So. i414Ö. LËÏDSCH DAGBLAD, WOOSDAG 28 ïflAA^T. - TWÉÉDE BLAD. Ahmu 1S0G PERSOVERZICHT. FEUILLETON. 33 o Prinses. In „Do Controleur" wcTdt onder tet hoofd „Een welgemeend ad- f i e gezegd Een advies aan een patiënt en een ad vies aan den wetgever, die patiënten maakt. Niettegenstaande de dokters hun panden vol werk hebben om te waken, dat 4e jeugd zich niet overwerkt en buiten do penuwlijders-gestichten blijft, geven vele Ouderen, die de tijdverdeeling in hun macht hebben, niet zelden een slecht voor beeld. Dat men niet straffeloos t© veel .werken, immerB vooral t© veel geestelijken arbeid [verrichten kan, bewees nog in d© laagste dagen mr. Van der Vlugfc, lid van de Tweede Kamer, tevens hoogleeraar te Dei don. Het was niet den eersten keer, dat w© uit do dagbladen vernameD, dat mr. Van der Vlugt weer aan zenuwachtig heid, beverigheid en slapeloosheid leed. en dat wel, zooalt vermeld werd, hoofd zakelijk ten gevolge van zijn vele werk zaamheden. Wij willen het wel gelooveö. Uitgaand [van het beginsel, dat men, cm gezond (c blijven en goed to werken, maar één ding ,van belang te gelijk kan doen, verwondert het ons, dat eon man als mr. Van dor lYlugt, die on8 voorkomt toch zelfkennis te fcullen bezitten, van zichzelf zooveel oischt, 'dat hij er wel onder bezwijken moet. De heer Van der Vlugt is hooglceraar, lid van 'de Twecdo Kamer, lid van den Gemeen teraad en wat al niet meer. Hoe men al die zaken naar behooren behartigen kan, is cUs een raadsel. Niemaüd kan dat. Ook mr. Van der Vlugt niet. Waaruit volgt, dat daaronder moet lij den: het hooger onderwijs, 's lands belang 'on dat van de gemeente. Sommige bezigheden, zou meu zoggen, komen hot hooger onderwijs ten goede. Op 'staatsrechtelijk en administratief gebied komt veel kijken wat het onderwijs van den fctaatsrechtslecraar adstructief maakt, dcch het onderwijs van den hoogleeraar Buys heeft meermalen getoond, dat m i in zijn yakken toch heel goed doceeron kan, als men geen Kamerzetel heeft en niet met zijn een en voet op het Binnenhhof en met Iden andereD in do collegekamer staat. Het Kamerleven deed Buys toch mee, en de Tele adviezen, die Kamerleden bij hem kwamen halen, hielden hem ook practiseh enoeg op de hoogte. Des te eerder ken hij et met zijn vriend Quack eens zijn cm |naar buiten het ,,TLamergedoe" te blijven. Een lidmaatschap van den Gemeente raad, waarvoor geen verplaatsing noodig i^as, kon er eerder mee door; voor het ïnoeilijko gemeenterecht trouwens van veel belang. Maar wat hooft nu hot onderwijs eon publieke zaak aan iemand, die telkens aan zenuwachtigheid lijdt? Wat de Kamer, wat de Gemeenteraad? Allo drie derven daardoor telkens een kracht, die zender annex zeer zeker beter en bestendiger zou kunnen werken. Het is het oudo lied. Van alles willen yreten, van alles willen doen, voortge- sweept door menschenliefde en sterfelijke eerzuoht, gaat men liever door, alles aan te pakken en onderdrukt de verstandige yrees vcor een indigestie. Van alles, van alles t Men drinkt een zee uit a-U het kon. En dit in de dagen, dat overwer ken de kwestie van den dag is. De fout ligt ook aan de wet. Zij werkt bier overspanning in de hand. Professor (por. Treub begreep het goed, toen hij zijn hoogleeraarschap er aan gaf en alleen voor ife Kamer, voor staatszaken, ging leven. t>© Handelingen" leveren genoeg studie bp. De wet intusschen moet beletten, dat ©en hcogleeraar te yeel werk buitenshuis heeft. Het is niet voldoende voor de wet op het Hooger Onderwijs om te verklaren, dat de hoogleeraren, die lid van het Parlement iworden, de helft verlofstractement krijgen. Jteods hier moest de onvereenigbaarheid met andere functies uitgesproken zijn. Een hoogleeraar, die voor zijn colleges