LEIDSCK DAGBLAD. DONDERDAG 15 MAART. - TWEEDE BLAD. Rubriek voor de Jeugd. Wat de wind doet als het Lente is. Een Japansch Sprookje. Van twee Appelboomen. Anekdoten. Nieuwe Raadsels. No. 14129. Anno 19C6 De P.ento meent het goe<l met ons, dat weten wij allen. Zij brengt aan ieder menschenhort zijn vreugde, dio elk jaar weer nieuw is, zoolang ton minste hot hort evenals do knoppen der bloemen zich yoor een zonnestraal ontsluiten kan. Go fweet niet, vanwaar hij komt, de lente wind, noch van welke zijde hij u nieuw le- yen toewuift; ge ademt hem in, krachtig en lang en ge zegt: dc winter is voorbij» ik voel bet. Soras is hij grillig en stout tot op bru taalheid af, de wind in de lente. Zie daar ginds in die groote stad suiselt hij door het openstaande raam van een kamer, waar een dichter gebogen zit over zijn schrijf tafel. Vóór hem staat een glas met viool tjes, die hij zelf gepluktheeftmaar zijn blik ia somber. Waarom treurt ge?" vraagt do Lente wind. „Het voorjaar is erl De zon zal uw kaal geworden jas doen glanzen en 'schitteren. Zij zal er een koningsgewaad ,van maken. Luister: ik zal uw nieuwe ge schiedenissen verhalen, die u boroomd zul len maken, want ik heb ze zelf beleefd: ik reis door do gansche wereld, dat weet ge-" Wat wil de Lentewind in gindsche zie kenkamer, waarvan bovendien de ramen zorgvuldig gesloten zijn? Hij weet, hoe de kranke daar binnen naar de kracht aan brengende voorjaarslucht smacht, en wil hem helpen, om weder gezond te .worden, hem zeggen, dat de lange winter voorbij is. Hij brengt daartoe do takken van den appelboom, die voor het vrasfcer staat, in beweging, zoodat zij tegen de ruiten kloppen van het ziekenvertrek. De lijder richt zich op in de kussens. Het is hem lof een van ouds bekende stem hem roept. „Doe de ramen open," zegt hij. „Buiten is hot voorjaar!" Zijn stem klinkt helder der dan sinds langen tijd bet geval waa. Aarzelend, blijkbaar met tegenzin, vol doet do luchtschuwe verpleegster aan zijn verlangen. De zoele wind dringt naar Bin nen en vervult het bedompte vertrek met zijn kvachtigen levensadem. De zieko ge voelt, dat een heilbode hem omzweeft. Zijn wangen kleuren zich voor een oogen- blik met een zacht rood; de uitgedoofde levensmoed ontwaakt en fluistert hem toe: „Gij zult genezen!" Bijna durft hij het niet gelooven. „Zou het waai' kunnen zijn? zal ik genezen?" vraagt hij aan den blauwen hemel, aan den a4 peiboom en aan den Lentewind, die om zijn schedel speelt? Tot antwoord drijft de Lentewind een blaadje van den scheurkalender, dat afgetrokkenen achteloos op de tafel ge- wolpen was, op het bed van den zieke. Een versje staat er op: Al is uw hart nog Bang en zwaar, En voelt, zich nog niet vrij, Al denkt en vreest ge: 't is pas Maart En Maart is nog geen Mei; O, schud toch af die bange vrees, En wc s als kinderen blij, Zie, waagt het de oudo appeïboém, Wat beeft, oud hart, dan gij? De kranke vouwt de handen. „Wat beeft 'oud hart dan gij?" herhalen zijn lippen. En dan? „Ik wil het ook wagen te hopen." En dit hopen is heb, dat zijn kracht bij ■den dag doet toenemen. Wat de genees heer hem niet heeft kunnen schenken, dat iheeft geheel uit zichzelf de Lentewind ge daan. Hebt gij ooit de geschiedenis gehoord ,van de slang met de acht koppen? Niet? Dan zal ik ze u vertellen. Heb ig nog al een lange