N«. TïOïïG Maandag X Januari. A0. 1906, $eze iQoniant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Nieuwjaarswensch voor 1906. Op Nieuwjaar. Een Nieuwjaarsbrief. Waar viert men 't eerst Nienwjaar LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANTi V«t Lridt* pti week 9 Oentii pw S maanden Ll(X Buiten Lelden, per loopei en vaar agenten gereitigd tfln l B 1.30. Prance per poet i 1.65. PRIJS DER ARYERTENTlfiRl Van 1—6 regelt ƒ1.05. Iedere regeJ meer 0.17$. Grootert letten naar plaatsruimte. - Kleine advertentiën ran 80 woorden 40 Oenteoontantj elk tiental woorden meer 10 Oenta.- Voor het Inoaeaeeren wordt/0.06 berekend. Twaalf uren sloegen de stadsklokken en de stadhuistoren speelde. De klokketonen stierven weg in de zwarte, mistige nacht lucht van 31 December op 1 Januari Hier mot feestgeruïscb uitgeleid, daar met weemoedstranen herdacht, ginds in gebeden geëindigd, ging de oude tijdkring .voorbij. Nu vangt de nieuwo aan, in do nachte lijke "duisternis van den eersten morgen teekont hij zich af als een groot vraagteo- ken. Daar staan wij in donkerte voor het bureau van het „Loidsck Dagblad". Zul len onze lezers de courant op den morgen van den eersten dag des jaara met de goe de wenschen van velen ontvangen, dan moeten wij er vlug bij zijn. Wat zullen wij op dien eersten dag tot ónze trouwe lezers zeggen, met welke wen schen hun tegemoet treden? Wij zouden zoo gaarne den nachtelijken tookomsteluier wegtillen en iets meedeelen van vat 1906 voor onze stad en haar be woners zal geven. Wat zal het wezen: ge luk of voorspoed, ramp of leed? Dar.r treedt een wondereohoQno gestalto op ons toe, witte kleederen golven langs haar slanke leden. Zij draagt schoono bloe men, waarvan ze er ons lachend toereikt. Waarom lacht gij zoo, en reikt ons bloe men toe? Wie zijt gij, too verachtig wezen „O," teide de gestalto, „ik ben het nieuwe, jonge jaar, kind van een aloudon stam, die de wereld het loven schonk en aller menschen vader en moeder wao en lief en leed, zogen en strijd gaf. Het lijkt mij hier zoo goed, o, Iaat mij hier blijven, 365 dagen lang, om dan weer heen ïo gaan als mijn voorgangers." „Van wie komt go en wie zendt u en wat wilt gij komen doen?" „Ik kom," hernam l:et nieuwo jaar met zoo to stem, „ik kom van God, de Almachti ge is mijn Zender. Van Hem ont ving ik, wat ik met milde hand wensch uit te strooien over uw stad. Laat mij hier dus blijven en zeg, wat uw burgerij bqgeert." Toen heb ik met een eerbiedskuivering in uiijn stem de jonge schoonc gestalte, uit naam van Leidens burgerij welkom gehee- ten binnen onze wallen. Ziehier wat iic gevraagd heb, dat het nieuwe jaar ons zou schenken: Zonneschijn en milden regen voor net saad in den akker, opdat het ontkieme en vele vruchten drage, die ods menschen kun nen voeden. Geef den werkman arbeid en brood en den rijke een milddadig hart, opdat hij deó arme in nooddruft bijsta en de smarten lenige. Laat vrede wonen in do woningen der rjjken en in dc kluizen der armen. Schenk de burgerij een goed bestaan, laat onze winkel- en koopmansstand geen reden tot klagen hebben. Geef ons stadsbestuur wijsheid en beleid, zoodat onze gemeente op voortreffelijke wijze beheerd of geregeerd worde en Hei dens burgerij niet behoeft to klagen over hooge lasten en drukkende wetten. Weer alle partijschap en twist uit onze veste, laat vrede en oensgezindheid er wonen. In écn woord, laat het jaar 1906 vr r ons al len, klein en groot, een goed en een- geluk kig jaar zijn, door uit te strooien alles, wat ge van God ontvangen hebt. De