LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 3 MAART.TWEEDE BLAD.
Anno I9C6
FEUILLETON.
Vixeu en Koi-ie.
No. 14119.
een plaats op een goed deurwaarderekan-
toor te vinden, en het is niet billijk, kler
ken van advocaten, notarissen, griffiers,
enz. uit te sluiten.
Een staatsexamen dus, niet alleen loo-
pende over de theorie, maar ook over do
practijk, lijkt geen onbillijken eisch, opdat
begunstiging niet alles be9lisse. De stand
der deurwaarders zal dan worden verhe
ven, ofschoon bet ter eere van de heeren
mag worden gezegd, dat slechts weinigen
onder hen bun ambt niet behoorlijk ver
vullen, terwijl toch do financieels positie
zeer dikwijls ongunstig is.
Er zijn zeker vrome wenschen ook op
dit gebied te formuleeren. Vooral ten op
zichte van de plattelands-deurwaarders is
het een bezwaar, dat zij gewoonlijk tevens
als zaakwaarnemers optreden.
De schrijver besluit:
Zoolang do financieel© positie van den
deurwaarder niet beter Ï9 verzekerd, kan
men hem moeilijk verbieden tevens zaak
waarnemer te zijn. Ook in groote steden
bovendien als Den Haag komt die vereeni-
ging voor, maar dat neemt niet weg, dat de
Regeering, nu de zaak der deurwaarders
aanhangig is, tevens op dat laatst© punt
hfiar aandacht gevestigd kan houden.
Worden bijv. de deurwaarders Rijksamb
tenaren, zooals zij zei ven wenschen, dan
vervalt de zaakwaamemerij vanzelf.
,,H e t V o lk'' weerspreekt in een hoofd
artikel do bewering, dat er slapte zou
tzijn 'in de So'cia al-d emoorat i-
so he Arbeiderspartij.
Er zijn wel verschillende kwesties en te
genslag in een paar coöperaties, maar „de
samenhoudende kracht van het beginsel
zal zegevieren over allo tijdelijke oorzaken
van malaise."
Het soc.-dem. hoofdorgaan wijst er op,
dat op de krachtige verkiezingscampagne
tegen het ministeric-Kuyper gevolgd is een
slap ministerie, dat in zijn eerste jaar
nog niet veel prikkelt, Dat zal wel ander9
worden, ais de verzekeringswetten komen,
als do arbeiucrsbescherming aan de orde
wordt gesteld, als do partij haar eischon
kan fonnuleorcn voor het lager onder
wijs.
„Nu ia voor dit alles het eerste jaar
eener Regeering, die niet uitdaagt, niet
van zich afbijt, het ongelukkigste tijdperk,
schrijft „Het Volk". Komt straks, hot
rapport der Grondwetscommissie met zijn
waarschijnlijk reactionnaire waarborgen to
gen de werking van het algemeen kiesrecht,
dan ziet ge alles ineens opleven.
De kracht is aanwezig, maar do tegen
partij moet ons wel een9 stof te venverken
geven, en dat doet zij uit den aard dev
omstandigheden in dit jaar weinig."
Het blad besluit dit artikel met een op
wekking om niet ontmoedigd te zijn, maar
overtuigd to blijven van een levenwekkende
kracht „onzer" wereldbeweging.
In ,,D o Middenstandsbon d',
het officieel orgaan van don Nedorland-
schen Bond van Yercenigingon van don
Handeldnjvenden en Industricclcn Mid
denstand, bespreekt L. E. Idcnaar' do
noodzakelijkheid van een enquête naar
den toestand van den b a n d e 1 d r ij-
vonden en industrieeion mid
den stand.
Schrijver klaagt ernstig over de geheim
zinnigheid, welke do in 1901 bij Kon.
besluit benoemd© Staatscommissie voor don
miudenstand omgeeft.
