No. 14154. LEIDSCH DACBLAö, ZATERDAG 14 APaIL. TWEEDE BLAD. Anno 1906 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. 13© Prinses. Men ban in do Pers d 8. Laman, van Zicriksee, een oud-Leiacnaar, of beter zijn bekend schrijven od zijn daarop gevolgd ingezonden stuk, nog maar niet laten rus ten Eon gevolg daan-an is, dat wij hot ook nog niet kunnen doen Do „Mido elbu rgsche Coii- t a n t" zegt, na hot overnemen van bet in gezonden s'cuk: Billijkheidshalve deelen wij cïeze ophelde ring mee. Dominee La man overtuigde ons echter niet van zijn goed recht om te schrijven sooals hij docd. Hij had veel verstandiger gehandeld zich Sn bet geheel niet zoo onvoorzichtig uit te laten en de bedoelingen van het Opperwe- een, dat hij zegt 'ce vereeren, uit te leggen naar zijn bekrompen menachenverstand. En anderen hadden boter gedaan aan rijn rodoneering niet de eer te gunnen van een uitvoerige ernstige bespreking of voort te borduren op hetgeen hij als een stelling «verkondigde. Zulke ongerijmdheden stipt, men even aan of men neemt er een loopje mee. ,,H et Volk" spreekt de veronderstel ling nit, dat dominee Lnman blijkbaar onthutst is over do gevolgen van zijn stuk, en daarom schrijft, dat bij het niet zoo erg heeft bedoeld." En na een paar citaten uit zijn ingezonden stuk, zegt het blad: ,,Do dominee bedoelt met „ons" zeker zichzelf en zijn coalitievrienden. Indordaad heeft hij dan gelijk, dat „onzo" volkszon den in niet geringe mate zijn vermeerderd. Men denke slechts aan de sybrandiscering, 0. i de stelselmatige verleugcning van hot openbare leven." ,,D o Banier", orgaan van den Bond van kiesvcrcenigingcn op ohristelijk- historischen grondslag in Friesland, sohrijft over het artikel van ds Laman: Is bet vreemd, dat dit schrijven de aan dacht trokt Men zou nu, na.ar aanleiding daarvan, kunnen wijzen op de oudheid van de fout, waarin de schrijver verviel, op het be staande verband tusschon zonde en won- do, wat evenwel niemand rechtigt eigen machtig zitting te nomen in Gods Baad of het vergeten daarvan, dat het gericht begint, bij Gods huis, enz. "Wij zouden hier evenwel willen vragen, zonder een oogenlik te vergeten, dat wij hier een uiting, niet eencr partij, maar van een persoon, voor ons bobben: Vertoont zich hier niet boven do politieke wateren een seinlicht, dat een rood schijnsel van zicb geeft on dus op onveilig staat? Wat hior vooral in het oog springt, is do verheffing en vergodmg van, wat wij nu maar zullen noemen, de Christelijke coal i ti ©-pol iti ck - Zij la, naar liet gevoelen van den schrij ver, uit God en van God. Haar cere is die des Heeren. Haar nederlaag wordt door Gods oordeelen bezocht. Wat is hier hot. ware (als cr iets waars in is) en wat het onware, waardoor dit geheel o ergert en walgt? Moet cr ook niet op politiek gebied, naar Gods ordinantiën govra«agd Wij zijn dö laatsten, die het ontkennen. Mag dan, wie dat in oprechtheid doet, niet gelooven, dat hij in Gods weg is en dat hij daarin gezegend zal worden 1 Niets meer waar dan dit. Maar iets anders dan dit is, voorbij te zien, dat, indien Gods stempel staat op zijn weg, wij er onzen stempel naast zet ten in ons zondig en gebrekkig betreden er van en datr aangaande het kennen van Gods iwil en weg bet zeer ten deele ken nen nog bij ons is. Iets anders is, dit vergetende, den Naam •des Heeren aan onzen naam, Zijn eere aan onze eer, Zijn werk aao ons gebrekkig pogen zoo nauw te verbinden, dat zij in tekeren zin vereenzelvigd worden, dat met. onze cero Zijn core lijdt en dat, wie aan ons en aan onzen toeleg raakt, de hand verheft tegen den Hoogcn God Wie zich daaraan