gestalto zag mo aan; er speelde een ernstige trek om haar mond, toen ze zeido: „Dat alles en nog meer kan ik u geven èn zal ik u geven, maar onder één voor behoud: Post gij goed op, blijft oude en oprechte Leidenaars, weesb werkzaam, vol brengt uw plicht van eiken dag, leeft een. voudig en ingetogen, laat u niet aan schijn vergapen, weert haat en partijschap uit uw midden en weest verdraagzaam bij .verschil van meening cn opvatting. Beginnen do Leidenaars het jaar ver keerd, dan kon het wel eens anders uit komen Gaat werkzaam, kloek en welgemoed den nieuwen tijdkring in en vertrouwt op dienen Eenen, die bij het komen en gaan dei' tijden steeds dezelfde blijft." Ik gaf het Nieuwe Jaar de hand, spoedde nnj ons Bureel binnen en meende nie boter to kunnen doen dan als Nieuwjaarswensch voor 1906 onze kennismaking en ons ge sprek onzen lezers mede te deelen. Wij drukten nu elkander de hand met den heilgroet: A lies goeds in dit j a a r 1" Doch zooals in den overgang van heb oude tot het nieuwe een lichtende gestalte schrijver dezes tegenkwam, zoo treedt hier hij, de oude Prediker, ons togen met de ern stig© vraag: Wie weet ,wat goed is voor den mensch in dit leven? Wij achten iets goed, omdat wij het wenschen, maar hoe vaak bedriegen wij ons. WU verlangen zoo licht als zeer begeerlijk, wat later een bron van leed zou worden, of schuwen als een kwaad, wat in heb vervolg een heerlijk heil iron doen ont staan. Daarom lezere, laten wij niet te veel wenschen, niet to veel begeeren, maar rus tig werken en stil vertrouwen. Laten wij zoo mogelijk nauwgezetter dan te voreu in onze roeping en plioht zijn en rijker in liefde en ruimer van hart; dan zullen wij zeker een goed en een gezegend jaar heb ben. Nieuwjaar is een feest, ook nu nog, bij ons; een feest, dat weekdag tob Zondag stempelt, een keerpunt naar verwachting, naar hope, telkens wanneer het nieuwe jaar zijn intreo doet. Wel vieren wij het niet zoo grootseh als de Franschen, maar tCch. ook los van de vormelijkheden, die wij moer en meer verwaarloozcn, ie er op dien eersten dag blijheid in de harten. En na de intieme gezelligheid' van den Oudejaarsavond, volgt voor do meesten, in weerwil van de fooien-bezoeken en het vooruitzicht dor rekeningen, nog een oogen blik van prettiger blikken in de toekomst, van hcoger levensmoed op dien lston Ja nuari, sinds eeuwen gevierd in wisseling van wenscnen en ook van geschenken. Want reeds de oude volkeren, de Israë lieten, do Perzen en do Grieken, huldig den gebruiken, ©enigszins verwant aan de onzo. Ook hetgeen zij elkaar bij den aan vang van het jaar deden toekomen, beoog de meer van de goed - bedoelingen des ge vers dan van diens rijkdom te getuigen. Bij voorkeur schonken zij elkaar producten, zeldzaam m^t het oog op het jaargetijde en daarom te kostelijker, zooals bloemen, dadels, gedroogde vijgen, vazen met honig. De reden waarom men geschenken koos, aan keuken en kelder ontleend, was ongetwij feld gelegen in liet reeds bij do volkeren der oudheid in zwang zijnde heilig gastrecht, volgens hetwelk men zijn gasten, hetzij bij het verwelkomen, hetzij «dj het afscheid, aller lei snoeperijen, confituren, pastoien en dergelijke, ter hand stelde. Ook de Romei nen gaven elkaar aanvankelijk als Nieuw jaarsgeschenken enkel natuurvc 'ortbrengse- len, dadols bijvoorbeeld', die men niet zel den, zooals bij ons de noten, vergulde; ver der eveneens vergulde gedroogde vijgen, in vierhoekige of kegelvormige gedaante geperst, kastanjes en honig; men wilde er de hoop mee uitspreken, dat het