Niemand der belanghebbenden weet
eigenlijk iets van den arbeid der Staats
commissie af. Wanneer men bij een enkele
gelegenheid het college nog eens hoort noe
men, dan is het, omdat men net dit of
dat onderwerp, of met deze of gene con
clusie geen raad weet, cn dan zijn er nog
wel eens sommigen gelukkig mee, omdat
ze het als kapstok kunnen gebruiken om
moeilijke kwesties aan te hangen.
Ik meen te moeten zeggen, zoo vervolgt
schrijver, dat nu tocb daarvoor geen
Staatscommissie behoefde te worden be
noemd en dat dit niet bet doel mag zijn
van deze instelling.
Het gevoel van teleurstelling, dat onze
Staatscommissie heeft gewekt, vindt zijn
oorzaak zoowel in de afwezigheid van eenig
praktisch resultaat als in d© onbekendaeid
met haar werk, waarin het bestuur der
commissie de belanghebbenden heeft gela
ten.
Vertrouwen hadden wij, maar gerust
waren wij begrijpelijkerwijze niet.
Nu heeft ons bondsbestuur een audiëntie
aangevraagd bij den Minister, welke is
verleend op 28 December jl.
Bij dit onderhoud, waarop verschillende
zaken werden behandeld, heeft het bestuur
ook mededeeling gedaan aan Z. E., dat z.
i. een enquête dringend noodzakelijk was.
De Minister bleek niet ongeuegen deze
t© doen houden. Het antwoord luidde, vol
gens het officieel verslag der audiëntie in
„De Middonstandsbond" van 5
Januari 1.1., „dat Z. E. reeds September
1.1. aan het bureau der Staatscommissie
gevraagd had, hem een plan voor zulk 'n en
quête over t© leggen, en hierop nog stced3
waclitcndo was. Z. E. kon dus geen maat
regelen als door het bondsbestuur ge-
wenscht werden, nemen, zoolang dat plan
nog niet van de Staatscommissie bij Z. E.
is ingekomen".
Wat dunkt u, lezers-middenstanders, van
dit bericht? Ik twijfoi niet of gc zi.lt net
met mij eens zijn, dat het eerste noodigs,
om tot verbetering te komoo, voor Ons was
een onderzoek, een enquêto van >tnati ve
ge, welke zou brengen de juiste konnis .lor
toestanden. Dit eerste noodige, dat wil blij
kons het gesprokene op de audiëntie <1©
Minister ook. Ja, hij heeft dit in Septem
ber reeds gewild en toen reeds gevraagd
om een plan aan onzo Staatscommissie, van
wie wij niets btoren.
Dit onderzoek, waarnaar we allen icik-
halzend uitzien, wil do Minister ook Aliur
op 23 December zegt hij in antwoord op
hot aandringen van het bondsbestuur dat
hij geen voortgang kan maken, omdat hij
liet reeds in September aan hot bureau
van onzo Staatscommissie gevroagdo plan
voor dat onderzoek nog niet heeft t
Wat moeten wij, die do belanghebbenden
in deze zijn, hiervan denken Verlangend
zien wij naar t-eekenen van loven van onzo
Staatscommissio en roikhalzend zien wij
naar de onquêto uitOmtrent de werkzaam
heden van onze Staatscommissio laat men
ons in het duister, en van de enquête ver
nemen wij bovenstaande van den Minister l
September, October, November, December,,
dat zijn vier maanden, dat hot bureau der
Staatscommissie in het bezit is van de vraag
om het plan; Januari en Februari zijn nu.
ook al om en wie heeft or iets van gehoord,
dat hot plan thans, na zes maanden, den
Minister heeft bereikt?
Welke middenstan 'er kan mij zeggen,
dat na deze vijf lange maanden de Minis
ter eindelijk in het bezit is van het aot-
woord, waarop onzo enquêto wacht?
Wat dunkt u, mede-middenstanders, i$
het niet meer dan tijd, dat het mot die
geheimzinnigheid van onzo Staatscommis
sie uit is?
