No. 14107 LËIOSCH DAGBLAD. ZATERDAG 17 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD. Anno 19ÖG PERSOVERZICHT. FEUILLETON. "Vixeai eii Koi'ie. Onder het hoofd: Niet langer een revolutionaire party? zegt „D e T ij d Met Van der Goes, Gorter en enkele an deren behoort (lr. Pannekoek, obser vator aan 't astronomisch observatorium to Leiden, tot den wetenschappelijk en staf der s o o 1 a a 1-d e m o c r a tl i e hier te lande. Als het er op aankomt het eigenlijke k a- r a k t e r dier partij te leeren kennen, moet dus het woord van <lr. 'Pannekoek van gewicht worden geacht. Het is daarom, dat wij de aandacht wen- schcn te vestigen op een brief, door be doelden sociaal-democratischen leider ge richt aan dr. Hübler, advocaat to Leipzig, welke brief eerst in de ,,L e ip z i ge r Yolkszeitun g", daarna in het Nederlandsch hooiaorgaan der sociaal-de mocraten, „H e t Y o 1 k", werd gepubli ceerd. Tot goed begrip van den inhoud diene, dat in Saksen tegen de ,,Le i p z i g o r Yolkszeitun g" een proces wegens opruiing, enz, aanhangig was,- op grond o.a. van een artikel over ..Klassenstrijd" van dr. Pannekoek, in het bedoelde Duit- sche orgaan der sociaal-democraten opge nomen. t)V. 'Pannekoek schreef in deze maand aan den advocaat van het blad uit Leiden: „Ueaehte Heer! Dezer dagen vernam ik, dat wegens een door mij geschreven en in de „Leipzi- ger Volkszeitung" opgenomen opstel (onder den titel Klassenstrijd") deze krant voor opruiing tot daden van ge weld wordt vervolgd. Dit komt mij zoo vreemd voor, dat ik mij verplicht acht u daarover to schrijven. Reeds de omstandig heid, dat ik, een Rijksambtenaar, die in dienst van de Nederlandsche Regeering een wetenschappelijk ambt bekleed aan de universiteit alhier (observator aan de universiteits-sterrenwacht), dit opstel met mijn onderteekening heb gepubliceerd, moet toch voor ieder duidelijk maken, dat de heer officier van justitie in het artikel een beteekenis heeft gelegd, dio er volko men vreemd aan is. U zal begrijpen, dat ik werkelijk verontwaardigd ben over de on derstelling, dat ik zou hebben opgeruid tot daden van geweld. Ik moet derhalve krachtig protesteeren tegen zulk een beschuldiging, die met mijn positie als academisch Rijksambtenaar in onverzoenbare tegenspraak is." Dus spreekt het vanzelf, volgens dr. Pannekoek, aldus „D o T ij d" dat een sociaal-democraat, die R ij k s- ambtenaar is, zich heeft to onthou- dèiv-vfin opruiing tot daden van geweld. Do veronderstelling, dat hij zich aan een der gelijke verloochening zijner ambtenaars- plichten zou hebben schuldig gemaakt, Wekt dr. Pannekoeks verontwaardiging. Wij meenen in de dagen, toen de kwestie- Lindeman aan de orde was, in sociaal democratische bladen heel andere beschou wingen over de vrijheid, welke den socia list-ambtenaar zou toekomen, onder de oogen gehad te hebben. Onze verwondering stijgt, als wij verder lezen: ,,En ten slotte ruoet ik ook als aanhanger dor sociaal-democratische overtuiging pro testeeren, omdat zulk een opruiing tot da den van geweld verre ligt buiten den gan- sohen geest der sociaal-democratische leer. 'Als kenner van deze leer en van haar ge schriften kan ik zoo beslist mogelijk ver klaren, dat daarin altijd wordt aanbevolen het streven naar een andere maatschap pelijke orde door middel van wettelijk ge oorloofde middelen, door het gebruik maken van do burgerlijke rechten, die in alle besohaafde landen bestaan." Hoe nu? vraagt ,,D e T ij d" weer. Vol gens haar geest en overeenkomstig haar leer en gcschrii.on zou do sociaal-democra tische partij streven naar een andere maat schappelijke orue alleen ,,door wette lijk geoorloofde middelen, door het gebruik-maken van de burgerlijke rechten, die in alle beschaafde landen be staan 1" Hebben wij dan gedroomd, dat hier te lande zoowel als in Duitschland en elders door boc.