No. 14149.
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 7 APRIL. TWEEDE BLAD.
Anno 1901»
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De Prinses.
D s. Laman, van Zieriksee, heeft
heel wat pennen in beweging gebracht.
Na hetgeen wij reeds vermeldden van wat
er tegen het door hem geschrevene is inge
bracht, ontdekten wij nog meer.
Men herinnert zich, dat ds. Laman, van
Zieriksee, verband zocht tusschen de niet-
herkiezing van den heer Pompe van Meer-
dervoort in het district Zieriksee en de
ra m p e n, waardoor „een deel van Z e e-
1 a n d'' is getroffen.
„Een deel van Zeeland", zegt nu de
„N. K. Ct." Ja, maar ook in een deel
van Zuid-Holland hebben de kiezers zich
schuldig gemaakt aan het niet-herkiezen
van den heer Pompe, en daarvoor ia een
ander deel van Zeeland, dat toch zonder
schuld was, zoo deerlijk gestraft. En „De
(Kath.) Gelderl ander" vraagt, hoe
d3 Laman bet verklaart, dat onder de
bezochte streken ook het Land van Hulst
is, dat een aanhanger der Christelijke poli
tiek naar de Kamer zond en zendl?
D© Sultan van Turkije herinnert de
„N. R. C t." was bij een dergelijke
gelegenheid voorzichtiger. Op Pinksterzon
dag van het vorige jaar richtte een cy
cloon met wolkbreuk en hagelstorm groote
verwoestingen aan in enkele wijken van
Konstantinopel, uitsluitend door Turken
bewoond. Zelfs het paleis van Tsjieragan
cn de daarbij gelegen moskee werden niet
gespaard, en het verblijf van den Sultan
zelvon bleef nauwelijks verschoond. Dat
was bedenkelijk. Een zoo zware ramp,
waardoor op enkele uitzonderingen na
uitsluitend Muzelmannen waren getroffen,
tot welke bedenkelijke gevolgtrekkingen
zou zulk een bezoeking onder de geloovi-
gen aanleiding kunnen geven! Om dit te
voorkomen, werd aanstonds aan do dag
bladen eon bevel uitgevaardigd, om wel in
het algomeen van de ramp molding te mo-
ken en vooral ook van de hulp, waartoe de
Padisjah tot leniging van den nood last
had gegeven, maar zicb te onthouden van
dc vermelding van bijzonderhed-n, vaü do
plaatsen en de personen, die uoor bet m-
heü waren getroffen. Doch reeds den vol
genden dag kwam er uitk nst, in deu
vorm van een nieuw onweer, nagolbuien en
wervelstorm, die ditmaal inzim°rheid de
door Christenen en Joden -c woonde "tre
ken teisterden, hun veldvruchten vernielden
met hun woningen, een aantal vaartuigen
deed vergaan en de bemanning den dood
in do goh en vinden; zelfs de koepel van
een Katholieko kerk werd niet gespaard.
Aan do dagbladen werd onmiddellijk volle
vrijheid verleend om alle bijzonderheden to
vermelden; alleen nog maar met uitzonde
ring van de verwoesting, die in het palcis
van Tsjieragau en de moskee was aange
richt, en van do zes child wachten, die er
bij omgekomen waren. De Padisjah zelf
mocht er niet bij betrokken worden, maar
overigens konden alle bijzonde heden wor
den vermeld. De straf van Allah had ge-
iwoed in do neutrale zone en gevolgtrek
kingen in het nadeel der .muzelmannen wa
ren uitgesloten.
Wij zullen ons onthouden vervolgt de
„N. R. C t." van alle vergelijkingen
tusschen de Christelijke en de Mohamme
daanscho opvattingen. Alleen moeten wij-
erkennen, dat do Muzelman voorzichtiger
was dan ds Laman.
