So. i414Ö.
LËÏDSCH DAGBLAD,
WOOSDAG 28 ïflAA^T. - TWÉÉDE BLAD.
Ahmu 1S0G
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
33 o Prinses.
In „Do Controleur" wcTdt onder
tet hoofd „Een welgemeend ad-
f i e gezegd
Een advies aan een patiënt en een ad
vies aan den wetgever, die patiënten
maakt. Niettegenstaande de dokters hun
panden vol werk hebben om te waken, dat
4e jeugd zich niet overwerkt en buiten do
penuwlijders-gestichten blijft, geven vele
Ouderen, die de tijdverdeeling in hun
macht hebben, niet zelden een slecht voor
beeld.
Dat men niet straffeloos t© veel .werken,
immerB vooral t© veel geestelijken arbeid
[verrichten kan, bewees nog in d© laagste
dagen mr. Van der Vlugfc, lid van
de Tweede Kamer, tevens hoogleeraar te
Dei don. Het was niet den eersten keer,
dat w© uit do dagbladen vernameD, dat
mr. Van der Vlugt weer aan zenuwachtig
heid, beverigheid en slapeloosheid leed.
en dat wel, zooalt vermeld werd, hoofd
zakelijk ten gevolge van zijn vele werk
zaamheden.
Wij willen het wel gelooveö. Uitgaand
[van het beginsel, dat men, cm gezond (c
blijven en goed to werken, maar één ding
,van belang te gelijk kan doen, verwondert
het ons, dat eon man als mr. Van dor
lYlugt, die on8 voorkomt toch zelfkennis te
fcullen bezitten, van zichzelf zooveel oischt,
'dat hij er wel onder bezwijken moet. De
heer Van der Vlugt is hooglceraar, lid van
'de Twecdo Kamer, lid van den Gemeen
teraad en wat al niet meer. Hoe men al
die zaken naar behooren behartigen kan,
is cUs een raadsel. Niemaüd kan dat. Ook
mr. Van der Vlugt niet.
Waaruit volgt, dat daaronder moet lij
den: het hooger onderwijs, 's lands belang
'on dat van de gemeente.
Sommige bezigheden, zou meu zoggen,
komen hot hooger onderwijs ten goede. Op
'staatsrechtelijk en administratief gebied
komt veel kijken wat het onderwijs van den
fctaatsrechtslecraar adstructief maakt, dcch
het onderwijs van den hoogleeraar Buys
heeft meermalen getoond, dat m i in zijn
yakken toch heel goed doceeron kan, als
men geen Kamerzetel heeft en niet met
zijn een en voet op het Binnenhhof en met
Iden andereD in do collegekamer staat. Het
Kamerleven deed Buys toch mee, en de
Tele adviezen, die Kamerleden bij hem
kwamen halen, hielden hem ook practiseh
enoeg op de hoogte. Des te eerder ken hij
et met zijn vriend Quack eens zijn cm
|naar buiten het ,,TLamergedoe" te blijven.
Een lidmaatschap van den Gemeente
raad, waarvoor geen verplaatsing noodig
i^as, kon er eerder mee door; voor het
ïnoeilijko gemeenterecht trouwens van veel
belang.
Maar wat hooft nu hot onderwijs eon
publieke zaak aan iemand, die telkens
aan zenuwachtigheid lijdt? Wat de Kamer,
wat de Gemeenteraad? Allo drie derven
daardoor telkens een kracht, die zender
annex zeer zeker beter en bestendiger
zou kunnen werken.
Het is het oudo lied. Van alles willen
yreten, van alles willen doen, voortge-
sweept door menschenliefde en sterfelijke
eerzuoht, gaat men liever door, alles aan
te pakken en onderdrukt de verstandige
yrees vcor een indigestie. Van alles, van
alles t Men drinkt een zee uit a-U het
kon.
En dit in de dagen, dat overwer
ken de kwestie van den dag is.