-democratische leiders in woord en geschrift tallooze malen is verzekerd, dat het karakter der partij was en bleef revolutionnair; dat men om tacti sche redenen vooralsnog ter bereiking van zijn doel de middelen bezigde, welke de constitutioneele staat en het parlementaire stelsel aanboden, doch ten slotte voor geen daden van geweld zou terugdeinzen? Ge droomd, dat bladen als ,,H e t Y o 1 k" ten onzent, geheel in overeenstemming met de sociaal-democratische pers in het buiten- Land, de meest revolutionaire gewelddadig heden hoogstens onder het opzicht van tactiek, nooit onder dat van beginsel hebben afgekeurd? Of wel, is, zonder dat wij er iets van ver nomen hebben, een geheele ommekeer in den boezem der sociaal-democratische partij tot stand gekomen, zooda-t thans, als met den geest der partij strijdig, alle niet-wet>- telijk geoorloofde middelen worden afge keurd. die nog vóór korten tijd in gevallen, waarin succes er van te verwachten was, niet slechts geoorloofd, maar geheel volgens den geest der partij worden geacht? Immers, de omstandigheid, dat ,,H e t Volk" zonder eenig protest het schrijven van zijn geleerden en principieel en partij genoot opneemt, sluit de veronderstelling uit, dat hier een meening zou geuit wezen, welke als sooiaal-democratisohe ketterij moet beschouwd worden. Mot belangstelling blijven wij nadere op heldering te gemoet zien. [Heinisch, de verantwoordelijke redacteur van de ..Leipziger Volkszei- t u n g", is inmiddels wegens opruiing tot gewelddadigheden en beleediging van do Saksische ,,Abgeordnetenkammer" tot óén jaar en negeD maanden gevangenisstraf veroordeeld]. D r. Nolens schrijft onder het hoofd; Staatsrechtelijke onjuisthe den en e r g B r het volgende in do V enloo8che Oouraot": Vragen van staatsrechtelijken aard zijn ook in ons land in den laatsten tijd op don achtergrond geraakt. Althans de groote vragen van de in richting van het Staatsbestuur, de be voegdheden der verschillende overheids organen, de samenstelling der volksverte genwoordiging, enz. Vragen van maatschappelijken aard heb ben meer en meer de aandacht getrokken en blijven die trekken. Naar veler meening is het dan c'ok te betreuren, dat door de in uitzicht gestel- do Grondwetsherziening de constitutie van het Rijk, die reo langzamerhand door prak tijk cn gewoonten, ook los van haar woor delijke omschrijving in do Grondwet, een vasten vorm had aangenomen, weer over hoop gehaald zal worden. In ieder geval zal de wetgever goed doen zich vc'orloopig door de veranderin gen, die in d'e Grondwet zouden kunnen aangebracht worden, niet van zijn prac- tischen arbeid op maatschappelijk terrein te laten afhouden. Toch dienen de constitutioneel© vragen niet verwaarloosd te worden. En met name dient er op gelet, dat niet onopgemerkt op constitutioneel terrein onjuistheden, afwijkingen, nieuwigheden of hoe men ze noemen wil, insluipen. De constitutioneele zin moet niet verlo ren gaan. Vooral ministers mogen daartoe niet me dewerken. Daarom vestig ik do aandacht op ccn vijftal m. i. bedenkelijke staatsrechtelijke nieuwigheden van ministerieele zijde. lo. Het Kabinet diende zich aan als een parlementair Kabinet, terwijl het niets an dera is dan een extraparlementair en dan nog wel van een zeer buitengewone soort. Niet alleen heeft het geen meerderheid in het parlement, maar men weet ook thans nog niet met zekerheid welk© groe pen tot dc minderheid' gerekend moeten worden, waarop het steunt. Tegenover de vrijzinnig-democraten is het ministerie nog niet aan het einde van het spel: ,,Er liebt raich, liebt rnich nicht, enz." Meer dan onjuist was de vergoelijking van mr. Pierson, die het parlementair© hierin zocht', dat enkele leden van het mi nisterie oud-leden c!er Kamer waren. 