en zijn leerlingen leeft, heeft zijn dag met werk zaamheden reeds gevuld. Ons advies ten deze is, dat mr. Van der Vngt bij zijn terugkomst, wij hopen krach tig en gezond, bedanko óf voor zijn lidmaat schap van de Tweede Kamer, óf 1 oor zijn hoogleeraarschap. Wij meenen, dat 's lands belang het meest gediend is met zijn hoog leeraarschap. Verder zouden wij het hoc'gst nuttig ach ten, dat-, zoo het tot een grondswetsherzie- ning mocht komen, wij voor ons verwach ten die niet zoo spoedig en zien in den voorloopigen maatregel meer tactiek het artikel, dat de onvereenigbaarheid der be trekkingen behandelt, uerzien worde. Thans was het ons te doen om een ver dienstelijk Nederlander althans voor één werkkring te behouden en den wetgever uit te noodigen om het zijne te doen, dat vooral amtenaren niet te veel gewicht op hun schonders nemen, opdat in 's lands belang kunnen werkzaam blijven De „Arnhcmscbo Courant'1 meent, dat bet, in afwachting van hef rapport der commissie voor Grond wetsherziening, aanbeveling zou verdienen, indien veel meer dan tot dusver nog geschied is, de openbar© meening zich uitsprak over do wensehelijkheid om ook op ander© punten dan die, waarop de Re- gccring in hot bijzonder de aandacht der commissie bevestigd heeft, een wijziging der grondwettelijk© bepalingen in overwe ging t© nemen, voor het geval voor een meer algemeene herziening de politieke omstandigheden gunstig mochten blijken. „Is er geen reden to vreezen", zoo schrijft zij, „dat op het tijdstip, waarop et Kabi net-De Meester met do nangekondigdo voorbereiding der oplossing van hot kies- rechtvraag8tuk bij do Kamer kómt, het be reiken van het hoofddoel der herziening van de Grondwet in gevaar gebracht zou worden door een meer algemeen revisie, dan zou zeer stellig bij de beslissing om trent den omvang der Grondwetsherziening zwaar gewicht in de schaal moeten leggen de overweging, dat de gelegenheid tot wij ziging der hoogsto Staatswet zich niet dik wijls voordoet." Het blad wijst in do eerste plaats op do bepalingen van het hoofdstuk Justitie. „Verdient het", zegt het, „in het alge meen belang aanbeveling to voorkcnicn, dat voor hun taak niet of nauwelijks meer geschikte rechters zich aan hun ambt kun nen blijven vastklampen, dan moet dit door wijziging van art. 160 worden mogelijk gemaakt. Een ander voorbeeld: voor eon doeltref fend© berechting van kleine overtredingen is snel reclit een eerste vereischtezal dc straf eenigen indruk maken, dan moet zij onmiddellijk volgen op het vergrijp. Dit echter maakt art. 161 der Grondwet feite lijk onmogelijk door bepaling, dat „allo vonnissen de gronden, .waarop zij rusten, moeten inhouden en, in strafzaken, dc wettelijke voorschriften, waarop dc veroor deeling rust, aanwijzen." Do bepalingen van het hoofdstuk „Jus titie" leggen verder nog een hinderpaal iu don weg aan de dc'or velen in sommige gevallen gewen scht© leeken-reebtspraak." Voorts acht d© „A rnhemscbe Cou rant wijziging van het onderwijsartikel in do Grondwet dringend noodzakelijk. Als onomstoofcelijk vaststaande, zegt zij, mag worden geconstateerd: „lo. dat vóór 1887 door en namens de partijen der rechterzijde, o.a. in haar no ta's tor inleiding der zoogenaamde ncu pos 8U mus-poli tick, en bovenal expressis verbis in de nota der lieercn mrs. Dc Geer ©n Lohman, als leden der Commissie tot voorbereiding van de Grondwetsherziening van 1887, uitdrukkelijk is verklaard, dat met ongewijzigde handhaving van art. 192 (toen 194) der Grondwet bevrediging der wenschen van de Christ el ij partijen op schoolgebied niet is t© bereiken, on 2o, dat, hc'ewel het artikel ongewijzigd gebleven is, in 1889 bij d© gewone wet aan die wenschen in zoover is to gemoet gekomen, dat