De fout ligt ook aan de wet. Zij werkt
bier overspanning in de hand. Professor
(por. Treub begreep het goed, toen hij zijn
hoogleeraarschap er aan gaf en alleen voor
ife Kamer, voor staatszaken, ging leven.
t>© Handelingen" leveren genoeg studie
bp. De wet intusschen moet beletten, dat
©en hcogleeraar te yeel werk buitenshuis
heeft.
Het is niet voldoende voor de wet op het
Hooger Onderwijs om te verklaren, dat de
hoogleeraren, die lid van het Parlement
iworden, de helft verlofstractement krijgen.
Jteods hier moest de onvereenigbaarheid
met andere functies uitgesproken zijn. Een
hoogleeraar, die voor zijn colleges en zijn
leerlingen leeft, heeft zijn dag met werk
zaamheden reeds gevuld.
Ons advies ten deze is, dat mr. Van der
Vngt bij zijn terugkomst, wij hopen krach
tig en gezond, bedanko óf voor zijn lidmaat
schap van de Tweede Kamer, óf 1 oor zijn
hoogleeraarschap. Wij meenen, dat 's lands
belang het meest gediend is met zijn hoog
leeraarschap.
Verder zouden wij het hoc'gst nuttig ach
ten, dat-, zoo het tot een grondswetsherzie-
ning mocht komen, wij voor ons verwach
ten die niet zoo spoedig en zien in den
voorloopigen maatregel meer tactiek het
artikel, dat de onvereenigbaarheid der be
trekkingen behandelt, uerzien worde.
Thans was het ons te doen om een ver
dienstelijk Nederlander althans voor één
werkkring te behouden en den wetgever
uit te noodigen om het zijne te doen, dat
vooral amtenaren niet te veel gewicht op
hun schonders nemen, opdat in 's lands
belang kunnen werkzaam blijven
De „Arnhcmscbo Courant'1
meent, dat bet, in afwachting van hef
rapport der commissie voor Grond
wetsherziening, aanbeveling zou
verdienen, indien veel meer dan tot dusver
nog geschied is, de openbar© meening zich
uitsprak over do wensehelijkheid om ook
op ander© punten dan die, waarop de Re-
gccring in hot bijzonder de aandacht der
commissie bevestigd heeft, een wijziging
der grondwettelijk© bepalingen in overwe
ging t© nemen, voor het geval voor een
meer algemeene herziening de politieke
omstandigheden gunstig mochten blijken.
„Is er geen reden to vreezen", zoo schrijft
zij, „dat op het tijdstip, waarop et Kabi
net-De Meester met do nangekondigdo
voorbereiding der oplossing van hot kies-
rechtvraag8tuk bij do Kamer kómt, het be
reiken van het hoofddoel der herziening
van de Grondwet in gevaar gebracht zou
worden door een meer algemeen revisie,
dan zou zeer stellig bij de beslissing om
trent den omvang der Grondwetsherziening
zwaar gewicht in de schaal moeten leggen
de overweging, dat de gelegenheid tot wij
ziging der hoogsto Staatswet zich niet dik
wijls voordoet."
Het blad wijst in do eerste plaats op do
bepalingen van het hoofdstuk Justitie.
„Verdient het", zegt het, „in het alge
meen belang aanbeveling to voorkcnicn,
dat voor hun taak niet of nauwelijks meer
geschikte rechters zich aan hun ambt kun
nen blijven vastklampen, dan moet dit door
wijziging van art. 160 worden mogelijk
gemaakt.
Een ander voorbeeld: voor eon doeltref
fend© berechting van kleine overtredingen
is snel reclit een eerste vereischtezal dc
straf eenigen indruk maken, dan moet zij
onmiddellijk volgen op het vergrijp. Dit
echter maakt art. 161 der Grondwet feite
lijk onmogelijk door bepaling, dat „allo
vonnissen de gronden, .waarop zij rusten,
moeten inhouden en, in strafzaken, dc
wettelijke voorschriften, waarop dc veroor
deeling rust, aanwijzen."
