LEIDSCK DAGBLAD. DONDERDAG 15 MAART. - TWEEDE BLAD.
Rubriek voor de Jeugd.
Wat de wind doet als het Lente is.
Een Japansch Sprookje.
Van twee Appelboomen.
Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
No. 14129.
Anno 19C6
De P.ento meent het goe<l met ons, dat
weten wij allen. Zij brengt aan ieder
menschenhort zijn vreugde, dio elk jaar
weer nieuw is, zoolang ton minste hot hort
evenals do knoppen der bloemen zich
yoor een zonnestraal ontsluiten kan. Go
fweet niet, vanwaar hij komt, de lente
wind, noch van welke zijde hij u nieuw le-
yen toewuift; ge ademt hem in, krachtig
en lang en ge zegt: dc winter is voorbij»
ik voel bet.
Soras is hij grillig en stout tot op bru
taalheid af, de wind in de lente. Zie daar
ginds in die groote stad suiselt hij door
het openstaande raam van een kamer, waar
een dichter gebogen zit over zijn schrijf
tafel. Vóór hem staat een glas met viool
tjes, die hij zelf gepluktheeftmaar zijn
blik ia somber.
Waarom treurt ge?" vraagt do Lente
wind. „Het voorjaar is erl De zon zal
uw kaal geworden jas doen glanzen en
'schitteren. Zij zal er een koningsgewaad
,van maken. Luister: ik zal uw nieuwe ge
schiedenissen verhalen, die u boroomd zul
len maken, want ik heb ze zelf beleefd: ik
reis door do gansche wereld, dat weet
ge-"
Wat wil de Lentewind in gindsche zie
kenkamer, waarvan bovendien de ramen
zorgvuldig gesloten zijn? Hij weet, hoe de
kranke daar binnen naar de kracht aan
brengende voorjaarslucht smacht, en wil
hem helpen, om weder gezond te .worden,
hem zeggen, dat de lange winter voorbij
is. Hij brengt daartoe do takken van den
appelboom, die voor het vrasfcer staat,
in beweging, zoodat zij tegen de ruiten
kloppen van het ziekenvertrek. De lijder
richt zich op in de kussens. Het is hem
lof een van ouds bekende stem hem roept.
„Doe de ramen open," zegt hij. „Buiten
is hot voorjaar!" Zijn stem klinkt helder
der dan sinds langen tijd bet geval waa.
Aarzelend, blijkbaar met tegenzin, vol
doet do luchtschuwe verpleegster aan zijn
verlangen. De zoele wind dringt naar Bin
nen en vervult het bedompte vertrek met
zijn kvachtigen levensadem. De zieko ge
voelt, dat een heilbode hem omzweeft.
Zijn wangen kleuren zich voor een oogen-
blik met een zacht rood; de uitgedoofde
levensmoed ontwaakt en fluistert hem
toe: „Gij zult genezen!" Bijna durft hij
het niet gelooven. „Zou het waai' kunnen
zijn? zal ik genezen?" vraagt hij aan den
blauwen hemel, aan den a4 peiboom en
aan den Lentewind, die om zijn schedel
speelt? Tot antwoord drijft de Lentewind
een blaadje van den scheurkalender, dat
afgetrokkenen achteloos op de tafel ge-
wolpen was, op het bed van den zieke.
Een versje staat er op:
Al is uw hart nog Bang en zwaar,
En voelt, zich nog niet vrij,
Al denkt en vreest ge: 't is pas Maart
En Maart is nog geen Mei;
O, schud toch af die bange vrees,
En wc s als kinderen blij,
Zie, waagt het de oudo appeïboém,
Wat beeft, oud hart, dan gij?
De kranke vouwt de handen. „Wat beeft
'oud hart dan gij?" herhalen zijn lippen.
En dan? „Ik wil het ook wagen te hopen."
En dit hopen is heb, dat zijn kracht bij
■den dag doet toenemen. Wat de genees
heer hem niet heeft kunnen schenken, dat
iheeft geheel uit zichzelf de Lentewind ge
daan.
Hebt gij ooit de geschiedenis gehoord
,van de slang met de acht koppen? Niet?
Dan zal ik ze u vertellen. Heb ig nog al
een lange geschiedenis en wij moeten een
Iheel eind terug, om er het begin van te
.vernemen. Ja, we moeten terug tot aan
het begin van de wereld.