schuldig maakt, zon digt togen den ootmoed, die allereerst den Christen teekent, behaagt zicbzclvcn in droeve qchcpselvergoding, vergrijpt zicb aan de teerheid, waarmede het kind van God vreest, hetgeen van hcmzelven is niet duidelijk genoeg to doen onderschei den vaD hotgecn van God is, opdat de Naam des ITccren niet gelasterd worde, en hij is op den weg, die tot het meest krasse Farizeïsme leidt. En wat de gevolgen aangaat, wat het heiligste en reinste en teerste is, wordt neergetrokken in het slijk en stof van het woelen en strijden der menschen en bloot gegeven aan den ruwen greep van on heili gen spot. Ook het schrijven, dat wij citeerden en niet nader karakterisecren, droeg in do zen reeds vrucht. De Roomscbe „Gelderlander" vraagt en de vraag is ten volle verdiend ho© ds. L. het nu maakt met het land van Hulst, dat een candidaat der rechter zijde afvaardigde on toch mede door de rampen bezocht werd. Do „Nieuwo Rotterdamse he Üourant" blijft in den bezadigden toon en ziet in dit schrijven een afschrikwek kend voorbeeld van de overbrenging van politieke geschillen op het terrein van kerkelijke en godsdienstige opvattingen, van de wijze, waar- p do bekende anti these zicb ontwikkel! en uitgewerkt werdt onder ons volk. Maar in den toon van snijdenden spot vraagt in een „Ingezonden" in laatstge noemd blad een Doopsgezind predikant aan ds. L. of or misschien ook verband is tusschen het overgaan der meerderheid in den Kerke raad to Enkhuizen van do recht zinniger, die de v- >.innigen v~n hun rech ten beroofden in 1902 en het wegblijven van de ansjovis uit de wateren bij dio stad sedert hetzelfde jaar. Is het niet meer dan tijd, dat de waar schuwing gehoord worde, niet Eel. minst aan do rechterzijde, dat wie, hoe bij ook, christelijkol beginselen op politiek gebied zegt voor te staan, dit toch vóór alles op chistelijke wijze doe? Is bet niet dringend noodig te waken, dat hot heilige heilig gehouden worde, al- lerc.rst door wie zegt het met eerbied te hantccren Is cr geen weg van schepsclvergoding, die maar al to ijverig wordt betreden, waarop alle ootmoed ontbreekt cn waarop liet heilige wordt gelasterd? Hot schrijven van ds- L., op zichzelf ge nomen, zeker niet zooveel aandacht waard, geeft op al deze vragen een toestemmend en waarschuwend antwoord. Het zij, met het oog daarop, niet te vergeefs geschreven. Do „N i e u w 'o R o 11» e r d a ra s o h o Courant" zegt Tn een ingezonden stuk in „Dc Ncdor lander" geeft ds. Laman eenïge nadere toelichting van zijn artikel in het „Zcouwsch Kerkblad?1. Niet dat men dr. Kuypor beeft doen vallen, maar de wijze, waarop men hem bestreed, heeft zijn verontwaardiging opgewekt. Wij willen het gaarne aannemen; maar hij houdc het ons ten goede, dat iemand, dio het zoo opmerkelijk noemt, dat „vlak na den uit slag dor verkiezingen over Zeeland het onweer heeft gewoed', enz., grond geeft tot het vermoeden, dat hij (usschcn die straf cn den uitslag der verkiezingen ver band zoekt, en dat verband niet zou ge zien hebben, indien dc uitslag der verkie zingen anders ware geweest. Ook zijn ver klaring, dat do beproeving, die over Zee land kwam, heel Nederland treft, on dat hij haar niet wijt „aan Zeclands meer dere zonde", geldt do hoofdzaak niet, ofschoon toch opgemerkt mag worden, dal „Zeeland" door hem uitdrukkelijk word genoemd .,een land van ::waro ongerech tigheid," cd de niet-herkiezing van deD heer Poinpe in onmiddellijk verband werd gebracht met deD regen ©:i den watervloed. Wat de hoofdzaak betreft, schrijft ds. La-man: „Vervolgens heb ik ook niet apo dictisch beweerd, dat Zeelands rampeD slechte éón