Do bepalingen van het hoofdstuk „Jus
titie" leggen verder nog een hinderpaal iu
don weg aan de dc'or velen in sommige
gevallen gewen scht© leeken-reebtspraak."
Voorts acht d© „A rnhemscbe Cou
rant wijziging van het onderwijsartikel
in do Grondwet dringend noodzakelijk.
Als onomstoofcelijk vaststaande, zegt zij,
mag worden geconstateerd:
„lo. dat vóór 1887 door en namens de
partijen der rechterzijde, o.a. in haar no
ta's tor inleiding der zoogenaamde ncu
pos 8U mus-poli tick, en bovenal expressis
verbis in de nota der lieercn mrs. Dc Geer
©n Lohman, als leden der Commissie tot
voorbereiding van de Grondwetsherziening
van 1887, uitdrukkelijk is verklaard, dat
met ongewijzigde handhaving van art. 192
(toen 194) der Grondwet bevrediging der
wenschen van de Christ el ij partijen op
schoolgebied niet is t© bereiken, on
2o, dat, hc'ewel het artikel ongewijzigd
gebleven is, in 1889 bij d© gewone wet
aan die wenschen in zoover is to gemoet
gekomen, dat van die zijde proprio motu
het tot-stand-komen cener „pacificatie" op
schoolgebied is erkend, en in 1905 zelfs bij
do wet de financieel© gelijkstelling, wat de
Rijkssubsidie betreft, tusschen bijzonder
en openbaar onderwijs is geregeld.
Er is derhalve, Ook naar het oordeel dor
leiders van do partijen der rechterzijde,
althans tot 18S7 geen overeenstemming
tusschen het grondwetteijlk voorschrift van
art. 1C2 en de sedert tob stand gekomen
wettelijke regeling van het lager onderwij»,
en nu zou het reeds alleen ter wille van de
wa xhoid iu de wetgeving noodzakelijk
wezen, dat al zij het ook niet do geDrui-
kelijko weg, welko eischb, dat do gewone
wet. aan do grondwettelijke bepalingen
zich aansluit thans die overeenstemming
hersteld en art. 192 dor Grondwet zóó ge
wijzigd worde, dat er van strijd der Lager
Onderwijswet met de Grondwet zelfa geen
sprak© kan zijn.
Hot kan daarom wol geen twijfel lijden
of, wordt tot herziening dei Grondwet
overgegaan, ook artikel 192 moet daarin
betrokken worden, maar dan blijvo men
niet staan* bij een eenvoudige regularisa-
tie van do verbroken overeenstemming,
deck make een be redigende oplossing van
het onderwijsvraagstuk mogelijk. Het ide
aal dor algemeen© openbare volksschool is
in Nederland onbereikbaar gebleken; een
groot deel der natio wil voor zijn kroost
een andere school. Maar onwrikbaar blijft
vaststaan de plicht van den Staat, zijn aan
houdende zorg te .wijden aan do volksont
wikkeling door do gelegenheid te verschaf
fen voor alle kinderen dos volks althans
tot het verkrijgen der allereerst noodzake
lijk© kundigheden. Technisch kan do bo-
staando regeling niemand bevredigendo
gewijzigde verhouding "tusschen openbaar
en bijzonder onderwijs cn beide soorten
onderwijs tegenover den Staat moet op ge
heel nieuwen wettelijkon grondslag worden
geregeld. De Lager-Onderwijs-wet is uit
het oogpunt van wotstechniek een paskwil,
en zij moest dit wel worden, nadat daarin
gewrongen werd een regeling dor overheids
zorg voor het bijzonder onderwijs, welko
lijnrecht ingaat tegen de beginselen, waar
op do wet van 1878 is gebouwd. Hoe do
regeling zal moeten wezen, om, met vol
doende waarborgen voor deugdelijk en vol
doend onderwijs, do rechtsgelijkheid voor
do scholen van verschillende richting te
verzekeren, wij zouden op het oogenblik
het niet weten t© zeggen, maar In elk ge
val mag de Grondwet in het vervolg voor
een bevredigende regeling geen beletsel
meer opleveren".
