N«. TïOïïG
Maandag X Januari.
A0. 1906,
$eze iQoniant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Nieuwjaarswensch voor 1906.
Op Nieuwjaar.
Een Nieuwjaarsbrief.
Waar viert men 't eerst Nienwjaar
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANTi
V«t Lridt* pti week 9 Oentii pw S maanden Ll(X
Buiten Lelden, per loopei en vaar agenten gereitigd tfln l B 1.30.
Prance per poet i 1.65.
PRIJS DER ARYERTENTlfiRl
Van 1—6 regelt ƒ1.05. Iedere regeJ meer 0.17$. Grootert letten naar
plaatsruimte. - Kleine advertentiën ran 80 woorden 40 Oenteoontantj elk
tiental woorden meer 10 Oenta.- Voor het Inoaeaeeren wordt/0.06 berekend.
Twaalf uren sloegen de stadsklokken en
de stadhuistoren speelde. De klokketonen
stierven weg in de zwarte, mistige nacht
lucht van 31 December op 1 Januari
Hier mot feestgeruïscb uitgeleid, daar
met weemoedstranen herdacht, ginds in
gebeden geëindigd, ging de oude tijdkring
.voorbij.
Nu vangt de nieuwo aan, in do nachte
lijke "duisternis van den eersten morgen
teekont hij zich af als een groot vraagteo-
ken.
Daar staan wij in donkerte voor het
bureau van het „Loidsck Dagblad". Zul
len onze lezers de courant op den morgen
van den eersten dag des jaara met de goe
de wenschen van velen ontvangen, dan
moeten wij er vlug bij zijn.
Wat zullen wij op dien eersten dag tot
ónze trouwe lezers zeggen, met welke wen
schen hun tegemoet treden?
Wij zouden zoo gaarne den nachtelijken
tookomsteluier wegtillen en iets meedeelen
van vat 1906 voor onze stad en haar be
woners zal geven. Wat zal het wezen: ge
luk of voorspoed, ramp of leed?
Dar.r treedt een wondereohoQno gestalto
op ons toe, witte kleederen golven langs
haar slanke leden. Zij draagt schoono bloe
men, waarvan ze er ons lachend toereikt.
Waarom lacht gij zoo, en reikt ons bloe
men toe? Wie zijt gij, too verachtig wezen
„O," teide de gestalto, „ik ben het
nieuwe, jonge jaar, kind van een aloudon
stam, die de wereld het loven schonk en
aller menschen vader en moeder wao en lief
en leed, zogen en strijd gaf. Het lijkt mij
hier zoo goed, o, Iaat mij hier blijven, 365
dagen lang, om dan weer heen ïo gaan als
mijn voorgangers."
„Van wie komt go en wie zendt u en
wat wilt gij komen doen?"
„Ik kom," hernam l:et nieuwo jaar met
zoo to stem, „ik kom van God, de Almachti
ge is mijn Zender. Van Hem ont
ving ik, wat ik met milde hand wensch
uit te strooien over uw stad. Laat mij
hier dus blijven en zeg, wat uw burgerij
bqgeert."
Toen heb ik met een eerbiedskuivering
in uiijn stem de jonge schoonc gestalte, uit
naam van Leidens burgerij welkom gehee-
ten binnen onze wallen.
Ziehier wat iic gevraagd heb, dat het
nieuwe jaar ons zou schenken:
Zonneschijn en milden regen voor net
saad in den akker, opdat het ontkieme en
vele vruchten drage, die ods menschen kun
nen voeden.
Geef den werkman arbeid en brood en
den rijke een milddadig hart, opdat hij deó
arme in nooddruft bijsta en de smarten
lenige.
Laat vrede wonen in do woningen der
rjjken en in dc kluizen der armen. Schenk
de burgerij een goed bestaan, laat onze
winkel- en koopmansstand geen reden tot
klagen hebben.
