v. een vorstin, die ook lang
piec gemakkelijk is en tooh vrij lang
regeert en daarbij ©oms een verbond sluit
met don Maartschen windkoning We noe
men haar do schoonmaak en wij behoeven
er ons niet voor te schamen, eeD gedachte
eau haar te wijden, want ze is als een der
twaalf hoofdmomenten van het leven, be-
eongen door Van der Hoop, in zijn ,,Da-
gucrreotypen".
j Van der Hoop en zijn dichtstukjes zijn
al een goed poosjo uit den tijd; maar van
de schoonmaak kan men dat niet zeggen en
het is ook niet zeer waarschijnlijk, dat het
tooit zoover komen zal
Doet men het niet in Maart, dan doet
mon bet in April, zooals men dezer dagen
hier en daar duidelijk kan zien.
Zooals gezegd, de schoonmaak is bezon-
genweinigen zullen ziob vermoedelijk ge
roepen gevoelen dat voorbeeld 'te volgen;
maar die zich tot heb onderwerp voelt aan
getrokken, zal toch zeker het dichtvuur wel
piet zien branden in de richting van een
loflied. Althans, waar onze lieve Holland-
Bche lente weer zoo traag is in het komen,
daar wordt nog wel eens een weemoedige
gedachte gewijd aan zekere zwarte juf
frouw, die haar diensten heeft verricht en,
zoo ze al niet afgedankt is, dan toch zeker
gereed staat om naar do algemecne bewaar
plaats, of naar den rommelzolder to ver
huizen.
Misschien is 't het beste, do zaak maar
een beetje van den humoristischen kant te
beschouwen; want het klagen baat ons toch
niet. En bovendien, is er wel iets zóó gril
lig, als een Hollandsche len'te? Die r blijft
vooreerst nog in de maand en dat zegt heel
wat. April weet ook niet wat zo wil en ia
vol verrassingen, volstrekt niet alle van de
Aangenaamste soort, en het zonnetje komt
gewoonlijk nog voor den (lag als Rose in
do Watervrees van Withuys:
.Half in traantjes, half in lach,
d' Oogjes luikend voor den dag."
Bij zeer vden onzer natuurgenooten is de
heilige schoonmaak nu al inge'tredeu. Dat
zegt wat! Immers, éénmaal aangevangen is
er geen houden meer aan, en zoo komen we
dan van lieverlede te zitten op de puinhoo-
pen cn moeten maar zien hoo de zaken mar
cheer en
't Is een echte revolutie, die met afbre
ken begint. Wat do dames betreft, die gevoe
len zich daar best in thuis; maar de heeren
der schepping moesten nu maar gevederd
zijn en zoncior kosten oen reisje kurmen ma
ken naar warmer e«n kalmer oorden. In die
eezegende streken, nu ja, daar zouden ge
noemde heeren, als zo over de schoonmaak
gingen mopperen, wel verba/zend ondankbare
wezens moeten zijn; ze kunnen 'n wandeling
maken of kn-oflook en uien plantenmaar
hier in ons goede Holland is 't heel wat an
ders Een bovenst best land overigens, maar
waar men niets geeu vergoeding vindt voor
de rampen van dien verschrikkelijken tijd,
aan revolutie en anarchisme herinno end,
waarin alles met bezemen wordt gekeerd.
Men zou wel een neilige moeten wezen om
niet eens eventjes uit zijn humeur 'co gera
ken. Dit is dan ook de reden waarom we
tot ernstig werk buiten staat nu maar
eens oen causerie, anders gezegd, praatje,
over of naar aanleiding van de zeer gewaar
deerde schoonmaak op het papier kladden.
Ronduit gezegd ligt binnenkort het redao-
tiebureau aan de beurt, en, wat er dan
van „het licht der wereld" terecht moet
komen, overgegeven aan de willekeur van
zeep en soda?