jaar aan- gonaam en vergen oog J zou worden doorge bracht. Bij deze giften voegde men gewoon lijk nog munten, lepels, enz., nuttige, practischo geschenken. Do muntenkenners is zelfs geconstateerd, dat de mooiste pen ningen, die uit de oudheid tot ons zijn ge komen, oorspronkelijk geschenken waren, die men op Nieuwjaarsdag verzond of on der het volk wierp; want de in den keizer tijd gebruikelijke munten waren totaal vormlooze koperstukken, zeker allerminst zich loenend tot geschenken voor do elegan te, prachtlievendo Romeinen. Heb zou ech ter niet bij dezen eenvoud in gaven blijven met de toenemende weeldo stegen ook de waarde en de grootte der Nieuwjaars-ca- d'eaux. Men ging de lekkernijen verzenden in kostbare gouden of zilveren vazen en voegde er mooie kleedingstukken, sieraden en andere dure voorwerpen bij. Zelfs do keizers ontvingen Nieuwjaarsge schenken. Aanvankelijk gaf het volk ze keizer Augustus uit liefde en vercering, en deze zag de volksgiften natuurlijk gaarne. Was hij te Rome afwezig, dan werden zij in den voorhof van zijn paleis neergelegd, en altijd verschafte het hem een bijzondor groot genoegen bij zijn terugkomst de tee kenen der gehechtheid van zijn volk te bel len. Do ontvangen gelden besteedde hij tot artistieke doeleinden; hij liet er namelijk aan. de hoeken der straten standbeelden voor oprichten. Wat echvr de Romeinen Augustus van ganschcv harte gaven, werd onder zijn opvolgers een drukkende last. Keizer Tiberius, die „bonk klei met bloed gomengd", zooals zijn eerste leeraar hem noemt, verwijderde zich in de eerste dagen des jaars uit Rome om van het geven en ontvangen dezer goeohonken bevrijd te rijn, en bestemde ten Plotte den eersten dag van do maand Januari tot heb in-onvangst- nemen der Nieuwjaaro-geschenken. De ra zende Nero, wie© het geld reeds te min was, zag gaarne, dat zijn Romoinen nem op Nieuwjaarsdag met paarlen verrasten. De cadeaus, die vrienden en bloedver wanten elkaar onderling gaven, bleven echter niet altijd' vAn denzelfden aard, maar wijzigden zich na verloop van tijd, totdat men ten slotte, in plaats van geld en de geijkte snoeperijen, elkaar verblijdde met kunstvoortbrengselen, meestal schilder stukken, die de van oudsher gebruikelijke nationale Nieuwjaarsgeschenken tot onder werp hadden. Deze in kleuren uitgevoerde stillevens waren in de oudheid zeer gczcoht. Nauwelijks ha*i de kunst zich gemengd in het vraagstuk der Nieuvrjaarsgeschen ken, of bij de zoo kunstzinnige Romeinen moe3t. zij er wel geheel voor in de plaats treden. Men vond het bovendien gemakke lijker afbeeldingen te verzenden dan de voorwerpen zeiven. Maar niet alleen do schilderkunst, ook beeldhouw- en snijkunst voeren w{J bij de nieuwe mode. Men maak te in voorraad figuren, poppetjes van klei, die tot Nieuwjaars-cadeaux bonden dienen en op do markten werden verkocht Som mige kunstenaars te Rome, vooral de mo deleure in was, hadden het in dezen tak van kunst tot een bewonderenswaardige hoogte gebracht. Men zou geneigd zijn in de Romeinsche Nieuwjaars-geschepken ook dén oorsprong to zoeken van de vrijers en vrijsters van St-Nicolaas-koek, taai-taai en mareepain, dio bij ons nog in gebruik jn en, zooal niet met Nieuwjaar, dan toch op een over eenkomstig feest aan do jeugd worden ge schonken. Ook de Romeinsche bakkers bootsten van honingkoek allerlei statuetten na en het is met onwaarschijnlijk, dat do Romeinsche jongens evenveel plezier had den in hun centurionen van taai-taai, als do huidige Nedorlandsche jongens in hun groote-ruitere-te-paard van