Circus
Rembrandt.
KUNSTKRONIEK.
Zilveren Hoedenspelden
BLANCKAERTS Co.,
„NUTRICIA's
Prijs per bus 25 Cents,
Aanleg van Men.
LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 22 MAART. - TWEEDE BLAD.
Auno 1906c
Rubriek voor de Jeugd.
Dankbare vergelding.
Vervolg Advertentiën.
WISKU4DE.
Gecondenceerde Karnemelk
met Tarwebloem. Uitste
kend voedsel voor Zuige-
Kapitaal beschikbaar,
Koninklijk
Nederlandsch
Dinsdag 27 Maart 1908, 's avonds 8 uren
GaBa-0penings-¥oorste3üng.
J. H. SMIT,
Baarlstraat No. 83, hoek Vrouwesteeg, Leiden,
O. i£©@Yi!EÜ, Eüieuw© IHijes, Leiden.
l^sjgihasidei, Breesfraai 34.
PSTIT BOURGOGNE
NUITS ST.-GEORGES
SCUPPERS Go.,
Klaver en Graszaden.
in de
soorten
nieuwste
voorhanden.
W. v. Ü0SSUÜ
No. 14135.
Toen alles stil geworden was, het kanon
gebulder had opgehouden en dè afgematte
soldaten zioh ter ruste hadden gelegd, ver
liet luitenant De Galley zijn tent, verge
zeld van zijn ordonnans.
Deze droeg een klein vaatje oognao aan
sen riem, dio hij om den hals had en bei
den gingen het sneeuwveld opzij luister
den aandachtig en stonden stil bij elke
roode plek, die de laatste rust van een
roemrijk gesneuvelden soldaat verried.
Na elk gevecht, dat plaats gehad had,
deea de luitenant een dergelijke ronde. In
dien de dienst het toeliet, kon noch weer,
ïiooh vermoeidheid hem weerhouden. Men
zou gemeend hebben, dat hij een gelofte
(volbracht, een heilige gelofte, welke zijn
geweten niet toeliet te verzuimen.
Zijn makkers kenden ongetwijfeld de re
den zijner handelwijze, want zij verwonder
den er zich niet over en nimmer onder
vroegen zij hem, maar op zekeren dag gaf
een jeugdig officier, die kort bij den 6taf
geplaatst was, den heer De Galley to ken
nen, dat deze handeling hem overdreven
toescheen.
De luitenant glimlachte.
,.Ik vereffen eenvoudig een schuld,"
zeide hij, ,,die sedert eenige maanden op
'piij rust. Gij zijt de eenige bij den staf,
die er niet mede bekend zijt, en ik zal u
'de oorzaak van mijn bezoek aan het slag
veld verhalen.
Onze generaal had de nieuwe loopgra
ven geïnspecteerd, die in de richting van
Sebastopol aangelegd waren en we keer-
'den langzaam naar het kamp terug. Stil
zwijgend reden wij voort, terwijl onze ge
dachten ver van Sebastopol, de KTim en
den oorlog zweefden, en langs de zuidelij
ke ravijn komende, alwaar des morgens
gevochten was, hoorde ik in mijn nabij
heid kermen. Ik deed, hetgeen ieder ge
daan zcu hebben: ik steeg van het paard
en zocht in het rond.
Met verbrijzeld been lag een reusachtige
Bus to jammeren.
Kondom hem waren alle gesneuvelden
en gewonden weggevoerd en hij was niet
opgemerkt geworden. Hij was blijven lig
gen, alleen, geheel verlaten, niets anders
dan den dood te wachten hebbende.
Ik gaf hem een versterkenden teug en
hem niet kunnende opnemen, zeide ik tot
de eerste soldaten, die mij tegenkwamen,
wat er gaande was, en hij werd spoedig
vervoerd. Wat van hem geworden is, weet
ik niet, maar het schijnt, dat hij tegen an
dere krijgsgevangenen uitgeleverd werd.
Ik hoorde nimmer meer van hem en
dacht cok niet meer aan het geval. In oor
logstijd komen dergelijke gebeurtenissen
meer voor on men kan er zich niet lang
mee bezighouden.
