No. 14107
LËIOSCH DAGBLAD. ZATERDAG 17 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD.
Anno 19ÖG
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
"Vixeai eii Koi'ie.
Onder het hoofd: Niet langer
een revolutionaire party?
zegt „D e T ij d
Met Van der Goes, Gorter en enkele an
deren behoort (lr. Pannekoek, obser
vator aan 't astronomisch observatorium to
Leiden, tot den wetenschappelijk en staf
der s o o 1 a a 1-d e m o c r a tl i e hier te
lande.
Als het er op aankomt het eigenlijke k a-
r a k t e r dier partij te leeren kennen,
moet dus het woord van <lr. 'Pannekoek
van gewicht worden geacht.
Het is daarom, dat wij de aandacht wen-
schcn te vestigen op een brief, door be
doelden sociaal-democratischen leider ge
richt aan dr. Hübler, advocaat to Leipzig,
welke brief eerst in de ,,L e ip z i ge r
Yolkszeitun g", daarna in het
Nederlandsch hooiaorgaan der sociaal-de
mocraten, „H e t Y o 1 k", werd gepubli
ceerd.
Tot goed begrip van den inhoud diene,
dat in Saksen tegen de ,,Le i p z i g o r
Yolkszeitun g" een proces wegens
opruiing, enz, aanhangig was,- op grond
o.a. van een artikel over ..Klassenstrijd"
van dr. Pannekoek, in het bedoelde Duit-
sche orgaan der sociaal-democraten opge
nomen.
t)V. 'Pannekoek schreef in deze maand
aan den advocaat van het blad uit Leiden:
„Ueaehte Heer!
Dezer dagen vernam ik, dat wegens een
door mij geschreven en in de „Leipzi-
ger Volkszeitung" opgenomen
opstel (onder den titel Klassenstrijd")
deze krant voor opruiing tot daden van ge
weld wordt vervolgd. Dit komt mij zoo
vreemd voor, dat ik mij verplicht acht u
daarover to schrijven. Reeds de omstandig
heid, dat ik, een Rijksambtenaar, die in
dienst van de Nederlandsche Regeering
een wetenschappelijk ambt bekleed aan de
universiteit alhier (observator aan de
universiteits-sterrenwacht), dit opstel met
mijn onderteekening heb gepubliceerd, moet
toch voor ieder duidelijk maken, dat de
heer officier van justitie in het artikel
een beteekenis heeft gelegd, dio er volko
men vreemd aan is. U zal begrijpen, dat ik
werkelijk verontwaardigd ben over de on
derstelling, dat ik zou hebben opgeruid tot
daden van geweld.
Ik moet derhalve krachtig protesteeren
tegen zulk een beschuldiging, die met mijn
positie als academisch Rijksambtenaar in
onverzoenbare tegenspraak is."
Dus spreekt het vanzelf, volgens dr.
Pannekoek, aldus „D o T ij d" dat
een sociaal-democraat, die R ij k s-
ambtenaar is, zich heeft to onthou-
dèiv-vfin opruiing tot daden van geweld. Do
veronderstelling, dat hij zich aan een der
gelijke verloochening zijner ambtenaars-
plichten zou hebben schuldig gemaakt,
Wekt dr. Pannekoeks verontwaardiging.
Wij meenen in de dagen, toen de kwestie-
Lindeman aan de orde was, in sociaal
democratische bladen heel andere beschou
wingen over de vrijheid, welke den socia
list-ambtenaar zou toekomen, onder de
oogen gehad te hebben.
Onze verwondering stijgt, als wij verder
lezen:
,,En ten slotte ruoet ik ook als aanhanger
dor sociaal-democratische overtuiging pro
testeeren, omdat zulk een opruiing tot da
den van geweld verre ligt buiten den gan-
sohen geest der sociaal-democratische leer.