Toen de wereld geschapen was, werd zij
hot eigendom van een heel machtigen too-
cenaar en toen deze op sterven lag, ver
deelde hij haai- tusschen zijn drie kinde
ren, twee jongens en een meisje.
Heb meisje, Anna, kreeg tot erfdeel do
zon, de oudste jongen, Suzano, de zee, en
de jongste zoon, wiens naam ik vergeten
ben, kreeg de maan. Nu, de maanjongon
gedroeg zich heel ordelijk, dat kunt gij
nog zien aan zijn welgedaan, oolijk rond
gezicht, als hij op een mooien avond recht
rond en vol aan den hemel 6taat. Maar
Suzano was heel boos en teleurgesteld, dat
hij niets had dan de koude zee om in te
leven. Daarom vloog hij woedend naar den
hemel en stormde de mooie ka-mer in de
zon binnen, waar zijn zuster met haar
jonkvrouwen bezig was, gouden eu zilve
ren gewaden te weven. Hij brak haar spin
rokken stuk, trok de weefgetouwen uit
elkaar, vertrapte de mooie weefsels, in het
kort, deed allo denkbar© Btoutheden en
deed de arme meisjes doodelijk verschrik
ken.
Wat Anna betreft, die Hep zoo hard ze
kon weg en verborg zich in een kelder op
do helling van een :.onneberg, vol spitsen
en kloven. Toen zij in do grot was gegaan
en de deur achter zich had gesloten, werd
het over do geheele wereld pik-pikdonker.
'Want zij was de fee, die do zon- regeerde,
'en dezo kon laten schijnen of niet, juist
zooals zij verkoos. Ja, er zijn zelfs men-
Êchen, die beweren, dat do heele zonne
gloed niets anders is dan de gloed van An
na's mooie oogen.
Hoe dat zij, or was groot verdriet en
aiepe treurnis over haar verdwijnen. Hoe
zou men de wereld nu weer licht geven?
Men probeerde van alles; en ten slotte be
dacht men, dat Anna vrij nieuwsgierig
waa en gaarne alles wist, wat er omging,
en daarom bedachten de andore feeën om
een dans uit te voeren vóór de deur van
den kelder.
Toen Anna het geluid hoorde van het
dansen, zingen en lachen der feeën ken zij
niet nalaten de deur op een kiertje te zot
ten en door de smalle opening te kijken
naar de pret van die anderen. Daar had
den dezen nu juist op gewacht. „Kijk eens
hier!" riepen zij, „kijk eens naar deze
nieuwe fee, die veel mooier is dan gijzelf
zijt," en daarmee brachten zij een spiegel
te voorschijn. Anna wist niet, dat het ge
laat in den spiegel niets anders was dan
de weerkaatsing van haar eigen en meer
en meer nieuwsgierig geworden, waagde
zij zich buiten de deur, waar zij gegrepen
werd door de andere feeën, die den ingang
van den kelder versperden met groote
rotsblokken, zoodat niemand er ooit weei
in kon gaan. Ziende, dat men haar met list
uit den kelder had gelokt en dat het niot
mogelijk was, langer te pruilen in het ge
zelschap dezer acht vroolijko feeën, besloot
Anna, terug te keoren tot de zon, en over
de wereld te schijnen als vroeger, mits
haar broeder werd gestraft en als boosdoe
ner weggezonden.
Dit gebeurde. Suzano kreeg een flink
pak, ja, ze sloegen hem bijna dood, en
bij werd voor goed verbannen uit het ge
zelschap aller feeën en mocht zich nooit
weer in haar midden vertoonen.
Zoo moest dan de arme Suzano, uit hoc.
feeënland verdreven, weer naar de aarde
terug. Terwijl hij op een dag langs den
oever der rivier wandelde, zag hij daai
een ouden man en een oudo vtouw, die bit
ter schreiend, hun jonge dochter in hun
armen sloten. „Wat beduidt dat?" vroeg
Suzano. „Ach," zeiden zij met een door
tranen verstikte stem, „wij hadden een
maal acht dochters. Maar in een moeras,
dicht bij onze hut, woont een achtkoppige
slang, die ieder jaar te voorschijn komt en
één van haar opeet. Nu hebben wij nog
slechts één dochter en heden is het de dag,
dat de slang haar zal komen opeten, en
dan hebben wij geen enkele dochter meer.