Eeuigen tijd later vertrouwde de gene
raal mij een belangrijke zending toehet
betrof niets minder dan te trachten, bin
nen Sebastopol te komen, inlichtingen in
te winnen over de middelen van verdedi
ging der stad en deze aan hem kenbaar
te maken. Het gelukte mij slechts hot eer
ste gedeelte van het program ton uitvoer te
brengen. Ik kwam nog al gemakkelijk bin
nen de Russische linie, maar werd onmid
dellijk gevat, voor een Fransch officier her
kend en voor den generaal gebracht.
Ik voorzag mijn lot, maar toch verliet
'do hoop mij niet, waarom, is mij eon raad
sel, doch ik kon mij niet voorstellen, dood
geschoten te zullen worden,
,,Hoe handelt men bij u, als er een spion
gevangen werdt?" vroeg de generaal.
Dat was voor mij een netelige vraag; ik
moest echter antwoorden, öp gevaar of,
het voorkomen te hebben, alsof ik den dood
vreesde en zeide dus flink weg: „men
schiet hem dood."
De Prins scheen meer verlegen te zijn
over mijn antwoord, dan ik het geweest
was over mijn vraag. Meer stotterend, dan
op bevelenden toon^ sprak hij: „hetzelfde
lot wacht u."
Haastig voegde hij er bij: „Hebt ge
nog iets te verzoeken?"
„In een, generaal."
„Het is wel, gij kunt aan uw betrekkin
gen en vrienden schrijven; ik beloof u,
dat de brieven zullen verzonden worden."
Het verhoor was geëindigd. Mijn lot
Btond vast. Men geleidde mij in een
andere tent, alwaar ik den laat sten nacht
zou doorbrengen.
Binnenkomende, zag ik een soldaat,
dien ik te voren reeds had opgemerkt; zijn
oogen bleven onafgebroken op mij geves
tigd. Ik dacht bij mijzelf, dat een ter dood
veroordeelde toch niets bijzonders moest
zijn.
Het had jnij in het oog moeten vallen
dat de blik van den man iets anders ver
ried dan nieuwsgierigheid.
Ik zal u de schets van dien nacht bespa--
ren, het is allesbehalve prettig, do uren
te tellen, die nog te leven overblijven.
Gelukkig had een Russisch officier mij
tabak jen lucifers gegeven, zeggende:
„rook, dat geeft verstrooiing."
En ik rockte. Ik rookte zoo gretig als
een man, die zou zeggen: ik heb meer ta
bak, dan ik ooit gebruiken kan. Ik was
gedachtenloos. Ik kon geen twee denkbeel
den bij elkander voegen, ik waa geheel
en al verdoofd, toen ik eensklaps geraas
achter mij hoorde.
Er was iemand binnengekomen door een
scheur, die in de tent gemaakt was en in
een seconde, zonder mij den tijd te laten,
iets te zeggen, had men mij oen jas over
de schouders geworpen, mijn haar in an
deren toestand gebracht en mij bij de
hand gevat en voortgetrokken.
Twee uren later was ik in het Franscho
kamp terug... En wilt ge weten, wie die
edele redder was?... De geblesseerde Rus,
wien ik op een avond drinken had gege
ven.
Hij voldeed zijn schuld, ik nam er een
op mij.
„Dat is, zeide De Galleij, „de reden,
waarom ik de gewonden opzoek. Ik betaal,
zooals ik kan, dankbaarheid met dankbaar
heid.»
De jonge Calabrees.
Het tooneel verbeeldt een schoollokaal te
Turijn. Een onderwijzer, signor Perboni,
en een vijftigtal jongens zijn aan het werk.