Het bondsbestuur zcia'o op de audiën
tie ook, het verkieslijk te achten, dat, zoo
als do Minister in do Tweede Kamer
had verklaard, de enquête-comr issi© uit
een klein getal personen zou bestaan.
Schrijver is het volkomen hiermee eens.
Werkt men met een klein aantal, dan
wordt de verantwoordelijkheid veel meer
cn beter gevoeld, dan verdeelt men veel
gemakkelijker do werkzaamheden en ar
beidt men mot veel fhcer opgewektheid.
Hoe grootor het aantal leden van zoo'n
comitó is, des to meer kans bestnat er, dat
er bij zijn, die zich vc'or de zaak niet in
spannen, en dit werkt altijd verlammend
op het geheel. De ervaring en de praktijk
hebben mij geleerd, dat een commissie be
staande uit een klein aantal leden, do
voorkeur verdient.
Ten slotte betoogt schrijver, dat do en-
quête-commissTo zich tot taak dient te stel
len het vaststelion van feiten, cn dat zij
daarbij met do meeste soberheid lo werk
ga. Men houdo geen algemeen© beschou
wingen. Men moet hier do Belgisch© com
missie oiet navolgen, dio uitvoerig© betoo-
gen aanvaardde on heeft doen drukken.
Wie leering weet te trekken uit hetgeen
PERSOVERZICHT.
Onder het hoofd„R u m o r in casa"
kwam in de „Nieuwe Rotterdam
se h e C o u r a n t" het volgende voor:
Onder het opschrift N teuwe school-
8 t r ij d? heeft ,,D c T ij d" een paar hoojd-
artikelen geplaatst, onderteckend met den
naam van den beer H. J. Wijnen, een
geestelijke in Limburg, als katholiek publi
cist in het algemeen en als schrijver over
onderwijszaken in het bijzonder geen onbo-
kende.
Deze artikcleu verdienen de aandacht,
ook buiten dc katholieke wereld. Al dadelijk
om uetgcen er in den aanhef te lezen staat.
De schrijver uierkt op, dat gedurende een
halve eeuw „de Christelijken gestreden heb
ben voor de vrije, school, „togen de tirannie
van het ovenhc rscbonde liberalisme",eu
zegt dan, dat nadat in 1889 „een eerste
stap in de goede richting" gedaan was.de
de Kuyper-novelle onze wenscheu (dat zijn
de wenschen der voorstanders van de kerke
lijke school) voor een groot gedeelte gevuld
heeft. „Men meende zoo laat hij volgen
dat nu een tijd van pacificatie en rust der
gemoederen aangebroken was. Maar neen;
het schijnt of sinds dien tijd een geest van
ontevredenheid on critiek rondwaart, die
vooral in het gemoed van v le jongeren in
gang vindt.
Wat hier gezegd wordt, is voor hen, die be
langstellend kennis nemen van hetgeen er
in het openbare leven om hen voorvalt,
geenszins iets nieuws. 1)© geest van onte
vredenheid en critiek, waarvan de schrijver
in „Do Tijd" gewaagt, was reeds gebleken
uit meer dan éón openhaar geworden feit,
en óók is aan de aandacht niet ontgaan
do groote felheid, waarmee in de katholieke
pers de teekenon van insubordinatie, die
zich in do katholieke schoolwereld ver-
loonden, bejegend werden. Maar toch is het
van beteekenis, aldus in het hoofdorgaan
der katholieke pers erkend te zien, dat dc
tijd van pacificatie cn rust der gemoederen
niet met Kuypers schoolwetnovell© verkre
gen is.
Het is wel opmerkelijkOnder de voor
standers der Scholen met don Bijbel twee
spalt naar aanleiding van de subsidicering,
en van de zijde der voorstnnders van de
katholieke scholen Kiac. .en over een geest
van ontevredenheid en critiek die nu eerst
losbreekt, cn toespelingen op het dreigen
van een nieuwen schoolstrijd, maar nu van
een geheel andere natuur, ceu soort van
burgeroorlog ep „Christelijk" schoolgebied.