2o. In het Koninklijk Besluit van 9 Sep tember 1905 wordt de bevoegdheid der Ko ningin om den naam van een departement vast to stellen en te wijzigen, een be voegdheid, die opgesloten ligt in do be voegdheid van departementen in te stel len, enz. overgedragen, gedelegeerd aan de wetgevende macht. Dergelijke delegatie in het publiek recht wordt vrij algemeen als niet geoorloofd be schouwd. 3o. In dit Kabinet werd opgenomen een man, die een uit contract voortkomende verplichting had tegenover een anderen Staat, van welke verplichting te voorzien was, dat ze hem zou noodzaken tot lang durig© afwezigheid in dion3t van een an deren Staat. Hierin toch ligt hot afkeuringswaardtge van de zaak-Kraus. Niet, dat hij thans zijn verplichting tegenover Chili gaat na komen, maar dat do Kabineb?formatour hem in den waan heeft gebracht en zijn collega's hem in dien waan hebben gela ten, dat zijn ministerschap verecnigb&ar was met zijn verplichting tegenover Chili. 4o. Ter verdediging der blanco-politiek geeft de minister van biunenlandsche zaken oen splinternieuwe verklaring van het feit, dat do Grondwet veel ter regeling door de wet overlaat n.l. „dat do Grondwet reeds nu twee rubrieken van regelingen kent-, óén rubriek van onderwerpen, die zij zelf in de tails regelt cn waaromtrent geen verande ring gemaakt kan worden dan met 2/3 van de stemmen, en een andere rubriek van on derwerpen waaromtrent de Grondwet geen bij7X>nderheden inhoudt alleen het bevel, dat de regeling bij de wet zal geschieden, waaromtrent de Grondwet alzoo zelf roeds bepaalt, dat do regeling bij meerderhoid van stemmen zal worden tot stand gebracht of gewijzigd." Juristen en niet-juristen verkeerden tob nu toe wel bijna zonder uitzondering in de moening, dat de beteekenis van deze ver wijzingen naar de wet meestal hierin gele gen is, dat de zaak daardoor uitdrukkelijk tot de bevoegdheid van do wetgevende macht gebracht wordt. Met name is dit geval met art. 6, waarop de Minister zich beriep. Hier wordt de constitutioneel© nieuwig heid meer dan bedenkelijk. 6o. In de Memorie van Antwoord op de algemeeno beschouwingen der Eerste Kamer wordt over het optreden van den heei Kraus gezegd: „Ilcb spreekt vanzelf, dat zoowel liet optreden van den tegenwoor- digen minister van .waterstaat als het hem verleend verlof, geheel komen ter verant woording van hot Kabinet, oen verant woordelijkheid, <lit zij ter afsnijding van elke misvatting hier nog uitdrukkelijk ver meld die hot niet zou hobben kunnen aanvaarden, wanneer niet van den aanvang af do Kroon met de bijzonderheden dezer aangelegenheid bekend ware gemaakt." Terecht vroeg de beer 't Hooft in do Eerste Kamer inlichtingen over deze woor den. Hij heeft ze, voor zoover ik weet, niet gekregen. Het heeft er nu althans den schijn van, alsof, geheel in flagranfcen strijd mot arL 54 der Grondwet, de Kroon vóór bet Ka binet geschoven wordt, om dit laatste bui ten schot te houden. Zeker: aan niet-juristen, ook als ze als minister optreden, kan men deze cn der gelijke afwijkingen van het constitutioneele rechte pad vergeven. Maar er zitten in het Kabinet toch ook juristen met constitutioneelen zin cn gé voel. Leeken mogen in deze dingen o-ver futi liteiten, enz. spreken. Wie zich geroepen achten over staatsza ken te oordeelen, kunnen weten, dat het niet gaat om de knikkers, maar om het recht van bet spel. Naar aanleiding van bet g e s o h i 1 T roelstr a-V an derGoes, dez-ak Hugen holt z-W ij n k o o p en de be handeling dezer zaken in de S.