Onverwacht komt de dircotour mot een
nieuwen leerling, die een zeer donker ge
laat heeft met groote zwarte oogen en ge
heel in het zwart gekleed is. De directeur
fluistert met signor Perboni; de zwarte
knaap ziet met verbaasde oogen in het
rond. De meester neemt hem bij de hand
en zegt tot de klasse: „Je moogt in je
schik zijn jongens I Vandaag is een kleine
Italiaan op school gekomen, geboren to
Reggio in Calabrië, zoowat vijfhonderd
mijlen van hier. Verwelkomt uw kameraad,
die van zoo ver is gekomen. Hij is geboren
in een beroemd land, dat groot© mannen
aan Italië heeft gegeven, dat nog dagelijks
krachtige landbouwers en dappere soldaten
levert, in een der heerlijkste streken van
ons vaderland, met groote wouden en hoo-
ge bergen, bewoond door een kloeke en
schrandere bevolking. Ontvangt hem vrien
delijk, opdat hij vergete, hoe ver hij is van
de plaat-s, waar hij geboren werd; doet
hem ondervinden, dat ieder Italiaansche
knaap, in welke Italiaansche school hij ook
kome, daar broeders vindt 1"
Dit gezegd hebbende, stond hij op en
wees op de landkaart van Italië do plaats
aan, waar Reggio in Calabrië ligt.
Daarop riep hij luid:
„Ernest Derossi, de jongen, die altijd
de eerste prijzen krijgt 1"
Derossi stond op.
„Kom kierl" zei de meester.
Derossi kwam uit de bank, naar het ta
feltje, bij den jongen Calabrees.
„Omdat je de eerste van de klasse bent,"
zoide de meester, „mag je uit naam van
alle jongens den nieuwen kameraad verwel
komen I Geef hem de welkomstkus van d©
kindéren vsan Piömont aan het kind van
Galabrië 1"
Derossi omhelsde den Oalabrezer knaap,
zeide luid met zijn heldere stem: „Wees
welkom 1" en kuste hem met blijdschap op
beide wangen.
Alle jongens klapten in de handen.
„Stilte 1" riep do meester, „Op school
wordt er niet in de handen g» klapt I" Maar
wij konden wol zien dat hij niet uit zijn
humeur was.
De nieuwe jongen uit Galabrië heette
Oaronno.
Weinige dagen later gebeurdo h.t, des
morgens, voordat signor Perboni in de
klasse was, dat vier of vijf grooto jongens
den armen Crossi plaagden, omdat hij rood
haar, een verlamden arm en een moeder
had, die groenten verkocht. De ongelukki
ge jongen kon zich niet verdedigen. Hij
moest met machtolooze woede verdragen,
dat men hem met kastanjeschillen in het
gezicht wierp.
Men bootste den gang van zijn moeder,
de groentenvrouw na, als zij meb twee
korven onder de armen hem kwam halen
aan de deur.
Rood van woede slingerde Croesi een
inktkoker naar zijn kwelgeest, maar
de jongen bukte, en de inktkoker kwam
terecht tegen de borst van den meester,
dio juist binnentrad.
Toen volgde er oen groote stilte.
De meester begaf zich oleek van ontroe
ring naar zijn tafeltje en vroeg: „Wie
heeft dat gedaan?"
Allen zwegen.
En de stom luidde verheffend, riep da
meester: „Wie is het?"
Toen stond Caronno de knaap uit Cala
brië, door medelijden mot den armen
Orossi gedreven van zijn plaats op en zei
de vastberaden-
„Ik heb het gedaan."
Do onderwijzer ziet hem aap, neemt do
verbaasde school jongens op cn zegt met
bedaarde stem:
„Neen, je hebt het niet gedaan!"
En na oen oogenblik 6tilto vocgdo hij ct
bij: „De schuldige zal niet gestraffe wor
den, wio is het?"
Orossi staat schreiende van zijn plaat-s
op cn zegt:
„Zo hebben me gesard, ze hebben me
belcodigd, ik ben woedend geworden, ik
heb
„GoedGa zitten" zei do onderwijzer,
„en wie hebben hem gesard?"
Met gebogen hoofd stonden do vior pla-
gers op.
Jullie hebt een knaap beleedigd, dio je
niets gedaan had," zei do meester. „Jeiui
hebt een van do laaghartigsto en schande
lijkste daden verricht, die ooit door een
menschelijk schepsel kan worden gepeegd
Jullie bent lafaards l"
Vervolgens ging hij door dc banken
naar de plaats van Garonne, die mot
neergeslagen oogen 6tond to wachten en
hom aanziend© zeide hij:
„En jij bent eon nobel© knaap".