Wie zou een jaar geleden hebben kunnen
verwachten, dat dit de uitwerking zou
zijn van de partij wet, dio Kuyper wist door
te drijven; de wet, die bevrediging geven
zou.
De schrijver in ,,D o T ij d" wijat do oor
zaken van den „geest van ontevredenheid
cn critiek", waarover hij klaagt, aan. Daar
is vooreerst do klacht van ''en kant der ka
tholioke bijzondere onderwijzers, dat ook
thans hun maatschappelijke positie niet
voldoende verbeterd is. Dan zijn er klachten
over willekeur van de zijde vaD sommige
schoolbesturen bij benoeming en ontslag;
en voorts ook bij do jongere onderwijzers
aan bijzondere scholen, als die der open
bare, een streven om zich onafhankelijk to
maken van het hoofd der school.
Dit alles geldt dc onderwijzers bij het
katholieke bijzonder o oerwijs; maar uitvoe
riger neg staat do schrijvor stil bij hetgeen
er onder de katholieke openbare onderwij
zers omgaat. Ddt vooral verontrust hem in
hooge mate.
Inzonderheid de pogingen dezer onderwij
zers om een algemeenen Bond van katholie
ke onderwijzers op te richten is hom een
roden tot ergernis Waarschuwend hcudt hij
hun voor, dat er van goedkeuring van de
zijde der kerkelijke overheid geeu sprake
kan zijnintegendeel, als zij hun opzet
doordrijven, rullen zij handelen tegen den
zin dier overheid Van een geestelijken ad
viseur zal geen kwestie zijn en van hun
boozo pogingen kan slechts verdeeldheid en
belemmering van het katholieke verecni-
gingsleveD op onderwijsgebied het gevolg
wezen.
91)
Ook de urcD, dio het langzaamst omgaan,
de vervelendste dagen, de langste slape-
looze nachten, moeten tocb eenmaal een
einde nemen. De eerste Augustus daagde;
een lange streep rood licht m het grauwe
oosten kondigde het aanbreken van den
morgen aan. Vixen zag de eerste oc.-.end
schemering, terwijl ze wakker in haar groot
oud ledikant lag en door het venster zon
der gordijn naar de zee uitzag, waarboven
het morgenrood begon te gloren.
„Rorio's trouwdag 1" riep ze, mot een
kort, zenuwachtig lachje; daarop verborg
ze haar gelaat in het kussen en snikte
overluid; snikt© zooals ze in haar balling
schap nog niet gedaan had.
Er was geen aardbeving gekomende
planeet, waarop wij leven, had ongestoord
haar draaiende beweging voortgezet; alles
ging zijn gewonen gang, on do trouwdag
vnn Roderick Vawdrey was gekomen.
,,Tk dacht, dat er iets zou gebeuren,"
zeide Vixen droevig. „Het was dwaas, z .rak
slecht-, dat te denken. Maar ik kon niet
gelooven, dat hij met iemand anders zou
trouwen uau met mij Ik heb mijn plicht
gedaan en beproefd moedig en standvastig
te zijn- Maar ik dacht toch, dat er iets zou
gebeuren."
Het was een zwakk: klacht, uit de zwak
ke ziel van een gevoelig meisje opgerezen.
Het ochtendlicht gloorde sterker en rooder
in het oosten, do zon scheen met gelen
Van elders is gebleken, dat, wat deze on
derwijzers in het bijzonder verontrust en
wat ook aanleiding gegeven heeft, dat er
aan de oprichting van een nieuwen bond
wordt gedacht, de beduchtheid is, dat de
kloosterscholen zullen toenemen. Dit erkent
ock <lo schrijver in „De Tijd". „Na de
uitvaardiging der Kuyper-novelle schrijft
hij is velen openbaren onderwijzers, en
vooral hier in Limburg, een ware paniek
over het lijf gevaren; zij zagen in hun ver-
beeldiüg honderden scholen (bijzondere)
uit deu grend oprijzen, laJTooze onderwij
zers ontslagen en wat dies meer zij." En
hij tracht nu de verontruste gemoederen
te kalmeeren met de verzekering, dat het
zoo'n vaart niet zal nemen.
