„Ik moet den dames vriendelijk verzoe ken, heen to gaan," zegt Deniso zenuw achtig. ,,Do kinderen worden bepaald niet kalm als ik niet met hen alleen ben." De dames snikken en verdwijnen glim lachend. Deniso kijkt do kinderen streng aan. „Wil jolui stil zijn? Dadelijk?" Doch het tweetal schreeuwt nog harder. Deniso kijkt radeloos om zich heen. „Mama duikelen huhu voor Bella en Baby huhu!" huilt het stem metje. Eén, twee, drie trekt Denise haar glin sterende avondjapon uit en staat daar in een zwart zijden onderrok, slank en liefe lijk. Dan wipt zo op de breede sofa en zegt b&rsch tot de kleinen: „Beloof jelui dan dadelijk stil te zijn, akelige kinderen?" Zij knikken met groot© oogen, vol ver wachting. En behendig duikelt Denise op de breede sofa; dan nog eens en nog eens, en daar staat ook weor haar man in de deur. „Neen, dat gaat mij toch te ver, Deniso l Wat is dat nu weer voor een vertoom Dg?" Schuldbewust glijdt zij van de sofa cn begint de mooie japon weer aan to trek ken. „Ooh, weet je, eens, toen de kinderen niet slapen wilden, kwam ik op do gedach te, hen op dio manier wat te amuseeren, en nu wilden ze volstrekt niet slapen, eer „Daar moet een eind komen aan die kinderachtigheden 1" riep liy en liep boos weg. Den volgenden dag kwam Denise's cor recte schoonmoeder in huis. Haar taak is, het kleine mamaatje wat manieren te loe ren. Een Praatje over Auto mobielen en Paarden. Het is al meer beweerd, dat de automo biel zich een plaats 'v srovert ten koste van het paard. Meer dan een bewering is het echter niet. Zoo voer hot oog schijnt het wel een feit; want paardentrams moesten plaats maken voor electrische; in bijna alle groote steden vervingen outomobiel- rijtuigjes vele liuurbakjes; ook is de mo tor-omnibus druk bezig de laatste diligen ces weg te concurreercn. In groote steden spreekt het vanzelf, dat dezo veranderingen niet zonder invloed gebleven zijn op het aantal paarden. Maar daaruit volgt nog niet, dat wat voor de 6tad opgaat, voor het heel© land juist is. Een Duitsche geleerde, Wilhelm Schus ter, heeft aan dit moderne onderwerp een studie gewijd en aan de hand van de sta tistieken in Hess:i en Baden een becijfe ring gemaakt. Deze nu viel in het geheel niet ten nadeele van het paard uit. Want hij komt tot de slotsom, dat niet alleen niets valt te bemerken van een ach teruitgang van het getal paarden in die landsbeken, maar dat zelfs in tegenstelling met den overigen veestapel het paard, be nevens het varken, de eenige dieren waren, die in aantal zijn toegenomen. In Hessen zijn in zeven jaren 6000 cn in Baden 1300 paarden meer geteld. De automobiel, die in beide Staten tal rijk genoeg wordt vertegenwoordijd, heeft hier dus geen invloed op geoefend, cn het zou ondeugend' zijn den achteruitgang van den overigen veestapel t© wijten aan min der stuur-vaste chauffeurs. De geleerde onderzoeker stelt zich echter niet tevreden met hc nuchter plaatsen van deze cijfers naast elkaar; hij redeneert, dat de paarden, die als metgezellen van de Ger manen iü de Europeesc'-e bosschcn leefden, zeker zoo spoedig niet zullen uitsterven. Integendeel, Pm voorziet, dat de paarden zullen blijven toenemen. Dit tracht hij te verklaren door den toenemenden welstand van Duitschland en uit de hechte overtui ging ten plattelande, dat een flink span paarden voor den wagen nos altijd als een graadje beter geldt dan een stookwagen. In Duitschland hoeft de voortteling van het paard voorloopig dus nog geen voor werp van staatszorg t© zijn. Dit in tegen stelling met Frankrijk, waar