sohrede. „De Nederlander" noemt dit laatste een „wijsgecrige dwaling". Ods is dat wel. Dooh wie zich herinnert, tot wclko exoeesen de anti Vse werd uit gewerkt. on hoe do tegenstanders der (Christelijke" regoenng werden betitold, zal zich niet verwonderen, dat wij daarin ook een verklaring meenen te vinden van het verschijnsol, dat men het waagt te spreken van Godsoordeelcn over do politie- ko actio of den uitslag der verkiezingen. „De Nederlander" noemt het „in hooge mate ongerijmd, in de bedoeld© wijsgeorigo dwaling een exces te tien van d© staat kundige overtuiging, dat in een bepaald land on oen bepaalden tijd ook onzo kerke lijke ©n godsdienst:ge opvattingen eon fac tor op politiek gebiod behoOren to vormen." Inderdaad indien men de bekende geachio- denis der antithese zxx> onschuldig voor stelt, mag dat ongerijmd schijnen; maar wie de antithese in haar loop en ontwikke ling gevolgd hebben, zullen licht anders oordeelen. Wij houden ons overtuigd, dat er na een verkiozing, waarbij niet dc kreet was vernomen: vóór of tegen den Christus, maar bijv. vóór of tegen vrijheden of vóór of tegen algemeen stemrecht, het donk beeld van oen Godsoordeel bij niemand -ou zijn opgekomen. Gelijk men weet^ wil onzo Minister van Financiën een nieuw stuivorsstuk invoeren cn hot zilveren stuivertje aan het gebruik onttrekken. Krijgt Z. Ex. zijn zin, don zal het er een worden van brons, zoo groot en zwaar on geveer als een gulden. Hot „U t r e o h 18 o h Dagblad0 drijft den spot met het plan van den mi nister. „Do Spartanen atehrijft helt blad, „haddon alleon ijzoren munt. Dat waa door Lukourgus aldus bepaald, opdat zij zioh niet to veel aan weelde zou den overgeven. De oude Lukourgus waa een fijn mon- soh en kenner. Zulk een wetgevor van fijne en diepe menschenkeoni§ is nu ook onze tegenwoor dige minister van financiën. In tegenstelling met alle meer beschaaf de cn verfijnde natiën, om ons hoen, dra gon wij, Nederlanders, sinds onheuglijk© tijden een vracht bronzen oen ten met ons. Sinds een menschonloven genieten wij daar nog onze „grooten" bij, ter waarde van r it. Of liever, die genieten wij niet. Want sinds zij als geechikte reken penningen voor porronkaartjes of muntgas meters in gebruik kwamen, kan niemand zo krijgen als hij ze noodig hooft. En nu wenacht de minister dit systeem van Spartaansche volksopvoeding tot so berheid ©n gematigdheid, dezen strijd te gen weelde on woelJerigheid in het No- derlandsch volk te volmaken, door ons ook nog te zegenen met stuivers van brons tor grootte en zwaarte van zegge od schrijve: eon gulden. Het denkbeeld is inderdaad in elk op- zich voortreffelijk. Als meri voor oen waarde van een rijks daalder aan zulke stuivers met zioh om draagt, dan sleept men wellicht wel ten naaste bij een paar kilo's met zich mee. Men zal dus nog zuiniger worden dan dus ver, om do zwaarte van zijn geldbuidel maar niet al to veel te voelen. Onzo huisvrouw on zullen er op aandrin gen, dat niet als dusver, „alles een dub beltje", maar alios een stuiver kost. Dat spaart ten minste do helft van het gewiobt en do helft van de vermoeienis bij bood- schapgang of marktbezoek. Ook zulleo deze bronzen stuivers door hun formaat alleszins geschikt zijn om als gedenkpenningen te worden bewaarcL Was er ccn cx>gjo aan, dan kon men ze zelfs als bronzen medailles voor zuinig heid en vlijt op de borst hangen". Dit is nog niet het cenige voordooi, meent het blad. Wij zullen natuurlijk alieu nieuwe portetaonnaies noodig hebben, zoodat in de Duitsche lcderbrancbe, die zich met het vervaardigen van di© voor werpen bezig houdt, oen ongekend op bloeien hot