Maar er hebben zich, zooals men weet,
werkelijk reeds een paar feiten voorgedaan,
die grond gaven tot ongerustheid. Een
onderwijzer en een onderwijzeres werden
ontslagen, nadat er een bijzondere school
was opgericht in het klooster van geïm
porteerde Fransche geestelijke zusters. Dit
feit stcttd voor het oogenblik nog op zich
zelf, maar in do katholieke onderwijzers
wereld zal men gedacht hebben, dat het
een begin van bitter leed is.
Intusschen tracht de schrijver in „D c
T ij d" de gemoederen t© sussen. De ont
slagen onderwijzers mogen niet klagen, dat
hun onrecht geschiedt, omdat hun ontslag
het gevolg is van het gebruik, dat anderen
van hun recht maken om scholen op te
richten en onderwijs te gevenzoolang do
Fransche zusters geen akte halen, kunnen
zij geen onderwijs geven; of do oprichting
van bijzondere scholen noodzakelijk is,
daarover heeft alleen het kerkelijk gezag
te oordeelen, enz
Wij treden in dit alles niet, want het is
onze zaak niet ons in dezen strijd te men
gen. Alleen dit: De schrijver zegt, dat in
vele gemeenten met uitsluitend katholieke
bevolking in Limburg het onderwijs op de
openbar© school godsdienstig is; zulke ge
meenten zijn er echter slechts 26; in 86 an
dere, met gemengde bevolking, meet het
onderwijs neutraal zijnen zoo is do
stilzwijgende conclusie dit onderwijs
is uit den boozel Daarmede is dan van
zijn standpunt dc oprichting van bijzondere
scholen gerechtvaardigd
Als nu aar niet de onderwijzers, tot
wie hij het woord richt, van hun standpunt
zeggeD, dat op dio wijze hun vrees voor
uitbreking van d© klooster-scholen ten na
deel© van het leeken-ondenvijs grCnd te
meer krijgt I
De „Arnheoi acho Coaranl" be
sprak een van de tien punten, die bij de
installatie van do commissie ter voorberei
ding van de Grondwetsherziening hoofd
zakelijk in haar aandacht werden aanbevo
len, namelijk d© schadeloosstel
ling van de leden dor Sta ten-
Generaal.
Het blad betoogt, dat het verkeerd zou
zijn te denken, dat dit punt, dat slecats
het persoonlijk belang der Kamerleden
raakt, ten onrecht© werd gerekend tot de
bepalingen, wier herziening het meest ur
gent was te achten. Immers, do regeling
dier schadeloosstelling is een zaak van niet
geringe beteekenis.
Na de bepalingen van de Grondwet op
dit stuk lo hebben in herinnering gebracht,
wijst het bLad er op, dat do schadeloos
stelling van de leden der Tweede Kamer,
ten bedrage van twee duizend gulden, „fei
telijk slechte geheel genoten wordt door
de leden, dio in Den Haag wonen, terwijl
zij daarentegen gedeeltelijk of geheel wordt
verslonden door de reis- (en verblijf-) kos
ten van hen, die buiten de Residentie wo
nen."