Geen politieke of kerkelijke partij mag
rechtstreeks aansprakelijk gesteld worden
voor wat een enkel persoon zich vermeet
te schrijvenmaar dit stukje in het
„Zeeuw sch Kerkblad" verdient
toch opzettelijke vermelding als 'n voorbeeld
wij hopen als afschrikwekkend voorbeeld
van de overbrenging van politieke ge
schillen op het terrein van kerkolijke of
godsdienstige opvattingen, van het partij
doen kiezen van de Godheid in den politie-
ken strijd, van de wijze waarop de bekende
antithese zich ontwikkelt en wordt uitge
reikt onder ons volk.
In de „Nieuwe Rotterdamsche
Courant" komt ook nog het volgende
schrijven voor van den heer H. Bakels,
Doopsgezind predikant
„De meening van den Zeeuwschen ds.
Laman, als zoude de overstroomingsnood
aldaar in direct verband staan met zekere
zonden, op politiek of ander gebied bedre
ven, heeft nu de ronde gedaan door Neder
land.
Men meende wellicht, dat dit „nareke
nen" dor Voorzienigheid niet meer voor
kwam, immers nóg onmogelijker gebleken
dan het tellen der gezamenlijke waterdrop
pels in de zee, in de aarde, in de wolken op
deze planeet en op de overige sterren.
Men heeft zich vergist. Dit „narekenen"
komt nog voor.
Welnu, aan collega Laman en zijn mede
standers zij in ernstige overweging gege
ven het volgende feit, nu niet in het Zui
den, maar hier in het Noorden van Ne
derland geschiedende.
Men verneme dan, dat sinds in Enkhui
zen het bestuur der Ned.-Hervormde Kerk
„om" is, en do kleine rechtzinnige meer
derheid de bijna even groote vrijzinnige
minderheid alle rechten ontnam, de ansjo
vis is weggebleven of zoo goed als wegge
bleven van onze kust.
Ja, precies sinds dat jaar 1900 en twee.
Als men nu nog weet, dat de visschers
stand een belangrijk deel der Enkhuizer
bevolking uitmaaüt,
dat deze visschersstand juist door het
wegblijven der ansjovis tot groote armoe
de is vervallen,
dab deze geheel© visschersstand op zeer
weinige uitzonderingen na zeer rcchtzin-
nig is,
dan is deze combinatie van feiten zekei
wel geschikt om een „narekenenden" domi
nee of leek tot ernstig nadenkon to bren
gen.
Hetwelk hem bij dezen wordt aanbevo
len."
Na doze vermeldingen zijn wij er nog
niet, want ds. H. W. Laman heeft nog
weer gesproken en wol in een ingezoudia
stuk in „De Nederlander", hetwelk
wij moeten opnemen om volledig te zijn.
Dat stuk dan luidt:
Doe ik een vergcefsch beroep op uw wel
willendheid, indien ik een kleine plaats
ruimte vraag in uw blad i Er is naar aan
leiding van mijn artikel in 't „Z ee u w s c b
Kerkblad" veel geschreven, waarop ik
eenvoudig het zwijgen zal doen, omdat
hot geen antwoord waard is.
Doch er zijn mij ook in zeer welwillenden
geest vragen gedaSn, waaruit blijkt dat
mon de bedoeliog van mijn schrijven hee^t
misverstaan; en om dit misverstand weg
te nemen, doe ik een beroep op uw gewaar
deerde hulp.
Ten eerste meent men uit mijn woorden
te mogen opmaken, dat ik de oordeelen,
die bijzonder Zeeland hebben getroffen, als
een Goddelijke strafoefening beschouw
over do verwerping van dr. Kuyper. Hoe
komt men er bij Ik wil wel eerlijk beken
nen, dat ik hem niet met blijdschap heb
zien vallen, want ik erken met dankbare
waardeering zijn bewonderenswaardige
gaven cn rijk gezegenden arbeid; maar
het is daarom toch geen seconde in mijn
gedachten opgekomen om als kettermeester
het doodvonnis te ve\len over degenen, dio
hem niet hebben gesteund. Dit moet ieder
voor zichzelf verantwoorden. Wat ik zoo
sterk mogelijk gelaakt heb, is de meer dan
bittere, kleinzielige, boosaardige wijze,
waarop de politieke strijd in de laatste
jaren is gestreden. Niet dat men Kuyper
bestreed, maar de wijze, waarop dit
geschiedde, acht ik een onuitwischbarc
schande voor ons volk.