geschiedenis en wij moeten een Iheel eind terug, om er het begin van te .vernemen. Ja, we moeten terug tot aan het begin van de wereld. Toen de wereld geschapen was, werd zij hot eigendom van een heel machtigen too- cenaar en toen deze op sterven lag, ver deelde hij haai- tusschen zijn drie kinde ren, twee jongens en een meisje. Heb meisje, Anna, kreeg tot erfdeel do zon, de oudste jongen, Suzano, de zee, en de jongste zoon, wiens naam ik vergeten ben, kreeg de maan. Nu, de maanjongon gedroeg zich heel ordelijk, dat kunt gij nog zien aan zijn welgedaan, oolijk rond gezicht, als hij op een mooien avond recht rond en vol aan den hemel 6taat. Maar Suzano was heel boos en teleurgesteld, dat hij niets had dan de koude zee om in te leven. Daarom vloog hij woedend naar den hemel en stormde de mooie ka-mer in de zon binnen, waar zijn zuster met haar jonkvrouwen bezig was, gouden eu zilve ren gewaden te weven. Hij brak haar spin rokken stuk, trok de weefgetouwen uit elkaar, vertrapte de mooie weefsels, in het kort, deed allo denkbar© Btoutheden en deed de arme meisjes doodelijk verschrik ken. Wat Anna betreft, die Hep zoo hard ze kon weg en verborg zich in een kelder op do helling van een :.onneberg, vol spitsen en kloven. Toen zij in do grot was gegaan en de deur achter zich had gesloten, werd het over do geheele wereld pik-pikdonker. 'Want zij was de fee, die do zon- regeerde, 'en dezo kon laten schijnen of niet, juist zooals zij verkoos. Ja, er zijn zelfs men- Êchen, die beweren, dat do heele zonne gloed niets anders is dan de gloed van An na's mooie oogen. Hoe dat zij, or was groot verdriet en aiepe treurnis over haar verdwijnen. Hoe zou men de wereld nu weer licht geven? Men probeerde van alles; en ten slotte be dacht men, dat Anna vrij nieuwsgierig waa en gaarne alles wist, wat er omging, en daarom bedachten de andore feeën om een dans uit te voeren vóór de deur van den kelder. Toen Anna het geluid hoorde van het dansen, zingen en lachen der feeën ken zij niet nalaten de deur op een kiertje te zot ten en door de smalle opening te kijken naar de pret van die anderen. Daar had den dezen nu juist op gewacht. „Kijk eens hier!" riepen zij, „kijk eens naar deze nieuwe fee, die veel mooier is dan gijzelf zijt," en daarmee brachten zij een spiegel te voorschijn. Anna wist niet, dat het ge laat in den spiegel niets anders was dan de weerkaatsing van haar eigen en meer en meer nieuwsgierig geworden, waagde zij zich buiten de deur, waar zij gegrepen werd door de andere feeën, die den ingang van den kelder versperden met groote rotsblokken, zoodat niemand er ooit weei in kon gaan. Ziende, dat men haar met list uit den kelder had gelokt en dat het niot mogelijk was, langer te pruilen in het ge zelschap dezer acht vroolijko feeën, besloot Anna, terug te keoren tot de zon, en over de wereld te schijnen als vroeger, mits haar broeder werd gestraft en als boosdoe ner weggezonden. Dit gebeurde. Suzano kreeg een flink pak, ja, ze sloegen hem bijna dood, en bij werd voor goed verbannen uit het ge zelschap aller feeën en mocht zich nooit weer in haar midden vertoonen. Zoo moest dan de arme Suzano, uit hoc. feeënland verdreven, weer naar de aarde terug. Terwijl hij op een dag langs den oever der rivier wandelde, zag hij daai een ouden man en een oudo vtouw, die