spikkolaaa. Maar zelfs deze zeer vereenvoudigde Nieuwjaars-geschonken, die in hot grooto Rome door do algemeenheid van hot ge bruik ieder persoonlijk nog dnur genoeg .1-44. ..1, al weer wijken voor een nog gemakkelijker cn goedkooper manier van vriendschaps betuiging. De een of andere slimme gast vond het middel om do allergrootste ver scheidenheid in do Nieuwjaars-geschenken aan le brengen, door ze in plaats van in daden, anders gezegdbaar geld, uit to betalen in woorden. Men schreef op een strookjo perkament of een klein wastablet- je eerst den naam van de zaak, die mon wenschte te geven. Dan plaatste men, in den vorm van een klein puntdicht, er twee regels onder, waarin, zoo goed en zoo kwaad als het onder die beperking ging, een en ander werd gezegd aangaande den aard of het gebruik van het bedoelde, bijv. WIJN EN ZALF. Laat geld uw erven na; maar zalf en wijnen Raad ik u, geef hun niet. Schenk die u zelf 1 Wio er do moeito van het dichten niet voor over had, kon dergelijke rijmpjes bij het gros koopen in de boekwinkels. Het wasuitzoeken maar 1 zooals nu nog met de St.-Nicolaae-rijmpje8 bij ons. De dicht kunst liep ook in Rome om brood, dus wa ren er genoeg poëten van alle rangen te vinden om de handelaars van Nieuwjaars- rijmen te voorzien. Waar blijft bij ons, in de wilde jacht van het dagelijksch leven, de vroolijke, onbe vangen geast, die in de oudheid er steeds op uit scheen de vormen van de samenle ving te veredelen en te verfraaien De ©eni ge restes zijn de kleine stukjes Bristol, met onze namen, mooi en statig in Engelscho schrijfletter er op gelithografeerd, die we op den eereten dag des jaare met meer o! minder kwistige hand verspreiden I Wel treurigo afspiegeling van het wantrouwen de, geestelooze, aansprekere-achöge van ons verkeer. „Nu, gij hebt zeker niet te klagen, me- do Ciz nw) '8f6ii»mqsuoip qoq epiez Nieuwjaarsmorgen de post binnen bracht Zes weken geleden had mevrouw Van der Maasen de dochter van een harer pacht boeren meegenomen naar de stad om er een behoorlijk dienstmeisje van to maken <n Marie was nog niet erg op de hoogte van de burgerlijke beleefdheid. „Ik heb u toch al meer gezegd, kind", vermaande mevrouw, „dat go or geen op merkingen bij moet maken, als ge mij wat brengt. Kijk", ging zij voort, toen zij de brieven doorbladerde, „daar is or ééD voor u bij. Lees hom hier maar even en vertol mij dan spoedig hoe uw oudere het maken." Het was een prachtstuk van een brief. To midden van hardroode rozen, erg-groene bladeren en witte duiven, die aan twee bloedroode harten pikten, stond het adres: Aan do jongejuffrouw Marie Beuningen, dienstbode by mevrouw de barones Vau der Maasen, Rijnkade No. 48, Arnhem. Vol verrukking staarde Marie op dit couvert, dat een groot vel papier bevatte, even mooi geïllustreerd, maar nauw bod zij do brief gelezen, die daarop was geschre ven, of zij begon luid to snikken en riep: „01 mevrouw, wat 'n ongeluk 1" „Wat dan?" „Moedor is doodT' „Ann kind! Hoe is 't mogelijk! Was ze dan ziek?'' „Ik weet het niet, mevrouw, maar ze is beusch dood, kijk maar, hier staat het Zij gaf don brief aan mevrouw Vnn der Maasen en dezo las het volgende „Zeer geliefde Zuster l O! mijn brief zoJ uw teergevoelig hart ongetwijfold met bittere smart vervullen. De onverbiddelijke dood heeft ons zoojuist degene ontrukt, dio, na ons het loven ge schonken te hebben, van do natuur ook den plioht ontving om ons op te voeden, zoowel naar het lichaam als naar do ziel. 01 biindo doodWie heeft u onzo moeder, zoozeer door ons bemind, als