Och, goede heer, kunt gij niets doen, om
ons te redden?"
„Jawel," sprak Suzano, „dat zal heel
gemakkelijk gaan. Weest niet langer be
droefd. Ik ben een toovenaar en ik zal uw
dochter redden." En nu legde Suzano hun
uit, hoe zij een groote portie bier moesten
brouwen en een schutting maken met acht
poorten er in, en een houten voetstuk zet
ten in elke poort en een groot vat Li:r op
ieder voetstuk. Dit deden zij; en juist
toen zij alles toebereid hadden, gelijk Su
zano het hen had gezegd kwam de slang.
Zóó groot was zij, dat haar lijf over acht
heuvelen en dalen sloopte, wanneer zij
voortkronkelde. Maar daar zij acht groote
koppen had, zoo had zij ook acht groote
nonzen, wat-maakte, dat zij ook acht maal
sterker rook dan cenig ander schepseL
Toen zij nu van verre het bier rook,
gleed zij er op eens naar toe, kroop in de
schutting, stak in ieder vat één van. haar
koppen, en dronk, dronk, dronk, totdat
zij heelemaal dronken werd. Toen vielen
al haar acht koppen in eens in slaap. Suzano,
t-e voorschijn komende uiteen grot, waarin
hij zich verborgen had gehouden, trok
zijn zwaard en sneed al de koppen af. Hij
wilde ook het lichaam iü stukken snijden,
opdat men de stukken gemakkelijker .zou
kunnen verwijderen. Maar vreemd, toen
hij de staart wilde afsnijden, ketste zijn
zwaard af het was togen iets hards aan
gekomen. Daar de slang nu dood was, was
het niet gevaarlijk, er heel dióht bij te ko
men en te onderzoeken, wat dat harde ding
mocht zijn. Het was een zwaard, ge
heel bezet met edelgesteenten, het mooiste
zwaard, dat men in de wereld zien kon.
Suzano nam het zwaard een echt feeën-
zwaard en trouwde met het Heve meis
je, dat hij gered had. En hij was zeer goed
voor haar al was hij dan ook nog zoo ruw
geweest voor zijn zuster. Zij sleten de rest
van hun leven in een mooi paleis, dat op
zettelijk voor hen gebouwd werd en de ou
de man en de oude vrouw woonden daar
ook in. Toen de oude man en de oude
vrouw en Suzano en zijn vrouw dood war
ren, ging het zwaard over op de kinderen
cn kleinkinderen van Suzano. En heden
te dage behoort het aan den keizer van
Japan, di© het beschouwt als ©cn der kost
baarste van al zijn schaften.
Loontje komt om zijn Boontje.
Kikvorsch Kwaak had al zoo dikwerf mot
afgunstige oogen naar de jonge schipperB
gekeken, die zoo sierlijk cn bevallig hun
schuit of bootje voortboomden.
„Aclil kon ik ook zoo eens op een schuit
staanzuchtte Kwaak. Zijn broeders en
zusters, neven en nichten, lachten hem dan
hartelijk uit en bromden, dat hij nu zonder
schuit vrij wat vlugger voortkwam.
Wel mogelijk, maar Kwaak was er niet
tevreden mee.
Eens, op zekeren dag, dat kinderen aan
den oever der rivier* gespeeld hadden, zag
Kwaak op het gras poppekleertjes Hggen,
die de onnadenkende kléinen vergeten had
den. Fluks is zijn besluit genomenKwaak
trekt het broekje aan, dat voor do porselei
nen Emilie bestemd was eD beziet zich in
den spiegelgladden vijver. Fluks grijpt hij
een rietje aan den kant, heeft een drijvend
blad in het vizier, waarop hij met groote
vlugheid plaats neemt en meent, dat men
geen schooner gondeHer kan wenschen.
Daar boomt onze Kwaak, trotsch en opge
blazen, zijn broos vaartuigje voort.
Wat was hij gelukkig, welke fiere zijde-
Hngsche blikken wierp hij dien armen, on-
gclukkigen kikkers'in het water toe, die als
povere stumpers even den kop- boven de ri
vier uitstaken terwijl hij daar als een kloe
ke schipper rondvoer.