gevolg zal zijn. Het voorne men van den Minister verdient dus in al lo opzichten warme waardcoring en erken ning. Er zijn nu wel lastige menschen, men schen, die alles beter willen weten, die be. wenen, dat eenig© jaren geleden zeker mo taal, nikkel, is ontdekt. Maar natuurlijk heeft de Minister van het bestaan van dit metaal ook wel gehoord. „Alleen maar geeft Z.Exc.," morkt 't „Utrechtsch Dagblad" cp, „in eerbiedwaardig streven naar behoud van hot aanwezige, aan het sinds praehistorischo tijdon bij de menschen gcbruikclijKo brons de voor keur". „Wij moeten terug naar zeden van Spartaanschon eenvoud f' roept het blad t-cn slotte uit. „En daarom" hoopt bot, „dat uit 's Rijks Munt niet alleen eerlang een re gen van bronzen stuivers ter grootte van oen gulden over Nederland mag worden uitgestort; maar dat deze stukken ook spoedig door bronzen dubcltjce ter grootte van een rijksdaalder mogen ver gezeld worden. Ook „D o (anti-rev.) Rottordam- ucr" acht nikkel veel beter. „Met bronzen guldons za! niemand in do toekomst voor zijn plcizior in den zak willen loopen, zcodat do invoering van het vijfcontetuk dan grootendeels haar doel zal missen. Moge dan ook onder don aandrang van vele Kamerleden worden besloten eon nieuw nikkelen muntstuk in te^ vceren. Is men bang voor verwarring met onzo kwartjes, welnu, dan make men er, ge lijk bij do Belgische munten, ccn opening in. En is men dan bevreesd voor verwarring met de Belgische munten, dan make men en opening grootor of ovaal". Do heer J. van der Steen, secretaris van de R.-K. Schooloommissio te Enschcdee, deed aan „D T'ij d" volgend schrijvon toekeJman. „Daar wij overtuigd zijn, dat het volgen de voor hot bijzondor onderwijs van botoekonis is, zouden wij gaarn© zien n dit in uw blad zou willen plaatsen op de wij zo, die u het meest geschikt voor komt om do aandacht van onzo mede besturen er op te vestigen. Zoudt u ook andoren bladen .willen verdoeken bet be richt over to nemen? De zaak is dozo: Bij de subeidie-aanvrago in 1907 moeten wcTdon overgelegd do quitanties van do salarissen dor onder wijzers. Daar wij dozo maandelijks uitkeeren, zon den or dua 12 quitanties noodig zijn (kos ten 12 maal 5 conté aan zegels). De vraag was nu of wij niet met éón quiitaatio konden volstaan. Wij wendden ons tot Z.Exc. den Minis ter van Binnenland soho ZakeD, die ons verwees naar H.H. Gedeputeerde Staten der provincie Ovorijsol, als hebbende in eorste instantie te beslissen over de al- of niot-goldigheid der o vergel egdo quitan ties. Do volgende vraag werd dus door ons god aan: Ia bet noodig, om d© zekerheid der sub- sidie-uitkeering t© verkrijgen, dat bij de aanvrage do maande lijksch© quitanties worden overgelegd, of kunnen wij mot éón quitantlo als bijgaand modol vol staan Hiercp ontvingen wij dezer dagen aid an b woord: „Het door n ingezonden model is vol doende". Niet alleon, dat het gemak cr mee wordf gediend; maar bovendien goeft het een besparing van 55 ets. aan zegels voor ieder in dienst zijnd onderwijzer. Do bovenbedoelde model-quitantie ver meldt aan het hoofd den naam van den ondoitwijzer en hbt "hom toegelegd© jaar- lijksefoo salaris!; vervolgens maarid voor maand do door hem ontvangen bedragen. Na ontvangst van hot laatste maandelijk- 8oho bedrag op ultimo' December wordt de quitantïc over twaalf maanden door den onderwijzer gcteckend. 