Wekelijksche Kalender. AlLEaLEl. Zondag. Hartewonden dooden snel of genezen spoedig. Maandag. Men moet niet alles voor goede munt nemen, en ook niet goede munt geven voor alles. Dinsdag. Er kan, voor wie spreekt of schrijft, :niet genoeg worden aangedrongen op nauwkeurigheid van uitdrukking. Woensdag. Klappers zijn hun eigen verraders. Donderdag. Het kaai nooit laf zijn. te doen wat ónze plicht is. Vrijdag. Verwondering is de dochter der onwe tendheid en de moeder der wetenschap. 9 Zaterdag. Men vaart het hevigst uit tegen anderen, als men niet wil laten merken, dat men aan eigen goed recht twijfelt. M3E3ER. Zalig wie een Moeder hebben, Die op 's levens kronkelvloed, t Zij lüj rijzen moog of ebben, 't Hulk jen voor het stranden hoedt,. Moederliefde is de êelste zegen, Gids op blijde en donkre wegen, Koos aan onzen pelgrimsstaf; Bloemperk in cle doornendreven, Lichtstraal in den nacht van 't leven. Rustpunt op den tocht naar 't graf! Moeder l Naam vol zaligheden 1 Eerste zielszucht 1 eerste groet 1 Woord, het eerst den mond ontgleden. Denkbeeld, 't allereerst gevoed 1 Bron van hemelsche gedachten, Trouw, geloof en moed en krachten. Meer dan aardsche hoop en min, Al wat immer stervelingen Hier verbindt met Englenkringen, Al wat grootsch is, houdt ge in! W-at al zuchten, wat al zorgen, Wat al waken, «nacht en dag. Van onz' eersten levensmorgen Tot haar jongsten aderslag 1 Zonder zelfzucht groot in 't strijden, Zonder hoogmoed kalm in 't lijden, Vraagt zij van deze aard' geen eer; Want voor ;t oog der aard' verborged* Ligt do wereld van haar zorgen, Doch die ze aanziet, is de Heer 1 R. ilennink Jansson ius. RECEPT. Rijstschotel ract bitterkoekjes. Kook 1 liter melk met 1 ons rijst en li ons bitterkoekjes; als de rijst gaar Ls, doet men er 2 lopels suiker, 1 lepel boter cn 1 geklopt ei bij. Deze massa, die niet te droog mag zijn, doo mon in een met botor besmeerden vuurvasten schotel en late ze in den oven lichtbruin worden. STOPGOUD. De Hemel helpt nooit deugend, die niet werken wil. S op-h ocles. j' Iedereen ja -c$€> zoon zijner eigen werken- Oer y a ntes- Geniet de weldaden der Voorzienigheid: dat is verstandig. Laat ze ook anderen ge nieten: dat is deugdzaam. Perzisch s p re e k woord. Een eerzaam dichter had, tot eigen "en veler anderer genoegen, het volgende schoone feestvers in elkaar gezet: Wat een kranig man is hij I... Wat een dierbaar feestgetij I... Hij is vol bezielden moed; Ho© gemeenzaam, vroom en goed 1 Op zijn ziele stortte d'Heer Zijnen kostb'ren zegen neer*. Wat een koene mannenkracht 1 Geef hem helpe, Heer, en macht! Vang een luistervol bestaan Op uw huidig feesttij aan. Hangt- hem op de gloriekroon, Met een koor zoo heerlijk schoon. Want zijn liefelijke deugd Schenkt ons innerlijke vreugd. En zijn honderdvoudig loon Maak' hem dood cn sterven schoon'! Toen kwam er een spotter, en die leverde er de volgende parodie op Wat een kraan... Wat een kraan... Wat een kranig man is hij Wat een dier... Wat een dier Wat een dierbaar feestgetij l Hij is vol... hij is vol... Hij is vol bezielden moed; Hoe gemeen... hoe gemeen... Hoe gemeenzaam, vroom en goed. Op zijn ziel... op zijn ziek.. Op zijn ziele stortte d'Heer Zijnen kost... zijnen kost... Zijnen kostb'ren zegen neer. Wat een koe... wat een koe... Wat een koene mannenkracht! Geef hem hel... geef hem hel... Geef hem helpe, Heer, en macht! Vang een luis... vang een luis... Vang een luistervol bestaan Op uw huid... op uw huid... Op uw huidig feesttij aan. Hangt hem op... hangt hem op... Hangt hem op de gloriekroon Met een koor... met een 'koor. Met een koor zoo heerlijk schoon.- Want zijn lief... want zijn lief... Want zijn liefelijke deugd Schenkt ons in... schenkt ons in..