Gelukkig is het voor tegenwoordige nog
niet zoo ver gekomen en wij mogen dan
ook oonsbateeren, dat de „humeurigheid"
haar toppunt nog niet bij ons heeft be
reikt. Komt heb zoo ver, dan zullen wij
zoo vrij zijn, als laatste verweermiddel to
„staken", ten einde onze gemoedsgesteld
heid niet van invloed te doen zijn op den
toon onzer artikelen en daardoor ook onze
geachte lezers te ontstemmen.
Voor heb tegenwoordige is dan ook het
water nog niet aan de lippen gekomen, en
al moge onze voorraad van troostgronden
niet onuitputtelijk wezen, voor het tegen
woordige hebben wij er nog wel eenigo" in
reserve, die wij ten slotte en na al ods
gebabbel, wel even willen mededeehn. Mis
schien, dat deze of gene cr nog iets in
vindt, dat hem een hart onder den riem
steekt.
Nu en dan komt wel eens zoo'n lekker
zonnestraaltje, zoo'n w onderstraaltje een
nieuw en gansch ander licht over de dln-
geD werpen. Zoo ook juist, terwijl wij aan
deze regelen bezig waven, en dat gaf toch
al weer dadelijk een andere richting aan
de gedachten. Wij schijnen wol allen kin
deren van licht en zonneschijn to wezen.
Zie, zoo dachten wij, het zal 'toch wel weer
heerlijk zijn ook, wanneer alles er zoo frisch
en vroolijk en als nieuw uitziet; wanneer
wij weer zoo vrij kunnen ademen, al het
zwart en stof verdwenen zijn en het bin
nen met het buiten, waar aTlos zich voor
bereidt van den overgang tot een ander,
verjongd leven, m harmonie is gebracht.
De schoonmaak is ook een tijdperk van
overgang, en nu is stellig iedere overgang
in het algemeen, cn deze in het bijzonder,
moeilijk; doch, wanneer zij weer 'tot het
verleden© mogen gerekend worden, dan
gevoelen wij ons meestal ook tot waardee-
ring gestemd.
Rien sans peine, zeggen onze zuidelijke
naburen. En dan, zouden wij een heerlijk^
blijde lentebode, wel behoorlijk kunnen ont
vangen, zouden wij wel naar waarheid kun
nen genieten van het verjongde loven daar
buiten, wanneer wij zelf en onze gansclie
omgeving inet de eerstelingen der natuur
niet in reinheid en opgewektheid konden
wedijveren
Laat ons dan maar, zoo lang het mogelijk
blijft, tevreden ©n vol hoop, iaat ons ons
klem kruisje met goeden moed dragen, dan
zal de uitkomst ons wellicht des te meer
beloonen. Onbewust trouwens, laten wij het
maar eerlijk bekennen, zingen wij allen wel
eens het liedje van verlangen mee naar de
schoonmaak, die harmonie brengt; omdat,
waar harmonie ontbreekt, het leven den
echten 6tempel mist. NEMO.
De „NederLandscho Maatschappij tot be
vordering der Geneeskunst" heeft, zooals
bekend' is, in haar onlangs gehouden buiten-
gevono vergadering bn«r wonaohon uitgo
sproken ten aanzien cener wettel ij ke
regeling van ziekteverzeke
ring. Over vrijwel allo vraagpunten
schrijft ,,D ©Nieuwe Oouran t", die
bij een wettelijke regeling dier verzekering
rijzen behalve het toch ook zeer go
wichtige punt* welke do kosten dezer ver
zekering zulleD zijn en wie de kosten zullen
dragen werd door de geneeskundigen een
zeer beslist oordeel uitgesproken. Het blad'
zou, alvorens het zijne te zeggen over een
dier vraagpunten on het daarop gegeven
antwoord, wel eerst willen nagaan „in hoe
verre in het algemeen dc uitspraak dezer
„deskundigen" als gezaghebbend moet wor
den beschouwd."
„Deskundigen"het spreekt wel van
zelf, dat zij het zijn, waar over ziekte en
de gevolgen van ziekte gesproken wordt.