Vervolgens heb ik ook niet apodictisch
beweerd, dat Zeelands rampen oordeelen
Gods z ij n over do politieke uitspattingen
dor vorige jaren; ik heb er slechts op ge
wezen, hoe opmerkelijk het is, dat de
roede Gods (want dio hebben we toch in
alle rampen en tegenspoeden te zien!)
dat de roede Gods gevoeld is, o n m i d-
d ol 1 ij k nadat de storm der hartstochten
op zijn hevigst gebulderd had; en dat dit
ons wel iets te denken geeft.
En eindelijk acht ik do beproeving, welke
over Zeeland kwam een roepstem voor heel
Nederland. Als één lid lijdt, lijden alle
leden. Waarom Gods hand dit gewest aan
greep en andere verschoonde, vermeet ik
mij niet uit te maken en ik wijt het ook
niet aan Zeelands meer de re zonde. Dit
weot God alleen. Wij hebben slechts toe te
zien en ter harte te nemen, wat Hij ook in
Zijn oordeelen tot ons allen spreekt.
Hiermede trek ik mij terug uit een strijd,
dien ik niet gezocht heb. Ik schreef slechts
voor den kring mijner lezers. Dat men
daarbuiten wkeerd las, doet mij leed.
Dat men las, spijt mij niet. Ik heb ooren
bereikt, die zeidon een boetprediking
booren.
En onder het hoofa': Onjuiste oon-
olusie zegt „Do Nederlander"
zelf:
Een Zeeuwsch predikant, ds. Laman. te
Zieriksee, heeft dezer dagen in het
„Zeeuws oh Kerkblad" een stukje
geschreven, waarin de watersnood in ver
band werd gebracht mot de zonden der
menschen ou in deze ramp Gods straffen
de hand werd gezien.
Tegen een stuk van een dergelijke strek
king, dat bedoelt op to wekken tot veroot
moediging, bestaat natuurlijk in het alge
meen geen bezwaar.
Slechts zal de schrijver er zich in zooda-
nig geval voor moeten wachten, bepaal
de zonden als oorzaak der ramp aan te
wijzen, of, zoo hij hiertoe mocht komen,
die bepaalde zonden althans in de eerste
plaats bij zioh en zijn eigen kring moeten
zoeken.
Andere lijdt de teederheid van zulk een
woord schade, en wordt wat bedoeld is als
roopstom tot verootmoediging en inkeer in
zichzelf, al heel licht als trivialen aanval op
den tegenstander, ja, als politieke-munt-
alaan uit een ernstig voorval aangezien
Erkend dient, dat ds. Laman tegen dit
laatste gevaar niet voldoende gewaakt
heeft. Wel heeft hij niet z<Só eenzijdig go-
schreven als de „Nieuwe Rotter
dam s o h e Courant" en andere libera
ls bladen, door slechts enkele passages uit
zijn artikel te lichten, zouden willen doen
gelooven, en wèl was ook, blijkens zijn in
gezonden stuk in ons blad met die enkele,
inderdaad te wraken, passages zijn bedoe
ling beter dan ze aanvankelijk scheen, maar
dit neemt niet weg, dat het schrijven, zooals
het daar ligt, tot misvatting aanleiding
moest geven.
Do schrijver begon zelf met to zeggen:
„Al moeten wij ons wachten bij-
zondore kast ij ding toe te
schrijven aan bijzondere over
tredingen, toch is het goed, wan
neer do Heere in Zijn oordeelen tot ons
6preokt, do hand in den boezem te Steken
en te vragen: Is er ook oorzaak?"