bit ter schreiend, hun jonge dochter in hun armen sloten. „Wat beduidt dat?" vroeg Suzano. „Ach," zeiden zij met een door tranen verstikte stem, „wij hadden een maal acht dochters. Maar in een moeras, dicht bij onze hut, woont een achtkoppige slang, die ieder jaar te voorschijn komt en één van haar opeet. Nu hebben wij nog slechts één dochter en heden is het de dag, dat de slang haar zal komen opeten, en dan hebben wij geen enkele dochter meer. Och, goede heer, kunt gij niets doen, om ons te redden?" „Jawel," sprak Suzano, „dat zal heel gemakkelijk gaan. Weest niet langer be droefd. Ik ben een toovenaar en ik zal uw dochter redden." En nu legde Suzano hun uit, hoe zij een groote portie bier moesten brouwen en een schutting maken met acht poorten er in, en een houten voetstuk zet ten in elke poort en een groot vat Li:r op ieder voetstuk. Dit deden zij; en juist toen zij alles toebereid hadden, gelijk Su zano het hen had gezegd kwam de slang. Zóó groot was zij, dat haar lijf over acht heuvelen en dalen sloopte, wanneer zij voortkronkelde. Maar daar zij acht groote koppen had, zoo had zij ook acht groote nonzen, wat-maakte, dat zij ook acht maal sterker rook dan cenig ander schepseL Toen zij nu van verre het bier rook, gleed zij er op eens naar toe, kroop in de schutting, stak in ieder vat één van. haar koppen, en dronk, dronk, dronk, totdat zij heelemaal dronken werd. Toen vielen al haar acht koppen in eens in slaap. Suzano, t-e voorschijn komende uiteen grot, waarin hij zich verborgen had gehouden, trok zijn zwaard en sneed al de koppen af. Hij wilde ook het lichaam iü stukken snijden, opdat men de stukken gemakkelijker .zou kunnen verwijderen. Maar vreemd, toen hij de staart wilde afsnijden, ketste zijn zwaard af het was togen iets hards aan gekomen. Daar de slang nu dood was, was het niet gevaarlijk, er heel dióht bij te ko men en te onderzoeken, wat dat harde ding mocht zijn. Het was een zwaard, ge heel bezet met edelgesteenten, het mooiste zwaard, dat men in de wereld zien kon. Suzano nam het zwaard een echt feeën- zwaard en trouwde met het Heve meis je, dat hij gered had. En hij was zeer goed voor haar al was hij dan ook nog zoo ruw geweest voor zijn zuster. Zij sleten de rest van hun leven in een mooi paleis, dat op zettelijk voor hen gebouwd werd en de ou de man en de oude vrouw woonden daar ook in. Toen de oude man en de oude vrouw en Suzano en zijn vrouw dood war ren, ging het zwaard over op de kinderen cn kleinkinderen van Suzano. En heden te dage behoort het aan den keizer van Japan, di© het beschouwt als ©cn der kost baarste van al zijn schaften. Loontje komt om zijn Boontje. Kikvorsch Kwaak had al zoo dikwerf mot afgunstige oogen naar de jonge schipperB gekeken, die zoo sierlijk cn bevallig hun schuit of bootje voortboomden. „Aclil kon ik ook zoo eens op een schuit staanzuchtte Kwaak. Zijn broeders en zusters, neven en nichten, lachten hem dan hartelijk uit en bromden, dat hij nu zonder schuit vrij wat vlugger voortkwam. Wel mogelijk, maar Kwaak was er niet tevreden mee. Eens, op zekeren dag, dat kinderen aan den oever der rivier* gespeeld hadden, zag Kwaak op het gras poppekleertjes Hggen, die de onnadenkende kléinen vergeten had den. Fluks is zijn besluit genomenKwaak trekt het broekje aan, dat voor do porselei nen Emilie