„Ook waar de kwestie der ziekte-verzeke
ring aan do orde komt?" vraagt „De N.
Courant" dan. Waarop ze antwoordt:
„Ja, in zooverre zij meer nabij dan menig
ander onze bestaande ziekenfondsen en hun
werking kennen, waarbij echter reeds in
het oog te houden valt, dat zij van hun
eigenaardig doktersstandpunt over die
fondsen oondeelen." De ervaring dezer
mannen, met do bestaande fondsen opge
daan, is zeer wetenswaardig en voor den
wetgever een zeer te waardeeren vinger
wijzing nopens de meest gewen schte rich
ting. Doch de deskundigheid in deze aan
gelegenheid' van legislatieven aard reikt
dan ook niet vorder, meent het blad.
„De ervaring met de medisch© zijde der
ongevallenverzekering ten onzent heeft be
wezen, dat er ook in Nederland minder
nauwgezette geneeskundigen zijn, die de be
langen van hun beurs doen voorgaan boven
andere belangon. Over deze ontrouwe vak
genoot en is door medici de staf gebroken;
er zijn versohooningsgronden aangevoerd en
men heefc getrachtde zaak als minder
schuldig voor te stellen aan zij scheen. Toch
zijn daarmee de feiten niet weerlegd.
Wat wij eenvoudig in het licht willen
stellen is derhalve,; dat het oordeel der
medici over d'e wenseholijkste regeling, ook
van deze verzekering, slechts onder bene
fice van inventaris kon worden aanvaard.''
O. a. kwam op de vergadering ook de
vraag aan de ordo: Aoht gij hec noodig of
wenschelijk, dat naast de districtszicken-
kassen worden toegelatenA. erkende zie
kenkassen; B. ondememersziekenkas8on?
De vergaderde leden der Maatschappij be
antwoordden met 114 stemmen vóór en
slechts 9 tegen, alchis: „dat uitsluitend
dist-riócs-ziekenkasen zouden worden toége-
laten."
„Dat wil dus zeggen", schrijft nD e N.
Oouran fc": „alles door den Staat, alles
van overheidswege. Noch van werklieden,
noch van werklieden on hun werkgever,
noch van workgovers, noch van „derden"
wordt iets geduld of toegelaten.
Is do aanmatiging wel aan de zijde der
werklieden en aan dc werkgevers, wanneer
zij tot de modioi zeggen: mot uw verlof,
over de vraag of w ij ook kassen zouden
kunnen oprichten, zouden wij ook, neen,
wij vooral een woordje willen mcospre-
kon i Inderdaad, hier word door do ver
gaderde geneeskundigen over, doch zonder
andere belanghebbenden een uitspraak ge
daan. Hier werd tot hen gezegd: en al wil
dst gij nu nog zoo graag zelf uw eigon
zaken behartigen, gij werklieden, gij werk
gevers wij medici willen, dat de Staat
dat alles voor u doet. Geen erkende kas,
geen ondememorekas. Over de voorwaar
den van toelating valt zelfs niet te praton
de strengste zouden niet streng genoeg
zijn; deze kassen moeten eenvoudig wor
den geweerd en daarmee uit. De uitspraak
heeft ons verbaasd, niet alleen om hot in
transigente, maar ook, omdat, voor zoover
ons bekond, door medici, die over dit punt
sohreven, veeleer een vrijzinniger standpunt
was ingenomen Zoo was bijvoorbeeld dr.
H. Burger indertijd over de slechte zieken
fondsen ten onzen'c wel zeer slecht te spre
ken, maar werd door hem niet op de we
ring van andere aan districts-kassen aan
gedrongen. Integendeel: hij noemde „als
een in allo opziohten navolgenswaardig
voorbeeld, het Algemeen Ziekenfonds voor
Amsterdam, dat, na een bestaan van bijna
00 jaren, fckzvno unutr Hjui honderd duizend
verzekerden dient."