46) Nu deelde hij hun de gebeelo geschiede nis mede. Evod vóór zessen was Mizrox naar de kamer vau den Prins gegaan. De dour waa dicht, maar niet op slot, zooals hij bemerkt© na herhaaldelijk aangeklopt te hebben. Lorenz lag t© bed, ontkleed en met blood bedekt, dood, zooals do ontsleldo Hertog na con haastig onderzoek bemerk te. In zijn sloop was hem oen dolk in liet hart gestoken. Het hotel werd in rop cn roer gebracht, do politie werd geroepen, cn de opgewondenheid had haar toppunt be reikt, toen do beide vrienden een paar mi nuten over zesseD uit hun kamer kwamen. „Haar wat hebben wij met die afschu welijke zaak to maken? Waarom zijn wij zoo haastig hierheen gebracht als misdadi gers?" vroeg Lorry mot ccn gevoel van wreed© blijdschap, omdat Lorenz dood was en de Prinses' dus ontslagen was van haar belofte. „Waarde vriend," zeide Dangloss Lang zaam, „gij wordt beschuldigd van den noora." Lorry was te zeor verbijsterd om boos te zijn, en te slap om zijn onschuld te be tuigen. Eenigo ©ogenblikken bleven An guish en hij sprakeloos. Toen kwamen de tegenspraak, do woed© en de bedreigingen, dio Dangloss alle kalm aanboorde. Ten laatste trachtte hij hen tot bedaren te brengen, wat hem gedeeltelijk gelukte. „Mijnheer Lorry, de schijn is zeer sterk tegen u, maaj* u zult niet onrechtvaardig beliandold worden. Tot dusverre is u nog geen gevangeuc. In Graustark kan iemand, die van moord beschuldigd wordt en dien niemand dien moord heeft zien plegen, niet wettig gevangengenomen worden, tenzij de aanklager in tegenwoordigheid van de Prinses, die tevens hoogepriesteres is, bij zijn loven wil zweren, uat bij den schuldi ge kent. Do man, die dit doet, verbeurt zijn leven, indien het blijkt, dat de ander onschuldig is. iDdien men u wil beschuldi gen van deu moord op den Prins, dan moet iemand ten overstaan van de 'Prinses onder eed© zijn loven 'tegen het uwe op spel zetteu. Ik houd u hier, mijnheer, om dat dit de eenige plaats is, waar u veilig is. De vrienden van Lorenz zouden u ver scheurd hebben, als wij u niet het. eer6t ontdekt hadden. U is niet gevangen, en u kunt vertrekken, als u dit verstandig oor deelt." „Maar, uiijn lieve hemel, hoe kunnen zij mij beschuldigen? Ik wist niets van den moord, voordat ik hier was", riep Lorry. „Dat zegt u, maar...-" „Als je mij beschuldigt, dan sla ik je dood 1" fluisterde Lorry, zicb mee moeite inhoudend. Anguish greep hem bij den arm en hijld hem vast. „Wees bedaard, mijnbeer," waarschuwde Dangloss- „Ik beb mijn eigen ireening, maar ilc ben niet van plan, den eed t9 gaan afleggen bij Hare Majesteit. Luister: Men heeft v booren zeggen, dat u hem zoude do odenu is den strijd begonnenu waart de aanvaller, ©d naar n.cn zegt, is er ver der niemand op de wereld, die belang bij rijn dood zou kunnen bebben De man, oordeelen Gods z ij n over de politieke I uitspattingen der vorige jaren; ik heb er slechts op gewezen, hoe opmerkelijk het is, dat de roede Gods (want die heb ben we toch in a 1 1 rampen en tegen spoeden te zion), dat. de roede Gods go- voold is, o n m i d d e 11 ij k nadat do storm der hartstochten op zijn hevigst ge bulderd liad; cn dat dit ons wel iets te denken geeft." Hij zal ons echter niet kunnen verwijten, dat wij van zijn aarze ling geen melding hebben gemaakt. Inte gendeel. Wij hebben er uitdrukkelijk en herhaaldelijk op gewezen. Wij hebben doen uitkomen, hoe hij z.ichzelven voorhield, dat wij ons moeten wachten „bïjzondero kastijding toe te schrijvcu aan bijzonder© overtredingen". Juist dat ds. Laman zich door dio eigen waarschuwing voor den verboden weg niet liet weerhouden en niet aarzelde te schrij ven wat hij geschreven heeft, juist dat vonden wij het minst verklaarbare en het bedonkelij ka/te. Neen, apodicbisch beeft ds. Laman niet gesproken; dat ont brak er nog maar aan; maar toch duide lijk genoeg. Wij willen het nog herhalen. Men oordeele. Bij de