van die zijde proprio motu het tot-stand-komen cener „pacificatie" op schoolgebied is erkend, en in 1905 zelfs bij do wet de financieel© gelijkstelling, wat de Rijkssubsidie betreft, tusschen bijzonder en openbaar onderwijs is geregeld. Er is derhalve, Ook naar het oordeel dor leiders van do partijen der rechterzijde, althans tot 18S7 geen overeenstemming tusschen het grondwetteijlk voorschrift van art. 1C2 en de sedert tob stand gekomen wettelijke regeling van het lager onderwij», en nu zou het reeds alleen ter wille van de wa xhoid iu de wetgeving noodzakelijk wezen, dat al zij het ook niet do geDrui- kelijko weg, welko eischb, dat do gewone wet. aan do grondwettelijke bepalingen zich aansluit thans die overeenstemming hersteld en art. 192 dor Grondwet zóó ge wijzigd worde, dat er van strijd der Lager Onderwijswet met de Grondwet zelfa geen sprak© kan zijn. Hot kan daarom wol geen twijfel lijden of, wordt tot herziening dei Grondwet overgegaan, ook artikel 192 moet daarin betrokken worden, maar dan blijvo men niet staan* bij een eenvoudige regularisa- tie van do verbroken overeenstemming, deck make een be redigende oplossing van het onderwijsvraagstuk mogelijk. Het ide aal dor algemeen© openbare volksschool is in Nederland onbereikbaar gebleken; een groot deel der natio wil voor zijn kroost een andere school. Maar onwrikbaar blijft vaststaan de plicht van den Staat, zijn aan houdende zorg te .wijden aan do volksont wikkeling door do gelegenheid te verschaf fen voor alle kinderen dos volks althans tot het verkrijgen der allereerst noodzake lijk© kundigheden. Technisch kan do bo- staando regeling niemand bevredigendo gewijzigde verhouding "tusschen openbaar en bijzonder onderwijs cn beide soorten onderwijs tegenover den Staat moet op ge heel nieuwen wettelijkon grondslag worden geregeld. De Lager-Onderwijs-wet is uit het oogpunt van wotstechniek een paskwil, en zij moest dit wel worden, nadat daarin gewrongen werd een regeling dor overheids zorg voor het bijzonder onderwijs, welko lijnrecht ingaat tegen de beginselen, waar op do wet van 1878 is gebouwd. Hoe do regeling zal moeten wezen, om, met vol doende waarborgen voor deugdelijk en vol doend onderwijs, do rechtsgelijkheid voor do scholen van verschillende richting te verzekeren, wij zouden op het oogenblik het niet weten t© zeggen, maar In elk ge val mag de Grondwet in het vervolg voor een bevredigende regeling geen beletsel meer opleveren". Verder meent het blad, dat bij de.ecrst- volgendo Grondwetsherziening do regeling der troonopvolging met den Ecogstcn ernst onder do oogeu behoort te worden gezien. F,on regeling der troonopvolging volgens de artt. 13, 14 en 15 der Grbndwet noemt zij een anachronisme, bovendien een rege ling, die ernstigo gevaren in zich sluit v >r buitenland&chc inmengiDg. „Van harte" alius het slot van het artikel „hopen wij, trouwens de over- groote meerderheid der natio, dat or van ccn toepassing der meergenoemde Grond wetsartikelen nooit sprake zal wezen, maai" mocht onverhoopt ons land do ramp treffen van het kinderkas overlijden der Koningin, dan zij aan de natie de vrije beschikking over haar toekomstig lot vol strekt verzekerd 1" „Een bedenkelijk beslui fc" schreef „Do Nieuwe Courant" bo ven een artikel naar aanleiding van het besluit van don minister van oorlog om aan do L a n d w o e r de geweren uit te reiken, thans bij het leger in gebruik, en tevens aan iederen Landweerman zijn geweer mode naar huis te geven. „Hot 13", meenen wij, „de moeite waard de vermoedelijke gevolgen van dit besluit eens na te gaan. Het zal daarbij blijken, dat heb onvoorzichtig, onprao- t i r c h en d u u r is. In de eorste plaats onvoorzichtig. Thans is de Landweer