'Als kenner van deze leer en van haar ge
schriften kan ik zoo beslist mogelijk ver
klaren, dat daarin altijd wordt aanbevolen
het streven naar een andere maatschap
pelijke orde door middel van wettelijk ge
oorloofde middelen, door het gebruik
maken van do burgerlijke rechten, die in
alle besohaafde landen bestaan."
Hoe nu? vraagt ,,D e T ij d" weer. Vol
gens haar geest en overeenkomstig haar
leer en gcschrii.on zou do sociaal-democra
tische partij streven naar een andere maat
schappelijke orue alleen ,,door wette
lijk geoorloofde middelen, door
het gebruik-maken van de burgerlijke
rechten, die in alle beschaafde landen be
staan 1"
Hebben wij dan gedroomd, dat hier te
lande zoowel als in Duitschland en elders
door boc.-democratische leiders in woord
en geschrift tallooze malen is verzekerd,
dat het karakter der partij was en bleef
revolutionnair; dat men om tacti
sche redenen vooralsnog ter bereiking van
zijn doel de middelen bezigde, welke de
constitutioneele staat en het parlementaire
stelsel aanboden, doch ten slotte voor geen
daden van geweld zou terugdeinzen? Ge
droomd, dat bladen als ,,H e t Y o 1 k" ten
onzent, geheel in overeenstemming met de
sociaal-democratische pers in het buiten-
Land, de meest revolutionaire gewelddadig
heden hoogstens onder het opzicht van
tactiek, nooit onder dat van beginsel
hebben afgekeurd?
Of wel, is, zonder dat wij er iets van ver
nomen hebben, een geheele ommekeer in den
boezem der sociaal-democratische partij
tot stand gekomen, zooda-t thans, als met
den geest der partij strijdig, alle niet-wet>-
telijk geoorloofde middelen worden afge
keurd. die nog vóór korten tijd in gevallen,
waarin succes er van te verwachten was,
niet slechts geoorloofd, maar geheel volgens
den geest der partij worden geacht?
Immers, de omstandigheid, dat ,,H e t
Volk" zonder eenig protest het schrijven
van zijn geleerden en principieel en partij
genoot opneemt, sluit de veronderstelling
uit, dat hier een meening zou geuit wezen,
welke als sooiaal-democratisohe ketterij
moet beschouwd worden.
Mot belangstelling blijven wij nadere op
heldering te gemoet zien.
[Heinisch, de verantwoordelijke redacteur
van de ..Leipziger Volkszei-
t u n g", is inmiddels wegens opruiing tot
gewelddadigheden en beleediging van do
Saksische ,,Abgeordnetenkammer" tot óén
jaar en negeD maanden gevangenisstraf
veroordeeld].
D r. Nolens schrijft onder het hoofd;
Staatsrechtelijke onjuisthe
den en e r g B r het volgende in do
V enloo8che Oouraot":
Vragen van staatsrechtelijken aard zijn
ook in ons land in den laatsten tijd op
don achtergrond geraakt.
Althans de groote vragen van de in
richting van het Staatsbestuur, de be
voegdheden der verschillende overheids
organen, de samenstelling der volksverte
genwoordiging, enz.
Vragen van maatschappelijken aard heb
ben meer en meer de aandacht getrokken
en blijven die trekken.
Naar veler meening is het dan c'ok te
betreuren, dat door de in uitzicht gestel-
do Grondwetsherziening de constitutie van
het Rijk, die reo langzamerhand door prak
tijk cn gewoonten, ook los van haar woor
delijke omschrijving in do Grondwet, een
vasten vorm had aangenomen, weer over
hoop gehaald zal worden.
In ieder geval zal de wetgever goed
doen zich vc'orloopig door de veranderin
gen, die in d'e Grondwet zouden kunnen
aangebracht worden, niet van zijn prac-
tischen arbeid op maatschappelijk terrein
te laten afhouden.
Toch dienen de constitutioneel© vragen
niet verwaarloosd te worden.