Het blad' houdt een krachtig betoog voor
het recht van bestaan van andere dan dis
tricts-zieken fondsen, en bestrijdt de stel
ling van hot hoofdbestuur der Maatschap
pij, als zou de ervaring in Duitsahland heb
ben uitgewezen, dat deze boven alle andere
'co verkiezen zijn. Dan vervolgt „D e N i e u-
wo Courant":
„Voor die zoo goed mogelijke voorziening
in behoefte aan medische hulp wil het
hoofdbestuur geen concurrentie, waDt dio
leidt wel tot premio-vcrlaging, doch niet
tot relmaking der schadeloosstelling.
Ja, zeker, zeggen wij, concurrentie sluit
gij uit door den Staat een monopolio te
geven. Maar zijt gij blind voor de gevaren
van elk monopolie? En zoo gij niet me
dici waart zoudt gij niet begrijpen, dat
premie-verlaging voor sommigen (voor met-
medici) wel iets waard is? Terwijl toch wet
en wettelijk toezicht er zijn om er voor te
zorgen da'c do premie-verlaging niet ten
koste der behoorlijke voorziening wordt
doorgedreven. En— daar gij medici zijt,
zouden wij u wel willen vragen: smaakt
sedert de invoering der ongovalle iverzi-ke-
ring de verhouding van u, medici, tot den
Staat en het Staatsorgaan zoo naar meer,
dat gij in het vooraitzioht van ziektererze
kering reeds luide roep'tOok hier allee van
overheidsweg© 1"
De ,,VanJDag-toKDagv-schrijvei1 in het
„Handelsblad", sprekend over hot
ongerief der atraatsc hender ij,
dringt aan op snelle rechtsple
ging als het eenig geneesmiddel.
Ten allen tijde sohrijft hij is de
straat-lummel in Nederland tot ongerief
der fatsoenlijko menschen geweest.
Ik las in een Old dagboek ouder datum
G Februari 1818:
„Telkens klagen onze dienstmeisjes, dat
ze uit de avondkerk met- geheel bedorven
kleederen tehuis moeten keeren. Kwaad
aardige jongens werpen een bijtend vocht
ik geloof olie van vitricol op haar
kleederen en groote gaten worden er in
gebeten. Bij het uitgaan der Oudo Kerk
zijn tv es van onze dienstboden, brave,
ordentelijke meisjes, dus gemolesteerd-
Ik bon met "de bederven kleedingstukkeu
onder den arm naar den burgemeester go-
gaan, maar de politie zeide, „dat die kwa-
jongons den duivel to vlug af zijn". Een
strenge rechtspleging is noouig als zo go-
vat worden."
Dit toont lice oud het euvel is. Maar wat
ik het cnduldbarc van het geval vind, is,
dat het geneesmiddel voor de hand ligt...
maar uiot wordt ter hand genomen.
De troksohuit-rechtspraak der kanton
gerechten belet olko verbetering. Hoe wil
een agent van olko overtreding alles ont
houden als na dogen, ja weken 1 de aan
geklaagde terechtstaat?
Hce omslachtig gaat alles
Voert in onmiddellijk toiocUt-staau en
dus zekero straf on openbaarma
king van den naam der schuldigen en
van aard van het misdrijf, don dag na
dab hot geploegd is,... on binnen
kort zouden de straatschenders aan hot
kortste einde trekken 1
Do politie-reoktbanken, die 'e ochtends
recht spreken over dronkenlappeu en
straat-schend o re, den vorigon avond of
nacht gevat, hebben in Londen wonderen
gedaan, en Londen tolt vijf millioen inwo-
noi-8
Waarom niet hier?