ongeveer 24,0(X) man groot; is zij op volle sterkte, clan zal zij bestaan uit rend 80,000 man. Wanneer men de zaak nuchter cn niet van theoretischen of idealistischon kant beschouwt, zal men toch moeten toestem men, dat, wanneer aan 80,000 man uit allo lagen van ons volk, zonder eenige keuze, een geweer mede naar huis wordt gegeven, men daardoor verschillend© weinig be trouwbare elementen, die uit den aard dor zaak, vooral in do greoto steden, onder een zoo groot getal menschon voorkomen, van wapenen voorziet. In eigenaardig© tegenstelling mot dezen maatregel is do overvoorzichtige Bepaling in do Wapenwet, dat geen enkel bUrget zelfs niet met heb kleinst© wapen mag loopen zonder vergunning van... den Com missaris der Koningin in zijn provincie. Doch do onvoorzichtigheid is niet ons grootste bezwaar; van veel meer gewicht dunkt hot ons, dat de genomen maatregel uitorst onproctisch zal blijken te zijn. De man zal wapenen, lederwerk, uni form, ondergoed, schoenen goed mooten bow aren en netjes onderhouden. Doet hij dit niet, blijkt er bij do inspectie (één maal 's jaars) of wanneer hij ondrr de wa penen komt, dat er iet3 ontbreekt of slecht uitziet, door de mot is opgegeten, of bijv. gebruikt is, dan moet de betrokkene op eigen kosten het ontbrekende aanvullen, of het gebruikte vernieuwen en wordt hij bovendien gestraft. Een practiseh, logléch en afdoend voor schrift... op papier; maar hoo zal het In de praktijk gaan? De meest© landweerman non, heel klein behuisd, hebb&n voor zorg vuldige opberging van hun „spullen" wei nig plaats, zullen in die zeven jaar, dat zij bij d© Landweer moeten dienen, me- nigen keer moeten verhuizen; ook zal het menigmaal voorkomen, dat, in geval de geldmiddelen schaarscJi en de behoeften groot en dringond zijn, hot al te verleide lijk zal blijken twee paar flinke sohoenon, lokker©, warme sokken of een nieuw hemd in een kast to hebben liggen. Zijn. de menschon ongetrouwd, dan is do zaak natuurlijk nog moeilijker. In een kosthuis wordt do geheel© uitrusting c'p zolder bij elkaar gelegd, bij on dooreen mot de bezittingen van ander© commensa len en allee onder de hoede 1) van de kostjuffrouw. Na ettelijke malen van kosthuis te zijn veranderd, moet do man na een jaar „zich kleeden", ©n dan blijkt hem tot zijn verbazing, dat er een schoon mankeert, of een paar cude in do plaats van do nieuwe zijn gelegd zijn geweer „bij ongeluk" door een andoren commen saal is meegenomen, zijn ledergoed is ver droogd on zijn uniform er bedroevend uit ziet. Goed, dan krijgt hij volgons de bepa lingen straf en moet nieuwe uitrustings stukken betalen, maar kan dit niet; zoo dat hot einde van de geschiedenis is, dat hot Rijk d© nieuwe stukken betaald en bo"- vondien den man in do provoost nog een dag of wat den kost mag geven. Dit is geen bouta'j, maar pure werke lijkheid; men vrago eens don schutterij- autoriteiten, speciaal in d© groot© steden, naar hun ondervinding op dit gebied. En nu waa bij de schutterij de toestand nog zooveel gunstiger, omdat do mannen daar hun wapenen maar van April tot October mee naar huis kregen en deze en zijn uit rusting als het war© iedere veertien dagen bij de oefeningen konden worden geïn specteerd. ,,Orde en netheid m~ct er zijn en wie dio niet heeft moet hot maar leeron." Ja, dat is gemakkelijk voorgeschreven, maar men behoeft waarlijk niet tot in r nmige werk mansgezinnen te gaan om d© overtuiging te krijgen, dat orde ©n nethoid moeilijk te betrachten zijn, vooral als do omstandig heden niet medewerken on een frequente oontróle ontbreekt. Wie weet dat niet uit eigen omgeving? Ten slotte is do thans getroffen regeling duur. Het is waar, bij de tegenwoordige rege ling is het niet noodig een kapitaals-uit