een tekort aan paarden bestaat, en waar, hier lette men op, zeker heel wat meer geautomobield wordt dan in Duitschland I Daarom zou men het onderzoek naar de vraag, of de auto het paard verdringt, nog wat verder dienen uit te breiden dan alleen tot Duitschland, waar het paard zich blijk baar in gunstige omstandigheden bevindt. Intusschen trachten paardenfokkers cn automobielfabrikanten elkaar de loef af te steken met de soorten nog steeds zoo veel mogelijk to verbeteren. In Engeland zijn het vooral de paarden vrienden, in Frankrijk de automobielvrien den, wien dezo zorg geen oogenblik rust laat. In het Britsche Museum is nu onlangs bijgezet het geraamte van het schoonste paard uit de negentiende eeuw, van „Or monde." Het Londensche Museum heeft eenige jaren geleden een van zijn zalen in gericht, -in er de geraamten te plaat-sen van beroemde paarden. In de hoofdzaal van de afdeeling „Huisdieren", die geroemd' wordt als een der voornaamst© en belang wekkendst. bezienswaardigheden van het muséum, bevinden zich op de eereplaats reeds de geraamten van een aantal Engel- sche volbloedpaarden. Zoo is er te zien de schedel van „Bend Or", den vader van „Ormonde", en het geheele skelet van Stockwell", van wien beide paarden in rechte lijn afstammen. „Ormonde" was eigendom van een Ame rikaan, Mac Donnough uit Son-Francisco, de eigenaar had de attentie het doode paard aan Engeland te vermaken; de schedel, wervels, ribben cn beenderen wer den goed verpakt naar Londen gezonden cn een preparateur heeft het geheel© geraamte bij stukjes en beetjes weer netjes in elkaar gezet. In Engelsche paarclen-liefhebbers-kringca verwacht men, dat uit bet bewaren en ten toon stellen van edele paarden al is het dan niet meer dan hun onvergankelijk ge raamte de paardenfokkerij haar voordeel zal kunnen doen, door de aldus gedemon streerde deelen van een eens zoo beroemd geheel met kennis van zaken te bestudeeren. En wat do automobiel-verbeteringen be treft, zijn er nu weer nieuwigheden bedacht, die ongetwijfeld in benzme-kringen ook wel weer fureur zullen maken. Het is de vraag of de uitvinders er van gedroomd hebben hiermede hun fortuin te zullen makenwel licht is hun hoogst© streven geweest, der automobielende menschheid bij den aan vang van het seizoen wat r.ieu-vs aar te bieden. Maar een ontdekking als een ander is het wel, en het eigenaardig© is, dat beide uit vinders tegelijkertijd en op hetzelfde go- bied hun genie do vleugels lieten uitslaan. Beiden toch kwamen op hetzelfde denkbeeld om iets welluidends aan een automobiel te maken. De een vond uit de electrische „autopï- ano", die met een volledig klavier is voor zien, hetwelk door der motor van den wagen aan den gang wordt gebracht, waardoor het den chauffeur mogelijk :s, op eenzame we gen den tijd aangenaam en muzikaal te verdrijven. De tweede uitvinder ging van het denk beeld uit, dat de autcmobielhoom tot een wel wat welluidender gehalte was op te voeren; hij zette een rijtje op toon geste i horens vóór op den wagen, welke hij door toetsen en met behulp van den motor als met eon blaasbalg aan den gang wist te brengen. Beide uitvindingen mogen worden toege juicht, en wel vooral van een muzikaal standpuntWant wat zijn er niet een to©^ passelijk© composities geschreven, die da delijk voor automuziek te transponeeren zijn. Kerkklokken. Klokken zijn een uitvinding der Christe lijke Kerk. Bellen en schellen komen wei reeds voor bij de Grieken en de Romeinen, i Maar de klokken op de manier van onze, kerkklokken vindt men eerst in