-D. A.-P. schrijft V. D. in de „A r n h e m s c h e 0 o u r a at": Het partijbestuur, dat in zake Troelstra- Van der Goes ook beeft getoond, niet ge schikt te zijn voor rechter, gaf blijken van zwakheid, die tot schade zoowel van do waarhoid en het recht, als van heb aan zien en prestige van dat bestuur moeten aanleiding geven. Een weifelende, goedhar tige kerel, die beide kijven don te vriend wil houden en vooral zijn familielid niet durft aanpakken, kan geen slechter figuur als rechter maken dan het partijbestuur. Het dulddo Wijnkoop kalm in zijn mid den, vaardigde een delegatie af uaar de Commissarissen, om dezen to overreden dien voor zijn werk en zijn maatschappij geheel ongeschikten ambtenaar, wien met 1 Februari 1906 het ontslag was aangezegd, toch nog maar aan to houden, en gaf goon beslissing, maar een soort notarieel ver slag van der partijen boweringen, do hoop op verzoening daarbij uitsprekende. Wat wereldhervormers 1 Wat scheppers v~n een niouwe rechtsorde 1 Bijna dagelijks schelden de mcosten de zer mannen op onze rechtspraak En niet minder vaak op de slappe, halfslachtige houding der burgerlijke partijen, wanneer deze niet terstond aan het verlangen der rooden tegemoetkomen. Verdachtmakingen Dund kein Ende." Nu blijkt, wat zij hobben gezaaid. Eer bied voor do gekozen rechters vindt men niet, respect voor het i\f:ht van verdodi- ging, dat den beklaagde toekomt, evenmin. Een partijbestuur, dat manifesten vol hollo frasen schrijft, wanneer het dc orde bij tegenstanders betreft, maar te slap is ora do orde in do eigen partij to handhaven. Zal de S.-D. A.-P. nog hieruit leeren, dat liet gemakkelijker is in heb oog van den vreemde een splinter, dan in het eigen oog een balk te zien? Zoo ja, dan komt uit het slechte zaad toch nog iets goeds voort." ,,D o (antirov.) Ro 11 c rd a m m e! r" schrijft: „O, het is zoo gemakkelijk op to ruien tot verzet tegen de huidige maatschappe lijke verhoudingenhet is zulk ccn lichte arbeid de werklieden op te hitsen tegen hun patroons, en alle ondergeschikten te gen hun meerderen, maar als het niet op breken, maar op bouwen aankwam, hebbou do socialisten nog zoo weinig vertoond. Bij het bouwen allermeest fualt allo re vol utionnair o gelijkheidsthcorio. Dan is er leiding, dan is er gezag van noode, die de demooratie nimmer kan geven. Heb revolutionnair© „gelijk recht voor allen" druischb in tegen allo ordening, ge lijk God dio iu do Schopping heeft neer gelegd, en ons uit Zijn Woord heeft doen kennen. Do wereld is vol ongelijkheden, en in tal van levensverhoudingen geldt oen van God verordineerd menschclijk gezag, waar door heb alleen „met goede orde' onder de kinderen der menschen l.an toegaan. Wie deze dingen veracht of miskent, kan het alleen brengen tot afbraak." Leerzaam is in dezen opzichte wat do Nederlandsche sociaal-demooratio ona nu toont. Elke richting, die bouwen wil, zij dan ook tegen het opwassen van dit revolution- naire zaad op haar eigon akker, zoo het daar mocht verdwalen, op haar hoede." „Hot Volk" weeklaagt over het ge schil Hugenholtz-Wijnkoop. „Hot V o- dorian d" vindt dat niet vreemd, zoo men do ettelijk© kolommen telt, dio door dozo onverkwikkelijke historie in dat blad in beslag worden genomen. Maar de Redactie beeft een middel ge vonden om een ciijd aan dit en soortgolijk gekijf te maken. Zij hoopt, „dat het congres door een krachtige verklaring aan partij bestuur en Redactie te zamen, de bevoegd heid zal geven, om schadelijke uitingen vai/ persoonlijken twist, althans uit ouzo pets I voorgoed te weren. Er zijn tijden, waarin I strengo tucht noodzakelijk is." „Het Vaderland" teekent daarbij aan: „Gaat do wensch der Redactie in vervulling, dan zal heb goeddeels uit zijn met de belangwekkendo kijkjes, dio 7.00 af on toe den buitenstaander in do „S.