Geboden voor Trampassagiers. Eet» ander misverstand was het, dat een vrij bejaard heer, die om de band van een meisje kwam vragen, tot antwoord kreeg: „Mijnheer, u hebt toch eerst met mama ge sproken 1 V' „Ja," stamelt de huwelijkscandidaat. „vóór drie en twintig jaar... maar hüe .weet u dat?..."- Gij zult, wanneer ge wilt instappen, niet den weg versperren aan ken, die uitstap pen. Gij zult, wanneer ge wilt uitstappen, niet vijf minuten vóór de tram stopt, aan den ingang gaan staan, gelijk een schild wacht. Gij zult u niet vermaken met den con ducteur een bankje van zestig te willen doen wisselen. Gij zult een tramkaartje niet verbergen gelijk een schat, waarnaar ge minutenlang moet graven voor ge het vindt. Gij zult bij het instappen van u begelei dende individuen geen afscheid nemen, als gingt gij naar Amerika. Gij zult u voor het instappen grondig overtuigen van de richting, die uw wagen neemt, maar geen voorlezing van den con ducteur daarvan verlangen. Gij zult u jegens den wagenvoerder niet uitsloven met het vertellen van „komiekig- ihledens". D© man heeft aan andere dingen te denken. Gij zult uw natte parapluie niet aanleu nen tegen de knieën van uw medepassa giers. Gij zult, wanneer iemand een plaatsje verlangt, dat doet- wat samenschuiven kan verkregen worden, niet als vastgeroest op uw plaats blijven zitten en suffen. Gij zult niet alleen voor jonge, mooie deerntjes plaats maken, als het noodig is, maar ook voor ouder© dames. Gij zult, man zijnde, mc'oie vrouwen niet aangapen al9 wildet ge ze van liefde opeten. Gij zult, vrouw zijnde, niet het toilet van uw buurdame bestudeeren, als ware zij een prijsbig of een natuurwonder. Gij zult geen kaas of bokking of sprot in den wagen meevoeren. Ge zult eerbied hebben voor de beenen van uw medeschepselen. Gij zult tegen lieden op dc andere bank niet hardop zagen over de tandjes van uw Sc'sefien, de luiertjes van SaMlcs en de kromm© beentjes van Sanette. Gij zult niet spuwen, gij zult niet spu wen, gij zult niet spuwen. STOFGOUD. Onschuld bestaat niet in onwetendheid, maar m het rein bewaren van ons hart voor verkeerde verlangens. Joh. y&D Woude. Voor het sohoone der kindëreo oog en oor te openen, is der ouderen plicht. D r. P. H. R i tt e r. RECEPT. Stokvisch pudding. Stokvisch wordt gekoekt, daarna vaü 'de graten en vellen ontdaan en dan zeer fijo gehakt. Vier eierdooiers worden tien miuu- ten flink geroerd, men veegt er dan eeu half pond gesmolteD boter langzaam bij, vervolgens de visch met zout, peper, fijne notemuskaat, een flinke hoeveelheid geraspt wittebrood en een paar greote lepel9 fijn gehakte sjalottenhet laatst doet men er het stijfgeklopt© eiwit bij. Den pudding vorm met boter besmeren en met paneer meel of fijn beschuit bestrooien, dan het deeg er in doen en gedurende twee uur au Bain Marie laten koken. Men presenteert den pudding met uien- eo botersaus. Wekelijksche Kalender. Zondag. In onze kinderen gaf God ons een zegen t'u een. levenstaak te gelijk, V Rlaandag. Laat uw kinderurn stil hun gang gaan; bepaal ex u toe een oog op hen te houden. Laat ze zooveel mogelijk op eigen krachteö steunen, gewen hen er aan voor zichzelven t© zorgen, hoeveel dienstboden gij ook hebt, en laat hen zelf speelgoed maken, Dingdag. Dei geleerds ten zijn de .wijsten niet, Woensdag. Vertrouwen is de dapperheid der ziel. Donderdag. Die zijn zaaitijd yerslaapt, vindt geen maaitijd, Vrijdag. Het eigenbelang beheerscht alles. Zaterdag. A, die een schraper is, veroordeelt iede- ren dronkaard., B, die een drinker is, veroordeelt iederen vrek. O, die eeD pronker is, vindt slordigheid ondraaglijk. Ed D, die slordig is, vindt alle pronk zucht gek. Zoo is dus ieder metasicib afkeerig van gebreken, Alleenlijk niet van zijn gebrek. ara en esp uoft. Een meisje, dat politiseert, Zich onophoudelijk friseert; Dat liever in de boeken kijkt Dan dat ze uw hemd eD boorden strijkt^ Al hadt ge in haar ook nog zoo'n zin, Zoo neem haar niet: ,,ge loopt er in." Zij, die haar tijd aaD 't slapen wijdt, Zich steeds in snoeperij verblijdt; Om negen uur haar bed verlaat En altijd slen'cert langs de