Verder meent het blad, dat bij de.ecrst-
volgendo Grondwetsherziening do regeling
der troonopvolging met den Ecogstcn ernst
onder do oogeu behoort te worden gezien.
F,on regeling der troonopvolging volgens
de artt. 13, 14 en 15 der Grbndwet noemt
zij een anachronisme, bovendien een rege
ling, die ernstigo gevaren in zich sluit
v >r buitenland&chc inmengiDg.
„Van harte" alius het slot van het
artikel „hopen wij, trouwens de over-
groote meerderheid der natio, dat or van
ccn toepassing der meergenoemde Grond
wetsartikelen nooit sprake zal wezen,
maai" mocht onverhoopt ons land do ramp
treffen van het kinderkas overlijden der
Koningin, dan zij aan de natie de vrije
beschikking over haar toekomstig lot vol
strekt verzekerd 1"
„Een bedenkelijk beslui fc"
schreef „Do Nieuwe Courant" bo
ven een artikel naar aanleiding van het
besluit van don minister van oorlog om
aan do L a n d w o e r de geweren uit
te reiken, thans bij het leger in gebruik,
en tevens aan iederen Landweerman zijn
geweer mode naar huis te geven.
„Hot 13", meenen wij, „de moeite waard
de vermoedelijke gevolgen van dit besluit
eens na te gaan. Het zal daarbij blijken,
dat heb onvoorzichtig, onprao-
t i r c h en d u u r is.
In de eorste plaats onvoorzichtig. Thans
is de Landweer ongeveer 24,0(X) man groot;
is zij op volle sterkte, clan zal zij bestaan
uit rend 80,000 man.
Wanneer men de zaak nuchter cn niet
van theoretischen of idealistischon kant
beschouwt, zal men toch moeten toestem
men, dat, wanneer aan 80,000 man uit allo
lagen van ons volk, zonder eenige keuze,
een geweer mede naar huis wordt gegeven,
men daardoor verschillend© weinig be
trouwbare elementen, die uit den aard dor
zaak, vooral in do greoto steden, onder
een zoo groot getal menschon voorkomen,
van wapenen voorziet.
In eigenaardig© tegenstelling mot dezen
maatregel is do overvoorzichtige Bepaling
in do Wapenwet, dat geen enkel bUrget
zelfs niet met heb kleinst© wapen mag
loopen zonder vergunning van... den Com
missaris der Koningin in zijn provincie.
Doch do onvoorzichtigheid is niet ons
grootste bezwaar; van veel meer gewicht
dunkt hot ons, dat de genomen maatregel
uitorst onproctisch zal blijken te zijn.
De man zal wapenen, lederwerk, uni
form, ondergoed, schoenen goed mooten
bow aren en netjes onderhouden. Doet hij
dit niet, blijkt er bij do inspectie (één
maal 's jaars) of wanneer hij ondrr de wa
penen komt, dat er iet3 ontbreekt of slecht
uitziet, door de mot is opgegeten, of bijv.
gebruikt is, dan moet de betrokkene op
eigen kosten het ontbrekende aanvullen,
of het gebruikte vernieuwen en wordt hij
bovendien gestraft.
Een practiseh, logléch en afdoend voor
schrift... op papier; maar hoo zal het In
de praktijk gaan? De meest© landweerman
non, heel klein behuisd, hebb&n voor zorg
vuldige opberging van hun „spullen" wei
nig plaats, zullen in die zeven jaar, dat
zij bij d© Landweer moeten dienen, me-
nigen keer moeten verhuizen; ook zal het
menigmaal voorkomen, dat, in geval de
geldmiddelen schaarscJi en de behoeften
groot en dringond zijn, hot al te verleide
lijk zal blijken twee paar flinke sohoenon,
lokker©, warme sokken of een nieuw hemd
in een kast to hebben liggen.