-D. A.- P. van binnen", werden gegund. Do partij zal dan worden gelijk het „kunstig graf", waarvan Vondel schreef: „Van binnen vol bederfs, van bulten schoon bestreken." Het woord „Onderkruiper" heeft in de socialistische beweging aldus her innert „Do Tijd" een eigennaixlige plaats ingenomen en gaandeweg een betee kenis gekregen, welke het oorspronkelijk niet had. Mr. Troelstra zoo gaat „D e T ij d" voort, na aanhaling van diens ingezonden 8tuk in „Het Volk", waarin hij „den rebel Wijnkoop" een geduchte afstraffing toedient, mr. Troelstra moet zich ver bazen noch toornen: het is de overmijde- lijko evolutie van bet denkbeeld „onder kruiper", dat, eenmaal onder do anarchis tische massa geworpen, tot dergelijke krankzinnigheden moot leiden. Trocl- stra's aanmaning tot bezadigdheid komt te Laat, hij dient zich op nog erger en zot ter dingen voor te bereiden Een vcrdcro evolutie van het begrip „onderkruiper" zal wellicht tot nieuwe uitleggingen, tot niou we botsingen en nog belachelijker inciden ten in de S.-D. A.-P. voeren. Waarom toch zou in de lijn van hot nu om „tactische redenen" bijgelegde geschil zelfs niot »-.j een sollicitatio van verscheiden personen naar een betrekking degene, wien zo toe valt, voor een onderkruiper mogen wordeö geihouden? En evenzoo iemand, dio in ccn betrokking wordt bevorderd, ten vermeend nadeel van een oonf ra tor-socialist, oor dee- lond op do bevordering recht to hobben? Want zóó opgevat, kan men geen st^p doen in do maatschappij, of men hco ft me5; onderkruipers to makendan is do gehoot3 concurrentie in handel en industrie, in ar beid on wat ook, een cn al onderkruiperij. Onder dit opzicht is het geschiode tusschen do heeren Wijnkoop cn Hugenholtz leerrijk cn veelbelovend. - In den laalntcn tijd is er herhaaldelijk do aandacht op gevestigd, dat er, speciaal onder do miiitanto sociaal-democraten, k a- pitaliston zijn. Ook in hot debat met socioal-doinocratischo sprekers wordü dit dikwijls aangevoerd. In een hoofdartikel in „Hol Volk' wordt hiertegen geprotesteerd. Het doel van het spreken over personen i3 dikwijls meent do schrijver, do aandacht van het beginsel cn van de daden af te leidcu. Daarom moet eer» dergelijke bespreking worden bestreden. „Er zijn nu eenmaal iu onzo partij eon. aantal mannen cn vrouwen, dio niet tot do loonarbeiders in engoren zin behooren. Sommigen van hen beschikken over meon 01 minder ruime inkomsten, uit kapita listische ondernemingen, waarbij zij direct of indirect betrokken zijn. --laar pleit dft togen het socialisme? Hot is een karikatuur van do leer var* den klassenstrijd, te meenen, dat nood wendig allo bezitters den eencn en allo ar beiders den andoren kant moeten kiezen. Ook in de Fransche revolutie telde men lo den van adel cn geestelijkheid onder do strijders voor do bourgeoisie 1 Hot verandert aan het karakter vaQ den klassenstrijd niets, dab er in de S.-D. A.-P. studenten, dominees, advocaten, priesters en kapitalisten zijn. Heeft onzo partij ooit do belangen van een dezer groe pen bevorderd ten koste van dio dor arbei ders Aarzolen onzo vermogende partijgo- nooten om to ijveren voor vermeerdering cn sterker progressiof-maken dor indirecte belastingen? Heeft Van Kol (al bezat hij ook niot3 dan mijn-aandeolen) ooit do be langen dor mijnondernemingen gediend, in plaats van dio der mijn-olavon Werp uw debaters zulke vragen voor o7ï go zult 7.0 in verlegenheid zien in plaats van in triomf over hot inslaan van hun persoon lijkheden." 