In de door ons gespatieerde woorden
bleek hij het gevaar in te zien. Maar ver
der schrijvende, heeft hij dit uit het oog
verloren. Ook al blijkt uit het slot, door
de „Nieuwe Rotterdamsche
Courant'' niet vermeld, dat een no
bel motief daar zijn pen bestuurde.
Dit slot luidt aldus:
„Er is slapheid in de verootmoediging
voor God, en er is slapheid ifa het ver
trouwen op den Hecre. Wij dwingen dor
wereld geen eerbied af door d kracht
van ons ootmoddig goloiof on door het
exempel van onzen heiligen, wandol. Wij
bobben vaak ve^ meer van kemphanen
f1 i van geloofsheldon.
Er komt in de rampen, die God ons
zendt, een ernstige roepstem tot bekcering.
Ook. bot de ongeloovigen. Maai* vooral
bot het volk dat den Heoro vreest en
Zijnen naam belijdt. 'Tracht© Sidder voor
zichzelf die roepstem te verstaan. Opdat
do Heere ons verblijde na de dagen, waar
in Hij ons verdrukte."
Deze toepassing die rechtstreeks te
gen eigen kring gaal werpt over het
geheel een gunstiger licht dan de enkelo
zinsneden, die in sommige liborale bladen
do ronde do»on.
Hoe dit intusschon zij, wij wenselien
in elk geval af te v zen de conclusie van
de „N. R. Ct.", dat het gebeurde .,con
afschrikwekkend voorbeeld is van de over
brenging van politieke gescMllon op het
terrein van kerkelijke of godsdienstige op
vattingen!" Dit is dooreen warring van
twee kwesties, die niets met elkaar te
maken, hebben.
Hetgeen do redactie terstond zal inzien,
wanneer zij zichzolf de vraag stelt, of hot
niet evenzeer afkeuring zou verdienen,
wanneer na een kerkelijke stemming, bijv.
voor een kiescollege, de ééne groep een in
tusschon voorgevallen ramp als een Gods
oordeel teekende over de overwinning dei
andere groep.
Het spreekt vanzelf, dat zij die vraag
bevestigend zal beantwoorden.
Toch zal zij er wel gocn bezwaar tegen
hebben, dat „kerkelijke geschillen worden
gebracht op hot terrein van kerkolijko of
godsdienstige opvattingen". Eer zal zij dit
vanzelfsprekend noemen.
Maar daaruit blijkt dan ook, dat het go-
heel iets anders is, te meenen, dat onze
kerkelijke of godsdienstige opvattingen ook
op politiek gebied een woord hebben mee
te spreken, dan wel do meening te zijn
toegedaan, dat wij in publieke rampen een
oordcel over liet optreden van onzen tegen
stander mogen aanwijzen.
Het één volgt niet uit het ander. Het
heeft or zelfs niets mee gemeen. Do kwestie
ligt op geheel ander terrein.
Daarom is het in hooge mate ongerijmd,
in do bedoelde wijsgeerig© dwaling een
exces te zien van de staatkundige overtui
ging, dat in een bepaald land en oen bepaal
den tijd ook onzo kerkelijke en godsdiensti
ge opvattingen een factor op politiek gebied
behoor en te vormen.
In de samenkomst van uigevaardigöen
der Kamers van Koophandel in Nederland,
dd. Februari 1.1., is ook do vraag bespro-
kon van een internationaal post
zegel. Hot blijft aldus zegt het rap
port van het vorhandeldo een der pun-
ton, waarvan algemeen een bovroaigende
oplossing verlangend wordt te gemoet go-
zicn.
„Algemeen meende man echter do ver
schillende middelen om tot de invoering co
geraken buiten bespreking te moeten laten,
daar d administratie beter kaai beoordeelen
in hoeverre do aangegeven stelsels voor
practisclie toepassing vatbaar zijn."