En met name dient er op gelet, dat niet
onopgemerkt op constitutioneel terrein
onjuistheden, afwijkingen, nieuwigheden
of hoe men ze noemen wil, insluipen.
De constitutioneele zin moet niet verlo
ren gaan.
Vooral ministers mogen daartoe niet me
dewerken.
Daarom vestig ik do aandacht op ccn
vijftal m. i. bedenkelijke staatsrechtelijke
nieuwigheden van ministerieele zijde.
lo. Het Kabinet diende zich aan als een
parlementair Kabinet, terwijl het niets an
dera is dan een extraparlementair en dan
nog wel van een zeer buitengewone soort.
Niet alleen heeft het geen meerderheid
in het parlement, maar men weet ook
thans nog niet met zekerheid welk© groe
pen tot dc minderheid' gerekend moeten
worden, waarop het steunt. Tegenover de
vrijzinnig-democraten is het ministerie
nog niet aan het einde van het spel: ,,Er
liebt raich, liebt rnich nicht, enz."
Meer dan onjuist was de vergoelijking
van mr. Pierson, die het parlementair©
hierin zocht', dat enkele leden van het mi
nisterie oud-leden c!er Kamer waren.
2o. In het Koninklijk Besluit van 9 Sep
tember 1905 wordt de bevoegdheid der Ko
ningin om den naam van een departement
vast to stellen en te wijzigen, een be
voegdheid, die opgesloten ligt in do be
voegdheid van departementen in te stel
len, enz. overgedragen, gedelegeerd aan
de wetgevende macht.
Dergelijke delegatie in het publiek recht
wordt vrij algemeen als niet geoorloofd be
schouwd.
3o. In dit Kabinet werd opgenomen een
man, die een uit contract voortkomende
verplichting had tegenover een anderen
Staat, van welke verplichting te voorzien
was, dat ze hem zou noodzaken tot lang
durig© afwezigheid in dion3t van een an
deren Staat.
Hierin toch ligt hot afkeuringswaardtge
van de zaak-Kraus. Niet, dat hij thans
zijn verplichting tegenover Chili gaat na
komen, maar dat do Kabineb?formatour
hem in den waan heeft gebracht en zijn
collega's hem in dien waan hebben gela
ten, dat zijn ministerschap verecnigb&ar
was met zijn verplichting tegenover Chili.
4o. Ter verdediging der blanco-politiek
geeft de minister van biunenlandsche zaken
oen splinternieuwe verklaring van het feit,
dat do Grondwet veel ter regeling door de
wet overlaat n.l. „dat do Grondwet reeds
nu twee rubrieken van regelingen kent-, óén
rubriek van onderwerpen, die zij zelf in de
tails regelt cn waaromtrent geen verande
ring gemaakt kan worden dan met 2/3 van
de stemmen, en een andere rubriek van on
derwerpen waaromtrent de Grondwet geen
bij7X>nderheden inhoudt alleen het bevel,
dat de regeling bij de wet zal geschieden,
waaromtrent de Grondwet alzoo zelf roeds
bepaalt, dat do regeling bij meerderhoid
van stemmen zal worden tot stand gebracht
of gewijzigd."
Juristen en niet-juristen verkeerden tob
nu toe wel bijna zonder uitzondering in
de moening, dat de beteekenis van deze ver
wijzingen naar de wet meestal hierin gele
gen is, dat de zaak daardoor uitdrukkelijk
tot de bevoegdheid van do wetgevende
macht gebracht wordt.
Met name is dit geval met art. 6, waarop
de Minister zich beriep.
Hier wordt de constitutioneel© nieuwig
heid meer dan bedenkelijk.