Hebben wij die, dan krijgen dc agenten
een geheel nieuwe macht on kracht. Nu
is er niets zoo ontmoedigends voor een po
litic-agent dan op to treden tegen bald-
dodigheid. De straatslij pers weten hoe be
trekkelijk zelden zij v\ straf krijgen. Maar
iedcro burger dio niet volkomen maohte-
loos is dc'or zwakte of ouderdom zou
de agenteu gaarno helpen, als ze wïston,
dat de kerel dio overlast aandeed, veeds
don volgenden dag terecht zou staan. Dan
herinnert men zich nog alles Daarvoor
heeft men over om te helpen, of als getuige
zich aan to bieden 1
Maar nu?
Tot mijn groote voldooning heeft de
burgemeester (van Amsterdam) ccn dag
of wat geleden tok verklaard, dat „snelle
rechtsplegingen het conige middel is, waar.
dc'or verbetering kan komen."
Dr. Bronsveld bespreekt in de
„Stemmen voor Waarheid en
Vrede" de ramp, die Z o o 1 a n d ge.
treffen heoffc. Daaraan is het volgende out
leeud.
Wij zien in deze rampen echter niet het
werk cn spel van blinde natuurkrachten-
Met allo volken van alle tijden erkonnen
wij, dat, waar zulke ongewone gebeurte
nissen voorvallen, een Macht hooger dan
die van menschen zich geldon doet.
Maar verre zij van ons de gedachte, de
zer dagen dc'or eon „gereformeerd" pre
dikant uitgesproken, dat God door gesta
dige regenvlagen in het najaar en nu door
deD geweldigen watervloed Zijn groot en
heilig ongenoogon heeft getoond ever
don, voor do anti-revolutionairen ongun-
stigen uitslag der Juni-verkiczingen in het
algemeen, cn over de niet-herkiezing van
den heer Pompe van Mccrdcncort in het
bijzonder.
Wij betreuren het om velo redenen, dat
de heer Laman zich tot het uitspreken en
wereldkundig maken van dit oordeel heeft
laten verleiden. Het ligt voor de hand-,
dat hij er aanleiding dc'or geeft tot een re
pliek, die niet kaD strekken tot verhoo
ging van onzen eerbied voor God-
„Wie rijt gij, die don rand Gods ver
duisterd met woorden zonder wetenschap?"-
zoo zou men ook hier kunuen wagon.
Hoe tastbaar ouzinnig is het, God te
willen uarekenen. Waarom wordt Zeeland
alleen gestraft, waar in den lande meer
dan één kiesdistrict den anti-revolutionair
verving door een liberaal?
En is hot nu inderdaad mot do verblin
ding Lp geestelijk gebied onder ons zóó
ver gekomen, dat men God zich voorstelt
als het Hoofd der anti-rovolutionairo
partij l Waarom heeft Hij nu ook do vrien
den van den heer Pcïnpc mee doen boe
ten, en van hun drempel het water niot
gekeerd, dat Hij zond om de liberalen te
straffen
Door woorden als die van den heer La-
man wordt de geestelijke hoogmoed, hot
farizeïsme gevoed, on wordt een gemeen
schappelijke ramp, die do harten vortccdo-
ren en tct elkander brengen moest, aan
leiding tot een verbittering cn grootcr ver
deeldheid.
Zal de heer Laman zijn vrienden aan
sporen, om geen giften aan to nomen van
liberalen, dio hun te hulp willen komon?
Hot ia to hopen, dat d© Zeeuwen uit don
zwaren slag, dio hen trof, iets anders zul
len afleiden cn leeren, dan hetgeen do
heer Laman hun predikt. Trouwens, reeds
veel t© lang hebben vole bewonors der
Zecuwscho eilanden geluisterd naar fana
tieke gereformeerde wc'ordvoerdors.
Het „H andolsbl ad" beveelt, in
verband met do vraag, of nikkelen
don wel bron zon stuiverg zouden
te verkiezen zijn, het denkbeeld non van
nikkelen muntstukken met bronzen rand.
Het bezwaar van meerdere kcst.cn acht het
blad niot overwegend.