Geef ons stadsbestuur wijsheid en beleid,
zoodat onze gemeente op voortreffelijke
wijze beheerd of geregeerd worde en Hei
dens burgerij niet behoeft to klagen over
hooge lasten en drukkende wetten. Weer
alle partijschap en twist uit onze veste,
laat vrede en oensgezindheid er wonen.
In écn woord, laat het jaar 1906 vr r ons al
len, klein en groot, een goed en een- geluk
kig jaar zijn, door uit te strooien alles, wat
ge van God ontvangen hebt.
De gestalto zag mo aan; er speelde een
ernstige trek om haar mond, toen ze zeido:
„Dat alles en nog meer kan ik u geven
èn zal ik u geven, maar onder één voor
behoud: Post gij goed op, blijft oude en
oprechte Leidenaars, weesb werkzaam, vol
brengt uw plicht van eiken dag, leeft een.
voudig en ingetogen, laat u niet aan
schijn vergapen, weert haat en partijschap
uit uw midden en weest verdraagzaam bij
.verschil van meening cn opvatting.
Beginnen do Leidenaars het jaar ver
keerd, dan kon het wel eens anders uit
komen
Gaat werkzaam, kloek en welgemoed
den nieuwen tijdkring in en vertrouwt op
dienen Eenen, die bij het komen en gaan
dei' tijden steeds dezelfde blijft."
Ik gaf het Nieuwe Jaar de hand, spoedde
nnj ons Bureel binnen en meende nie boter
to kunnen doen dan als Nieuwjaarswensch
voor 1906 onze kennismaking en ons ge
sprek onzen lezers mede te deelen.
Wij drukten nu elkander de hand met
den heilgroet: A lies goeds in dit
j a a r 1"
Doch zooals in den overgang van heb
oude tot het nieuwe een lichtende gestalte
schrijver dezes tegenkwam, zoo treedt hier
hij, de oude Prediker, ons togen met de ern
stig© vraag: Wie weet ,wat goed is voor
den mensch in dit leven?
Wij achten iets goed, omdat wij het
wenschen, maar hoe vaak bedriegen
wij ons. WU verlangen zoo licht als zeer
begeerlijk, wat later een bron van leed zou
worden, of schuwen als een kwaad, wat in
heb vervolg een heerlijk heil iron doen ont
staan.
Daarom lezere, laten wij niet te veel
wenschen, niet to veel begeeren, maar rus
tig werken en stil vertrouwen. Laten wij
zoo mogelijk nauwgezetter dan te voreu
in onze roeping en plioht zijn en rijker in
liefde en ruimer van hart; dan zullen wij
zeker een goed en een gezegend jaar heb
ben.
Nieuwjaar is een feest, ook nu nog, bij
ons; een feest, dat weekdag tob Zondag
stempelt, een keerpunt naar verwachting,
naar hope, telkens wanneer het nieuwe jaar
zijn intreo doet. Wel vieren wij het niet
zoo grootseh als de Franschen, maar tCch.
ook los van de vormelijkheden, die wij
moer en meer verwaarloozcn, ie er op dien
eersten dag blijheid in de harten.
En na de intieme gezelligheid' van den
Oudejaarsavond, volgt voor do meesten, in
weerwil van de fooien-bezoeken en het
vooruitzicht dor rekeningen, nog een oogen
blik van prettiger blikken in de toekomst,
van hcoger levensmoed op dien lston Ja
nuari, sinds eeuwen gevierd in wisseling
van wenscnen en ook van geschenken.
Want reeds de oude volkeren, de Israë
lieten, do Perzen en do Grieken, huldig
den gebruiken, ©enigszins verwant aan de
onzo. Ook hetgeen zij elkaar bij den aan
vang van het jaar deden toekomen, beoog
de meer van de goed - bedoelingen des ge
vers dan van diens rijkdom te getuigen. Bij
voorkeur schonken zij elkaar producten,
zeldzaam m^t het oog op het jaargetijde
en daarom te kostelijker, zooals bloemen,
dadels, gedroogde vijgen, vazen met honig.