Zijn. de menschon ongetrouwd, dan is
do zaak natuurlijk nog moeilijker. In een
kosthuis wordt do geheel© uitrusting c'p
zolder bij elkaar gelegd, bij on dooreen
mot de bezittingen van ander© commensa
len en allee onder de hoede 1) van de
kostjuffrouw. Na ettelijke malen van
kosthuis te zijn veranderd, moet do man
na een jaar „zich kleeden", ©n dan blijkt
hem tot zijn verbazing, dat er een schoon
mankeert, of een paar cude in do plaats
van do nieuwe zijn gelegd zijn geweer
„bij ongeluk" door een andoren commen
saal is meegenomen, zijn ledergoed is ver
droogd on zijn uniform er bedroevend uit
ziet.
Goed, dan krijgt hij volgons de bepa
lingen straf en moet nieuwe uitrustings
stukken betalen, maar kan dit niet; zoo
dat hot einde van de geschiedenis is, dat
hot Rijk d© nieuwe stukken betaald en bo"-
vondien den man in do provoost nog een
dag of wat den kost mag geven.
Dit is geen bouta'j, maar pure werke
lijkheid; men vrago eens don schutterij-
autoriteiten, speciaal in d© groot© steden,
naar hun ondervinding op dit gebied. En
nu waa bij de schutterij de toestand nog
zooveel gunstiger, omdat do mannen daar
hun wapenen maar van April tot October
mee naar huis kregen en deze en zijn uit
rusting als het war© iedere veertien dagen
bij de oefeningen konden worden geïn
specteerd.
,,Orde en netheid m~ct er zijn en wie dio
niet heeft moet hot maar leeron." Ja, dat
is gemakkelijk voorgeschreven, maar men
behoeft waarlijk niet tot in r nmige werk
mansgezinnen te gaan om d© overtuiging
te krijgen, dat orde ©n nethoid moeilijk te
betrachten zijn, vooral als do omstandig
heden niet medewerken on een frequente
oontróle ontbreekt. Wie weet dat niet uit
eigen omgeving?
Ten slotte is do thans getroffen regeling
duur.
Het is waar, bij de tegenwoordige rege
ling is het niet noodig een kapitaals-uit
gave te doen voor het maken van bewaar
plaatsen van geworon ©n uitrustingsstuk
ken, terwijl ook uitgespaard worden sala
ris en loon van hen, die met de adminis
tratie en het onderhoud der opgelegde
goederen zoudon moeten worden belast.
Het is echter de vraag of dozo kapitaals
uitgave en deze jaarlijks terugkomende
onkosten zoo groot zouden zijn. Zou het
niet mogelijk zijn geweest, dat het Rijk do
localitoitcn, dio in verschillondo gemeen
ten aanwezig waren voor het bewaren van
schutterij-goederen, van dio gemeenten
huurde? Of zoudon, indien deze oplossing
niet overeen t© brongen ware met de aan
genomen districtsverdcolmg van do Land
weer, in verschillende districten bestaande
militaire gebouwen of daartoe het best
geschikt© ruimten in forten niet kunnen
worden gebezigd om wapenen en uitrus
ting op te borgen? Zou in het laatste ge
val het onderhoud niet op weinig kostbar
ro wijzo door of onder toezicht van do op
de forten gest-ationneerde oenducteurs der
artillerie kunnen geschieden?
Maar afgescheiden van deze kwestie zal
het, naar wij vrcezon, blijken, dat de kos
ten, welke het Rijk na enkele jaren zal
moeten bestedon aan do vervanging on
hot onderhoud van wapenon en klooding
van do Landweer, volgens de thans in to
voeren regeling zeer groot zullen zijn.