Minachtend keek hij ze achtera aen lette
niet op e©n bootje, dat juist aankwam.
De jongens in de roeiboot gierden het
uit van pret over den verwaanden kik
vorsch.
Nog vierde Kwaak zijn triumf tegen
over gindsche familieleden in het water,
toen één slag van den riem uit het roei
bootje hem deed tuimelen. Hij raakt ver
ward in het stokje, is in zijn bewegingen
belemmerd door zijn broekje, en wordt in
een oogwenk door oen der jongens uit
bet bootje gegrepen.
Zijn einde was treurig. En het ergste
was nog, dat zijn broertjes en neefjes geen
traan om hem lieten, maar eender water
voor zich heen kwaakten:
Zoo komt Loontje
Om zijn boontje.
Achter een kleine woning lag een stukje
weigrond en daarin stonden twee appel
boomen.
In den begin-zomer leken het twee groo
te bouquetten, zoo vol bloemen zaten ze.
Geen nachtvorsten
„Een goed appeljaar 1" lachte de bewo
ner van het huisje.
Onder de boomen liepen varkens. Die
konden van uit hun hok in de wei komen;
ze moohtcn vrij rondloop en.
't Sneeuwde bloesems 1
De boomen zaten vol vruchten, die lang
zamerhand ronder werden.
Nu en dan viel er eendan waren de var
kens er dadelijk bijen gretig werd zoo'n
onrijpe vrucht opgegeten.
Do eono boom liet er meer vallen dan do
andere. Dan smulden do varkens; en ze
staken hun koppen op, knepen do oogen
too en zagen er zoo voor varkens heel ver
standig uit.
„Nog meer! Toe dan I Goed zoo! Ze sma
ken hoor! Wij varkens, zeggen het. Je
Bent knapper dan je buurman: dio geeft
te weinig 1"
Dit taaltje deed den boom goed, en bij 't
minste windje, dat er tochtte, ritselden
zijn takken, zoodat het halfrijpe vruchten
regende.
Dan kwamen de varkens toeloopen, en zo
genoten al knabbelend on knorden: „Goed-
zoo! Flinke boom! Wij varkens zeggen 'tl"
Maar de andere boom vond hot jammer,
dat zooveel onrijpe vruchten ter wille van
de zwijnen weiden afgeschud en sprak:
„Buur, buur, wees verstandig! Stoor je
niot aan al die,pluimpjes van varkens! Be
denk toch wat voor ons is weggelegd. Do
vruchten, die we nu dragen, zullen blinken
de appels worden. En een rnensck zal ko
men en ons glimlachend aanzien. Dan zal
hij zijn vrienden roepen. Ze zullen ons
proeven en zeggen: „Geen edeler boom
dan deze 1" En als de ruwe horfst over
ons is heengegaan,en w© daar kaal en leeg
staan, dan nog zullen zo epreken: „Geen
edeler boom dan $eze 1"
„Wel, wel, men zou zeggen, waar haalt
zoo'n appelboom do woorden Vandaan I
Och, och, jo bent wolmeenend 1 Maar ik
ken die praatjes; afgunst, meneer, afgunst,
anders niet! Jo kunt niet verdragen, hè,
dat ik geprezon word'? Ik ga voort, zooals
ik begonnen ben, en wacht jij maar zoo
lang, totdat je blinkende appels wormste-
kig zijn geworden 1 Spaar me voor het ver
volg je zedenlessen I"
Deze taal griefde den welmeonenden
boom. Hij zweeg en liet dén wind zacht
klagend door zijn kroon zingen.
De najaarszon scheen op twee boomen.
Eén droeg alleen blad; bij den anderen
geelden volle vruchten door het groen. En
een mensch kwam met ecnige vrienden, en
z© proefden de gele vrachten en spraken:
„Geen edeler boom dan deze! Maar die
daar is goed voor brandhout 1"
Ingez. door Elizabeth Riebeck, te Leiden.
Naar den overkant.
„Zijn er piooto wandelwegen aan de
overzijde, vriend?"
„Neen."
„Zijn er dan merkwaardigheden te
zien 1"
„Neen."
„Waarvc'or laten do menschen zich dan
hier overzetten Y'
„Yoor een dubbeltje."