Wel is het bedrag der schadeloosstelling
niet zóó ruim, dat ze voor de in Den Haag
wonende Kamerloden het karakter ver
krijgt van een inkomen, zoodat het Ka
merlidmaatschap een bestaan zou worden,
maar toch ligt het voor do hand, dat zij,
die niet om de een of ander reden aan een
bepaalde woonplaats gebonden zijn, er al
licht toe overgaan zich metterwoon in de
Residentie t© vestigen Schijnbaar een on
verschillige zaak, is ze dit toch niet met
het oog op het nationaal belang, dat do
glans door grauwe, grijze wolken, en do
nieuwe cfag was aangebroken In de laat
sto week had Violet niet geslapen. Haar
geest was te zeer van beelden uit het ver
leden vervuld geweest; het gordijn van den
slaap kon ze niet verbergen. Lichaam en
geest waren afgemat, terwijl zij daar in
het toenemend daglicht lag, eenzaam, ver
laten, onbeklaagd, haar groote droefheid
verdurende, zooal6 zij ikieeJpijn of elke
ander© lichamelijke kwaal verduurd zou
hebben.
Te zeven uren stond zij op, met een on
uitsprekelijk gevoel van afgematheid, kleed
de zich aan en dacht aan lady Mabel.
Welk een gebeurtenis was het voor haar
dien ochtend op te staan en zich aan te
kleeden I In alle bijzonderheden kon Vixen
zich dat tooneel voorstellen: hoe druk
haar kamenier en do andere dienstboden
het hadden; de blijde opgewondenheid van
de moeder, die naar too teeder liefhad;
dc weelderige kamer met haar geur van
versch geplukte bloemenhet keurig ont
bijt op een tafel bij het open venster; do
stroom van gelukwenschingen en de laatste
toezending van bruidsgeschenken, dit alles
stond Vixen levendig voor den geest.
En Roderick? Den makker harer kinds
heid kon zij zich op dien gewichtigen mor
gen in zijn leven niet zoo gemakkelijk voor
stellen. Zij kon niet denken, dat hij geluk
kig was; zij durfde niet denken, dat hij
zich ongelukkig gevoelde. Het was veiliger
een krachtige poging te doen, om dit beeld
geheel uit haar geest te verbannen.
O, wat was dat ontbijt te acht uren, tê-
te-h-tète met miss Skipwith, op dien och
tend een kwelling voor haarZelfs die af
getrokken dame moest de buitengowone
volksvertegenwoordiging is samengesteld
uit afgevaardigden uit alle deelen des
lands, omdat bij tal van zaken de voor
lichting van personen, met locale kennis
toegerust, van groote beteekenis kan zijn,
waar de Regeering, uit den aard der zaak,
gewoonlijk slechts zien kan door de oogen
harer ambtenaren, die dikwijls niet zóó op
de hoogte zijn van de plaatselijke belan
gen om in hun adviezen daarmede voldoen
de rekening te kunnen houden. Het is
daarom gemakkelijk in te zien, dat de be
staande regeling der schadeloosstelling
voor do leden der Tweede Kamer een,
voor 's lands belang allerminst gewenBchte
oentralisatie in de hand werkt.
Anderzijds, zoo betoogt het blad, is deze
regeling een ernstig bezwaar, om zich door
een persoonlijk onderzoek in versohillende
deelen van ona land voor een goedo be
handeling van tal van kwesties zoo gron
dig mogelijk voor to bereiden. De Regee
ring antwoordde echter steeds op klach
ten van dien aard, dat do Grondwet op ait
punt duidelijk is, do schadeloosstelling
voor de leden der Tweede Kamer regelt
en zioh dus er tegen verzet daaraan, in
welken zin ook, uitbreiding te geven.
Inderdaad kon de R^geering niet an
ders antwoorden, waar een afwijking van
het voorschrift der Grondwet, in welken
zin ook, verlangd werd. Strikt genomen
zelfs past dit antwoord ook op den her
haalden aandrang, die vooral bij do behan
deling der begrooting voor dit jaar groot
was en ook in de openbare zitting werd
verdedigd door den heer Van Wichon, dat
do Regeering zou bewerken, van do spoor-
wegbosturen vrij vervoer to verkrijgen voor
de leden der Kamer. Maar daartegen geldt
nog een ander bezwaar, dat, zelfs afge
scheiden van het grondwettelijke, wij op
zichzelf reeds niet aarzelen zouden overwo-
gend te noemen, cn ten volle stemmen wij
met den heer Van Karnebcek in, die hot
denkbeeld „ten sterkste" ontried en het
„ton zeerste" zou betreuren als deze gunst
van do spoorwegbesturen gevraagd word.