Caronne keek hem met glinsterende
oogen aan en fluisterde eenige woorden
hem in het oor.
Daarna zich wendend tot de vier schuldi
gen, zeide de meester:
„Ik vergeef het u 1"
Be „Vliegende pijl".
De Indianen in Amerika zijn een loos
volkje in menig opzicht. Een van hun eer
ste eigenschappen is het vermogen, de
lichtste sporen van mensch en dier te kun
nen volgen. Dikwijls, als aoze zoo weinig
mogelijk indrukken hebben gemaakt, om
te voorkomen, dat zij achtervolgd worden,
weten do Indianen tooh nog hot spoor te
vinden.
Er is een oud verhaal van een jager, die
een hert had gedood. Hij sloeg or een stuk
vleesch af en hing hot aan den hoogsten
spijker van zijn wigwam of hut (het is
meestal een tent, bedekt mot dicrcnhui-
aou). Dan ging hij weor weg om eenige
droge bladoren cn takjes te halon, waar
mee hij het vuur zou kunnen aansteken.
Want, zcxtals jullie oegrijpt, hebben do
Indianen geen kooltjes vuur of lucifers.
De „Vliegend© pijl", zooals onze Indiaan
heet, had er ook geen.
Spoedig kwam hij terug met een arm
vol brandstoffen, maar kijk, als hij zijn
wigwam binnentreedt, is do berfcebout
verdwenen. Hij keek overal rond, maar
geen 'reeken van den dief was to vindon.
Ton minste w ij zouden nooit iets gevonden
hebben wat op eon spoor geleek, al koken
wij nog zoo nauwkeurig toe. Maar d© In
diaan nam zijn knots en bij ging rookt op
het woud af, om den dief to vervolgen. Hij
had nog niet lang geloopen, toen hij een
buurman ontmoette. Deze zag, dat zijn
oogen strak op den bodem gericht waren
on vroeg hem, wat hij toch wel zocht.
Ik zoek, zei de „Vliegende pijl", een
kloin, oud bleekgezich'c, dio een kort ge
weer draagt. Hij wordt gevolgd door ccd
kleinen hond met een korten, ruigen
staart. Dezo man is eon dief; 'hij is in
mijn wigwam gogaan en 'heeft mij mijn
vleesch ontstolen. Ik zal hom en zijn hond
beido verpletteren mo'c mijn knots.
Wel, brooaor, antwoordde do andore
Indiaan, ik ontmoette straks zoo'n man,
niet ver hier vandaan en daarbij, hij
droeg een reebout op zijn schouders. Maar
hoe kun je hom zoo juist beschrijven, tor-
wijl jo zelf vor'celt, dat je het woud was
ingegaan
Ik heb baastzei de „Vliegende pijl",
maar luister. Ik vond eoü stapel steenen
in den hock van den wigwam, waar ik mijn
vleesch had opgehangen Was do aicf niet
klein van gestalte, het was niet noodig ge-
weest hier op te scaan.
Ik weet ook, dat hij oud is, want zijn
voetstappen zijn vlak bij elkaar. Bovendien
moet het een bloekgeziclit zijn enkel om-
da'c de teenen naar binnen staan, wat, zoo
als ge weet, do roodhuiden niet hebben.
Was zijn geweer lang geweest, Jan zou dc
tromp geen toeken onaor aan den boom
hebben achtergelaten, zooals dit kleine ge
weertje deed, dat hij cr tegen plaatste.
Zoo zio je, broeder, het was na alles ge
makkelijk don dief te beschrijven, omdat
ik oogen had.
Maar de hond, hoo kou jo zijn grootto
weten, zelfs aio van den staart? vroeg de
ander, die nog jong was en do waarde van
nauwkeurig toezien nog niet zoo goed kon-
de.