bestemd was eD beziet zich in den spiegelgladden vijver. Fluks grijpt hij een rietje aan den kant, heeft een drijvend blad in het vizier, waarop hij met groote vlugheid plaats neemt en meent, dat men geen schooner gondeHer kan wenschen. Daar boomt onze Kwaak, trotsch en opge blazen, zijn broos vaartuigje voort. Wat was hij gelukkig, welke fiere zijde- Hngsche blikken wierp hij dien armen, on- gclukkigen kikkers'in het water toe, die als povere stumpers even den kop- boven de ri vier uitstaken terwijl hij daar als een kloe ke schipper rondvoer. Minachtend keek hij ze achtera aen lette niet op e©n bootje, dat juist aankwam. De jongens in de roeiboot gierden het uit van pret over den verwaanden kik vorsch. Nog vierde Kwaak zijn triumf tegen over gindsche familieleden in het water, toen één slag van den riem uit het roei bootje hem deed tuimelen. Hij raakt ver ward in het stokje, is in zijn bewegingen belemmerd door zijn broekje, en wordt in een oogwenk door oen der jongens uit bet bootje gegrepen. Zijn einde was treurig. En het ergste was nog, dat zijn broertjes en neefjes geen traan om hem lieten, maar eender water voor zich heen kwaakten: Zoo komt Loontje Om zijn boontje. Achter een kleine woning lag een stukje weigrond en daarin stonden twee appel boomen. In den begin-zomer leken het twee groo te bouquetten, zoo vol bloemen zaten ze. Geen nachtvorsten „Een goed appeljaar 1" lachte de bewo ner van het huisje. Onder de boomen liepen varkens. Die konden van uit hun hok in de wei komen; ze moohtcn vrij rondloop en. 't Sneeuwde bloesems 1 De boomen zaten vol vruchten, die lang zamerhand ronder werden. Nu en dan viel er eendan waren de var kens er dadelijk bijen gretig werd zoo'n onrijpe vrucht opgegeten. Do eono boom liet er meer vallen dan do andere. Dan smulden do varkens; en ze staken hun koppen op, knepen do oogen too en zagen er zoo voor varkens heel ver standig uit. „Nog meer! Toe dan I Goed zoo! Ze sma ken hoor! Wij varkens, zeggen het. Je Bent knapper dan je buurman: dio geeft te weinig 1" Dit taaltje deed den boom goed, en bij 't minste windje, dat er tochtte, ritselden zijn takken, zoodat het halfrijpe vruchten regende. Dan kwamen de varkens toeloopen, en zo genoten al knabbelend on knorden: „Goed- zoo! Flinke boom! Wij varkens zeggen 'tl" Maar de andere boom vond hot jammer, dat zooveel onrijpe vruchten ter wille van de zwijnen weiden afgeschud en sprak: „Buur, buur, wees verstandig! Stoor je niot aan al die,pluimpjes van varkens! Be denk toch wat voor ons is weggelegd. Do vruchten, die we nu dragen, zullen blinken de appels worden. En een rnensck zal ko men en ons glimlachend aanzien. Dan zal hij zijn vrienden roepen. Ze zullen ons proeven en zeggen: „Geen edeler boom dan deze 1" En als de ruwe horfst over ons is heengegaan,en w© daar kaal en leeg staan, dan nog zullen zo epreken: „Geen edeler boom dan $eze 1" „Wel, wel, men zou zeggen, waar haalt zoo'n appelboom do woorden Vandaan I Och, och, jo bent wolmeenend 1 Maar ik ken die praatjes; afgunst, meneer, afgunst, anders niet! Jo kunt niet verdragen, hè, dat ik geprezon word'? Ik ga voort, zooals ik begonnen ben, en wacht jij maar zoo lang, totdat je blinkende appels wormste- kig zijn geworden 1 Spaar me voor het ver volg je zedenlessen I" Deze taal griefde den welmeonenden