6o. In de Memorie van Antwoord op de
algemeeno beschouwingen der Eerste Kamer
wordt over het optreden van den heei
Kraus gezegd: „Ilcb spreekt vanzelf, dat
zoowel liet optreden van den tegenwoor-
digen minister van .waterstaat als het hem
verleend verlof, geheel komen ter verant
woording van hot Kabinet, oen verant
woordelijkheid, <lit zij ter afsnijding van
elke misvatting hier nog uitdrukkelijk ver
meld die hot niet zou hobben kunnen
aanvaarden, wanneer niet van den aanvang
af do Kroon met de bijzonderheden dezer
aangelegenheid bekend ware gemaakt."
Terecht vroeg de beer 't Hooft in do
Eerste Kamer inlichtingen over deze woor
den. Hij heeft ze, voor zoover ik weet, niet
gekregen.
Het heeft er nu althans den schijn van,
alsof, geheel in flagranfcen strijd mot arL
54 der Grondwet, de Kroon vóór bet Ka
binet geschoven wordt, om dit laatste bui
ten schot te houden.
Zeker: aan niet-juristen, ook als ze als
minister optreden, kan men deze cn der
gelijke afwijkingen van het constitutioneele
rechte pad vergeven.
Maar er zitten in het Kabinet toch ook
juristen met constitutioneelen zin cn gé
voel.
Leeken mogen in deze dingen o-ver futi
liteiten, enz. spreken.
Wie zich geroepen achten over staatsza
ken te oordeelen, kunnen weten, dat het
niet gaat om de knikkers, maar om het
recht van bet spel.
Naar aanleiding van bet g e s o h i 1
T roelstr a-V an derGoes, dez-ak
Hugen holt z-W ij n k o o p en de be
handeling dezer zaken in de S.-D. A.-P.
schrijft V. D. in de „A r n h e m s c h e
0 o u r a at":
Het partijbestuur, dat in zake Troelstra-
Van der Goes ook beeft getoond, niet ge
schikt te zijn voor rechter, gaf blijken van
zwakheid, die tot schade zoowel van do
waarhoid en het recht, als van heb aan
zien en prestige van dat bestuur moeten
aanleiding geven. Een weifelende, goedhar
tige kerel, die beide kijven don te vriend
wil houden en vooral zijn familielid niet
durft aanpakken, kan geen slechter figuur
als rechter maken dan het partijbestuur.
Het dulddo Wijnkoop kalm in zijn mid
den, vaardigde een delegatie af uaar de
Commissarissen, om dezen to overreden
dien voor zijn werk en zijn maatschappij
geheel ongeschikten ambtenaar, wien met
1 Februari 1906 het ontslag was aangezegd,
toch nog maar aan to houden, en gaf goon
beslissing, maar een soort notarieel ver
slag van der partijen boweringen, do hoop
op verzoening daarbij uitsprekende. Wat
wereldhervormers 1 Wat scheppers v~n een
niouwe rechtsorde 1
Bijna dagelijks schelden de mcosten de
zer mannen op onze rechtspraak En niet
minder vaak op de slappe, halfslachtige
houding der burgerlijke partijen, wanneer
deze niet terstond aan het verlangen der
rooden tegemoetkomen. Verdachtmakingen
Dund kein Ende."
Nu blijkt, wat zij hobben gezaaid. Eer
bied voor do gekozen rechters vindt men
niet, respect voor het i\f:ht van verdodi-
ging, dat den beklaagde toekomt, evenmin.
Een partijbestuur, dat manifesten vol hollo
frasen schrijft, wanneer het dc orde bij
tegenstanders betreft, maar te slap is ora
do orde in do eigen partij to handhaven.
Zal de S.-D. A.-P. nog hieruit leeren, dat
liet gemakkelijker is in heb oog van den
vreemde een splinter, dan in het eigen oog
een balk te zien? Zoo ja, dan komt uit
het slechte zaad toch nog iets goeds
voort."
,,D o (antirov.) Ro 11 c rd a m m e! r"
schrijft:
„O, het is zoo gemakkelijk op to ruien
tot verzet tegen de huidige maatschappe
lijke verhoudingenhet is zulk ccn lichte
arbeid de werklieden op te hitsen tegen
hun patroons, en alle ondergeschikten te
gen hun meerderen, maar als het niet op
breken, maar op bouwen aankwam, hebbou
do socialisten nog zoo weinig vertoond.