oen tijd' der Christenen on in c .iristelijke landen. Paus Sabianus, opvolger van Gregorius I, zou in 604 het eerst gebruik hebben ge maakt van een klok. Een oude, maar niet na t© sporen overlevering, schrijft de uit vinding to© aan Paulinus van Nola. De sag© vertelt: In Zuid-Italië, in de( heerlijke landstreek Campanië, lag de stad' Nola, aan den voet van den Vesuvius Hier leefde in het jaar 420 de eerwaardige' bisschop Paulinus. Hij was een zeer vroom, man en het welzijn van de Kerk ging hem, zeer ter harte. Maar de bewoners der stad- Nola waren goddeloos, en een leven naai het vleesoh was hun liever dan een wande len naar Gods Woord. Wel riep men hen ijverig op naar de godsdienstoefeningen, maar de genoodïgden wilden niet komen. Paulinus was diep bedroefd, en zon opeen middel, om dc menschen te lokken. Zoo' wandelde hij eens op een avond door da om de stad gelegen velden. „Och Heer,"' bad hij zicht, „roep Gij toch met boven- aardscbe stem, dat zij komen cn Uw Woord' hooren." Vermoeid zette hij zich op een rotsblok neder, en zag op het bloemtapijt' aan zijn voeten. Bijzonder overvloedig was dit bezaaid met een kleine, blauwe bloem, wier langwerpige kelk aan een slanken' stengel hing. Ook bij ons groeit zij en het' volk heeft haar den naam „klokje" gege-' ven. Lang zat de grijsaard t© kijken, hoe' zij zich in den avondwind wiegde, en het, leek hem toe, alsof een zacht geklank uit den blauwen kelk hem drong in het oor. Daar viel hem opeens een hemelsohe ge dachte in. Als m©n dezen bloemkelk, met" zijn meeldraden in het midden, eens groot, en sterk in metaal namaakte, zouden het' dan geen luide stemmen kunnen worden, die geschikt waren om de menigte t© za- men te roepen tot den dienst des Hecren' Hij plukte een van die bloemen en haast te zich er mede naar de stad. Nog op den laten avond bezocht hij een kunstenaar, die beroemd was als een meester in het bewerken van metalen, en deelde hem me de, wat hij door zijn kunstvaardig© hand wilde uitgevoerd hebben. Bijna den ganschen nacht zaten de beide mannen te zamen. rekenende en beraadslagende. Maar reeds den volgenden morgen ging de kun stenaar aan het werk en het duurde niet lang, of d© eerste klok was gegoten, Hoe luisterden de lieden I Zij meenden dat het stemmen uit den hemel waren, en ieder volgde haar geroep. Spoedig was er geen kerk meer in de streek, die niet haar eigen klok had. En als die klokken haar stemmen lieten weerklinken, kwam het volk in dichte scharen naaj Gods huis,en geloof en vroomheid keerden terug in dc ge meenten. SftaBdiensten bij den Tsaa^. De Tsaar heeft vier verschillende stal- diensten of liever stellen paarden en Tij tuigen: de gala-dienst, de Fransche, rl-> Engelsche en de Russische. Bij elk van de zo treft men ten minste vijftig paarden aan. De Russische stal vergezelt denTsr, - overal; als hij te Gatsjina verbluf houdt, voegt hij daaraan de Engelscue toe. De gala-dienst en de Fransche stal zijn te St.-Petersburg gehuisd in het. Winter paleis. Elke dienst heeft een hoofdkop^ !er, vijl koetsiers en tal van lagere bedien den. Met hun vieren staan zij onder het opperbestuur van den op per-stalmeester van den Tsaar. De gala-dienst is de meest merkwaardi ge, daaraan zijn uitsluitend vijftig paarden van het Hannoversche ras verbonden, dat eenig is in Europa; van dat ras, waarvan er eenige voorkomen in het wapen van' Brunswijk. De legende gaat, dat die af stammen van een schimmel, door Karei den Grooien geschonken aan een Welfe

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 10