boom. Hij zweeg en liet dén wind zacht klagend door zijn kroon zingen. De najaarszon scheen op twee boomen. Eén droeg alleen blad; bij den anderen geelden volle vruchten door het groen. En een mensch kwam met ecnige vrienden, en z© proefden de gele vrachten en spraken: „Geen edeler boom dan deze! Maar die daar is goed voor brandhout 1" Ingez. door Elizabeth Riebeck, te Leiden. Naar den overkant. „Zijn er piooto wandelwegen aan de overzijde, vriend?" „Neen." „Zijn er dan merkwaardigheden te zien 1" „Neen." „Waarvc'or laten do menschen zich dan hier overzetten Y' „Yoor een dubbeltje." Moeder: „Hoe dikwijls zeg ik je niet, dat ge jo overal en altijd' fatsoenlijk moet gedrageD, on daar heb je nu, op de visi te, weer hot grootste stuk taart genomen." Willem: „Ja-, moe, maar anders had zusje onfatsoenlijk gedaan en daar wou ik voor oppassen". Ingez. door J- L. Meyer, to Leiden. M i s dr u k. Een meisje werd naar een boekvorkooper gezonden om eenige vellen misdruk te ha len. De boekvorkooper had er echter geen meer. „Maar, wanneer laat gij ze 'dan weer drukken?" vyoeg hét meisje. H et recept. Men gaf een zieken boer een papiertje, ,waar</p het recept des dokters geschreven stond, met de aanwijzing om het in den morgen vroeg in te nemen. De boer, den kende dat men het papiertje bedoelde, at het op en... werd gezond. Ingez. door Martha Stroeb'cl te Leiden. Troef. Conducteur: (tct een boer) „Ezel, zie je dan niet, dat hier eerste klasse is? Stap hierin, jullie loopen heen en weer, alsof je gek bent. led., varken vindt toch zijn stal?" Boer: Daar heb je gelijk in, maar de zwijnenhoeder pioot toch eerst do deur open maken, anders kan het varken er niet in 1" Ingez. door een abonnéetje te Leiden. Eon zakenmensch. Jongen (tct zijn kameraad, die door het ijs gezakt is): „Zeg, Kees, als jij'er niet levend weer uitkomt, mag ik dan dien grooten vlieger van jou?" Een slimmerd. Reiziger: „Heb je karnemelk?" Boer: „Jawel, mijnheer." Reiziger: „Brong mij dan een glas, maar zoo van do koe, hoor! Ingez. door Piet Loyenaar to Leiden. L, Om 3, 2 boweegt zich veel. 4, 3, 1 vindt gij bij ao naaisters veel. 2, 5, 3, 4 wordt nimmer breed. 4, 3, 5 doet niemand leed. 2, 3, 1 kent men als vocht. 1, 3, 2 ontmoet men bij een bergtocht. 1, d, 5 siert menig hof. 't Geheel strekt tot des Heeren lof. II. Mijn geheel bestaat uit 14 letters, en is bij ieder raadsolvriendj© wel bekend. Men weegt mot een 5, 0, 7, 0, 13, 1. Tussohen bergen vindt men meestal een 4, 13, 12. Hot 8, 2, 2, 10 wordt gekneed. Een zeer bekende spreuk ia „11, 3, 14 en werk 1" Ingez. door Ida Dirkse, te Leiden. III. Met h ben ik een dier, Mot 1 ben ik een wandolgelegenheid, Met w verlicht ik do aarde, Met b ben ik heel effen, Met z ben ik een riviertje, Met d ben ik een verkorte jongensnaam. Ingez, door Jacoba van Wceren, te Leiden. IY. Wat weegt moereen pond veoren of een pond lood? Iugez. door A Parmentier, te Leiden. V. Ik ben con prachtige vogol. Yerander mijn hoofd in een g, dan ben ik niet langzaam. In een n, dan ben ik niot wijd. In bl, dan ben ik een kleur. In fl, dan ben ik niot zout. Hoe is dc naam van dieu vogel f Oplossingen der Raadsels. i.. Vingerhoed iL Hand zand land tand III. Ardennen. IV. Woestijn, V. Edam Made. Qggeig oplossingen ontvangen van: Antonia Mulder, Jaooba Riebeck, Gerard