Bij het bouwen allermeest fualt allo
re vol utionnair o gelijkheidsthcorio.
Dan is er leiding, dan is er gezag van
noode, die de demooratie nimmer kan
geven.
Heb revolutionnair© „gelijk recht voor
allen" druischb in tegen allo ordening, ge
lijk God dio iu do Schopping heeft neer
gelegd, en ons uit Zijn Woord heeft doen
kennen.
Do wereld is vol ongelijkheden, en in
tal van levensverhoudingen geldt oen van
God verordineerd menschclijk gezag, waar
door heb alleen „met goede orde' onder
de kinderen der menschen l.an toegaan.
Wie deze dingen veracht of miskent, kan
het alleen brengen tot afbraak."
Leerzaam is in dezen opzichte wat do
Nederlandsche sociaal-demooratio ona nu
toont.
Elke richting, die bouwen wil, zij dan
ook tegen het opwassen van dit revolution-
naire zaad op haar eigon akker, zoo het
daar mocht verdwalen, op haar hoede."
„Hot Volk" weeklaagt over het ge
schil Hugenholtz-Wijnkoop. „Hot V o-
dorian d" vindt dat niet vreemd, zoo
men do ettelijk© kolommen telt, dio door
dozo onverkwikkelijke historie in dat blad
in beslag worden genomen.
Maar de Redactie beeft een middel ge
vonden om een ciijd aan dit en soortgolijk
gekijf te maken. Zij hoopt, „dat het congres
door een krachtige verklaring aan partij
bestuur en Redactie te zamen, de bevoegd
heid zal geven, om schadelijke uitingen vai/
persoonlijken twist, althans uit ouzo pets
I voorgoed te weren. Er zijn tijden, waarin
I strengo tucht noodzakelijk is."
„Het Vaderland" teekent daarbij
aan: „Gaat do wensch der Redactie in
vervulling, dan zal heb goeddeels uit zijn
met de belangwekkendo kijkjes, dio 7.00 af
on toe den buitenstaander in do „S.-D.
A.- P. van binnen", werden gegund. Do
partij zal dan worden gelijk het „kunstig
graf", waarvan Vondel schreef:
„Van binnen vol bederfs, van bulten
schoon bestreken."
Het woord „Onderkruiper" heeft
in de socialistische beweging aldus her
innert „Do Tijd" een eigennaixlige
plaats ingenomen en gaandeweg een betee
kenis gekregen, welke het oorspronkelijk
niet had.
Mr. Troelstra zoo gaat „D e T ij d"
voort, na aanhaling van diens ingezonden
8tuk in „Het Volk", waarin hij „den
rebel Wijnkoop" een geduchte afstraffing
toedient, mr. Troelstra moet zich ver
bazen noch toornen: het is de overmijde-
lijko evolutie van bet denkbeeld „onder
kruiper", dat, eenmaal onder do anarchis
tische massa geworpen, tot dergelijke
krankzinnigheden moot leiden. Trocl-
stra's aanmaning tot bezadigdheid komt
te Laat, hij dient zich op nog erger en zot
ter dingen voor te bereiden Een vcrdcro
evolutie van het begrip „onderkruiper" zal
wellicht tot nieuwe uitleggingen, tot niou
we botsingen en nog belachelijker inciden
ten in de S.-D. A.-P. voeren. Waarom toch
zou in de lijn van hot nu om „tactische
redenen" bijgelegde geschil zelfs niot »-.j
een sollicitatio van verscheiden personen
naar een betrekking degene, wien zo toe
valt, voor een onderkruiper mogen wordeö
geihouden? En evenzoo iemand, dio in ccn
betrokking wordt bevorderd, ten vermeend
nadeel van een oonf ra tor-socialist, oor dee-
lond op do bevordering recht to hobben?
