m. 14107. Derde Blad, 17 Februari 1906. O© Eerste Prijs, Hij zag er uit als een kleine scheepsjon gen, met zijn blauw matrozenpakje. Zijn krullende haren vielen over het voorhoofd, zijn blik was levendig, alleen was zijn ge laat wat bleek. Hij zag er echter schran der uit en gedroeg zich als een zeer welop gevoed kind. Marina trad het atelier bin nen, waar zijn vader, de heer Liautey, een 6tilieven schilderde. „U gaat dus niet mee, papal" „Ik heb je immers al gezegd: neem.. Waarom zou je willen, dat ik me ga ver velen op een prijsuitdeeling?" ,,U zou mij er zooveel pleizier mee ge daan hebben 1" ,,Wïl je mij met rust laten?" Hit werd gezegd op zulk een bevelenden en harden toon, dat het kind zweeg. Hen schaduw van droefheid gleed over zijn 'jong, ernstig gezicht. Hij bleef een minuut peinzend voor zich kijken, diep ter neergedrukt door de teleurstelling, dié, zooals het kind begreep, onvermijdelijk was. En ondanks zijn wilskracht, kwam er een snik op uit rijn keel. De beer Liantey keerde zich om, on aangenaam getroffen, geërgerd'. „Kom, kom, spijt je dat nu zoo erg?" Melius deed eeaa stap naar hem toe, be schroomd en vastberaden te gelijk Zijn houding verried een overmaat van eer bied, gemengd met een zekere vrees, door een al te gestrenge opvoeding. Op zijn kindierlijk gezicht, dat toch door het lij den reeds zoo ernstig leek, lag nu een trek van smart, terwijl hij zei: „U doet me een groot verdriet, papa. Ik heb het heele jaar hard gewerkt, ik ben de eerste van de klasse, mijn onderwijzer is te vreden over mij. Ik krijg zeker een prijs, maar dat alles laat u onverschillig. Mijn vreugde is niet de uwe. U stelt heelemaal geen belang in hetgeen ik doe. Hoe meer ik van u houd, hoe koeler u jegens mij bent." En toen de heer Liautey de schouders ophaalde, vervolgde de knaap: „O, zeg niet het tegendeel. Sedert den dood van mama houdt u niet meer van mij. O, ik herinner het mij nog heel goed. U hieldt zooveel van me, toen ik zoo klein was. U babbelde met mii, u lachte en speelde, u kuste mij, u was trotsch op mij, dat voelde ik. En thans is het, alsof u 1 zichover mij schaamt. U bent altijd zoo streng voor mij. Ik moet bang voor u we zen, meer niet. En toch houd ik zooveel van u I" Do schilder legde zijn palet en penseel weg en ging opstaan, verwonderd door deze ongewone woorden van het kind en door zijn trillende stem. Marius maakte een smeekende beweging, terwijl hij vervolgde: „Luister nog even, papa-. Dit is mijn laatste jaar op school, hebt u gezegd, J| zult me een vak laten leeren. Ik ben zeker, dat ik plezier zal hebben in het beroep, dat u voor mij kiest- Ik zal nog twee of drie jaar tot uw last zijn. Dan zal het ge ëindigd zijn: ik aul alleen blijven als u het verkiest. Ik zal u alle dagen komen bezoeken, als u het verlangt. Ik zal even gehoorzaam zijn als vroeger." „Maar... waarom zeg je 'dat nu juist vandaag tegen mij?" „Omdat ik daar reeds lang over nage dacht heb. Ik heb heel veel nagedacht. En dan, omdat ik wan u houd, ziet u. Dat is geen verwijt, papa, o neen 1 Als u niet meer van me houdt, omdat mama er nieb meer is, dan zal dat wel een reden voor u zijn. Maar dat zal me niet verhinderen oil van u te houden, integendeel Als ik al- los mag zeggen, wat ik denk: ik geloof, dat ik den eersten prijs van de klasse krijg en ik zou willen, dat u me een kus gaf, zooals vroeger, geen twee kussen zelfs, één kns, één kus maar." Gejaagd liep de beer Liaatey heb ate lier op en ooer. Deze klacht vtan bet kind wekte in hem de herinnering aan zijn verloren geluk. Hij dacht er weer aan, aan het oogenblik, toen plotseling zijn vrouw stierf, die hij zoo innig had bemind, en aan dat andere oogenblik, den volgenden dag, toen hij de schrijftafel van zijn vrouw opende en ook haar dagboek, waaruit hem bleek, dat zij hem nooit had liefgehad, dat zij hem slechts om zijn geld had genomen I En in eens kwam weer in hem op al de haat, do vreeselijke smart, die hij toen had ge voeld. Hij had de vrouw, dio hem zoolang bedrogen had, veracht en hij haatte