Het komt ons voor, dat men bij het ma-
kon van dezo regoling te veel gedacht heefb
aan den gedurende te zomermaanden bij
do schutterij bestaanden toestand, on men
er to weinig op golet heeft, dat do Land
weer, speciaal in vredestijd, voor geheel an
dere diensten is aangewezen dan do schut
terij.
Do schutterij kon, op vorzoek van den
burgemeester, worden gebruikt voor het be
waren van orde bij brand en andere bu?-
tengewone omstandigheden; voorto, .wij
weaen er hiervóór reeds op, kwam de schut
terij op geregelde tijdstippen voor het hou
den van oefeningen op; bij de Landweer is
van dit alles geen sprake.
Overzion wij do consequenties vaD het
door den minister genomen beriuit, dan
heof hot er alle sohijn van, dat dit in hoold-
zaak moet worden toegeschreven aan het in
do huishouding van den Staat zoo veelvul
dig voorkomende verschijnsel, dat men om
aanmerkingen on opmerkingen in do Ka-
mor te voorsomen, een belangrijke uitgave
voor oen maal vermijdt, om daarentegen
over enkele jaren do jaarlijks terugkcercn-
de uitgav© vrij aanzienlijk to doen stijgen.
Dit valt uit den aard der zaak dan min
der op, omdat dio gestadige verhoogi- ren
verdwijnen onder het toch reeds zoo zwaar
belaste jaarlijkscho oorlogsbuclget.
„E o d goedkoop© gnap" sohrij'
de „V r ij S o o i a li s t" boven 't volgen
de stukje:
Weet go hoeveel de Leidsche grappenma
kers (studenten) gekregen bobben vooi
do n a o h t o 1 ij k o i n L.' a a k in oen
j o n g d a m e s po n i o n aa t te
Voorschc'ton? 25 gulden, zegge:
vijf ©n twintig guldon of 5 dagen voor 8,
en 60 gulden, zoggo: vijftig guldon of 10
dagen voor den hoofdgrappenmaker, deu
vernieler. D© mishandeling van don veld
wachter en wat wordt dat ande t
6trong gestraft'. word beolemaal niet in
rekening gebracht.
Wie dus een grap wil uithalen in eon
of ander jongodamespensionaat, mits
hij student is, kan rijn gang gaan
tegen betaling van 25 gulden.
En hot mooiste is, dat het Openbaar
Ministerie vóór bet deen van zijn eiscb
heel ernstig zei, dat do Haagscho recht
bank voortaan zulk© grappoo streng zou
aanpakken. Dit noemen zo dus strong I
Een mooie vrijbrief om z'n gang maar U»
gaan I Een prachtigo rechtspraak
E.i „De Controleur" voogt hier
aan toe:
Het is inderdaad verbazingwekkend, al*
meu dit vonnis vergelijkt met andere,
waarbij sprako is van huisvredebreuk of
geweldpleging tegenover do politie.
Die 25 gulden i oto staat feitelijk ge
lijk met een vrijspraak. Het zal formeel
en juridisch wel volkomen in ordo zijn,
daaraan wagen wij niet te twijfelen
maar dan is dit een bewijs te meer, bo'e
VII.
Des middags begaven zij zich naar het
{Vorstelijk park en vroegen naar den op
perhofmeester. Men wees hun zijn kantoor,
Ün een klein© woning, vlak bij het hek. Do
{hofmeester was een vriendelijk, voorko-
fnend mannetje met een rood gelaat. Hij
bp rak Duitsch feitelijk was hij oen ge
boren Duit8cher en zij konden dus zon-
Sd'er moeite hun verzoek te kennen geven.
D& heer Fraasch Jakob Fraasch. stond
eer3t nog in twijfel, doch hun eerlijk, op-
•techt gezicht bewoog hem weldra-, om hun
te veroorloven, het gedeelte van het groo-
jfce park te zien, dat voor het publiek ge
opend was, als zij maar binnen zekere
renzen bleven. Anguish vroeg, hoe men
on verwachten, dat zij die grenzen zou
den weten te onderscueiden, daar zij hier
ombekend waren, en de hofmeester deelde
jhn- op stroeven toon mede, dat d© leden
der vorstelijk© familie die grenzen zóó
duidelijk zouden bepalen, dat hun niets
te vragen zou overblijven.
