GERARD I. DEE, Breestraat 28. GÖCKUYÏ's Pianohandel. 80 Gulden, BLANCKAERTS Co., Voor den Bloementuin. met freewheel en 2 velgremmen, IHEUAGAZIJN LEIDSCH DAGBLAD. DONDERDAG I ÉVIAART. - TWEEDS BLAD. Rubriek voor de Jeugd. QE KONINGIN VAN SCHEBA. Anekdoten. Nieuwe Raadsels. 600de oplossingen ontvangen van: Vervolg Advertentiën. ¥rijdag So Qewraagds Solide constructie. Zangrijke toon. Lichte speelaard. 2230 10 zijn beslist goed. Te Huur, Te Huur, Groote ZoSders USfajitlharïdleS, Breestraai 34. NUITS ST.-GEOROES Keur van ------- P©rt-? Sherry- en fóadeira-Wêjnen. Voorradig bij No. 14117 Anno rJCMi Ik moet gulweg erkennen, dat Bob mijn jongste broertje, cn ik ccn paar bengels liin, die niemand ontiien, maar eén per- Boon bewonderen wij onverdeeld cn dat is onze zuster Violet, die zes jaar ouder is dan ik. En aan haar zou geen sterveling moeten raken 1 Tooh brachten wij haar eens bijna in grooto ellende. Het gebeurde verleden jaar, toon wij voor de vacantia naar ltustham gingen. Iemand had daar voor de zomermaanden pon huis aan vader verhuurd, voor een prikje maar, omdat heb aan een krankzin nigengesticht grensde. Het waren geen ge- .wone krankzinnigen, die zich daar bevon den maar lieden, die zich verbeeldden, motore en dieren en koningen en zoo al meer te zijn. Vi was eerst heel bang voor hen, omdat vader meest in de stad was, maar er viel niets van hen te duchten, want er stond een hoog ijzeren hek met pieken tusschen hun park en onzen tuin. Z\) kwamen echter wel praten mot Bob en mij, en toen wij zagen, dat zij heel goedig waren, zetten wij een Ladder tegen het hek en bonden er een touw aan vast, zoo- dat wij naar hen toe konden komen en weer teruggaan. Wij hadden veel pleizier met hen. Er was een dikke mijnheer, die zich do Duif noemde en zei de uit do Arsk gevlogen te zijn, en daarom probeerde op de stokken der dahlia's en stamrozen te gaan zitten. Er w as ook een Willem de Veroveraar, een Job, een Washington, een Eddystono Vuur toren, enz. enz., maar koning Salomo was jüo beste van allen. Hij wist, dat liij geen koniDg was, maar liet toe, dat de anderen hein zoo noemden. Hij zag er waarlijk ook uit als een koning van vroeger, een lange, flinko man met een langen, zwarten baard. •Salomo was op sommige punten ver standig, zoodat do doctoren hem toeston den ook wel eens naar zijn medepatiënten 'te kijken, wat zijn zwak was. Maar hij was een lastig heer L ij verklikto ons, toen hij do ladder ontdekte en eerst na lang bidden en smeeken kregen wij van den di recteur gedaan, dat, nu die weg ons was afgesloten, wij langs do hoofddeur moch ten binnenkomen. Vi was heel boos, toen zij hoorde, dat wij daar kwamen, maar wij stelden baar gerust me>. de verklaring hoe vri lelijk alle voor ons waren. Zij noem den mij Edu de Belijder en Bob Ro bert de Duivel, Op zekeren dag, dat wij met Vi in den tuin waren, kwamen onzo nieuwo vrienden in het park door do tralies van het hek kijken cn riep do Duif mij toe: ,,Eduard de Belijder, wie is die dame?" „Wie?" herbaalde ik, zoekend naar een antwoord. ,,01 de Koningin van Scheba. „Och, Eduard 1" fluisterde