gave te doen voor het maken van bewaar plaatsen van geworon ©n uitrustingsstuk ken, terwijl ook uitgespaard worden sala ris en loon van hen, die met de adminis tratie en het onderhoud der opgelegde goederen zoudon moeten worden belast. Het is echter de vraag of dozo kapitaals uitgave en deze jaarlijks terugkomende onkosten zoo groot zouden zijn. Zou het niet mogelijk zijn geweest, dat het Rijk do localitoitcn, dio in verschillondo gemeen ten aanwezig waren voor het bewaren van schutterij-goederen, van dio gemeenten huurde? Of zoudon, indien deze oplossing niet overeen t© brongen ware met de aan genomen districtsverdcolmg van do Land weer, in verschillende districten bestaande militaire gebouwen of daartoe het best geschikt© ruimten in forten niet kunnen worden gebezigd om wapenen en uitrus ting op te borgen? Zou in het laatste ge val het onderhoud niet op weinig kostbar ro wijzo door of onder toezicht van do op de forten gest-ationneerde oenducteurs der artillerie kunnen geschieden? Maar afgescheiden van deze kwestie zal het, naar wij vrcezon, blijken, dat de kos ten, welke het Rijk na enkele jaren zal moeten bestedon aan do vervanging on hot onderhoud van wapenon en klooding van do Landweer, volgens de thans in to voeren regeling zeer groot zullen zijn. Het komt ons voor, dat men bij het ma- kon van dezo regoling te veel gedacht heefb aan den gedurende te zomermaanden bij do schutterij bestaanden toestand, on men er to weinig op golet heeft, dat do Land weer, speciaal in vredestijd, voor geheel an dere diensten is aangewezen dan do schut terij. Do schutterij kon, op vorzoek van den burgemeester, worden gebruikt voor het be waren van orde bij brand en andere bu?- tengewone omstandigheden; voorto, .wij weaen er hiervóór reeds op, kwam de schut terij op geregelde tijdstippen voor het hou den van oefeningen op; bij de Landweer is van dit alles geen sprake. Overzion wij do consequenties vaD het door den minister genomen beriuit, dan heof hot er alle sohijn van, dat dit in hoold- zaak moet worden toegeschreven aan het in do huishouding van den Staat zoo veelvul dig voorkomende verschijnsel, dat men om aanmerkingen on opmerkingen in do Ka- mor te voorsomen, een belangrijke uitgave voor oen maal vermijdt, om daarentegen over enkele jaren do jaarlijks terugkcercn- de uitgav© vrij aanzienlijk to doen stijgen. Dit valt uit den aard der zaak dan min der op, omdat dio gestadige verhoogi- ren verdwijnen onder het toch reeds zoo zwaar belaste jaarlijkscho oorlogsbuclget. „E o d goedkoop© gnap" sohrij' de „V r ij S o o i a li s t" boven 't volgen de stukje: Weet go hoeveel de Leidsche grappenma kers (studenten) gekregen bobben vooi do n a o h t o 1 ij k o i n L.' a a k in oen j o n g d a m e s po n i o n aa t te Voorschc'ton? 25 gulden, zegge: vijf ©n twintig guldon of 5 dagen voor 8, en 60 gulden, zoggo: vijftig guldon of 10 dagen voor den hoofdgrappenmaker, deu vernieler. D© mishandeling van don veld wachter en wat wordt dat ande t 6trong gestraft'. word beolemaal niet in rekening gebracht. Wie dus een grap wil uithalen in eon of ander jongodamespensionaat, mits hij student is, kan rijn gang gaan tegen betaling van 25 gulden. En hot mooiste is, dat het Openbaar Ministerie vóór bet deen van zijn eiscb heel ernstig zei, dat do Haagscho recht bank voortaan zulk© grappoo streng zou aanpakken. Dit noemen zo dus strong I Een mooie vrijbrief om z'n gang maar U» gaan I Een prachtigo rechtspraak E.i „De Controleur" voogt hier aan toe: Het is inderdaad verbazingwekkend, al* meu dit vonnis vergelijkt met andere, waarbij sprako is van huisvredebreuk of geweldpleging tegenover do politie. Die 25 gulden i oto staat feitelijk ge lijk met een vrijspraak. Het