Moeder: „Hoe dikwijls zeg ik je niet,
dat ge jo overal en altijd' fatsoenlijk moet
gedrageD, on daar heb je nu, op de visi
te, weer hot grootste stuk taart genomen."
Willem: „Ja-, moe, maar anders had
zusje onfatsoenlijk gedaan en daar wou
ik voor oppassen".
Ingez. door J- L. Meyer, to Leiden.
M i s dr u k.
Een meisje werd naar een boekvorkooper
gezonden om eenige vellen misdruk te ha
len.
De boekvorkooper had er echter geen
meer.
„Maar, wanneer laat gij ze 'dan weer
drukken?" vyoeg hét meisje.
H et recept.
Men gaf een zieken boer een papiertje,
,waar</p het recept des dokters geschreven
stond, met de aanwijzing om het in den
morgen vroeg in te nemen. De boer, den
kende dat men het papiertje bedoelde,
at het op en... werd gezond.
Ingez. door Martha Stroeb'cl te Leiden.
Troef.
Conducteur: (tct een boer) „Ezel, zie je
dan niet, dat hier eerste klasse is? Stap
hierin, jullie loopen heen en weer, alsof
je gek bent. led., varken vindt toch zijn
stal?"
Boer: Daar heb je gelijk in, maar de
zwijnenhoeder pioot toch eerst do deur
open maken, anders kan het varken er niet
in 1"
Ingez. door een abonnéetje te Leiden.
Eon zakenmensch.
Jongen (tct zijn kameraad, die door het
ijs gezakt is): „Zeg, Kees, als jij'er niet
levend weer uitkomt, mag ik dan dien
grooten vlieger van jou?"
Een slimmerd.
Reiziger: „Heb je karnemelk?"
Boer: „Jawel, mijnheer."
Reiziger: „Brong mij dan een glas, maar
zoo van do koe, hoor!
Ingez. door Piet Loyenaar to Leiden.
L,
Om 3, 2 boweegt zich veel.
4, 3, 1 vindt gij bij ao naaisters veel.
2, 5, 3, 4 wordt nimmer breed.
4, 3, 5 doet niemand leed.
2, 3, 1 kent men als vocht.
1, 3, 2 ontmoet men bij een bergtocht.
1, d, 5 siert menig hof.
't Geheel strekt tot des Heeren lof.
II.
Mijn geheel bestaat uit 14 letters, en is
bij ieder raadsolvriendj© wel bekend.
Men weegt mot een 5, 0, 7, 0, 13, 1.
Tussohen bergen vindt men meestal een
4, 13, 12.
Hot 8, 2, 2, 10 wordt gekneed.
Een zeer bekende spreuk ia „11, 3, 14 en
werk 1"
Ingez. door Ida Dirkse, te Leiden.
III.
Met h ben ik een dier,
Mot 1 ben ik een wandolgelegenheid,
Met w verlicht ik do aarde,
Met b ben ik heel effen,
Met z ben ik een riviertje,
Met d ben ik een verkorte jongensnaam.
Ingez, door Jacoba van Wceren, te Leiden.
IY.
Wat weegt moereen pond veoren of een
pond lood?
Iugez. door A Parmentier, te Leiden.
V.
Ik ben con prachtige vogol.
Yerander mijn hoofd in een g, dan ben
ik niet langzaam.
In een n, dan ben ik niot wijd.
In bl, dan ben ik een kleur.
In fl, dan ben ik niot zout.
Hoe is dc naam van dieu vogel f
Oplossingen der Raadsels.
i..
Vingerhoed
iL
Hand zand land tand
III.
Ardennen.
IV.
Woestijn,
V.
Edam Made.