Blijkens een schrijven in dat blad wer
den aan 's Rijks Munt to Utrcoht- ander
half of twee jaren geleden proeven van
bewerking genomen voor het eerst nu in
te vooron stuiverstuk. Er waren or van
brons on or waren cr van nilckol, mot gat
on zender gat. Maar cr waren ook aller
keurigste stukjes van nikkel, met bronzen
rand 1
Een ieder was hot cr vrijwel over eens,
dat dio in ieder opzicht do voorkeur vcr-
diondon. Maardie hebben wij mcor
aangemaakt voor do noodigo verscheiden
heid," werd gezegd„gekozen wonden
die toch niet, omdat do kosten van bewer
king wat duurder zijn".
Alkmaar, 17 April. Vee, Tor groote voor-
jaarsveemarkt waren aangevoerd 2968 Runderen.
Pryzen hoog, handel /lug on oanvoor matig.
kam ieu, 17 Apnl. Boter. Aangavoord 7800 KB.
als: 875/8 v. f 23.— a 24.50 an 100/1G t. 1L60 a
ƒ13.26; 100 stukken van KG. 66 n 67f c.
i'urmerentl, 17 ApriL Aangev. 108 stapels Kaas,
26.a /81.de 60 KG. Boter. Aangov. 832 KG.
ƒ1.20 a ƒ1.26 hot KG. Voe. 72 Runderen, vet
vee f 0.64 a ƒ0.72 het KG., 7 PaArdon; 166 vetto
Kalveren ƒ0.75 a 0.96 per KG., 6£4 auchtero
id. 8 n 20 por stuk; 122 vette Varkens ƒ0.62
a 0.66 per KG. 64 magere id. 18 a 28.per
stuk; 206 Biggen f 9 a 18 per stuk; 780 Sohapsn
en Lammeren. Eiersn 3.a 8.60 per 100 stuks-
Kievita eieron. Aaogeroord 1000 stuks, 11 n 12 c.
llnndel stug.
Sneek, 17 April. Boter. Aanvoer 23/4 en C/8
v. Prjjs late keur ƒ46.—. Bjj de verseuiging lsto
keur ƒ46.a 2de keur a
3de kour a 4de keur a
Fabrieksboter: Aanvoer 123/3 en 28/6 vn. Prjjs
ƒ46.— a
Kaas. Nagel- Aanvoor KG. Fabrieks-
Vee. Aangevoerd: 207 Koeien, 44 Kalveren, 199
Schapon, 68 Lammeron, 122 Varkons, 14'J Biggen.
Prijzen van vet vee per KG.: Runderen Kal
veren Varkens 26 a 28 o., voor export ft
o., Biggen Londen 24 a 26 o., üchapou Londen
a o.
Runderou, Schapen en Lammeren prijshoudend.
Varkens gewild.
emOuam, 17 April. Noteering van de Beurs-
commiasie: Moutwyn ƒ8.per HL. Zonder lust
ou zonder belasting.
Spoeling 1.10 per kotel.
Noteering van de Alakolaara: Moutwijn ƒ8.26,
Jenever 12.26, Amsterd. proel 13.76.
Noioenng Distillateurs: Moutwijn 8.26, Jenevor
12.26, Amsterd. prooi i 13.76.
60)
Uit een wond, dwars over zijn voorhoofd,
liep hot bloed, en hij was reeüs bewuste
loos. Ontsteld dcor zulk een moedige opof
fering, tilde hij den man op en legde hem
op bed Uit een haastig ondorzock bleek,
dat bet slechts eon huidwond was, en dat
or geen sproke was van levensgevaar. Do
bewaarder had zijn rol flink gespeeld en het
wos nu de beurt van den gevangene, om
even stellig en vastberaden te handelen.