Deze toch zou slechts verleend kunnen
worden ten koste van de onafhankelijkheid
van de Regeering on de leden der Tweede
Kamer tegenover de spoorwegmaatschap
pijen, wat meer dan ooit juist in deizen
tijd, zooals ook de debatten der Tweede
Kamer in de afgeloopen week ten over
vloede nog eens zoo helder in het licht ge
stold hebben, hoogst bedenkelijk zou we
zen. Het is waarlijk al erg genoeg, dat er
onder de leden van de Staten-Generaal
zoovelcn zijn, die, als commissaris of als
aandeelhouder, persoonlijk belanghebben
den zijn bij het beheer en do financieele
uibkomsten der grooto spoorwegmaatschap
pijen.
Het is daarom alleszins verklaarbaar,
dat do Regeering de regeling der schade
loosstelling van de leden der Tweede Ka-
mp opgenomen heeft onder do urgente
wijzigingen in onz© Grondwet, en fcomfceen
herziening tot stand, dan mag een wijzi
ging van art. 89 daarin zeker niet ontbre
ken.
In „De N e ddi*l a n de F' schreef V.
een artikel over deurwaarders, aan
welk artikel het volgende is ontleend:
D© deurwaarder heeft in elk opzicht een
post van groot belang en groot vertrou
wen ©d toch is voor zijn opleiding niet be
hoorlijk gezorgd
Hij moet veel weten, maar zelf zien, hoe
hij zich die kennis verwerft, en is hij daar
eindelijk in geslaagd, dan heeft hij nog
niets voor boven een ander, die wel protec
tie, maaT geen waarborgen geelt voor
bekwaamheid en geschiktheid.
Do deurwaarders, zegt het reglement,
worden bij voorkeur gekozen uit hen, die
bij praktizijns, deurwaarders^ notarissen,
griffiers of op registratiekantoren werk
zaam zijngeweest, maar misschien zullen
do adspiranfc- deurwaarders alleen op een
deurwaarderskantoor ae opleiding kunnen
vinden, die zij behoeven. Onzo groote
schilders zijn op het atelier, onze grooto
zeeJielden aan boord gevormd.
De stage op een deurwaarderskantoor is
dus zeer veel waard, evenals het werken op
een notariskantoor voor den candidaat-no-
taris, maar niet iedereen is zoo gelukkig
bleekheid van Violet wel opmerken.
„Mijn lieve, gij zijt ziek 1" riep zij uit.
„Uw gelaat is zoo wit als een blad papier
en er zijn donkere kringen om uw oogen."
„Ik ben niet ziek, maar ik heb in den
laatsten tijd slecht geslapen."
„Mijn kind, gij hebt behoefte aan bezig
heid; gij moet een doel hebben. Het doel
loos leven, dat gij leidt, moet slecht afloo-
pen. Waarom kunt gij niet iets bedenken,
om u mee bezig te houden? Verre zij het
van mij u in uw vrijheid te willen belem
meren; maar ik beken, dat het mij leed
doet uw jeugd, en ongetwijfeld oen zekere
mate van bekwaamheid, zoo te zien versnil-
len. Waarom streeft gij niet naar gjestbe-
schaving en vermeerdering van kennis,
door oigen oefening? Mijn boeken zijn ter
uwer beschikking."
„Lieve miss Skipwith, al uw boeken zijn
mij te geleerd," zeide Vixen lusteloos. „Gij
moet echter niet denken, dat ik mijn geest
beschaving geheel verwaarloos. Ik lees
Schiller totdat mijD oogen er zeer van
doen."
„Een Duitsche dichter is niet genoeg
tot vorming van hart en verstand," hernam
miss Skipwith. „Ik zou willen, dat gij een
ruimer begrip van de taai der vrouw in
de wereld hadt."