Want zóó opgevat, kan men geen st^p
doen in do maatschappij, of men hco ft me5;
onderkruipers to makendan is do gehoot3
concurrentie in handel en industrie, in ar
beid on wat ook, een cn al onderkruiperij.
Onder dit opzicht is het geschiode tusschen
do heeren Wijnkoop cn Hugenholtz leerrijk
cn veelbelovend. -
In den laalntcn tijd is er herhaaldelijk
do aandacht op gevestigd, dat er, speciaal
onder do miiitanto sociaal-democraten, k a-
pitaliston zijn. Ook in hot debat
met socioal-doinocratischo sprekers wordü
dit dikwijls aangevoerd.
In een hoofdartikel in „Hol Volk'
wordt hiertegen geprotesteerd. Het doel
van het spreken over personen i3 dikwijls
meent do schrijver, do aandacht van het
beginsel cn van de daden af te leidcu.
Daarom moet eer» dergelijke bespreking
worden bestreden.
„Er zijn nu eenmaal iu onzo partij eon.
aantal mannen cn vrouwen, dio niet tot
do loonarbeiders in engoren zin behooren.
Sommigen van hen beschikken over meon
01 minder ruime inkomsten, uit kapita
listische ondernemingen, waarbij zij direct
of indirect betrokken zijn. --laar pleit dft
togen het socialisme?
Hot is een karikatuur van do leer var*
den klassenstrijd, te meenen, dat nood
wendig allo bezitters den eencn en allo ar
beiders den andoren kant moeten kiezen.
Ook in de Fransche revolutie telde men lo
den van adel cn geestelijkheid onder do
strijders voor do bourgeoisie 1
Hot verandert aan het karakter vaQ
den klassenstrijd niets, dab er in de S.-D.
A.-P. studenten, dominees, advocaten,
priesters en kapitalisten zijn. Heeft onzo
partij ooit do belangen van een dezer groe
pen bevorderd ten koste van dio dor arbei
ders Aarzolen onzo vermogende partijgo-
nooten om to ijveren voor vermeerdering
cn sterker progressiof-maken dor indirecte
belastingen? Heeft Van Kol (al bezat hij
ook niot3 dan mijn-aandeolen) ooit do be
langen dor mijnondernemingen gediend,
in plaats van dio der mijn-olavon Werp
uw debaters zulke vragen voor o7ï go zult
7.0 in verlegenheid zien in plaats van in
triomf over hot inslaan van hun persoon
lijkheden."
68)
Violet antwoordde plichtmatig; maar
do kapitein bewaarde een kwaadvoor-
spollend stilzwijgen. Van Violets Lan
gen rit werd niet gerept. Hot sohcen
niet noodig zich over liaar afwezig
heid te verontschuldigen, dewijl haar
moeder zich er niet over beklaagde. Ze ge-
yoeldo echter, dat er onweer broeide.
„Misschien gaat hij ArioD verkoopen,"
dacht ze, „en daarom was het lieve dier
zoo wild."
^Togev dat denkbeeld kwam haar ganscho
ziel in opstand.
Het was een allertreurigst middagmaal.
Het drietal zat juist nooit zeer vroolijk sa-
pien aan tafel, maar zoo ere ala nu ws°
hot nog niet geweest. De
kersen werden plechtig rondgediend, dé
kapitein schonk zich een glas caret in en
mevrouw Winstanley doop to de toppen
harer vingers in het turkooiskleurig glas
en verspreidde een zacbten rozengeur.
„Ik zal maar wat in den tuin gaan zit
ten, Conrad," zeido zij, toen zij haar ten
gere vingers had afgedroogd. „Het i9 zoo
warm in huis."
„Doe dat. Ik kom straks op het gras
plein mijn sigaar rooken," antwoordde de
kapitein.
„Kunt gij niet dadelijk komen?"