Ofschoon het hem speet, den armen kerel
in dien toestand to moeten verlaten, verliet
hij de cel, sloot onhandig de douren, en ging
de trap af Er was hem gezegd, dat hij niet
mcKïBt aarzelen, want het minste blijk van
zenuwachtigheid zou zijn ontdekking ten
gevolge hebben
Met den helm diep in do oogen en den
kraag opgezet, wandelde hij met f linken
stap naar de lager gelegen verdieping. Op
deze verdieping waren gevangenen, terwijl
hij boven de eenige bewoner was Hij'liep
reoht door, hier cn daar het licht van zijn
lantaarn latende vallen, totdat hij in het
groote portaal was. Hier ontmoette liij een
bewaarder, die juist van buiten wae geko
men en hem in de taal van het land iets
toeriep. Hoe moest hij antw^ordon? Iets
onverstaanbaars mompelend, liep hij door,
trillend van angst, dat de man hem zou
vragen te wachten. Het was een groote
verlichting voor hem, toen hij eindelijk be
merkte, dab niemand hem tegenhield.
Stoutmoedig opende j de deur, die naar
do .wachtkamer voor do bezoekera voerde.
In bet volgende vertrek zaten drie slape
rige gevangenbewaarders, die niet eens
naar hom keken, to< hij langs hen ging.
en in dc kamer van kapitein Dangloss
kwam. De barsckc, oude kapitein zat te
schrijven. De vluchteling bleef even staan
alscf hij iets wilde zeggen, doch ccn scherp
knikje van den kapitein en een veelbetee-
k enen de hoofdbewogi .g zeiden hem, dat
hij zich niet moest ophouden. Hij deed do
deur open en werd ontvangen door een
storm, zóó woest en geweldig, dat hij een
oogenblik angst geveelde.
„Een geschikte uochtl* mompelde hij,
zich met kracht door den stortregen heen
werkend naar do groote poort. Het kleine
lichtje in het raam van den portier geleidde
hom, zoodat hij, verblind door wind en
regen, weldra voor de laatste afsluiting
stond. Door het raampje loerend, zag hij
den portier, dio op zijn stoel zat te sLapeD
Bij het licht zocht hij uit do sleutels, die
hij bij zioK had, één met een wit draadje
er aan gebonden, idiet dien sleutel zou hij
de poort kunnen openen, als niemand hem
aanhield. Anders moest hij het wachtwooH
„Danglcss" geven, en op zijn goc gestern
te vertrouwen, dat men hem niets zou vra
gen.
De fortuin was met hem; zachtjes stak
hij den sleutel in het groote slot en draai
V hem om. De wind stond tegen do poort,
en hij moest al zijn krachten inspannen,
dat zij niet tegen oen muur zou slaan Het
moeilijkste bleef hem nu nog te doen: de
poort tegen den storm in te sluiten. Hij
was op het punt, het In wanhoop maar op
te geven, toen er een hand op zijn 6chouder
werd gelegd cn i..nand hem influisterde:
„Sstl Geon woord!"
Hij kon zich bijna niet cp d© been hou
den, zoo groot was de schok. Twee krach
tige handen hielpen hem de deur in het
slot to duwen, en hij begreep, dat dit de
man was, dien hij zou ontmoet i aan den
rechterhoek van den govaugenisauur. Het
.wachten had hem zeker verveeld, cn daar
hij zich in de duisternis cn den storm vei
lig geveelde, was j rijn beschermeling,
den ontsnapten gevangene, te gemoet go
gaan. Hun gezamenlijke pogingen hadden
de gewenschto uitwerking en samen ver
volgden zij nu hun weg tegen het geweld
van den storm in.
,,U is laat", riep do vreemdeling hem in
hot oor.
„Toch niet te laat, wel?" riep hij terug,
den ander bij den arm grijpend.
„Neen, maar wij moeten ons haasten."
„Kapitein Quinnox, is u het?"
„Pas cpDo storm heeft ooren en kan
namen verstaan," waarschuwde de ander.
Zoo snel zij konden stapten zij voort
langs den donkeren straatweg, die geheel
onder water stond. Lorry wist niet, waar
heen hij ging en moest geheel vertrouwden
op zijn geleider. Er scheen geen eind aan
hun tccht te zullen komen, en ondanks zijn
opgewondenheid begon bq vermoeid te wor
den.