„De Nieuwe Courant" merkte
naar aanleiaing hiervan op:
„Nu -et internationale postoongres 'ce
Rome weldra weder zal bijeenkomen cn
do Nederlandsche gedelegeerden op dat
congres juist dezer dagen zijn aangewezen,
lijkt ons het oogenblik geschikt, ook de wen-
schclijkheid van eau internationaal postze
gel eens te overwegen. Lcn voor allo laudon
geldig zegel, overeenkomende met het onze
van 12ets., verkrijgbaar nan allo postkan
toren in alle landen, zou zeer veel gerief
kunnen opleveren, zoowel ter frankecring
van een gevraagd antwoord, als tot het be
talen van ki .no bcdragou in hot buiten
huid en voor reizigers. Do bezwaren tegen
deze uieuwighcid kunnen niet groot zijndo
voordeelen voor het internationale verkeer
zijn daarentegen tastbaar".
En later zei het blad nog:
Wij bespraken dezer dagen do wenschc-
lijkheid van eon internationaal postzegol.
Wij hadden daarbij in herinnering kunnen
brengen, dat reeds ongeveer dertig jaren
lang op do invoering van zulk een zegel
wordt aangedrongen en dat iedereen het
nut, zoo niet de noodzakelijkheid, or van
toegeeft. Men kan buiten 1 andsclie brief
kaarten met betaald antwoord koopen,
maar men kan zijn correspondent in den
vreemde niet do kosten van het schrijven
van een brief vergoeden, tenzij door het
zenden van een postwissel, wat voor zulke
kleino bedragen natuurlijk niot aangaat.
De bezwaren tegen het alom verkoopbaar-
stollen van international© postzegels zijn
drieërlei, zoolang ontbreken: lo. een gelijk
vormig muntstelsel; 2o. een gelijkvormige
wet op de vcrvalsohing van postzegels; 3o.
een middel om te beletten, dat het interna
tionale zegel gebruikt wordt voor specula
tion op den geldkoers in verschillende lan
den.
De heer I W. Krol, oommies bij do No-
derlandsolio posterijen te Maastricht be
spreekt deze bezwaren in een zooeven ver
schenen vlugschriftje. Blijkbaar met hot
oog op het internationaal postoongres te
Rome, geeft hij daarin een overzichtje van
hetgeen op vroegere congressen tc Bern
in 1874, te Lissabon in 18°5, te Weonen in
1891 over een internationaal postzegel
is gezegd; brengt hij in herinnoring, dat
de Nederlandsche regeering in de T- o
Kamer verklaard heeft, dat de postkante-
ren hier te lando nooit met den verkoop
van buitenlandsoho postzegels belast zou
don kunnen worden, en tracht hij dan zelf
het probleem op te lossen. De heer Krol
heeft nl. een geperforeerd dubbel zegd
bedacht, waarvan het ondergedeelte voor
het antwoord kan worden gebruikt. Elk der
beide dcelen is voorzien van een strookje,
dat men vóór de verzending van den brief
respectievelijk vóór de insluiting van
het onderstuk in dien brief, aan hot
postkantoor moet laten afstempelen. Hij
gelooft, dat het op deze wijze onmogelijk
zal worden gemaakt., hot internationale
zegel voor speculation te gebruiken en acht
den omslag, aan het gebruik verbonden,
zeer gering.
„H o t Volk" schrijft:
/rouwen ki os recht is noodig. Het
spreekt bij ons vanzelf. Maar do vrouwen
beweging in do bourgeoisio streeft er te
recht, omdat zij het behoeft voor krachtigtr
ontwikkeling harer bowoging. Het is bo
vendien hot krachtigste cn meest algemeen
gevoelde symbool der gelijkwaardigheid.
Voor ons spreekt het vanzelf, zeiden wij.
Het is opgenomen in ons democratisch be
sef, cn kan daar niet los van komen.
En hier komt oen verschil. Do feministi
sch© beweging is in haar aard niet domocra.
tiscli Zij tolt in haar kring warmo demo-
craton, maar zij behoeven het niot to zijn.