slachtoffer aangewezen Moesten do liefde on de eerbied, die wij voor haad gavoeldcn, Ihoar niet ;be- scnermon tegen uw onherstelbare slagen? Maar onze tranen hebben u niet kunnen vermurwen en onzo moeder is heengegaan, om in een beter leven do belooning voor haar deugden te erlangen. Gisteravond heeft rij het levon verlaten en haAr laatste woorden zijn geweest een smeekbede voor haar kinderen. Wees sterk in uw beproe ving. De ter-aardo-bestolling zal overmor gen plaats hebben en wij hopen, dat niets u zal beletten, met ons te komen wocncn. Ik blijf met groot© droefheid Uw liofhebbonden Brooder JANUS BEUNINGEN/' „Arme vrouw," docht mevrouw Van der Maasen; „het schijnt werkelijk waar te zijn, wat hier in zulk een dwazen stijl ver teld wordt. Ik dacht, dat onzo school- u*w~4or to -rrorfchnjirliu wn* om p.p.n iongen zulk een gezwollen brief voor to zeggen." De barones gaf het meisje verlof en reis geld om naar huis te gaan, ten einde haar moeder de laatste oer te bewijzen. Den volgenden dag stapte Marie in den trein, van hoofd tot voeten in het zwart gesloken. De reis had een goede uitwerking op haar. Sedert het ontvangen van den brief had zij onafgebroken geschreid, maar nu kreeg zij wat afleiding. Bovendien vleide hot haar, dat ieder notitie van haar nam in haar zwaren rouw en hot medelij den van haar reisgenooten kwam haar in den bijna vollen dorde-klasse-coupé best van pas. Tegen den middag kwam zij aan het station, waar zij moest uitstappen, en nu had zij nog een goed uur to loopen eer zij op do boerderij van haar vader kwam. Het huis was niet gesloten, de gordij nen waren niet gezakt, niets toonde aan, dat hier een doodo moest zijn, tot groot© verbazing van Marie; maar die verbazing bereikte haar toppunt, toen zij de huis deur opende en haar doodgewaande moe der midden in de kamer zag staan. Zij slaakte een gil, sloeg met de armen om zich heen on viel bewusteloos op don drempel neer. Toen zij weer bijkwam, lag zij to bed, haan vader fcn hoajr moeden stonde© bij haar, maar zij riep angstig: „Ga wog, moeder, gij maakt mij bang, gij zijt immers dood! Wat doet gij nog hier?" „Maar dat ziet ge toch wel beter, Mie tje," zei vrouw Beuningen, gij zijt toch niet gek? Waarom zou ik dood zijn?" Daar kwam Janus uit school en toen hij zijn zuster zag, sprong hij vroolijk op haar toe: „Dag zus Miel Heb ik u goen mooien brief geschreven met Nieuwjaar? Nu krijg ik toch wel wat in mijn spaarpot, niet?" „Nare jongen," zei Marie, „als ik niet zoo zwak was, dan kreegt gij we) wat an ders van mij." „Waarom?" vroeg de knaap verbaasd. „Ik had u toch beloofd u met Nieuwjaar een brief te zullen schrijven en dat heb ik gedaan. Is het nu nog niet goed?" „Weet gij wel wat gij geschreven hebt, aap 1" „Nu, of ik. Hier, ik zal het aanwij zen." En hij rommelde in zijn schooltasob, waaruit een erg beduimeld boekjo voor den dag kwam. „Kijk zelf maar eens. Dit is ceD brie venboek, dat manke Tienus mij geleend heeft, cd daar staan wat mooie brieven in. Een is er bij, die begint met „Zeer ge liefde Zuster" en dien heb ik genomen." „Wat staat er daD in dien brief vroeg vrouw Beuningen. „Dat gij dood waart cn dat ik op de be grafenis genoodigd werd." Vrouw Beuningen rilde, toon zij over haar eigen begrafenis hoorde spreken, maar toen zij den brief mot de rozen, de duivon en de harten openvouwde, kreeg zij er respect voor. „Ik weet niet, wat er in dien brief staat," zei ze, „want ik kan niet lezen, maar om zoo te zien is het toch een heel mooie brief." Maar tegen Janus zei ze: „Ondcrtuiteehen ia heb befcb mogelijk, jongen, dab gij voor gewone boe ren men schen ols wij zijn, wat al te geleerd wordt." 