Mij gaf hun dus een geschreven vergun
ning om het park van hot vorstelijk pa
leis van Graustark to bezichtigen, en zet
te cr rijn zegel op. Te gelijk deelde hij
hun mede, dat do Prinses hem bevolen
had tegenover de Amerikaanse!» burgers
Üe meeste welwillendheid in acht te ne
igen.
Daarop vroeg Anguish of hij rijn came
ra zou mogen gebruiken. Dit werd onmid
dellijk en met nadruk geweigerd en de
hofmeester voegde er bij, dat de vergun
ning zou ingehouden worden als zij de ca
mera niet buiten het hek lieten. Onwillig
liet Anguish zijn kastjo op het kantoor van
den hofmeester staan, ©n zij slapten do
breedoUa&n in, die naar het paleis voerde.
Eer zij tien schreden gedaan hadden,
kwam een parkwachter, die ook dienst
deed als gids, naast ken loopen. Waar hij
vandaan kwam, wisten zij niet, zóó plotse
ling .was zijn verschijnen geweest. Hij
bleef de twee uren, die zij in het heerlijk©
park doorbrachten, bij ben.
Het paleis stond in het noordwestelijk
gedeelt© van het park, ongeveer een halve
mijl van den voet van den berg af, met do
voorzijde naar den berg gekeerd. De bezoe
kers mochten dit gebouw niet dichter dan
op een vierde van een mijl naderen,
maar werden naar een plek gevoerd', van
waar zij het in al zijn massieve, antieke
pracht konden bewonderen. Anguish, die
kerken e*n oude gebouwen bestudeerd en
de kasteelen langs den Rijn geschilderd
had, e>n nogal op de hoogte was van archi
tectuur, meende, dat het meer dan vijf
honderd jaar oud moest zijn.
Het was een -groote, middeleeuwsche
steenklomp, door mos en klimop overdekt,
met torens, torentjes en kanteelen. Vroe
ger was ©r een gracht omheen geweest,
doch, zooals zij later vernamen, was deze
gedempt. Het kasteel stond iü een grooten
cirkel, waar verschillende breede lanen op
uitliepen. D© opea ruimte voor de balkon
ramen was bestraat en aan alle kanten
.strekte zich. hot fluweelijze groen uit met^
zijn fonteinen, zijn boomen, bloemen, grot
ten cn soldaten.
Het park had ongeveer da uitgestrekt
heid van een vierkante mijl en was omge
ven door een hoogen muur, waarop schild-
huisjes en verscheidene kanonnen, go-
plaatst waren. Op al hun reizen hadden
de Amorikanen nooit zulk oen fraai kunst
werk gezien, en zij wandelden rond met
een belangstelling, waarin ieder ander dan
hun zwijgendo gids zioh zou verheugd bob
ben. Hij leidde hen rond en net bon zelf
zien, nagaan en berekenen zoovee] zij wil
den. Het eenige, wat hij deed, was, do
parkwachters die voorbijkwamen, to groe
ten, en het geweer te presenteeren, wan
neer zij aan den zoom van hot verboden
terrein kwamen.
Toen zij rondgewandeld hadden, bracht
hij hen naar den muur, die het park om
gaf, op een punt, niet ver van het kasteel.
Hier was nog een groot© poort; zij gingen
er echter niet door, doch moesten eenige
treden op en kwamen toon op den hoogen
muur. Deze waa eenige voeten breed, zoo
dat men er veilig loopen kon.
Zij begrepen weldra-, dat zij over dezen
muur moesten loopen naar d© groot© poort,
en Anguish kwam met zijn gewon© slimheid
tot d© ontdekking, dat hier cn daar dames
wandelden, en dat het zeker met de go-
woont© in strijd was, wanneer bezoekers
do leden der hofhouding aanstaarden. Mis
schien was haar Koninklijke Hoogheid de
Prinses van Graustark wel onder de wan
delaars tors.