Want haar strijdperk is de maatschappij
der bourgeoisio; hot is op de manoon-bour-
gcoisie, dat zij het torroin dor maatschap
pelijke bezigheid, vrijheid en gelijkwaardig
heid willen veroveren. Daarom is hot in
die beweging zeer natuurlijk, dat men er
een vrouwenkiesrecht voor meer of minder
gegoede viouwen, meer beperkt dan het
kiesrecht dor mannen, op afbetaling zou
aannemen en or misschien lang mee tevre
den zou zijn.
Dit kunnen wij niot aanvaarden, omdat
het in den politieken strijd zou zijn een ver-
dubbeling dor kracht van onze tegenstau
dors. Zoover dc klassenstrijd met het stem
biljet wordt gevoerd, zouden wij een ver
zwakking te gemoet gaan, en lijfsbehoud
verbiedt ons dat to bevorderen. En wij kun
nen hot ook niet, omdat voor ons de vrij
making der vrouw ook door toekenning
van politieke rechten niet iets uparts is,
doch een van zelf sprekend deel van ons
algemeen bewegen. Het economisch anta
gonisme der sokten, zooals dat den strijd
in de bourgeoisie veroorzaakt, bestaat voor
ons niot: vrouw cn man, die sociaal-demo
craten zijn, strijden niot tegen elkander,
maar samen tegen !.el kapitaal liet kies
recht der arbeidster i6 voor ons een wapen
to meer in dien strijd, cn wij staan het voor
met bet oog op dien strijd, en op dien strijd
alleen. Do feministen waren vaak hoos
dat wij het beperkte klasse-kiesrecht der
vrouw ook niet op afrekening aanvaarden,
omdat zo niet zagen, dat bij ons de politieke
mondigheid der vrouw een andere bctceko.
nis en con ander doel heeft dan bij hen,
En hier doomt do vraag op of wij, zoo
lang er geen algemeen kiosrccht is, een
kiesrecht voor do vrorw zouden oanvuar-
den, gelijk aan dat, dat voor do mannon
nu geldt.
Wij antwoorden daarop zeer beslist: Ja,
Deze ontwikkeling der toestanden is niet de
meest waarschijnlijke; maar doet do moge
lijkheid zich voor, dan zouden wij dat met
allo kracht moeten bevorderen.
Men weet, dat do vrees bestaat voor
reactionnairo invloeden. De vtouw is af
gesloten geweest van liet publiek© loven,
on vooral geestelijke invloeden hebben op
haar zeker nog meer vat dan op den man.
Maar we zijn in het vrouwenkiesrecht zod
goed als ons woord, en we zouden do ge
volgen raoe'ton afwachten, doch oicrfc uit
vrees voor dio gevolgen terugwijken. Als
morgen het kiesrechLVan Houten voor do
87)
Hij glimlachte, toen hij Harry Anguish,
yroolijk als altijd, met een dame hoorde
lachen en praten. Hij en de Gravin kenden
geen onrust. Achter hem verrezen de grim-
migo alotmuren; hier en daar brandde
reeds een licht voor den nacht. Waar was
zij Des namiddags had hij haar gezien en
met haar gepraat en gewandeld. Hun ge
sprek was opgeruimd, doch geheel opper
vlakkig geweest. Niets had doen vermoe
den, dat zij zich het uur herinnerde, een
dag geleden aan zijn rustbank doorgebracht;
hij had de woorden, de wagen, de beden,
de betuigingen ingehouden, die zich op zijn
lippen verdrongen. Waar was zij nu? Niet
onder do vroolijko menschen beneden, want
elke gestalte had hjj met arendsoog en
waargenomen. Ongetwijfeld weer in gesprek
met haar ministers, haar vermoeid hoofd,
haar moedig hart uitputtend om een mid
del tot reading te vinden.