uitingen in pers en gesprek beklemde hem de vrees wel eens het hart „of op die gruwelen niets moest volgen, dat noodlottig was voor het volk". En dan vervolgdo hij: „Die vrecze bleek niet ijdel." Dat klonk inderdaad toch wel ccn beetje apodictisch; maar dan vorder, iets voorzichtiger en schroomvalligor: „Opmorkelijk althans is het zeker, dat vlak na den uitslag der verkiezingen over Zeeland een onweer heeft gewoed, en dat, naar men zegt, dit onweer den aardappel oogst deed mislukken. Men heeft dag on nacht, week uit weck in, in een deol van Zeeland gebruld: „het is Pompe of verzui pen"; cn het heeft nog niet opgehouden te regenen van September lot Maart. En nu dio watervloed, waarin een groot deel der volkswelvaart verdronk 1 Zal ons volk het zien, het opmerken, en zich bekeeren, zich verootmoedigen voor God?" Ons dunkt, het is duidelijk genoeg, in welke richting de schrijver hoopt, dat het voilk zal zien en opmerken, on m wolk ver band het de bezoeking van Zeeland zal beschouwen. Ook de redactie vau „D e Nedcrlan- dcr" zelve wijdt in hetzelfde nummer aan deze zaak ccn artikel, waar zij boven schrijft: „Onjuiste conclusie". Al blijkt dat opschrift tegen ons gericht, niettemin hebben wij het artikel met genoegen go- lezen. Wat dc hoofdzaak betreft wordt liet stukje van ds. Laman, zij het dan in zach te termen cn niot zonder aanvoering van redenen van versehooning, afgekeurd. Voor ons is het genoeg. We hebben in gelijken zin geschreven, en zouden dus hier kunnen eindigen. Als toch „D e N c- dcr 1 an der' er op wijst, dat wij niet hebben vermeld hei, slot van ds. Lamans eerste schrijven, waarin hij zich recht streeks wendt tot eigen kring, aanmaant dc hand in eigen boezem te stekon, cn dus blijk geeft, „dat een nobel motief daar zijn pen bestuuroe", dan antwoorden wij, dat onze critick van dit schrijven zioh bepaalde tot de ook door „De Nederlander" gewraakte passages, cn zioh niet verder uitstrekte. Daartoe bepaalde zich on«o taak. Een schoon slotwoord kou die „pas sages" niet uitwisischen. Het kwaad was reeds geschied Maar dan „de onjuiste con clusie?'' Wij zullen or niet veel van zeggeu, want wij zien in, dat wij het op dit punt wol niot eens zullen worden. ,,D& Nederlander" ziet in de bekende antithese en haar uit werking nu eenmaal mind<\r gevaar dan wij en dat maakt begrijpelijk dat zij tussclien verschillendo zakon niet dat verband ziet, dat wij mcencn te bespeuren Wellicht ook hebben we onze meeniug niet duidelijk uit gedrukt. Odzo gcdachtengang was deze: Men hoeft bij de verkiezingen Gods naam en eer in den politieken strijd betrokken. Zoo doen do wordt al spoedig de Godheid zolre als partij kiezende gedacht, en van daar tot do voorstelling van de een of an dere treffende gebeurtenis of min of meor nlgemcene ramp als een Godsoordeel ligt die den stoot toebracht, is de kamer binnen gegaan door de haldeur, en is weer op de zelfde manier vertrokken. Er liggen bloed druppels op het tapijt in do riobting van uw deur. Uu deurknop draagt de sporen van bebloede vingors door of iemand' anders er p gemaakt bij het openen van de deur. Dit ontdekte ik en het overtuigd© de vriendon van den gedooden Prins vol komen van uw schuld. Toen wij de deur open doden, was u weg! Toen giügen we zoo ken, daarop kwam het gevecht boven aan de trap en bet rennen naar de gevangenis. Do red'en, waarom ik u uit de handen van do menigte redde, moet u duidelijk zijn. Ik heb mijn Prinses lief, en ik vergeet niet, dat u beiden uw leven gewaagd heeft om ïïaar 'ce redden. - heb alles gedaan, wat ik kan, heeren, om u te beschermen. Het kost u liet leven als u j dit