Wat nut haddon do oogen van don
„Vliegenden Pijl," als zo niet hadden ge
zien, dat do voetsporen in hot zand zeer
dicht bij elkaar zijn. En do kleine, ruige
staart teekende zich af op het zand, toen
het hondje kwispelstaartend zat too to kij
ken hoo zijn meester mijn vleesch staL
Maar vaarwel, broeder, ik moet den boos
wicht volgen, anders zou het nog kunnen
gebeuren, dat ik mijn middagmaal niet
terugkreeg.
Zeldzame Dieren.
Als iemand vertelt van iets wonderbaars,
dat bij beleefd heeft, gezien of gehoord
heeft-, iets, dat met de gowono natuur der
dingeD in strijd schijnt en waarvan som
mige misschien kippovol krijgen, dan
wordt dit door anderen, die wijzer zijn of
wijzer mecnen te wezen, aan ergerlijke bij-
geloovige domheid toegeschroven. En toch
zal dio „wijze man" zelf op een ander
oogenblik in vollen ernst iets verhalen,
dat evenmin waar is of waar kan zijn.
De beroemde dierenkennor Brehm deelt
ons dienaangaande het volgeud staaltjo
meo:
Een inboorling van Zuid-Amerika ver
haalde, dat hij een slang gedood had van
meer dan vijftig voet lengte, oon waar
reuzendier dus. Do natuurvorschor toondo
zich wel wat ongeloovig, cn verzocht don
Indiaan, hem in het boach lo willen ver
gezellen, om naar andore dergelijke mon
sters to gaan zoeken. Na een vrij lango
aarzeling besloot do Amerikaan nre.a t©
gaan. Niet lang duurde het, of men kreeg
een groote slang in het oog. Siddorond
van vrees fluisterde do zoon van het woud
nu don onderzoeker toe, dat doze slung
nog veel grooter was dan die andore. Zon
der zich door de vrees van zijn metgezel
to laten weerhouden, trad Brehm op de in
het gras liggende slang too on hakte haa
met eon kfachtigen houw den kop bijna
van het lijf. Het dier werd nu languit ge
legd en gemeten. En wat bleek? Dat het
zoomin vijftig voet of moer lengte had;
dertig, waarop Brehm zelf bet ongeveer
geschat hadhot was zes motor of ongc-
voer twintig voet lang. Beide mannon had
den dus vorkoord waargenomen, zich in
hun schatting bedrogen, do een© echter
veel meer dan de ander.
Zulk© vergissingen komen heel dikwijls
voor, natuurlijk des te minder, hoo metf
men met do waargenomen dingen bekend
is, hoo nader men er bij kan komen cn
hoo duidelijker men ze dus kan zien. Heeft
men er een weinig kennis van, ziet men z©
slechts op meer of minder grooten af
stand, zijn zo maar een kort oogenblik
zichtbaar, dan is die kans op vergissing
veel grooter. Komt daar nog vrees bij, dan
is die kans nog aanmerkelijk grooter. Het
is dus heusch niet alleen domheid of bijgo-
loof, waardoor sommigo mcnschen geloo-
ven wonderbare dingen te hebben gezion of
gehoord, maar voor een groot gedeelte i»
een gebrekkige waarncmi. g, te zamen
met een ongewone gemoedsgesteldheid, do
oorzaak der dwaling.
Zoo sprak men in ouden tijd mot voll©
goloof van den gehoiinzinnigen eenhoorn,
con dier met een lijf als een paard, eon
kop als oen hert, pooten als een olifant,
een staart als een wild zwijn en met oen
hoorn van een meter lengte op den kop.
Do eenhoorn was zóó wild cn vlug, zeide
men, dat hij mot goweld niet te vangen
was; alleen een jong meisje bijvoorbeeld,
kon hem bemachtigen. Wio ©n wat was nn
die eenhoorn? Bestond or werkelijk cotf
dier dat ccnigszins op die beschrijving go-
leek, cn dat mon misschien door gebrekki
ge waarnoming er voor houden kon? J*
zeker, en wol hot neushoorndier. Zijn li
chaam gelijkt wel niet bijzonder veel op
dat van '/n paard, -maar de kop heeft in
vorm wel eenige overeenkomst met 'n her
tonkop de pooten hebben hcol wat van oli-
fantspootenmidden op den kop draagt
Ondorgeteekende heeft nog eenige
uren beschikbaar tot het geven van
in bovengenoemd vak.