* Schenkt ons innerlijke vreugd. En zijn hond... en zijn hond... En zijn honderdvoudig loon Maak' hem dood... Maak' hem dobd..t Maak' hem dood en sterven schoon Zonsverduistering in marsch tenue- Kapitein: (op het appèl tegen den sergeant-majoor:) Zooals ge Weet is er morgen een zonsverduistering. Laat de manschappon morgen om 5 uren in marschtenue op de exercitie-plaats aan treden, dan kunnen zij dat zeldzame, na tuurverschijnsel ook zien. Ik zal dan de noo- dige verklaringen geven. Bij regenachtig weer is er natuurlijk niets te zien en laat gij de manschappen in de exercïtieloods aantreden." Sergean t-m a j O o r (tegen de onder officieren): ,,Op last van den kapitein zal morgen op de exercitieplaats een zonsver duistering plaats hebben in marschtenue met verklaringen van den kapitein. Bij re genachtig weer is buiten niets te zien. De zonsverduistering zal dan iü de exercitie- loods plaats hebben 1" Onderofficier (tegen "den korpo raal): ,,Mc.Tgen vroeg om 5 uren is aantre den der zónsverduistering, 'manschappen in marschtenue. Bij regenachtig weer wordt de /.aak in do exercitielcods verklaard." Korporaal (tegen do manschappen): Morgen vroeg om 5 uren groote verduiste ring in de open lucht, bij regenachtig weer in de exercitieloods." ggjgggggggggËft- Mooie indeeling. Bediende van een huwelijksmakelaar (die des morgens1' acht dames binnenlaat): „Wilt u plaats ne-' men, dames, de honderd duizend asjeblieft, op de canapé, de tien duizend op de stoelen' en de duizendjes op de honken aan den muur." Kookkunst. Hrij: „Hoe lang heb, je dan de visch laten koken Zij: „In het kookboek staat: één uur; maar omdat het maar een halve karper; was, heb ik hem ook maar een half uur la ten koken." Grof. „Ga je vanavond mee naar het paardenspel, er worden gedresseerde ezels vertoond." B.„Ja, maar ik ga niet zoo vroeg, de ezels komen pas aan het einde der voor stelling.'' Mov rouw: „Betje, jij denkt nu letter lijk nergens om. Het gaat alles bij jou het eene oor in en het andere weer uit".. B etj o: „Dat kan niet, merrouwl want ik heb in liet eene oor een watje." Kinderlijke wenk. Een huisva der kreeg bezoek van iemand, die "don. tajef, scheen te hebben. Het eene kwartier na het' andere verliep en nog maar steeds bleef do.' bezoeker plakken. „Ik vrees", zei het oudste zoontje des hu!-.- eindelijk, „dat die mijnheer wel nooit! meer hier zal terugkomen.'' „Hoe kom jo daarbij?" vroeg de bezoeker- „Wel", was het kinderlijk bescheid, „hoé. kimt u ooit terugkomen, wanneer u nooit-' heengaat?" D e h e 1 d. „.Waarom werd 'de held! van het stuk eensklaps zoo bleek, toen hijj sprak: ,,Ik ben de beerscker van mijn' koninkrijk?" „Hij zag zijn vrouw onder het publiek." Mislukte uitvlucht! Hij (in, den schouwburg): „Wat maken ze daar; toch een leven. Er zal toch geen brand' zijn. Ik moet eens even gaan kijken." Na vijf minuten. Hij (kortaf): „Het was geen brand." Z ij (nog korter): „Ook geen water I"- Na het diner stond men in groepjes bij een te praten. In een grootere groep was een heel druk gesprek. Een heer had juist aan de dames verteld, dat mannen eigen lijk heelemaal niet ijdel zijn. „Natuurlijk, daar heeft u ten volle gelijk in," zei een van de dames. „Daar zijn dui-, zend voorbeelden om te bewijzen, dat u gelijk heeft. Zoo zit bijv. de das van den: knapston man van dit gezelschap formida bel scheef." Er waren zes heeren èn alle zes grepen zq naar hun das en de dames glimlachten-' Een Amerikaan, die zijn lichaam aan de snijkamer vermaakte, met de opdracht, dat zou worden nagegaan, waf men uit een mensch al zoo. maken kan, staat sinds zijn dood als volgt geïnventariseerd in eeD museum te Washington: 96 pd. water, 3 pd. eiwit, 10 pond lijm, 34 1/2 pond vct,'^ pd. phosphorzure kalk, 1 pond koolzure 1 alk; aan suiker, zetmeel, keukenzout en vloei- spaat ongeveer één pond Totaal 154 pond. Do verschillende bestanddeelen zijn in flesschen en bussen tentoongesteld. ^erkSa^ing van den Rebus der vorige week. Die waagt die wint. De RijksdaaEdep van den heer O. K. de Tries, Nieuwe Beestenmarkt. 19, alhier, gedeponeerd ten onzen Burecle om te dienen als belooning; voor hem of haar, die een vc,orbehoe>dmid-| dei tegen ketelsteen aan de hand zou doen, is door niemand opgeöischt, weshal ve wij hem, overeenkomstig de bedoeling van den heer De Tries, afstaan aan den penningmeester van ,,S c boolkinder- v o e d i n g", ten vc'ordeele dezer Tereeni- ging.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 12