68) Violet antwoordde plichtmatig; maar do kapitein bewaarde een kwaadvoor- spollend stilzwijgen. Van Violets Lan gen rit werd niet gerept. Hot sohcen niet noodig zich over liaar afwezig heid te verontschuldigen, dewijl haar moeder zich er niet over beklaagde. Ze ge- yoeldo echter, dat er onweer broeide. „Misschien gaat hij ArioD verkoopen," dacht ze, „en daarom was het lieve dier zoo wild." ^Togev dat denkbeeld kwam haar ganscho ziel in opstand. Het was een allertreurigst middagmaal. Het drietal zat juist nooit zeer vroolijk sa- pien aan tafel, maar zoo ere ala nu ws° hot nog niet geweest. De kersen werden plechtig rondgediend, dé kapitein schonk zich een glas caret in en mevrouw Winstanley doop to de toppen harer vingers in het turkooiskleurig glas en verspreidde een zacbten rozengeur. „Ik zal maar wat in den tuin gaan zit ten, Conrad," zeido zij, toen zij haar ten gere vingers had afgedroogd. „Het i9 zoo warm in huis." „Doe dat. Ik kom straks op het gras plein mijn sigaar rooken," antwoordde de kapitein. „Kunt gij niet dadelijk komen?" ,,Ik heb eerst nog iete te doen. Het zal niet lang duren." Mevrouw Winstanley wierp, haar echtge noot een kushand toe en ging de kamer uit, door Vixen gevolgd. „Violet," zeide zij, toen zij buiten waren, „hoe kondet gij zoo lang uitblijven? Con rad is verschrikkelijk boos." „Is uw taan boos, omdat ik vandaag eenige mijlen verder heb gereden dan ge woonlijk? Lieve moeder, dat is toch al te gek I Hot spijt me, dat ik niet thuis waa om thee voor u te zetten en daar vraag ik u verschooning voor; maar wat gaat het kapitein Winstanley aan?" „Mijn waarde Violet, wanneer zult gij begrijpen, dat Conrad de plaats van uw lieven vader vervult?" „Nooit, mama, want dat is niet waar. God heeft mij één vader gegeven, en dien eerde ik en had ik van ganscher harte lief. Hij had mij geen opoffering kunnen vra gen, die ik niet voor hem gedaan zou heb ben; hij had mij niets kunnen bevelen, hoc zwaar het mij ook mocht vallen, of ik zou hem gehoorzaamd hebben. Maar ik ken ka pitein Winstanley geen enkel recht op mij roe." „Gij zijt een wreed meisje," zeide haar moeder, weenend, „en uw stijfhoofdigheid verbittert mij het leven". „Maar lievo moeder, hoe kan ik hinder lijk zijn voor uw geluk? Gij cn kapitein Winstanley gaat uw weg, en ik den mijnen. Is het dan een misdaad wat langer dan gewoonlijk uit te blijveD, dat gij zoo bleek en de kapitein zoo zwart ziet als ik thuis kom „Het is erger dan een misdaad, Violet; het is een onwelvoeglijkheid." Vixen bloosde hevig en wendde zich tot haar moeder, met een half verschrikte, half verontwaardigde uitdrukking op haar gelaat. „Wat bedoelt go daarmee, mama?" „Als gij al dio uren alleen door het bosch hadt gereden, zou het al zonderling en on voegzaam genoeg voor een meisje jon gensachtig zelfs geweest zijn. Gij weet wol, dat uw gewoonte van den halven dag te paard door te brengen altijd een grief voor mij geweest is. Maar gij waart niot alleen." „Neen, mama, ik was niet alleen. Ik had mijn oudsten vriend bij mij; een van de weinige menschen op de wijde wereld, dio belaDg in mij stellen." „Gij hebt gereden, met Roderick Vaw- droy, den verloofde van lady Mabel Ash- bourno.' „Waarom herinnert go mij zijn engage ment, mama? Denkt gij, dat Roderick en ik dat ooit vergeten hebben? Kan hij niet evengoed mijn vriend als do echtgenoot van lady Mabel zijn? Moet ik dan vergeten, dat hij on ik als kinderen samen gespeeld en altijd veel van olkantler gehouden hebben, alsof wij broeder en zuster waren, alleen omdat Rij met Lady Mabel Ashbourne ge ëngageerd is?" „Violet, gij moest