Dingjan, Johanna van Dissel, Elizabeth Riebeek, Johanna Bijtel, Hendrik en Jan Land waart, Johan Boy, J. L. Meyer, Lena van Berke!, Nelly van Berkol, Maria en Aletta de Nie, Hendrik en Philippus do Nie, Johanna Krobs, Lina en Johan Ter- burgh, Anna en Mario Mooy, Betsy en Ma- rie de Nie, Fredcrika Montfoort, Piet en Jacoba Loyenaar, Marie Uljéo, Barbara van Dissel, Helena en Johan Tierolf, Jansje dc Boer, Jan Loyenaar, Mies Jans- se, Pieter Schoonacker, Cor Hakkaart, Marie de Vrind, Jacoba cn Antoon Rig- hart van Gelder, Cato v. Dorsten, Marietjo Volker, Elise Zurloh, Greta Kurrels, Ja- oobus en Johannes Bonsel, Hermina Mul der, C. JLlolm, Dina en Mario den Hollan der, Hendrik Eggink, Gerard van Oyen, Abr. iParmentier, Maria en Catkarina Ver hoeven, Martina Verhoeven, Anna en Jas per v. Haaster, Mario Dorsman, Louise Robert, Elsie Bomli, Jo en Freek Wempo, Cato Aniba, Suze Dekker, Suae van Leeu wen, Johanna Raar, Toosje en Nelly Ka- gie, Johanna Susan, Jan en Jansje de Best, J. J. van Hooidonk, Willem Later- veer, Toos Werter, Antje Stafleu, Jacoba van Wceren, Piet Overduin, A. Smit, Gcr- rit en Sophia Hendriks, Jacques v. Har te veld, Martha en Jan Stroebei, Lize Meykamp, Cecilia Paulides, Gerard Pauli- des, W. Verloop, Anna de Mooy, Marie Catin, Dik Noll, Branca Horloos, Jo den Hollander, Lina Noll, Bernard Hoogen- bosoh, Tino v. d. Werf, te Lei den. Jansje van Graas, Mario Roos, Gerritje Roos, Gija en Maartjo Roos, Teunis en Jenneke Kulk, Antje on Dirkje van Nieuw koop, Jan van den Broeck, Jan en Dirk den Elzen, Klaas van der Veer, Cornelifl en Klaas de Vries, Johanna van Willigen, te Haarlemmermeer; Maria Fortgens, te Hazerswoudo; Maljaert en Cor van der Gugten, te Katwijk-Binnen; Antje en Cor van Veen, Pietje en Gerrit Loogman, Sophia en Jan Los, CorneUa en Mietje Koek, Cornells en Johanna Spaargaren, Johanna Akerboom, Leen Loogman, Jo hannes en Dirk van Nieuwkoop, Jacoba Ylugt, Johanna Lemmerzaal, Jansje van der Zwot, Cornelia Vlugt, Hazina en Mion- tje Lemmerzaal, Gerritje en Agnes Does- wijk, Kors Doeswijk, Jacob van Nieuw koop, Klazina v. Nieuwkoop, Piet en Hen drik Los, Willem Doeswijk, Jan van Nieuwkoop, to Kaag; Jacoba en Mina Hijzelendoom, Neeltjo Ouwerkerk, te Nieuwo-WeteringHelena A. de Mooy, A. H. do Mooy, te Rijnsburg; Jacob on Piet Dwarswaard, te Sassenheim; Johanna Rut gers, Antje, Cornelia en Marijtje Nasveld». Alida Breukinkj te Voorschoten; Johan en Antoon Bergman, Jo Bergman, Kaatjo on Dirk van Tinus, Gerard Bergman, Wilhel- mina Bergman te WarmondNcoltjo de Boorder; Nelly, Jan en Perry van Konij nenburg to Zoetenvoude. De prijzen vielen ditmaal ten dool aan: Jeannotte Volker to Lei don en Helena., Margarotba en Johan Tierolf to L o i d o n. Correspondentie. Josephine den Hollander te Leiden. Met recht veel genoegen verneem ik uit je briefje, dat jo van plan bent, ovenals je vriendinnetjes, geregeld clko week do oplossingen in te zenden. Van harte heet ik jo daarom welkom in den uitgebreiden kring van mijn raadsolkindo- ren. Toos Werter te Leiden. Ik kwam in het bezit van jo oplossingen, die alle goed waren, maar moet jo doen opmerken, dat het bij de inzending der antwoorden, over bodig is, telkens dc opgaven te horhalen. Begrepen? Of je zusjes mee mogen doen? Recht gaarne. Johanna Susan te Leiden. Ileb ik jo naam nu