straat; Al hadt ge in haar ook nog zoo'n zin, Zoo neem haar niet: „ge loopt er in." Maar zij, die zonder pronk of praal Ter markt gaat voor het middagmaal; Met eig^n hand' de spijs bereidt; Haax kleeren maakt; haar kousen breit, Al brengt zoo'n meisje weinig mee, Stel u gerust met haar tevrêe. Bedenk u niet, neem haar tot bruid, 'k Wensch u geluk: „ge zijt er uit."' Laten gaan en ja zeggen. Een jongen, die steeds bij de straat, Met alle meisjes maar wat praat Van liefde, schoonheid en zoo voort, Hij is niet van de ware soort; Al staat zijn uiterlijk u aan, Geloof mij vrijlaat hem maar gaan. Hij, die ui'? g in café's steeds vindt, En denkt, dat elke maagd hem mint, Die altij'i voert het grootste woord, Maar nimmer spreekt zooals het hoort, Al rtaat zijn uiterlijk u aan, Geloof mij vrij laat hem ook gaan. Maar hij, die 's morgens wordt gewekt, Zioh dan slechts eventjes nog rekt, En opstaat, spoedig zich dan kleedt, En sneller nog z'jn bootram eet, Zich rept, nri aan zijn wertc te gaan, Op hem kunt gij uw aandacht slaan. Spreekt zoo een u van liefde en trouw, Zeg dan gerust: „Ik word uw vrouw." ALLERLEI. De oolgke Reiziger. Al lang geleden zat in een trekschuit, be halve veertien andere reizigers, een arme man, die met zijn mandje naar een andere stad moest, om zijn brood te verdienen. Hij had slechts twee en een halven cent in zijn zak, en de vracht was zeven en een halve 6tuiver. Toen de schipper het geld kwam ophalen, zei onze koopman: „Ik heb het nog niet, schipper, maar straks hoop ik u te betalen." De schipper vond dit goed en ging weer naar boven. Nu zeide de koopman tot de veertien andere reizigers: „Ik zal u een raadsel opgeven, en die het niet raden kan, geeft mij twee en een halven cent. Vindt gij dat allen goed?" De reizigers, die wel van een grapje hiel den, antwoordden: „Goed, laat maar eens hooren 1" Hierop zeide de koopman: „Iemand heeft vijf paarden en drio stallen. Hoe moet hij het aanleggen, om in iederen stal evenveel paarden te zetten?" Nadat allen nagedacht hadden, ging de koopman met zijn pet rond. Hij ontving van ieder tweo en een hal ven cent, want niemand wist het. „Ik weet het ook niet," zeide de koop man, „dus leg Lk ex ook twee en een hal ven cent bij." Zoo had hij juist zeven en een halven stuiver bijeen om de vracht te betalen. „Ik vind hoc aardig, Harms, dat ik je 200 dikwijls bij mij in de kerk zie, tegen woordig „Ja, dominee, wat zal ik je zeggen? Je collega schreeuwt zoo hard, dat ik niet rustig slapen kan." MexkwaaCdlig. Uit ee® adver tentie: „Wegens ziekte in de familie zal de 25-jarige echtvereen iging va® den heer W. Jansen en mej. G. JansenPeer niet plaats hebben." In de schoon© Residentie is, op de Geest, geopend een „Goedkoop© Groetenhan- d e 1. Men kan er groeten per stuk of per liter uitgemeten krijgen. Aanvankelijk dacht men, dat de N er tusschen uit ge waaid was, maar de zuivere verdeeling en aansluiting van de letters doet zien, dat de man van het Rembrandtgildë, die het opschrift schilde: de. zijn Haagse hen be wonderaars op iets bijzc .ders heeft willen trakteeren. Men had hem verteld, dat de courant hem een leugenaar en een schurk had ge noemd en blazend van woede liep hij de redactie van ,,De Nieuwsspeurder" binnen. „Is dit het buneau van de courant?" vroeg hij woest. „Ja," antwoordde de min aan den les senaar. „Heeft deze courant gezegd, dat ik een leugenaar was?" „Neen." „Heeft ze dan gezegd, dat ik een schurk was?" „Neen." „Dat moet toch een of andere courant beweerd hebben." ,.'t Is mogelijk. Dan was dat zeker onze C" .-.rrent aan de overzij," zei de redac ts di© intusscher, icn grooJ a St.-BerD- h had losgema een zware presse- r in de hand men, „wij vertellen d oud nieuws". Goed bedoeld. Een jongge trouwd© vrouw, wier man op reis was, schreef hem een brief, waarin zij haar ver langen naar zijn thuiskomst te kennen gaf en o.a. schreef: „Ik mis je overal,.manneke; ach was je maar weer hier; c denk zoo dikwijls aan je en als ik op je kamer kom en je jas zie hangen, dan denk ik iwel eens: Ach, hing jij daar maar."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 14