Vi, „hoe kun je die ongelukkigen voor den gek houden? Én uit medelijden liep zij naar het heken gaf allen de hand. U hebt lang op u Laten wachten, zeide de Duif, dat heeft Salomo zeker in de war gebracht. De arme kerel verbeeldt zich een dokter te zijn 1 Maar bij z&l nu wel beter worden. Uwe Majesteit is heel mooi. Nu kon Vi toch niet helpen zelf te la- chen, maar zij werd heel rood. Salomo is een lastpost, bromde de Vuurtoren, ik hoop dat u terstond met hem zult trouwen en hem meenemen van hier. Hij draait altijd mijn lamp uit Allen waren heel lief voor Vi en toen 'daarop Salomo aan kwam loopen, verdron gen zij ziok allen om hem heen cn riepen dat de Koningin van Scheba was geko men om hem te trouwen en dat liefst zoo spoedig mogelijk zou doen. Salomo keek naar haar. Dab doet ene plezier, schoono Ko ningin 1 zeide hij, maar nu zou ik gaarne lUwo Majesteit even alleen spreken, als onze vrienden het niet kwalijk nemen. Allen verwijderden zich heel gedwee en Salomo zeide heel ernstig tot Vi: Indien gij wist hoe ongelukkig het is, krankzinnig te zijn, zoudt gij daarmede den spot niet drijven l en hij ook liep heen, Vi geheel besohaamd en met tranen in de oogen achterlatende. Ondeugende jongens I riep zij uit, het was mijn schuld niet en die arme, arme Koning Salomo, die zich verbeeldt, dat ik hem uit heb willen lachen I Zij was on troostbaar. Hijzelf scheen berouw te hebben over zijn gestrengheid, want de volgende dagen kwam hij haar telkens de hand geven en nu en dan een poosje met haar praten, haar natuurlijk Bteeds over zijn stokpaard je, zijn dokterschap, sprekende. Het öpijt mij toch zoo van hem, zeide Vi eens, belooft mij, jongens, hem nooit pijn te doen door hem te laten voelen, dat wij hemwetenja, wat hij is- En wij beloofden het plechtig. niiaar de anderen wilden maar volstrekt, dat het huwelijk zou plaats hoboon, wat zij als de eenige hoop beschouwden op Sa- lomo's vertrek. En in het begin van onze laatste week te Rustham had daardoor een drama plaats. Het was op een middag, dat Bob en ik in den tuin speelden. Wij hoorden oen vreeselijk leven in het park van het gesticht. Al de verpleegden waren bijeen, gewapond met tangen, messen, har ken en spadon. Later vernamen wij, dat zij de doctoren en bewakers overrompeld en vastgebonden hadden in buis Salomo was in hun midden maar zij hadden hem de lianden op den rug gebonden en zwaai den hun messen voor zijn gelaat, hem naar het hek voortduwende en luidkeels roepen- do om do Koningin van Scheba. Binnen tien minuten brengen wij hem ter dood 1 schreeuwde de Vuurtoren, of wel zij moet hem dadelijk trouwen en mee naar haar land nemen! Ik fluisterde Bob toe, de politie te gaan waarschuwen en hij holdo weg, daarna riep ik den Vuurtoren toe te wachten tot ik de Koningin had goliaald. Vi kwam terstond en was doodsbleek, maar zij hield zich kra nig en zeido tot de oproerlingen, dat zij gaarne terstond den Koning zou trouwen, maar haar bruidstoilet was niet gereed, waarom zij hun verzocht te wachten tot den volgenden dag. Daarvan wilde de bende echter niets hooren en hun houding werd nu zoo