„Mijn taak in de werld is stil to leven, en
niemand tot last zijn," zeide Vixen met een
zucht.
Zij was blijde miss Skipwith bij haar
boeken te laten en in den zonnigen tuin
om te dolen. Als altijd was het onafgebro
ken zoel weder; nog altijd was de lucht
even strak en blauw, geen regen, geen
wind, geen wolkje niets dan eindelooze
zonneschijn.
rxmmmj- cgqa. ja i.iwuj
„Als het nu nog maar hagelde of woei,
of onweerde," dacht Vixen, zuchtend, met j
de handen boven haar hoofd gevouweu,
„dan zou die verandering een kleine ver
lichting voor mijn ziel zijnmaar die
eeuwige helderheid is verschrikkelijk. Wat
is het een moedoogenloozo wereld, en wat
lacht do Natuur ons vriendelijk toe, ter
wijl ons hart bloedt 1 Ik behoor zeker te
wenschen, dat de zon blijft schijnen tot na
Rorio's huwelijk; maar ik doe het nietl
Als de lucht donker word en bliksemstra
len door de zwarte wolken schoten, zou ik
dansen van blijdschap. Ik zou het onweer
toejuichen en roepen: „Qat is sympathie l"
En zij wierp zich ter aarde, met haar
gelaat in het gras, en snikte, zooals zij
dien morgen gedaan had.
Het geluid van de trouwklok moest nu
begonnen zijn. Zij verbeeldde zich het te
kunnen hooren. Ja, het was alsof er klok
gelui door de zomerlucht trilde, alsof het
haar uit alle richtingen togenklonk. Het
dreunde haar door het hoofd. Het zou haar
krankzinnig maken. Zij trachtte haar ooren
dicht to stoppen, maar toen scheen dio
trouwklok binnen in haar hoofd ta luiden.
Zij kon dat gelui niet buitensluiten. Zij
herinnerde zich het feestgelui, dat haar op
Rorie's een-en-twintigsten verjaardag in het
oor had geklonken; dien dag, die zoo Utter
voor haar geëindigd was door het bericht
van de verloving tusschen hen. Ja, dat was
haar eerste ware droefheid geweest. Hoe
levendig herinnerde zij zich haar treurig
heid en wanhoop op dien avond; de woede,
die toen haar jeugdige ziel vervulde 1
„Destijds was ik niet veel meer dan een
kind," zette zij haar gedachtenloop voort
„Mijn lieve vader leefde toen nog; en zelfs
do gedachte aan zijn liefdo troostte mij
niet. Ik gevoelde mij verlaten cn alleen op
de wereld. Wat moet ik zeer veol van Ro-
rio gehouden hebbent Zooveel jaren zijn
verloopen en ik heb mij nog niet van dio
dwaasheid kunnen genezen. Wat is er in
hem, dat ik zóó op hem gestold bon
Zij stond uit het gras op, ontrukte zich
aan dio vlaag van lievige, aan waanzinnig
heid grenzende zielesmarfc, en begon lang
zaam langs do tuinpaden to wandelen, met
zich zelve rc<leneerendo en vrouwelijk©
trotschheid to hulp roepende-
„Ik kan mijzclvo niet dulden om dio
zwakheid," betuigde zij inwendig. „Ik
dacht niet, dat ik er too in 6taat was. Heb
ik ooit, toen ik een kind was en naar den
tandmeester gebracht werd, gejankt en ge
huild zooals ik laffe kinderen bad zien
Uocn? Neen: ik verharddo mij er tegen cn
verdroeg do pijn zooals het een kind van
mijn vader betaamde."
Zij liep snel hot huis in en trad de ka
mer binnen, waar miss Skipwith aan haar
lessenaar zat voor een tafel, met openge
slagen bockdeclen bed.kt, waaruit do
vrouwelijko geleerde kennis vergaarde.
(Wordt vervolgd.)