zal formeel en juridisch wel volkomen in ordo zijn, daaraan wagen wij niet te twijfelen maar dan is dit een bewijs te meer, bo'e VII. Des middags begaven zij zich naar het {Vorstelijk park en vroegen naar den op perhofmeester. Men wees hun zijn kantoor, Ün een klein© woning, vlak bij het hek. Do {hofmeester was een vriendelijk, voorko- fnend mannetje met een rood gelaat. Hij bp rak Duitsch feitelijk was hij oen ge boren Duit8cher en zij konden dus zon- Sd'er moeite hun verzoek te kennen geven. D& heer Fraasch Jakob Fraasch. stond eer3t nog in twijfel, doch hun eerlijk, op- •techt gezicht bewoog hem weldra-, om hun te veroorloven, het gedeelte van het groo- jfce park te zien, dat voor het publiek ge opend was, als zij maar binnen zekere renzen bleven. Anguish vroeg, hoe men on verwachten, dat zij die grenzen zou den weten te onderscueiden, daar zij hier ombekend waren, en de hofmeester deelde jhn- op stroeven toon mede, dat d© leden der vorstelijk© familie die grenzen zóó duidelijk zouden bepalen, dat hun niets te vragen zou overblijven. Mij gaf hun dus een geschreven vergun ning om het park van hot vorstelijk pa leis van Graustark to bezichtigen, en zet te cr rijn zegel op. Te gelijk deelde hij hun mede, dat do Prinses hem bevolen had tegenover de Amerikaanse!» burgers Üe meeste welwillendheid in acht te ne igen. Daarop vroeg Anguish of hij rijn came ra zou mogen gebruiken. Dit werd onmid dellijk en met nadruk geweigerd en de hofmeester voegde er bij, dat de vergun ning zou ingehouden worden als zij de ca mera niet buiten het hek lieten. Onwillig liet Anguish zijn kastjo op het kantoor van den hofmeester staan, ©n zij slapten do breedoUa&n in, die naar het paleis voerde. Eer zij tien schreden gedaan hadden, kwam een parkwachter, die ook dienst deed als gids, naast ken loopen. Waar hij vandaan kwam, wisten zij niet, zóó plotse ling .was zijn verschijnen geweest. Hij bleef de twee uren, die zij in het heerlijk© park doorbrachten, bij ben. Het paleis stond in het noordwestelijk gedeelt© van het park, ongeveer een halve mijl van den voet van den berg af, met do voorzijde naar den berg gekeerd. De bezoe kers mochten dit gebouw niet dichter dan op een vierde van een mijl naderen, maar werden naar een plek gevoerd', van waar zij het in al zijn massieve, antieke pracht konden bewonderen. Anguish, die kerken e*n oude gebouwen bestudeerd en de kasteelen langs den Rijn geschilderd had, e>n nogal op de hoogte was van archi tectuur, meende, dat het meer dan vijf honderd jaar oud moest zijn. Het was een -groote, middeleeuwsche steenklomp, door mos en klimop overdekt, met torens, torentjes en kanteelen. Vroe ger was ©r een gracht omheen geweest, doch, zooals zij later vernamen, was deze gedempt. Het kasteel stond iü een grooten cirkel, waar verschillende breede lanen op uitliepen. D© opea ruimte voor de balkon ramen was bestraat en aan alle kanten .strekte zich. hot fluweelijze groen uit met^ zijn fonteinen, zijn boomen, bloemen, grot ten cn soldaten. Het park had ongeveer da uitgestrekt heid van een vierkante mijl en was omge ven door een hoogen muur, waarop schild- huisjes en verscheidene kanonnen, go- plaatst waren. Op al hun reizen hadden de Amorikanen nooit zulk oen fraai kunst werk gezien, en zij wandelden rond met een belangstelling, waarin ieder ander dan hun zwijgendo gids zioh zou verheugd bob ben. Hij leidde hen rond en net bon zelf zien, nagaan en berekenen zoovee] zij wil den. Het eenige, wat hij deed, was, do parkwachters die voorbijkwamen, to groe ten, en het geweer te presenteeren, wan neer zij aan den zoom van hot verboden terrein kwamen. Toen zij rondgewandeld hadden, bracht hij hen naar den muur, die het park om gaf, op