woest, dat zij Salomo op den grond wierpen en hem wilden dooden. Ik zal hem nu trouwen 1 riep Vi, maar laat hem los. Ik kom 1 Zij gehoorzaamden, ofschoon met zulke verwoede gezichten, dat toen Vi de ladder over ging en ik haar natuurlijk volgde, om haar te beschermen, mijn haar te berge rees van angst. De Duif vervulde de rol van predikant, ik was a'e getuigo on zoo werd do plechtigheid voltrokken, waarna Salomo van zijn touwen werd bevrijd, op voorwaarde, dat hij onmiddellijk met zijn Koningin vertrekken zou. Hij gaf Vi öbn arm en wij liepen naar do poort toe, waar wij Bob met vier agenten ontmoetten. SaJomo zond mij met Vi naar buis, waar zij van aandoening op a'e sofa moest liggen. Ik zat nog bij haar, toen de Koning bin nentrad cn ontroerd zeide: Gij hebt mijn leven geTed door een schijnhuwelijk, wilt gij in werkelijkheid mijn vrouw worden? OI riep zij met tranen in de oogen, waarom vraagt gij dat? Waarom öNvingt gij mij er u aan te herinneren, dat gij een „patiënt van het gesticht zijt? Hij staarde haar een oogenblik aan en barstte toen in lachen uit. Dacht gij dat waarlijk? Laat dan den directeur van het gesticht komen en hij zal u verklaren, dat ik dokter John Gray ben, de specialiteit in zielsziekten. En het was volkomen waar en deze week wordt de bruiloft gevierd. Nu, als een man gek genoeg is om te willen trouwen, dan baD hij zeker geen liever vtouw krijgen dan Vi. DIE WIST RAAD. Het had deD ganschen dag geregend en wie niet buiten behoefde te wezen bleef binnen, want zulk Novemberweer was om je een ziekte op den hals te halen. We heb ben echter mooi praten. Niet elk kan maar een gezellig, warm plaatsje opzoeken in de huiskamer, wanneer hij wil. Elk mensch heeft vaak zijn werkzaamheden; zjjn die buiten dan moet hij dikwijls ook de grillig heden van het weer verdragen. Zoo ging hot ook een reiziger, die op den bedoeldon dag met zijn paard en kar een lange reis had afgelegd. Doornat kwam hij tegen den avond in een dorpje aan, honge rig en uitgeput tevens. Hij moest uitrusten en wat warm eten en drinken gobruiken. Ook zijn paard had wel een hapje noodig. Reeds verheugt hij ter zich over, dat hij aanstonds bij een warme kachel zijn ver kleumde ledematen weer zal kunnen ver warmen en zijn natte kleeren een wein'g opdrogen, terwijl hij den inwenoigea mensch versterkt. Eindelijk ziet hij een herberg, vlug het paard onder dak gebracht en nu naar de kachel. Leelijk kijkt hij echter op zijn dcus, als hij een heele ho-p menschen uit het dorp om de kachel ziet zitten, zoodat cr geen plaatsje meer open is. Hjj moet even wel bij de kachel, daar helpt niets aan, hij krabt zich eens achter het oor en weet raad Kastelein, geef mij eens een portie aardappelen voor mijn paard. Aardappelen? vraagt de kastelein ver wonderd, u meent misschien hooi of stroo? Neen, aardappelen, en vergeet vooral niet zo goed op te bakken en flink zout en mosterd, ook een beetje saus cn wat azijn er bij te voegen. Lekkertjes hoor. Als het kan wat gestoofde kool er bij I Met groote oogen gapen alle menschen den vreemdeling aan. De herbergier maakt gauw de portie