,,Ik heb eerst nog iete te doen. Het zal
niet lang duren."
Mevrouw Winstanley wierp, haar echtge
noot een kushand toe en ging de kamer
uit, door Vixen gevolgd.
„Violet," zeide zij, toen zij buiten waren,
„hoe kondet gij zoo lang uitblijven? Con
rad is verschrikkelijk boos."
„Is uw taan boos, omdat ik vandaag
eenige mijlen verder heb gereden dan ge
woonlijk? Lieve moeder, dat is toch al te
gek I Hot spijt me, dat ik niet thuis waa
om thee voor u te zetten en daar vraag ik
u verschooning voor; maar wat gaat het
kapitein Winstanley aan?"
„Mijn waarde Violet, wanneer zult gij
begrijpen, dat Conrad de plaats van uw
lieven vader vervult?"
„Nooit, mama, want dat is niet waar.
God heeft mij één vader gegeven, en dien
eerde ik en had ik van ganscher harte lief.
Hij had mij geen opoffering kunnen vra
gen, die ik niet voor hem gedaan zou heb
ben; hij had mij niets kunnen bevelen, hoc
zwaar het mij ook mocht vallen, of ik zou
hem gehoorzaamd hebben. Maar ik ken ka
pitein Winstanley geen enkel recht op mij
roe."
„Gij zijt een wreed meisje," zeide haar
moeder, weenend, „en uw stijfhoofdigheid
verbittert mij het leven".
„Maar lievo moeder, hoe kan ik hinder
lijk zijn voor uw geluk? Gij cn kapitein
Winstanley gaat uw weg, en ik den mijnen.
Is het dan een misdaad wat langer dan
gewoonlijk uit te blijveD, dat gij zoo bleek
en de kapitein zoo zwart ziet als ik thuis
kom
„Het is erger dan een misdaad, Violet;
het is een onwelvoeglijkheid."
Vixen bloosde hevig en wendde zich tot
haar moeder, met een half verschrikte,
half verontwaardigde uitdrukking op haar
gelaat.
„Wat bedoelt go daarmee, mama?"
„Als gij al dio uren alleen door het bosch
hadt gereden, zou het al zonderling en on
voegzaam genoeg voor een meisje jon
gensachtig zelfs geweest zijn. Gij weet
wol, dat uw gewoonte van den halven dag
te paard door te brengen altijd een grief
voor mij geweest is. Maar gij waart niot
alleen."
„Neen, mama, ik was niet alleen. Ik had
mijn oudsten vriend bij mij; een van de
weinige menschen op de wijde wereld, dio
belaDg in mij stellen."
„Gij hebt gereden, met Roderick Vaw-
droy, den verloofde van lady Mabel Ash-
bourno.'
„Waarom herinnert go mij zijn engage
ment, mama? Denkt gij, dat Roderick en ik
dat ooit vergeten hebben? Kan hij niet
evengoed mijn vriend als do echtgenoot van
lady Mabel zijn? Moet ik dan vergeten, dat
hij on ik als kinderen samen gespeeld en
altijd veel van olkantler gehouden hebben,
alsof wij broeder en zuster waren, alleen
omdat Rij met Lady Mabel Ashbourne ge
ëngageerd is?"
„Violet, gij moest weten, dat al dat go.
praat van broeder en zuster louter onzin
is. Gesteld eens, dat ik met kapitein Win.
Stanley dat komediespol van broeder en
zuster gespeeld had 1 Wat zoudt gij, wat
zou de wereld wel gedacht hebben?"
„Dat zou hcelwat anders geweest zijn",
zeide Vixen. „Ge hebt elkaar niet als klei.
no kinderen gekend. Dab kon ook niet,
want go waart reeds geen klein kind meer
toen hij geboren wérd," liet Vixen or naïef
op volgen.
„Gij zul6 aan dat rijden met Roderiok een
einde moeten maken. Iedereen in den omtrek
spreekt over u."