Qggeig oplossingen ontvangen van:
Antonia Mulder, Jaooba Riebeck, Gerard
Dingjan, Johanna van Dissel, Elizabeth
Riebeek, Johanna Bijtel, Hendrik en Jan
Land waart, Johan Boy, J. L. Meyer, Lena
van Berke!, Nelly van Berkol, Maria en
Aletta de Nie, Hendrik en Philippus do
Nie, Johanna Krobs, Lina en Johan Ter-
burgh, Anna en Mario Mooy, Betsy en Ma-
rie de Nie, Fredcrika Montfoort, Piet en
Jacoba Loyenaar, Marie Uljéo, Barbara
van Dissel, Helena en Johan Tierolf,
Jansje dc Boer, Jan Loyenaar, Mies Jans-
se, Pieter Schoonacker, Cor Hakkaart,
Marie de Vrind, Jacoba cn Antoon Rig-
hart van Gelder, Cato v. Dorsten, Marietjo
Volker, Elise Zurloh, Greta Kurrels, Ja-
oobus en Johannes Bonsel, Hermina Mul
der, C. JLlolm, Dina en Mario den Hollan
der, Hendrik Eggink, Gerard van Oyen,
Abr. iParmentier, Maria en Catkarina Ver
hoeven, Martina Verhoeven, Anna en Jas
per v. Haaster, Mario Dorsman, Louise
Robert, Elsie Bomli, Jo en Freek Wempo,
Cato Aniba, Suze Dekker, Suae van Leeu
wen, Johanna Raar, Toosje en Nelly Ka-
gie, Johanna Susan, Jan en Jansje de
Best, J. J. van Hooidonk, Willem Later-
veer, Toos Werter, Antje Stafleu, Jacoba
van Wceren, Piet Overduin, A. Smit, Gcr-
rit en Sophia Hendriks, Jacques v. Har
te veld, Martha en Jan Stroebei, Lize
Meykamp, Cecilia Paulides, Gerard Pauli-
des, W. Verloop, Anna de Mooy, Marie
Catin, Dik Noll, Branca Horloos, Jo den
Hollander, Lina Noll, Bernard Hoogen-
bosoh, Tino v. d. Werf, te Lei den.
Jansje van Graas, Mario Roos, Gerritje
Roos, Gija en Maartjo Roos, Teunis en
Jenneke Kulk, Antje on Dirkje van Nieuw
koop, Jan van den Broeck, Jan en Dirk
den Elzen, Klaas van der Veer, Cornelifl
en Klaas de Vries, Johanna van Willigen,
te Haarlemmermeer; Maria Fortgens, te
Hazerswoudo; Maljaert en Cor van der
Gugten, te Katwijk-Binnen; Antje en Cor
van Veen, Pietje en Gerrit Loogman,
Sophia en Jan Los, CorneUa en Mietje
Koek, Cornells en Johanna Spaargaren,
Johanna Akerboom, Leen Loogman, Jo
hannes en Dirk van Nieuwkoop, Jacoba
Ylugt, Johanna Lemmerzaal, Jansje van
der Zwot, Cornelia Vlugt, Hazina en Mion-
tje Lemmerzaal, Gerritje en Agnes Does-
wijk, Kors Doeswijk, Jacob van Nieuw
koop, Klazina v. Nieuwkoop, Piet en Hen
drik Los, Willem Doeswijk, Jan van
Nieuwkoop, to Kaag; Jacoba en Mina
Hijzelendoom, Neeltjo Ouwerkerk, te
Nieuwo-WeteringHelena A. de Mooy, A.
H. do Mooy, te Rijnsburg; Jacob on Piet
Dwarswaard, te Sassenheim; Johanna Rut
gers, Antje, Cornelia en Marijtje Nasveld».
Alida Breukinkj te Voorschoten; Johan en
Antoon Bergman, Jo Bergman, Kaatjo on
Dirk van Tinus, Gerard Bergman, Wilhel-
mina Bergman te WarmondNcoltjo de
Boorder; Nelly, Jan en Perry van Konij
nenburg to Zoetenvoude.
De prijzen vielen ditmaal
ten dool aan: Jeannotte Volker to
Lei don en Helena., Margarotba en
Johan Tierolf to L o i d o n.
Correspondentie.
Josephine den Hollander te
Leiden. Met recht veel genoegen verneem
ik uit je briefje, dat jo van plan bent,
ovenals je vriendinnetjes, geregeld clko
week do oplossingen in te zenden. Van
harte heet ik jo daarom welkom in den
uitgebreiden kring van mijn raadsolkindo-
ren.
Toos Werter te Leiden. Ik kwam in
het bezit van jo oplossingen, die alle goed
waren, maar moet jo doen opmerken, dat
het bij de inzending der antwoorden, over
bodig is, telkens dc opgaven te horhalen.
Begrepen? Of je zusjes mee mogen doen?
Recht gaarne.