klaar en brengt dit naar den stal. Welko landbouwer zou echter bij zoo iets vreemds, zoo'n eigenaardig paar- denmaal in huis kunnen blijven I Allen staan, op en loopen den waard na Dat moesten ze zien. Een poosje later komen allen teleur gesteld terug. De reiziger zit zich lokker te-warmen voor do kachel en bij de tafel en de anderen moeten maar zien, dat zo hun plaats weervinden. Mijnheer, het paard lust de aardappe len met kool niet, zegt de kastelein. Niet? Hé, dat is vreemd, nu geef zo mij dan maar en geef mijn paard een flin ke portie hooi met wat haver. DAT WAS MIS! Op een mooi buitengoed woonde een mijn heer, die er een prachfcigen tuin op nahield met allerfel inhteemsche en uitheemsche planten. De mijnheer zelf bad veel kennis van planten, maar dat do tuin en de broei kassen altijd zoo goed in ordo waren, dankte hij toch voor een groot deel aan den zeer knappen tuinman, dien hij had. Deze man was ondanks zijn eenvoud ontzettend knap. Hij kende alle planten, die in den tuin en in de kassen groeiden. En dat niet alleen mot haar Hollandscho, maar ook met de wetenschappelijke namen. Dat kwam omdat hij zeer veel boeken over plantkunde las. Do tuinman was reeds vrij oud. De mensoben, die bij den heer op be zoek kwamen, mochten hem altijd gaarne allerlei vragen doen over verschillende planten. En nooit kwam het voor, dat de oude niet een afdoend antwoord wist to geven op hun vragen. De mijnheer vond het wel een beetje vervelend, dat hij in kennis bij zijn tuinman ten achter stond, wat planten betreft. Daarom besloot hij den oude er eens tusschen te nemen. Op zekeren dag was er een vriend bij hem. Toen liet hij den tuinman roepen, liet hem een grauw papiertje zien met kleine korreltjes, die wel iets op bloem zaad leken, en vroeg bom of de tuinman dat zaad kende. Jawel, zei do oude en hij noemde een heel gekken naam. Zoo, zei do heer, die zijn lachen nau welijks kon inhouden, want hij had een beetje gedroogd haringkuit in plaats van bloomenzaad in het papiertje. Hoe lang moet het zaad groeien om op te ko men? In veertien dagen zijn ze boven den grond, mijnheer. Do tuinman vertrok en de beide vricn den proestten het uit van lachen dat ze den ouden man er nu eindelijk tooh eens tusschen hadden. Met veertien dagen kwam de vriend te rug cn 't eerste wat hij vroeg was, of 't zaad al was opgekomen. Laat ons naar d'en tuin gaan, zei de gastheer, en kijken. Met lachendo gezichten kwamen ze bij den tuinman en vroegen of het zaad al op gekomen was. Ja, mijnheer, zei deze. Ja? riepen de twee anderen als uit een mond. Zeker, kijk u maar eens bier, hee- ren. Voorzichtig logde hij een broeikas open- En zeer nieuwsgierig keken de beide vrien den naar binnen. Wat zagen ze? Uit d'en grond keken eenige rijen haringkop pen omhoog. Verlegen Lachend en nog eeni ge woorden sprekend tegen den loozen oude, maakten de heoren dat ze weg kwamen. Dat was mis, zei de tuinman, ter wijl hij zich in zijn handen wreef. (Ingez door Mies Jansee te Leiden.) Kleine Jan sluipt, vóór hij naar school gaat, naar de keuken en giet wat potro- leum op zijn zakdoek. Hij wordt echter