Het hof trilde nog van opwinding over
den brutalen aanslag van de schakc-rs en
over hun snelle straf. Ambtenaren kwa
men in groot aantal naar Edelweiss om
naar d© gezondheid van de Prinses te wa
gen, en de verontwaardiging was ten top
gestegen. Talloos waren de gissingen, wie
Jr hoof daan legger zou zijn. Baron
Dangloss was gehrel van streek. Hij ver-
wenschtc zichzelf on iedereen, wegens de
naastïge en onberaden terechtstelling van de
uur ingen. Blijkbaar had de verbazing en
de ontroering bij het volk clko gedachte
verdreven aan de diepe vernedering, die
Graustark wachtte. Het kasteel was vol
edellieden, aangesneld op de tijding,' die
hen zoo bovenmate ontroerd had. De poli
tie was aan het werk, de militairen beefden
van woede, het volk eischte de gevangen
neming van den man, die zulk een misdaad
bedacht had. Over het algemeen geloofde
men, dat een of ander struikroover uit het
zuiden 't plan beraamd' had, om een fabel-
achtigen losprijs te kunnen krijgen. Grenfall
Lorry was op een zondorlingen imv1 geko
men, cn hoe meer hij er over dacht, des te
waarschijnlijker kwam de zaak hem voor.
De blauwe rookwolkjes van zijn sigaar
kronkelden in de luoht en met allerlei ver
warde gedac! aan haar, aan Axphanië,
aan den schaker, aan zichzelf, aan alles
en nog wat. Een lich'ce voetstap op het
overschaduwde steenen balkon trok zijn
aandacht. Hij keek om én zag prinses Yeti-
ve. Langzaam wandelde zij naar do balu
strade, zonder hem te bemerken. Zij was
blootshoofds ©n haar blanke schouders wa
ren onbedekt. Zij aToeg een fraai wit kleed,
waar juist het maanlicht op viel. Zij stond
bij de balustrade met een bouquet roode
rozen in de h.ind, en staarde naar den
bergtop. Hij had nooit zoo iets moois ge
zien; de zonderlinge duizeling d<sr liefde
overviel hem. Hij volgde haar blik omhoog
en zag daar een ander tafereel, somber,
grimmig, onbehaaglijk.
Tegen do lichte luoht stak zwart de to -
ren af van het klooster daarboven in do
wolken, waar de monniken van St.-Yale'i-
tijn woonden. Buiten de wereld, boven de
wereld, als een met lucht 6cheen het de
geest van een schildwacht, wiens spook
achtige waakzaamheid angstig maakte cn
te gelijk geruststelde.
Hij kon zich niet bewegen, en wilde hst
ook niet, omcLat hij de teedere verschijning
niet wilde verdrijven. Hoe lang hij genoot
van dit tooncel wist hij niet; het was hom
alsof hij droomde. Eindelijk zag hij hoe
zij de rozen bekeek, z© langzaam ophief en
ze over de balustrade liet vallen. Zij la
gen beneden op den grond. Hij meenae al
les te begrijpenhet geschenk van ceti
Prins afgowezoD.
Zij waren geen twiutig voet van elkan
der verwijderd. Hij ging naar haar tof,
zijn hoed beefde in zijn hand, en in de au-
doro hield hij zijn stok, den scok, waar
mee hij don Weener had neergeveld.
„Ik wist niet, dat u hier was," riep zij
half verschrikt. „Ik heb mijn dames bin
nen laten blijven.
Hij stond naatfc haar en zag haar in
de oogen.
„En die onwetendheid heeft mij rijker
gemaakt," zeide hij zacht. „Ik heb iets
zoo betooverend8 gezien, dat ik het
nimmer zal vergeven. Ik zag het drama van
do rozen. Uwe Hooghoid, de kroon is niet
altijd oen masker."
„De rozen waren, beteekenden niets,"
stamelde zij.
„Ik heb gehoord, hoe u staat tusscheu
tweo minnaars en dat ellendige ve.'drag.
Mijn hart smachtte er naar, u te verrel
len, hoeveel medelijden ik met u heb."