Johanna Susan te Leiden. Ileb
ik jo naam nu goed geschreven? Of het
de schuld van den zetter is of van mij,
dat weet ik heusc-h niot, maar ik zal je
naam nooit meer met eon Z in plaats van
een S schrijven. Vele groetjes 1
Anna en Jo Boors te 's-Gravonha-
go. Vriendelijk dank voor do mooie prent
briefkaart. Groet Betsy, Karol cn Mariet
jo van mij, die ik oveneens bedank voor dei
lieve attentie.
Johanna Raar te Leiden. Gelukkig,
dat deze week do krant niet is zoekge
raakt ©n je dus je oplossingen hebt kun
nen inzenden. Vindt je do raadsels zoo ge
makkelijk? Jo moet niet vergeten, dat ik
ook wel eens aan do kleintjes moet den
ken l
Suze van Leeuwen te Leiden. Jo
mooie prentbriefkaart heb ik in dank ont-
vangen. Zeker, ik ben wel eens in den
Wintertuin tAmsterdam geweest eu vind
het er recht gezellig.
Jacobus van Dissel tj Leiden»
Bravo, beste jongen, dat jo vast besloten
hebt, wederom geregeld aan de rubriek
mede te doen.
Ik reken er nu op, dat je voortaan clko
week do oplossingen inzendt.
A. Parmentier lo Leiden. Het
huiswerk gaat natuurlijk voor cn daar jo
zooveel te doen hebt, neem ik het jo vod-
strekt niet kwalijk, wanneer jo niet gere
geld aan onze rubriek kunt medewerken.
Met genoegen verneem ik, dat je tienjarig
zusje mee gaat doen. Zeg haar uit mijn
naam, dat zij van harte welkom is.
Gerry v. Kon ij nonburg, to Zoo-
terwoude. Het doet mij pleizier van jo to
vernemen dat do raadsels jo lust cn jo
loven zijn. Nu, ik kan gerust zeggeu, dat
j© tot een van mijn ijverigste raadselkin
deren behoort cn dat do raadsels, dio jo
mij toezendt, steeds van de beste zijn Vel©
groetjes I
Tino van dor W c r fto Leiden-
Je hebt mij werkelijk verrast mot je por
tret, dat ik prachtig uitgevoerd vind. Ik
beloof jo het eon goed plaatsje op mijn
schrijftafel te zullen geven. Aanvaard mijn
dank voor jo lieve attentie, die ik zeer
op prijs stel.
LinaNoll, to Leiden. Ik heb af en toé
een raadsel van je opgenomen, maar er
zijn nog enkoio in mijn bezit, dio waarlijk
veel te moeilijk zijn en die do meeste raad-
8elkinderon niet zouden kunnen oplossen-
Om die reden is de plaatsing tot hedon
achterwege gobloven. Do groeten aan
Dick I
Johanna Kr abs, te Leiden. Rcch6
aangenaam is het mij met een nieuwe
raadselvricndin kennis to maken en vrion-
delijk dank voor jo „ansichtkaart".
Diua den Hollander, te Leiden.
Het spijt mij te vernemen, dat jo zusjo nog
zoo ernstig ongesteld is en ik wensch haar
van harte beterschap toe. Groet haar van
mij
Coi Hakkaart, te Leiden. Ik heb
je „Groeten uit Leiden" in den vorm van
een fraai uitgevoordo prentbriefkaart, in
dank ontvangen.
Johanna Bijtel, to Leiden. Welkom
in onzen raadselkring, mijn nieuw zeven
jarig vriendinnetje. Je hebt de raadsels
goed begrepen, want alle antwoorden war
ren juist.
I. L. M e y c r, to Leiden. Dank voor de
nieuwe raadsels. Jammer, dat je nog geen
enkel plaatje gekregen hebt. Ik kan hef
heusch niet helpen, beste vriend
Jacoba Riebeck, to Leiden. Ik
héb het nieuwe raadsel ontvangen cn dcnlt
wol, het te zullen plaatsen Do groeten aaif
Elisabeth I
Een abouné, te Leiden. Hoewel ik
het mij toegezonden versje aardig vind,'
acht ik het, om bijzondere redenen, nioè
geschikt om in do rubriek te worden op-'
genomen. Overigens moeten de briefje#
steeds met den naam onderteekend zijn.
MARIE VAN AMSTEIi*