„Hoe ver is het nog?" riep hij einde
lijk.
„Een klein eindje nog maar. Om den
hoek staat het rijtuig".
„Waarheen moet dat rijtuig mij bren
gen?" vroeg hij.
„Dat raag ik niet zeggen."
„Zal ik haar vóór mijn vertrek zien?"
„Daarop kan ik u niet antwoorden,
mijnheer. Volgens mijn opdracht nr»ct ik u
in het rijtuig doen plaats nemen eu naast
den koetsior meerijden, totdat wij do plaats
onzer bestemming bereikt bobben."
„Het kasteel?" riep Lorry verheugd.
„Neen, niet het kasteel," was het te-
leurstcUond antwoord.
Zij kwamen nu bij een groot, donker ge
vaarte en hoorden vlak bij het getrappel
ven paarden. Bij het rijtuig stond een
solciaat, dio het portier voor den Ameri
kaan open «-eed."
„GauwStap in I" riep Quinnox.
„Ik wil weten, of zij hierdoor ook in
moeilijkheden kan geraken," vroeg Lorry,
met den eenen voet op dc trede staan blij
vend.
,,S'ca.p in 1'' beval de soldaat, die het
portier openhield, en hem haastig vooruit
duwde.
Struikelend kwam Lorry terecht in bet
rijtuig, waar alles droog on zindelijk was.
Hij liad nog altijd de sleutels en do Lan
taarn bij zich, waarvan hij de schuif had
dichtgedaan, toen hij het voorplein van
de gevangenis af was. Zien kon hij niet,
maar hij wist, dat het een mooi rijtuig
was. Buiten hoorde hij den soldaat, ter
wijl hij op het punt was van uitstappen,
zeggen
„Dit rijtuig volbrengt een zeer dringen
de opdracht voor Hare Majesteit, kapitein
Het mag niot stilhouden."
Een oogenblik daarna was hij in het
rijtuig en had hij het portier dichtgesla
gen. .Van het schokken voelde mïn dat
Quinnox op den bok klom.
„Maak het u maar een beetje gemakke
lijk," zeidc de soldaat tot Lorry, die stijf
rechtop on onrustig op zijn plaats zat. „Wij
hebben een langen, zwaren rit vóór ons."
XIX.
Met een ruk ging hot rijtuig vooruit; hot
ratelen der wjelon ging verloren in het ge
wold van d i storm. Een poos zaten de
tweo naast elkander zonder spreken .De
aondor rolde, de regen kletterde, do wind
huilde on alle akeligheden schenen zich te
vereenigon in dien ontzettenden nacht.
Lorry wa6 nieuwsgierig, waarhaen zij gin
gen, waarom h geen bliksemstralen zag,
of hij haar ooit zou wederzien. Duizend vra
gen kwamen hem voor den geest.
„Waar gaan wij heen?" vroeg hij, na
dat zij een halve mijl ver gereden hadoon.
„Naar een veiligo plaats", klonk het ant
woord.
„Dank u", zeide hij droogjes. „A propos,
houdt julho er hier in dezen boek van de
werela' geen bliksem op na? Ik heb van
nacht nog geen onkelen straal gezien."
„Dio komt hier heel weinig voor", luidde
het korte antwoord.
„Verduiveld weinig spraakzaam", doohfc
Lorry.
„Hoo ver t - vannacht?" vroeg Inj
een oogenblik later.
„Eon beel eind."
„Dan trek ik uie natte jas uit; dio ia zoo
zwaar als lood. Wil u de uwe ook niot uit
trekken
Hij trok dc regenjas uit en wierp haar op
de voorbank met de sleutels cn do lantaarn
er bij. Zijn metgezel aarzelde even en volg.
de toon zijn voorbeeld. Hun natte helmen
legden rij eveneens ai.
(Wordt vervolgd.)