„Medelijden heb ik uiot noodig, maar
moed. Medelijden helpt mij niet in het
vervullen van mijn plicht, mijnheer Lorry.
Die plicht st..at mij duidelijk voor oogen,
dooh ik heb den moed niet^hem op te vat
ten en mij toot altijd daaraan ce onder
werpen.
„Heeft u, kunt u dien Lorenz niet lief
hebben?" vroeg hij.
„Hem liefhebben I" riep zij. „Ooli, ik ver
gat hetU kent hem niet I Maar tooh word
ik ongetwijfeld zijn vrouw."
„Dat zal niet gebeuren! Ik zweer het!"
„O, hij is een Prins! Ik moet het aan
bod aannemen, waardoor Graustark gered
kan worden. Waarom maakt u het nog har
der door een marteling, die u voor vrien
delijkheid houdt? Luister naar mij. De
volgende wc-ok moet ik mijn antwoord ge
ven. Hij zal hier zijn, in dit kasteel. Mijn
vader heeft deze ramp over Graustark ge
bracht; ik moot het volk er van bevrijden.
Wat beteekent daartegoiover mijn geluk?"
Haar plotselinge kracht deed hem zwij
gen, omdat hij te gelijk het besef van
machteloosheid kreeg. Hij stond naast
haai*, omhoog kijkend naar het oude kloos
ter, mot het bewustzijn, dat zij met hem
naar dezelfde duizelingwekkende hoogte
staaixie.
„Heb Kijkt daarftoven zoo vreedzaam",
sprak zij eindelijk.
„Maar zoo koud en vreugdeloos", voeg
de hij er op doffer toon bij. „Zij hebben
den hoofdaanlegger nog niet ontdekt,
wel?" ging hij na een Lango stilte voort.
Baron Dangloss meent een spoor ge
vonden te hebben ofschoon het, naar hij
zelf erkent, niet veel beteekent en van
daag heeft hdj agenten naar Ganlook ge
stuurd om de handelingen na te gaan van
een vreemdeling, dio verleden week daar
was; die man noemde zich graaf van Ara-
bazon, en beweerde, uit Weenen te komen
Maar er zijn Oostenrijkers in b-dt noordm
geweest om herteD en beren te jagen, en
mogelijk behoort hij daarbij."
3Sij sprak Langzaam, voortdurend nsar
het klooster kijkend.
„Uwe Hoogheid, ik heb een vermoedon,
een stout en misschien misdadig vermoe
den, maar veroorloof mij u do reden i o
te deelen, die mij er toe brengt. Ik weet,
dat er een prins Gabriel bestaat. Ik bon
van meening, dat geen Weener schuldig is,
en dat evenmin do roovera do misdaad be
dreven hebben. Heoft u wel beclacht hoe
ver een man zou kunnen gaAn, om zijn
begeerte vervuld te zien
Met wijdgeopende oogen z-.g zij hem aan;
al in eon bliksemstraal zag zij de oplossing
van hot geheim vóór zich.
„U bedoeltbegon zij, doch hiold
weer op, als bevreesd, om haar achterdocht
in woorden te kleeden.
„Dat prins Gabriël do man is, die uw
wachters omkocht en Geddos cn Ostrom
betaalde om u te brengen naar do plaat*,
waar hij u kon vinden," zeido Lorry.
„Maar hij had mij toch niet kunnen tlwn-
gen, met hom te trouwen, cn vroeger of
later zou ik hem aan do kaak gesteld heb
ben", fluisterde zij. „Hij kon toch niet
verwachten, dat ik mij onder zulke omstan
digheden stil in een huwelijk met hem zon
geschikt hebben. Al was het voor bet nl-
taar, ik had zijn boosheid aan het licht
gebracht."
„U begrijpt niet, boe ik dien heer be
schouw."
„Wat moet ik beginnen?" snikte rij itf
een aanval van vree».
(Wordi vervolgd.)