J. M. KOOLHAAS,
Leeraar M. O. Wiskunde,
8082 8 Papengracht 20.
11
Vraagt
Sen bus is voldoen
de voor 1 liter Harue-
melksoep. 3,88 20
voor groote en kleine Geldlee-
ningen, (van af f 100. met
maandeHjksche en driemaandoiyksche
aflossingen, (met en zonder borg, naar
omstandigheden) voor Handelaren,
Particulieren enz., voor lste en 2de
Hypotheek, op Huizen, Land en Sche
pen, Erfenissen, Accepten enz.
Brieven fr. letters JI. 21. Postbus
104, Ben Haag. 2594 12
(2u0 Personen) CPscsr öarr'é (108 Paarden)
Leiden tegenover1 het Station.
Alle verdere bijzonderheden door Aanplakbiljetten en nadere
Annoncen. 8059 50
Maandag «feu 2deu Aprilt
Laatste Voor stelling.
SLECHTS 7 DAGEN.
Ter eere van den grooten kunstenaar, hebben wij een.
Reclame-Sigaar in den handel gebracht, waarvan heden
een speciale Etalage is samengesteld. Bij deze 3-Cents-
Sigaar* (fijn vorstenlandendek met havanna-melange) is de
hoogste aroma bereikt, en kan de Sigaar, in artistieke ver
pakking, waardig den naam van REE&BRAftDT dragen.
Aanbevelend: 8184 40
By allo boekhandelaars is de inteekening opengesteld op do
Xsectuur voor de Huiskamer.
Uitgegeven ter aanmoediging en bevordering der Schoone Kunsten.
Dit tydschrilt munt uit door zijn fraaie artistieke platen (photogravures en lichtdrukken naar
schilderijen van Nederlandsohe en Vlaamsche meesters). Do verschonen 6 aflev. bevatten reproduc
tion naar J. C. U. Leqner, Alois Boüdry, N. van der Waay, II. M. Krabbj*, Frans Coorteks
en HeneiBtte Eonner. De tekst bevat novellen van Mr. L. II. J. Lamberts Hürrelbuinok,
Melatib van Java, Suze la CdafbllkRoobol, M. W. Maolainb Pont, enz.
Prys per jaargang van 48 vellen druks met 24 platen zooals in geen ander Hollandsch
tjjdschrift voorkomen benevens een lot in do vorloting van kunstwerken f 10.— (franco por
mail naar Indië f 12.40.J
Als hoofdprijs is aangekocht een kapilaal Schild cry van «7. VAN BE SAN DE
BARIIUY2ENt Herfstochtend fin Drenthe, waarde 2000.-.
Tweed© prys: Een Cassette de Ménage (Tafelzilver) waarde 1000. uit do Kon. Ned, Fabriek
van J. M. van Kempen en Zonen te Voorschoten.
Voorts: 18 Schilderijen in olieverf, waaronder van J. II. Wijsmuller, Tony Oefeumans,
Paol Bodipée, F. B. llöpre, G. J. Bos, Jao. li. Geerlinos, Chr. Uommerbhuizen, A. Schelfhout,
Marie Wandsobeeb, Betsy Repelius, Frid. Becker, enx.
Leiden. A. W. SfiJTHOFF.
De beide hoofdprijzen en eenige SchiBderijen
eenige dagen geëxposeerd hij de farma
tijn gedurende
INTERC. TELEFE. 568.
Aanbevolen: 3543 32
en 95 Cts. per flesch.
fi.75 per flesch.
Prima Vclie Edammerkaasjes.
Wed. J. NTEENIIAUER Zn.,
Mandenmakerssteeg 4, bU de Waag.
Prima adres voor Zuivere Nutuur-
boter, Qoud8cbe, Leldsclio en ccbte
Edammerkaas. 3200 6
ZEGWAARD. 3085 8
HaarLstraat 114.
BU OÜJIYTEL,
Nieuwe Hójn 55.
ww