goed geschreven? Of het de schuld van den zetter is of van mij, dat weet ik heusc-h niot, maar ik zal je naam nooit meer met eon Z in plaats van een S schrijven. Vele groetjes 1 Anna en Jo Boors te 's-Gravonha- go. Vriendelijk dank voor do mooie prent briefkaart. Groet Betsy, Karol cn Mariet jo van mij, die ik oveneens bedank voor dei lieve attentie. Johanna Raar te Leiden. Gelukkig, dat deze week do krant niet is zoekge raakt ©n je dus je oplossingen hebt kun nen inzenden. Vindt je do raadsels zoo ge makkelijk? Jo moet niet vergeten, dat ik ook wel eens aan do kleintjes moet den ken l Suze van Leeuwen te Leiden. Jo mooie prentbriefkaart heb ik in dank ont- vangen. Zeker, ik ben wel eens in den Wintertuin tAmsterdam geweest eu vind het er recht gezellig. Jacobus van Dissel tj Leiden» Bravo, beste jongen, dat jo vast besloten hebt, wederom geregeld aan de rubriek mede te doen. Ik reken er nu op, dat je voortaan clko week do oplossingen inzendt. A. Parmentier lo Leiden. Het huiswerk gaat natuurlijk voor cn daar jo zooveel te doen hebt, neem ik het jo vod- strekt niet kwalijk, wanneer jo niet gere geld aan onze rubriek kunt medewerken. Met genoegen verneem ik, dat je tienjarig zusje mee gaat doen. Zeg haar uit mijn naam, dat zij van harte welkom is. Gerry v. Kon ij nonburg, to Zoo- terwoude. Het doet mij pleizier van jo to vernemen dat do raadsels jo lust cn jo loven zijn. Nu, ik kan gerust zeggeu, dat j© tot een van mijn ijverigste raadselkin deren behoort cn dat do raadsels, dio jo mij toezendt, steeds van de beste zijn Vel© groetjes I Tino van dor W c r fto Leiden- Je hebt mij werkelijk verrast mot je por tret, dat ik prachtig uitgevoerd vind. Ik beloof jo het eon goed plaatsje op mijn schrijftafel te zullen geven. Aanvaard mijn dank voor jo lieve attentie, die ik zeer op prijs stel. LinaNoll, to Leiden. Ik heb af en toé een raadsel van je opgenomen, maar er zijn nog enkoio in mijn bezit, dio waarlijk veel te moeilijk zijn en die do meeste raad- 8elkinderon niet zouden kunnen oplossen- Om die reden is de plaatsing tot hedon achterwege gobloven. Do groeten aan Dick I Johanna Kr abs, te Leiden. Rcch6 aangenaam is het mij met een nieuwe raadselvricndin kennis to maken en vrion- delijk dank voor jo „ansichtkaart". Diua den Hollander, te Leiden. Het spijt mij te vernemen, dat jo zusjo nog zoo ernstig ongesteld is en ik wensch haar van harte beterschap toe. Groet haar van mij Coi Hakkaart, te Leiden. Ik heb je „Groeten uit Leiden" in den vorm van een fraai uitgevoordo prentbriefkaart, in dank ontvangen. Johanna Bijtel, to Leiden. Welkom in onzen raadselkring, mijn nieuw zeven jarig vriendinnetje. Je hebt de raadsels goed begrepen, want alle antwoorden war ren juist. I. L. M e y c r, to Leiden. Dank voor de nieuwe raadsels. Jammer, dat je nog geen enkel plaatje gekregen hebt. Ik kan hef heusch niet helpen, beste vriend Jacoba Riebeck, to Leiden. Ik héb het nieuwe raadsel ontvangen cn dcnlt wol, het te zullen plaatsen Do groeten aaif Elisabeth I Een abouné, te Leiden. Hoewel ik het mij toegezonden versje aardig vind,' acht ik het, om bijzondere redenen, nioè geschikt om in do rubriek te worden op-' genomen. Overigens moeten de briefje# steeds met den naam onderteekend zijn. MARIE VAN AMSTEIi*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5