juist betrapt door D aatje, die hom vraagt „Maar Jan, waarom doo je petroleum op je zakdoek Wat 19 dat nu voor een vieze lucht 1" Klein Jantje (verlegen): „Ik wou..., ik dacht, dan zullen a'o jongens denken, dat ik in een automobiel heb gezeten." (Ingoz. door Louise Robert te Leiden Bedelaar: „Mijn vriend vertelt mij, dat u hem een stuiver hebt gegeven, omdat hij maar één been bad 1" Heer: „Dat is zoo.' Bodelaar: „Geef u mij dan een dubbel tje, want ik heb er twee." (Ingez. door Mariotje Robert te Leiden.) Aan d'e tafel. Tante: Fransje, waarom hebt go van middag nu weer moeten schoolblijven Fransje: Och, tante, mijn mama heeft mij altijd geleerd": kinderen moeten aan tafel zwijgen. (Ingez. door Piet Schoonacker te Leiden.) Gast: Maar juffrouw, wat geeft ge mo nu een klein portie ijs 1 BuffetjuffrouwZouclt ge er dan voor uw twintig centen op willen schaatsenrijden. (Ingez. door Ameiak Kulk te Leiden.) De slochto sigaar. Een paardenkoopman verkoopt een paard. Nadat do koop gesloten is, biedt do koopcr hem een sigaar aan. De koopmaD steekt zjo aan en bespeurt onmiddellijk, dat zij niet trekt. Paardenkoopman: „Vergeef me, waarde dokter; leen mo nog even het paard." Dokter: „Waarom?'' ,,0m mij aan deze sigaar te helpen trekken." Ingez. door Louise Pollmann, te Leiden. Verborgen plaatsnamen. I. Overal stonden agenten op de wacht. Door dat veld stroomt een beek. Wij kwamen voorbij berg en dal. Wilt u den tuin eens gaan zien. Wij hebben twaalf kippen, zeven kuikens en drie hanen. Wat een helder weer is het vandaag. Ingez. door Anna Kloinhans, te Leiden. al. Ik ben het nuttigst wel Op gansch deez' aard, En toch geen marteling Weid mij helaas gespaard, Want slagen en het rad Heb ik vaak uit te staan. Nu moet ik door 't water been, Dan door het vuur weer gaan, En tot mijn leed voor 't nut, Door mij gesticht in ieder land, Punt mij de zwaarste straf, Het water cn de tand. Ingez. door Dik Nol^ te Leiden. in. Ik ben 't sieraad der zomerdagen, Een ieder ziet en ruikt mij graag, Maar 'k mag alleen mijn naam niet dragon, Men gaf die ook een zomerplaag. Ingez. doer Jan Loyenaar, t-e Leiden. IV. 1, 4 en 5 vindt ge aan cou bok, Door 2, 4, 5 denkt go aan een klok, In 5, 4, 1, 2 pakt men veel; Elk mint 4, 5 als 't naaste deel, Terwijl go 1, 2, 3, 4 en O Vaak vinden zult aan hoofd on lijf. V, Aan 't eerste kan men overvaren; Het laatst' doet elf min ecu ontwaren; 't Geheel is een getal, Dat elk licht raden zal. Oplossingen der Raadsels. 1» Koningin. II. Emma Jet Anoa Marie III. De vijf vingers IV. Trommel. V. Kanarie leeuw valk mees kat bok. Johan Mader, Jacques on Nico Crcygh- ton, Willem Later veer, Bertha cn Jan Eoo- govecn, Phicntjo en Annie Coebergh, Arie Starkenburg, Johanna Rnar, Rens van Kifterik, Tootje en Wim Kagic, Jacoba van Wecren, Antje Stafleu, Gcrrit on Sophia Hendriks, Dina en Marie den Hol lander, Betsy Dcliac, Nelly Kouw, Martha en Jan Stroebcl, Piet Overduin, 'Piet Loye naar, Gerard van Oyen, A. Parmentior, Jacques v. Hcusden, Teunis en Amer'k Kulk, Pieter Schoonacker, Niesje en Otjd Groenendijk, Louise Pollmann, Cato vin Dorsten, Anna