De reden waarom men geschenken koos, aan
keuken en kelder ontleend, was ongetwij
feld gelegen in liet reeds bij do volkeren der
oudheid in zwang zijnde heilig gastrecht,
volgens hetwelk men zijn gasten, hetzij bij het
verwelkomen, hetzij «dj het afscheid, aller
lei snoeperijen, confituren, pastoien en
dergelijke, ter hand stelde. Ook de Romei
nen gaven elkaar aanvankelijk als Nieuw
jaarsgeschenken enkel natuurvc 'ortbrengse-
len, dadols bijvoorbeeld', die men niet zel
den, zooals bij ons de noten, vergulde; ver
der eveneens vergulde gedroogde vijgen,
in vierhoekige of kegelvormige gedaante
geperst, kastanjes en honig; men wilde er
de hoop mee uitspreken, dat het jaar aan-
gonaam en vergen oog J zou worden doorge
bracht. Bij deze giften voegde men gewoon
lijk nog munten, lepels, enz., nuttige,
practischo geschenken. Do muntenkenners
is zelfs geconstateerd, dat de mooiste pen
ningen, die uit de oudheid tot ons zijn ge
komen, oorspronkelijk geschenken waren,
die men op Nieuwjaarsdag verzond of on
der het volk wierp; want de in den keizer
tijd gebruikelijke munten waren totaal
vormlooze koperstukken, zeker allerminst
zich loenend tot geschenken voor do elegan
te, prachtlievendo Romeinen. Heb zou ech
ter niet bij dezen eenvoud in gaven blijven
met de toenemende weeldo stegen ook de
waarde en de grootte der Nieuwjaars-ca-
d'eaux. Men ging de lekkernijen verzenden
in kostbare gouden of zilveren vazen en
voegde er mooie kleedingstukken, sieraden
en andere dure voorwerpen bij.
Zelfs do keizers ontvingen Nieuwjaarsge
schenken. Aanvankelijk gaf het volk ze
keizer Augustus uit liefde en vercering, en
deze zag de volksgiften natuurlijk gaarne.
Was hij te Rome afwezig, dan werden zij
in den voorhof van zijn paleis neergelegd,
en altijd verschafte het hem een bijzondor
groot genoegen bij zijn terugkomst de tee
kenen der gehechtheid van zijn volk te bel
len. Do ontvangen gelden besteedde hij tot
artistieke doeleinden; hij liet er namelijk
aan. de hoeken der straten standbeelden
voor oprichten. Wat echvr de Romeinen
Augustus van ganschcv harte gaven, werd
onder zijn opvolgers een drukkende last.
Keizer Tiberius, die „bonk klei met bloed
gomengd", zooals zijn eerste leeraar hem
noemt, verwijderde zich in de eerste dagen
des jaars uit Rome om van het geven en
ontvangen dezer goeohonken bevrijd te rijn,
en bestemde ten Plotte den eersten dag van
do maand Januari tot heb in-onvangst-
nemen der Nieuwjaaro-geschenken. De ra
zende Nero, wie© het geld reeds te min
was, zag gaarne, dat zijn Romoinen nem
op Nieuwjaarsdag met paarlen verrasten.
De cadeaus, die vrienden en bloedver
wanten elkaar onderling gaven, bleven
echter niet altijd' vAn denzelfden aard,
maar wijzigden zich na verloop van tijd,
totdat men ten slotte, in plaats van geld
en de geijkte snoeperijen, elkaar verblijdde
met kunstvoortbrengselen, meestal schilder
stukken, die de van oudsher gebruikelijke
nationale Nieuwjaarsgeschenken tot onder
werp hadden. Deze in kleuren uitgevoerde
stillevens waren in de oudheid zeer gczcoht.