1906. Gelijk eou schaduw voortgevlogen, Ging 't oude jaar aan ons voorbij. En nauw lijk* is liet ticengetogen, Of 't nieuwo jaar begroeten wij. Wat zal het voor ons mot zich vooreat Wat draagt bot in zijn schoot ons meo Zal rt ons verblijden of ontroeren? Een jaar van vreugd zijn of van wee? Och! ijdol zijn al zulko vragen; Do sluier wordt niet opgelicht. Of 't vreugde baart, of zal doen klagen. Leest men niot op zijn aangezicht. Mot goede wenschen slechts begonnen, Met goedo hoop en goeden moed! Wat in ons kwaad is, eerst vorwonnon 1 Dnn reeds is hot begin ons goed. Niet angstig streven om to winnen, Wat daarbij tevens niet verheft I Iets hooge re dient men to beminnen, Wat staande houdt bij wat ons treft. Ton zegen zijn der samenleving Zij aller streven in dit jaar! Beproeve 't elk in zijn omgeving I Komt, werken wij zoo voor elkaar 1 NIEUWJAAR. Dag, in de neov len der toekomst gebu' Zeg onB, o zeg, wat go brengen zult. Zwaait ge den kelk dor genougt in het rond? Brengt go ons don beker dor smart aas den mond? Is het een bloemkrans, waarmee gij onn tooit? Zullen hot distclcn zijn, die go strooit? Wenschen en Doen. Met wenschen zijn wo, o zoo gul; Het blijft er niet bij één. En mooi? Het klinkt maar steeds: „Geluk, En leed en rampen geenl" 't Is alles goed gemeend, gewist Maar ach, mijn lieve menschen, Laat ons elkaar meer 't goed© doen, Wat minder 't goede wenschen l En doen we dit, niet sleohts één dag, Maar e 1 k o n dag na dozen Dan zal voorzeker heel dit jaar Voor ons gezegend wezen. Tocd Sebastiaan del Cano, eerste stuur man van Magolhaens, die gedurende ziju bekende reis om de wereld op do Phi- lippijncn vermoord werd, in Spanje aan kwam, ontdekte hij tot zijn grooto verbazing, dat het scheepsjournaal één dag achter was bij den datum in Spanjo. Hij bemerkte ook, dat do kerkelijke feesten op verkeerde data gevierd waren. Tegenwoordig lachen wij daarover en we ten dat de zeelieden een dag uitgewonnen zouden hebben, wanneer ze in plaats van naar het Westen, naar het Oosten waren gestevend. Of eigenlijk hadden ze dan geen dag uitgewonnen (heb aantal uren was na tuurlijk gelijk,) maar ze hadden do zon één keer meer gezien, dus waren zo een datum verder geweest. Nu hebben do Europoancn de data ver spreid naar beide zijden vah de narde. Do datums, die naar het Westen worden ge bracht, werden natuurlijk steeds later, naarmate men verder naar hot Wee ten kwam, ©D zoo waa het omgekeerd met datums, die naar het Oosten gingen. Waar de datums aan de andere zijde der wcr.-Id bij elkaar kwamen, ontstond do datum- grens. Als zoodanig neemt men tegenwoordig don meridiaan van 180 gr. aan. Passeert nu een schip dezen meridiaan in de richting O.W., dan slaat men een datum over. In hst om gekeerde geval rekent men een datum dub bel. Op deze lijn begint dus het nieuwe jaar onzer tijdrekening. Hot verschil tusschen het oude en het nieuwe jaar is dus hek grootst op do eilanden van den Stillen Oceaan, die in de nabijheid van deze grens liggen. Wanneer op de Oostkaap van N.-Zeeland reeds 1 Jan begint, clan Jb het te Manilla (PhiUppijncn) nog 31 December j 'b avonds 8.10. Ons Nieuwjaar wordt dus Ihot eerst begroet door do Nieuw-Zcolan- dere en de Australiërs. Bijgevolg heeft het I r.ieuwo jaar, als wij het „inschieten" op 31 I Dee- klokslag 12, reeds een ouderdom van bijna 12 uur; want op dit tijdstip was bet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1906 | | pagina 1