Tceuwen, Piot en Jozef Kerapers, M. G. v. d. Berg, Cato v. d. Berg, Cornelia Holm, Cornelia v. d. Veer, Horman en Jozef Bokern, Johannes en Ja cobus Bonscl, Jacob Montfoort, Jantje Speel, Maria, Martina on Catharina Ver hoeven, Mario Dorsman, Suzo Dekker, Cornelia. Hakkaart, Barbara van Dissel, Mies Jansse, Betsy en Mario do Nio, Truus Bernsen, Ida Dirkse, Lena en Nolly van Borkel, Maria en Philippus do Nic, Johan Bey, Johanna van Dissel, Toos Wortor, Lina en Johan Terburgh, Marie en Martha Bcumcester, Greta Kurrcls, Jo en Anton Righart van Gelder, Maria de Vrind, Ma rie Uljée, Nelly Binnendijk, Lydia cn Ja- obus Wittonaar, Hendrik en Jan Land- waart, Agnes v. Haldcren, Anthonia on Betsy van Wijk, Anna cn Maria Mooy, Ma rio en Johanna v. d. Nicuwcndijk, Hendrik en Toos Boom, C. J. en E. Jonk, Cecilia on Gerard Paulides, Gusta Sleyser, A. Smit, Johanna Suzan, Corric Koot, In- gefcje Wompe, J. L, Meijer, K. Vergouwen, Lize Meykamp, Eliso Zurlob, Mcrtina GrOipstra, Dik cn Lina Noll, Mariotje en L. Robert, Cato Aniba, Catharina en Jo hanna Loebcr, Jaooba Leyenaar, alien to Leiden. Marietjo en Karei Boers te 's-Gravcn- hage, Adriaan en Maria Fortgens, Ant. Z.andvliet, Th Steenkamer, Marie Per- reijn, alien te Hazerswoude, Jansje van Graas, Jan en Dirk den Elzen, Jan en Opeaiino- Vflfl ItET SOLIED SCHOENENMAGAZIJN, Nieuwe Mare 6. Aanbevelend J. J. v. «1. BRO£K, Sciioou- ea Laarzeaiuakcr. 2276 10 Liefbebber8(8ters) van Bloemen, zendt postw it 0.50 on U ont vangt franco 152 verschillende soorten prachtig nieuw Bloemzaad, in pakjes, waarop naam, hoogte en zaaitijd z(jn aange geven; 24 ver&ehiliende soorten k i 0.90. 22Ö1 13 Adres: P. VA3 11E31ËRT, Zaadhande), Voorschoten. tegon half September aanstaande op een goeden stand, oen geheele of gedeeltelijke Beneden- of Boven woning, bevattendetwee Kamers, liefst 8uite, en ruime Slaapkamer, met Bediening, Vuur en Licht. Aanbiedingen worden ingewacht met opgave van prijs, aan hot Bureel van dit Blad onder No. 2265. 11 UITSLUITEND VERKRIJGBAAR IN IMPERIAL-RIJWIELEN 2288 40 met Mei of eerder, to Oegst- geest, aan de Peneen 5ÏUIS met TUIN. Huurprijs /'300. Het Huls bevat 5 Kamers, Kouken, Kel der, Zolder met 2 Kamertjes, enz. Te bevragen: Nieuwe Rjjn 50. 1951 8 MARE 58. W. R. VAN KAMPEN. Zilveren Heoren- en Dameshorloges van af f 5.50. Alle. met twee jaren schrifte lijke garantie. 23l8,2 BELEEFD AANBEVELEND. van hot Huia Stoonschuur No. 2 Hot BENEDENSALON en de BEE -E TAG E, bevattonde Salon, BalkoD, Kamer, Tuinkamer, Slaap- en Badkamer en Keuken. To bevragen: Woninggids, Boommarkt 11. 1619 10 te haar, met vrjjen opgang, voor Werk- of Bergplaate. Billijken pr^s. Runstraat No. 9. 2025 6 Bevragen: Hoogewoerd 132. Sieï ïaDssat volmaakte 1; ï9aaia©S2ieö;=^ppa!''aat. Grootste Tonenomvang. Lichte Trapheweging. Nuanceering Bas en Diskant. 221214 ïPrijs f 330. Te bezichtigen in COC§tUYT's Pianoiaandel. INTERC. TELEFN. 568. Aanbevolen: 2134 32 PETIT BOURGOGNE EN 35 Cts. per ilesch. a f 1.75 per flesch. Firma HLöl 20 Opgericht A°. 1825. Langebrug 4, LEIDEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5