oogenblik in handen valt van zijn volgelingen Over een paar uren zullen zij ongetwijfeld wel wat bekoeld zijn, maar nu, nu zou het krank zinnigheid wezen bun in den mond te loo pen. Wat zij in het hotel met mijn man schappen gedaan hebben, weet ik niet; mis schien hebben zij heD wel doodgeslagen. In Dangloss' stem klonk angst en uit zijn oogen sprak eerlijkheid. Zijn bescher melingen zagen nu duidelijk den toestand in en maakten op hartelijken toon bun ver ontschuldiging voor woorden, door hen in drift geuit. Zij verklaarden, vrijwillig in de gevangenis te zullen blijven, totdat de opgewondenheid wat bedaard was, of tot dat iemand don veronderstelden moorde- naar aanklaagde. Feitelijk waren zij ge- j vangen en zij wisten het. Zij konden ook j zeer goed merken, dat baron Dangloss Lor ry schuldig achtte aan den moordalle be tuigingen van onschuld werden beleefd aan gehoord en even beleefd ter zijde gescho- von. „Denkt u, dat ccn van zijn vrienden den eed zal afleg ;e>n?" vroeg Lorry. „Ja, dat gebeurt zek-r." „Maar u wil bet niot zolf doen?" „Neen." „Ik dank u, kapitein, want ik zie, dat u mij voor schuldig houdt." „Ik zeg niet, dat u schuldig is, weet dit wol ik wil alleen zeggen, dat u, als u prins Lorenz beeft vermoord, het volk van Graustark tot iD de ziel verblijd heeft, cn u door hot geheelo land verheerlijkt zult worden." „Opgehangen on verheerlijkt," zeide Lor ry grimmig. XYIx Do twee gevangenen, die cigonlijk geen gevangenon waren, gevoelden zich zóó ver bijsterd door do onverwaohto gebeurtenis sen van dien morgen, dat zij nog in geen uren den vollen ernst van hun toestand konden overzien Toen kwamen zij 'cot het inzicht, dat de schijn werkelijk geheel to gen hen was, en dat zij alleen waren in con vreemd land, ver van allen, dio hen kon den helpen. Wat hun het meest geheimzin nig en raadselachtig voorkwam, was bec bloed aan den deurknop. Hoe was dat daar gekomen Hoffelijk, dooli met kwalijk ver holen ongeloof besprak Dangloss dit zon derlinge, on -lukkig. verschijnsel met hen; blijkbaar wist hij voor ziohzelven zeer goed wat hij van de zaak moest denken. Anguish mcend^, da'c do werkelijke moor denaar de vlekken opzettelijk aan den knop gomaakt had, om de verdenking to worpen op don uitgodaagdo. Met een bepaald doel had de booswicht d© sporen achtergelaten, waar zij het meest© kwaad konaca doen. Hij hoopte op di© wijze de gevangenne ming en den dood van den Amerikaan te bewerken, of alleen door hot misleidend© bewijs zolf aan de verdenking to ontsnap pen. Lorry hield hot er voor, dat do mis daad begaan was door een dweper, dio zijn Vorstin te liof had om haar met Lorenz gehuwd te zien. Maar waarom zou hij aan zoo laag zijn om do schulJ te werpen op den man, dio eenmaal haar redder was? bracht Dangloss hier tegen in. Togen tion uren kwamen de politie agenten van bet hotel terug, sporen vor- toonend van een leolijko worsteling met d© Axphanicrs. Zij berichtten, dat de wrekers voor het oogenblik b-ö'wongen waren, doch dat er reeds een deputatie naar het kasteel was gezonden, ora de zaak aan do Prin ses voor te leggen. Do officieren hadden in de kamers van de Amerikanen naar bloed gozochi, dooh niets gevona'cn. „Is or water govondou, waurin beblood- do handen gewassehen waren?" vroeg An guish. „Neen," antoordd© een van dc agenten. „In kommen Ou kannen waa niets to vior den dan zeepwater. In dc kamer is geen enkel© bloedvlek." „Dat klopt niet bost mot uw theorie, wel?" riep Anguish zegevierend. „Onder zoek de handen van den hccx Lorry, ea si© of cr bloed aan is."- (Wordi verwol ffd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5