bijna het kind, dat zij hem had geschonken. O, dio vreeselijke onthulling, de ver- sokrikkelijke overtuiging, die hij ontvangen had, dat een, die hij zoo vereerd, aange beden had, hem slechts met afkeer had aangezien, al die jaren van hun huwelijk. Hij had haar voor koel gehouden, maar toch gemeend, dat, in de diepte van haar hart verborgen, een groote liefde voor hem gloeideEn nu dit 1 Hij had eerst gedacht, dat hij gek zou worden en maanden achter een was zijn hart als verdoofd, zjjn werk kracht verlamd. En het kind had hij aan zijn lot ovei - gelaten; hij wilde het zelfs niet zien iü de eerste maandenhet herinnerde hem telkens aan zijn overleden vrouw, waarop Marius geleek. "Bij zichzelf had hij later gedacht: „Ik moet, dit kind opvoeden en ik zal het opvoeden. Ik zal het in staat stellen zijn eigen brood t© verdienen. Maar meer ook niet. Ik kan het kind van die vrouw niet liefhebben 1" En zooals hij sprak bad hij gehandeld. Hij zag in Marius niots anders dan do zoon van zijn vrouw, niet zijn eigen zoon. Het was alsof er een scheidsmuur was opgetrokken tiisschen hem en Marius, De blik van den vader rustte slechts zelden op Het kind, en dan nog alleen met groote gestrengheid. En dit, in harde tucht opgevoed, hoog zich eiken dag opnieuw voor deze onbe grijpelijke gestrengheid, en er kwam vrees en- atigst voor den vader in het hart In de gymnastiekzaal der school, waar de prijsuitdeeling plaats had, naderde iemand den schilder. ,,U bent meneer Liautey?" „Ja." „Zoudt u zoo goed willen zyn mij te volgen? Er is een plaats voor u gereser veerd." Hij ging zitten en luisterde drie kwar tier naar de voorlezing der bekroonden van do laagste klassen. Toen zei de direc teur der school: „Hoogste klasse." Yan dit oogenblik af kwam er een heele verandering in hem. Het was, alsof de voorlezing minder eentonig werd. In do opnoeming der namen kwam steeds weer dezelfde voor en het was de zijne: „Eerste prijs" voor spraakkunst: Marius Liautey. „Eerste prijs" voor teekenen: Marius Liautey. „Eerste prijs" voor wiskunde: Ma rius Liautey." En die naam kwam telkens terug en joeg dan een huivering door zijn leden en maakte hem gelukkig. Hij zag ook, ais in een droom, de bewonderende blikken van de andere ouders, vaders en moeders, en het was zijn 1 rid, zijn zoon, die zoo uitmuntte in alles. En Liautey voeld© zich thans trotsch op den zoon, dien hij zoo lang van zich ver wijderd had gehouden, dien hij met een on- van het kind m plaats van de vroegere liefde. Yan nature begaafd met een liefhebbend, hart, met buitetngewoao gevoeligheid, viel het Ma.rmg in den beginne zeer moeilijk om zich te wennen aan dit gemis van lief de en menigmaal schreide, hij des avonds in de eenzaamheid. Maar diezelfde een zaamheid dreef hem ook aan tot werken en hoe jong hij ook was, vond hij lust in de studie en werd hij de trots van rijn on derwijzers. Yier jaren was het nu geleden, dat zijn moeder was gestorven; sedert vier jaren had de arme jongen geen kus gevoeld, geen omhelzing gekend. De vader scheen nietj eens meer to bemerken, wat hij voor vree sedijks misdeed aan dit kind en.zoo er eens oen enkel oogenblik kwam, dat hij besef kreeg van het slechte van zijn handelwijzer dacht hij ook weer de vrouw, die hij zoo had liefgehad, en zijn haat en wrok tegenover haar kwamen weer boven. Maar nu was het hem ineens, alsof het verleden voor hem verdween. Toen het kind zoo ongewoon tot hem sprak en met trillende stem zeide: „Ik hoop, dat ik den' eersten pnjs van mijn klasse krijg en dat u mij dan eens zoudt omhelzen, een enkele maal slechts, zooals vroeger". Een tot nog toe onbekende ontroering beving hem. Nooit had het kind zoo tot hem gesproken, nooit had het zoo zijn. droefheid, zijn teleurstelling geuit, nooit zoo zijn geheele ziel blootgelegd. Nu zag de vader het kind voor zich staan: bleek, bevend, klein, bedroefd, en ineens begreep de heer Liautey al zijn wreedheid En hij keerde zich naar Marius en 2cdde: „Ik zal met je gaan!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 9