„Nu, het ie zoo mooi als Versailles,
merkt© Anguish op, toen zij weer op straat
wandelden en den muur aankeken.
„Nu kan ik mij tqch niet begrijpen hoo
het komt, dat wij nooit iets gehoord heb
ben van dit Graustark," zeido Lorry, aan
hot prachtigo kasteel denkend.
„Wol, jongen, er zijn zooveel dingen, dio
wij niet woten. Wij hebben het ook zoo
druk. Jo weet immers wel, dat de eene helft
van do menschon niet begrijpt hoe do an
dere helft leeft? Ik wed, dat er in do Ver-
eenigdo Staten geen vijf en twintig men
schon zijn, dio vermoeden, dat er oen land
bestaat als Graustark."
„Ik geloof niet, dat cr bij ons ooit
iemand van gehoord heeft," meende Lor
ry.
„Ook goed," zeido Anguish.
Hot gelukt© hem een moment-opname
van hot kaateol te krijgen, van het
midden der straat genomen. Hij
nam ook een paar kiekjes van de berghel
ling, van een paar grappige oude huisjes
en van ©en paar aardige kinderen, met
roodo jurken aan. Iedereen, met de kinde
ren to beginnen, droeg rood on zwart, of
blauw, doch altijd van sterke kleur. Do
vrouwen dreegon daarbij een korten rok,
de mannen de kniebroek. Allen droegen
halve laarzen en een soort van tulband.
Dit kostuum bepaalde zich natuurlijk tot
do burgers, die in de stad geboren waren-
Do aristocraten in bet hotel kleedden zich
geheel andere, volgens dc laatst© Europec-
sdio modo. Juffrouw Guggenslocker of
hoe zij ook mocht heeten en haar
gezellin waren even keurig uitgedost als
de dames, die men op do boulevards of in
Hyde Park ontmoet.
Laat op deu middag kwamen zij in hun
hotel terug. Na het eten wandelden zij
naar het kasteel. Lorry -olgden den raad
van Anguish en stak een revolver in den
zak. Hij lacht© bij hot idee, dat hij in zulk
een rustige, geregelde modelstad dit wa
pen noodig zou kunnen hebboD, doch An
guish hield vol.
„Ik heb ccn aantal kerels om de stad
zien dwalen, dio ©r uitzagen als echt©
struikroovers en mooidenaare, en wij kun
nen ovengood voorzorgsmaatregolon no
men," zeide hij, cn zijn vriend gaf hem
zijn zin.
Tegen tion uren verdween dc maan ach
ter den berg en het dal lag Bomber en stil
onder do met sterren bezaaide lucht. Om
olf uren was do stad in de rust, cn zag
men nog slechts een enkel lichtje bier en
daar op straat of in huis. Politieagenten
in hun witto uniform liopen rond, aolda-
ten spoedden zich naar do kazerne, cn een
enkele burger, dio zich verlaat had, stap
te in d© dichto schaduw op het trottoir
voort. Do Amerikanen, die van hun uitge
strekte wandeling terugkeerden, bleven
midden in de Kasteellaan staan, dicht bij
het grool© hek. In do verte zagen zij hot
licht van hun hotel; in de drukst© straten
brandden een paar lantaarns, doch overi
gens was alles duisternis, stilto en vredo
om hen heen.
„Stel jo Parijs of Nieuw-York om cli
uren eens voor," zeido Lorry, min of moor
onder den indruk van de eenzaamheid der
sluimerende stad.
„Het is hier zoo doodstil nis in d©
prairieën," zeido zijn vriend. „Ik word
slaperig van het kijken naar do st.^at*
Wij zijn hier nog oen mijl van hot hold*-
Lorry. Laat ons doorJoopen."
(Wordi vtrvolod.)