een punt, niet ver van het kasteel. Hier was nog een groot© poort; zij gingen er echter niet door, doch moesten eenige treden op en kwamen toon op den hoogen muur. Deze waa eenige voeten breed, zoo dat men er veilig loopen kon. Zij begrepen weldra-, dat zij over dezen muur moesten loopen naar d© groot© poort, en Anguish kwam met zijn gewon© slimheid tot d© ontdekking, dat hier cn daar dames wandelden, en dat het zeker met de go- woont© in strijd was, wanneer bezoekers do leden der hofhouding aanstaarden. Mis schien was haar Koninklijke Hoogheid de Prinses van Graustark wel onder de wan delaars tors. „Nu, het ie zoo mooi als Versailles, merkt© Anguish op, toen zij weer op straat wandelden en den muur aankeken. „Nu kan ik mij tqch niet begrijpen hoo het komt, dat wij nooit iets gehoord heb ben van dit Graustark," zeido Lorry, aan hot prachtigo kasteel denkend. „Wol, jongen, er zijn zooveel dingen, dio wij niet woten. Wij hebben het ook zoo druk. Jo weet immers wel, dat de eene helft van do menschon niet begrijpt hoe do an dere helft leeft? Ik wed, dat er in do Ver- eenigdo Staten geen vijf en twintig men schon zijn, dio vermoeden, dat er oen land bestaat als Graustark." „Ik geloof niet, dat cr bij ons ooit iemand van gehoord heeft," meende Lor ry. „Ook goed," zeido Anguish. Hot gelukt© hem een moment-opname van hot kaateol te krijgen, van het midden der straat genomen. Hij nam ook een paar kiekjes van de berghel ling, van een paar grappige oude huisjes en van ©en paar aardige kinderen, met roodo jurken aan. Iedereen, met de kinde ren to beginnen, droeg rood on zwart, of blauw, doch altijd van sterke kleur. Do vrouwen dreegon daarbij een korten rok, de mannen de kniebroek. Allen droegen halve laarzen en een soort van tulband. Dit kostuum bepaalde zich natuurlijk tot do burgers, die in de stad geboren waren- Do aristocraten in bet hotel kleedden zich geheel andere, volgens dc laatst© Europec- sdio modo. Juffrouw Guggenslocker of hoe zij ook mocht heeten en haar gezellin waren even keurig uitgedost als de dames, die men op do boulevards of in Hyde Park ontmoet. Laat op deu middag kwamen zij in hun hotel terug. Na het eten wandelden zij naar het kasteel. Lorry -olgden den raad van Anguish en stak een revolver in den zak. Hij lacht© bij hot idee, dat hij in zulk een rustige, geregelde modelstad dit wa pen noodig zou kunnen hebboD, doch An guish hield vol. „Ik heb ccn aantal kerels om de stad zien dwalen, dio ©r uitzagen als echt© struikroovers en mooidenaare, en wij kun nen ovengood voorzorgsmaatregolon no men," zeide hij, cn zijn vriend gaf hem zijn zin. Tegen tion uren verdween dc maan ach ter den berg en het dal lag Bomber en stil onder do met sterren bezaaide lucht. Om olf uren was do stad in de rust, cn zag men nog slechts een enkel lichtje bier en daar op straat of in huis. Politieagenten in hun witto uniform liopen rond, aolda- ten spoedden zich naar do kazerne, cn een enkele burger, dio zich verlaat had, stap te in d© dichto schaduw op het trottoir voort. Do Amerikanen, die van hun uitge strekte wandeling terugkeerden, bleven midden in de Kasteellaan staan, dicht bij het grool© hek. In do verte zagen zij hot licht van hun hotel; in de drukst© straten brandden een paar lantaarns, doch overi gens was alles duisternis, stilto en vredo om hen heen. „Stel jo Parijs of Nieuw-York om cli uren eens voor," zeido Lorry, min of moor onder den indruk van de eenzaamheid der sluimerende stad. „Het is hier zoo doodstil nis in d© prairieën," zeido zijn vriend. „Ik word slaperig van het kijken naar do st.^at* Wij zijn hier nog oen mijl van hot hold*- Lorry. Laat ons doorJoopen." (Wordi vtrvolod.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5