Nauwelijks ha*i de kunst zich gemengd
in het vraagstuk der Nieuvrjaarsgeschen
ken, of bij de zoo kunstzinnige Romeinen
moe3t. zij er wel geheel voor in de plaats
treden. Men vond het bovendien gemakke
lijker afbeeldingen te verzenden dan de
voorwerpen zeiven. Maar niet alleen do
schilderkunst, ook beeldhouw- en snijkunst
voeren w{J bij de nieuwe mode. Men maak
te in voorraad figuren, poppetjes van klei,
die tot Nieuwjaars-cadeaux bonden dienen
en op do markten werden verkocht Som
mige kunstenaars te Rome, vooral de mo
deleure in was, hadden het in dezen tak
van kunst tot een bewonderenswaardige
hoogte gebracht.
Men zou geneigd zijn in de Romeinsche
Nieuwjaars-geschepken ook dén oorsprong
to zoeken van de vrijers en vrijsters van
St-Nicolaas-koek, taai-taai en mareepain,
dio bij ons nog in gebruik jn en, zooal
niet met Nieuwjaar, dan toch op een over
eenkomstig feest aan do jeugd worden ge
schonken. Ook de Romeinsche bakkers
bootsten van honingkoek allerlei statuetten
na en het is met onwaarschijnlijk, dat do
Romeinsche jongens evenveel plezier had
den in hun centurionen van taai-taai, als
do huidige Nedorlandsche jongens in hun
groote-ruitere-te-paard van spikkolaaa.
Maar zelfs deze zeer vereenvoudigde
Nieuwjaars-geschonken, die in hot grooto
Rome door do algemeenheid van hot ge
bruik ieder persoonlijk nog dnur genoeg
.1-44. ..1,
al weer wijken voor een nog gemakkelijker
cn goedkooper manier van vriendschaps
betuiging. De een of andere slimme gast
vond het middel om do allergrootste ver
scheidenheid in do Nieuwjaars-geschenken
aan le brengen, door ze in plaats van in
daden, anders gezegdbaar geld, uit to
betalen in woorden. Men schreef op een
strookjo perkament of een klein wastablet-
je eerst den naam van de zaak, die mon
wenschte te geven. Dan plaatste men, in
den vorm van een klein puntdicht, er twee
regels onder, waarin, zoo goed en zoo
kwaad als het onder die beperking ging,
een en ander werd gezegd aangaande den
aard of het gebruik van het bedoelde,
bijv.
WIJN EN ZALF.
Laat geld uw erven na; maar zalf en wijnen
Raad ik u, geef hun niet. Schenk die u zelf 1
Wio er do moeito van het dichten niet
voor over had, kon dergelijke rijmpjes bij
het gros koopen in de boekwinkels. Het
wasuitzoeken maar 1 zooals nu nog met
de St.-Nicolaae-rijmpje8 bij ons. De dicht
kunst liep ook in Rome om brood, dus wa
ren er genoeg poëten van alle rangen te
vinden om de handelaars van Nieuwjaars-
rijmen te voorzien.
Waar blijft bij ons, in de wilde jacht van
het dagelijksch leven, de vroolijke, onbe
vangen geast, die in de oudheid er steeds
op uit scheen de vormen van de samenle
ving te veredelen en te verfraaien De ©eni
ge restes zijn de kleine stukjes Bristol, met
onze namen, mooi en statig in Engelscho
schrijfletter er op gelithografeerd, die we
op den eereten dag des jaare met meer o!
minder kwistige hand verspreiden I Wel
treurigo afspiegeling van het wantrouwen
de, geestelooze, aansprekere-achöge van
ons verkeer.
„Nu, gij hebt zeker niet te klagen, me-
do Ciz nw) '8f6ii»mqsuoip qoq epiez
Nieuwjaarsmorgen de post binnen bracht
Zes weken geleden had mevrouw Van der
Maasen de dochter van een harer pacht
boeren meegenomen naar de stad om er een
behoorlijk dienstmeisje van to maken <n
Marie was nog niet erg op de hoogte van
de burgerlijke beleefdheid.
„Ik heb u toch al meer gezegd, kind",
vermaande mevrouw, „dat go or geen op
merkingen bij moet maken, als ge mij wat
brengt. Kijk", ging zij voort, toen zij de
brieven doorbladerde, „daar is or ééD voor
u bij. Lees hom hier maar even en vertol
mij dan spoedig hoe uw oudere het maken."