„Wi© is die iedereen?"
„Kolonel Carteret in de eerste plaats."
„Kolonel Carteret spreekt van allo men
schen kwaad. Hij heeft een andere stof tot
gesprek. Lieve moeder, wees uzclve, vrien
delijk en zacht, zooals uw karakter is, en
geen spreekbuis van kapitein Winstanley.
Kom, laat mij mijn vrijheid. Ik ben niet bij
zonder gelukkig. Mijn vrijheid moogt go mij
ten rninsto wel laten."
Met deze woorden verliet Violet haar moe
der. Zij waren aan het grasplein voor do
vensters van de huiskamer. Mevrouw Win
stanley zonk in een lagen manden stoel nO-
der, dien een vriendin haar van het strand
van Trouville had gezonden, en Vixen liep
naar den stal, om te zien hoe Arion zijo
lange rit bekomen was.
Do paarden waren voor den aacht van
stroo voorzien en liet stalplein was 1 dig. De
getrouwe Bates, die gewoonlijk om dezen
tijd op een steonen bank bij dc staldeur zijn
avondpijp rookte, was nergens te zien. Vixen
ging don stal binnen en vond Arion tot aan
do knieën in vorsoli gespreid Btroo staan,
zijn fijne pooten zorgvuldig omwonden cn
bezig met op zijn gemak klaver te kauwen.
Hij begroette zijn meesteres met zijn gewoon
vriendelijk gehinnik, liet zich door haar de
keurigste klaverblaadjes voeren en l»kte haar
handen uit dankbaarheid.
„Ik geloof niet, dat ge er, na uw draven
over het gras, slechter aan toe zijt, oud©
lieveling," zeido zij vroolijk, terwijl ze hom
op den nek klopte, „en of apitein Winstan
ley al zwart ziet, zal u niet hinderen."
Toe ze den stal verliet, zag zo Bates, dio
langzaam over het stalplein liep, met de
mouw van zijn bruine jas tranen uit zijn
eerlijko oogen wischtó cn neerslachtig zijn
grijs hoofd liet hangen.
Met gloeiende wangen snelde Vixen hem
te gemoct. Zo vermoedde kwaad; de kapi
tein had zijn wrevel zeker op dezen ouden
getrouwe gekoeld.
„Wat schc'.At er aan, Bates?"
„Half September aanstaande wordt heb
veertig jaar, juffrouw, dat ik hier in dienst
ben geweest, en nooit heb ik mijn meester
voor de waarde van een handvol haver of
een rijtuigkaars bedrogen. In uw grootva
ders tijd, juffrouw, was ik staljongen, zoo-
als go wel weet; cn ik kr.n me uw veder nog
herinneren, toen hij cLe knapste jonker vijf
tig mijlen in den omtrek was. Ik hield van
u en uw familie nog meor dan van mijn
eigen vleesch en bloed; en mij nu op mijn
ouden dag zoo maar aan den dijk te zetten,
is wreeder dan den ouden oeder op het" gras
plein omver te halen, die, zooaJu Jee óe
tuinman zegt', zoo oud is alg de tijd, i en
zulke boomen pas in Engeland bekend wer
den. 't Is nog wreeder, juffrouw, want fie
ceder heeft geen gevoel; maar ik voel het 1-
in het diepst van mijn ziel. Het grufc|.'IóM
zou er leeg en Leclijk uitzien zon fier den ce'+
der, en mij zou niemand misschien rnïsron;
maar ik heb het hart van oon rncnBol», juf
frouw, en dat bloedt."
Met deze welsprokendo ontboezeming gaf
Bate8 zijn gekwetst gevoel lucht. Hij was
een man, die, hawel in zijn normalen toe
stand stil, veel to zeggen had als hij gegriefd
was. In zijn tegenwoordige gemoedsstem
ming kon hij slechts troost vindog in veel
woorden.
(Wor'di vervolgd.)