weten, dat al dat go. praat van broeder en zuster louter onzin is. Gesteld eens, dat ik met kapitein Win. Stanley dat komediespol van broeder en zuster gespeeld had 1 Wat zoudt gij, wat zou de wereld wel gedacht hebben?" „Dat zou hcelwat anders geweest zijn", zeide Vixen. „Ge hebt elkaar niet als klei. no kinderen gekend. Dab kon ook niet, want go waart reeds geen klein kind meer toen hij geboren wérd," liet Vixen or naïef op volgen. „Gij zul6 aan dat rijden met Roderiok een einde moeten maken. Iedereen in den omtrek spreekt over u." „Wi© is die iedereen?" „Kolonel Carteret in de eerste plaats." „Kolonel Carteret spreekt van allo men schen kwaad. Hij heeft een andere stof tot gesprek. Lieve moeder, wees uzclve, vrien delijk en zacht, zooals uw karakter is, en geen spreekbuis van kapitein Winstanley. Kom, laat mij mijn vrijheid. Ik ben niet bij zonder gelukkig. Mijn vrijheid moogt go mij ten rninsto wel laten." Met deze woorden verliet Violet haar moe der. Zij waren aan het grasplein voor do vensters van de huiskamer. Mevrouw Win stanley zonk in een lagen manden stoel nO- der, dien een vriendin haar van het strand van Trouville had gezonden, en Vixen liep naar den stal, om te zien hoe Arion zijo lange rit bekomen was. Do paarden waren voor den aacht van stroo voorzien en liet stalplein was 1 dig. De getrouwe Bates, die gewoonlijk om dezen tijd op een steonen bank bij dc staldeur zijn avondpijp rookte, was nergens te zien. Vixen ging don stal binnen en vond Arion tot aan do knieën in vorsoli gespreid Btroo staan, zijn fijne pooten zorgvuldig omwonden cn bezig met op zijn gemak klaver te kauwen. Hij begroette zijn meesteres met zijn gewoon vriendelijk gehinnik, liet zich door haar de keurigste klaverblaadjes voeren en l»kte haar handen uit dankbaarheid. „Ik geloof niet, dat ge er, na uw draven over het gras, slechter aan toe zijt, oud© lieveling," zeido zij vroolijk, terwijl ze hom op den nek klopte, „en of apitein Winstan ley al zwart ziet, zal u niet hinderen." Toe ze den stal verliet, zag zo Bates, dio langzaam over het stalplein liep, met de mouw van zijn bruine jas tranen uit zijn eerlijko oogen wischtó cn neerslachtig zijn grijs hoofd liet hangen. Met gloeiende wangen snelde Vixen hem te gemoct. Zo vermoedde kwaad; de kapi tein had zijn wrevel zeker op dezen ouden getrouwe gekoeld. „Wat schc'.At er aan, Bates?" „Half September aanstaande wordt heb veertig jaar, juffrouw, dat ik hier in dienst ben geweest, en nooit heb ik mijn meester voor de waarde van een handvol haver of een rijtuigkaars bedrogen. In uw grootva ders tijd, juffrouw, was ik staljongen, zoo- als go wel weet; cn ik kr.n me uw veder nog herinneren, toen hij cLe knapste jonker vijf tig mijlen in den omtrek was. Ik hield van u en uw familie nog meor dan van mijn eigen vleesch en bloed; en mij nu op mijn ouden dag zoo maar aan den dijk te zetten, is wreeder dan den ouden oeder op het" gras plein omver te halen, die, zooaJu Jee óe tuinman zegt', zoo oud is alg de tijd, i en zulke boomen pas in Engeland bekend wer den. 't Is nog wreeder, juffrouw, want fie ceder heeft geen gevoel; maar ik voel het 1- in het diepst van mijn ziel. Het grufc|.'IóM zou er leeg en Leclijk uitzien zon fier den ce'+ der, en mij zou niemand misschien rnïsron; maar ik heb het hart van oon rncnBol», juf frouw, en dat bloedt." Met deze welsprokendo ontboezeming gaf Bate8 zijn gekwetst gevoel lucht. Hij was een man, die, hawel in zijn normalen toe stand stil, veel to zeggen had als hij gegriefd was. In zijn tegenwoordige gemoedsstem ming kon hij slechts troost vindog in veel woorden. (Wor'di vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 5