Het was een prachtstuk van een brief. To
midden van hardroode rozen, erg-groene
bladeren en witte duiven, die aan twee
bloedroode harten pikten, stond het adres:
Aan do jongejuffrouw Marie Beuningen,
dienstbode by mevrouw de barones Vau
der Maasen, Rijnkade No. 48, Arnhem.
Vol verrukking staarde Marie op dit
couvert, dat een groot vel papier bevatte,
even mooi geïllustreerd, maar nauw bod
zij do brief gelezen, die daarop was geschre
ven, of zij begon luid to snikken en riep:
„01 mevrouw, wat 'n ongeluk 1"
„Wat dan?"
„Moedor is doodT'
„Ann kind! Hoe is 't mogelijk! Was ze
dan ziek?''
„Ik weet het niet, mevrouw, maar ze is
beusch dood, kijk maar, hier staat het
Zij gaf don brief aan mevrouw Vnn der
Maasen en dezo las het volgende
„Zeer geliefde Zuster l
O! mijn brief zoJ uw teergevoelig hart
ongetwijfold met bittere smart vervullen.
De onverbiddelijke dood heeft ons zoojuist
degene ontrukt, dio, na ons het loven ge
schonken te hebben, van do natuur ook
den plioht ontving om ons op te voeden,
zoowel naar het lichaam als naar do ziel.
01 biindo doodWie heeft u onzo moeder,
zoozeer door ons bemind, als slachtoffer
aangewezen
Moesten do liefde on de eerbied, die
wij voor haad gavoeldcn, Ihoar niet ;be-
scnermon tegen uw onherstelbare slagen?
Maar onze tranen hebben u niet kunnen
vermurwen en onzo moeder is heengegaan,
om in een beter leven do belooning voor
haar deugden te erlangen. Gisteravond
heeft rij het levon verlaten en haAr laatste
woorden zijn geweest een smeekbede voor
haar kinderen. Wees sterk in uw beproe
ving. De ter-aardo-bestolling zal overmor
gen plaats hebben en wij hopen, dat niets
u zal beletten, met ons te komen wocncn.
Ik blijf met groot© droefheid
Uw liofhebbonden Brooder
JANUS BEUNINGEN/'
„Arme vrouw," docht mevrouw Van der
Maasen; „het schijnt werkelijk waar te
zijn, wat hier in zulk een dwazen stijl ver
teld wordt. Ik dacht, dat onzo school-
u*w~4or to -rrorfchnjirliu wn* om p.p.n iongen
zulk een gezwollen brief voor to zeggen."
De barones gaf het meisje verlof en reis
geld om naar huis te gaan, ten einde haar
moeder de laatste oer te bewijzen. Den
volgenden dag stapte Marie in den trein,
van hoofd tot voeten in het zwart gesloken.
De reis had een goede uitwerking op
haar. Sedert het ontvangen van den brief
had zij onafgebroken geschreid, maar
nu kreeg zij wat afleiding. Bovendien
vleide hot haar, dat ieder notitie van haar
nam in haar zwaren rouw en hot medelij
den van haar reisgenooten kwam haar in
den bijna vollen dorde-klasse-coupé best
van pas.
Tegen den middag kwam zij aan het
station, waar zij moest uitstappen, en nu
had zij nog een goed uur to loopen eer zij
op do boerderij van haar vader kwam.
Het huis was niet gesloten, de gordij
nen waren niet gezakt, niets toonde aan,
dat hier een doodo moest zijn, tot groot©
verbazing van Marie; maar die verbazing
bereikte haar toppunt, toen zij de huis
deur opende en haar doodgewaande moe
der midden in de kamer zag staan.
Zij slaakte een gil, sloeg met de armen
om zich heen on viel bewusteloos op don
drempel neer.
Toen zij weer bijkwam, lag zij to bed,
haan vader fcn hoajr moeden stonde© bij
haar, maar zij riep angstig:
„Ga wog, moeder, gij maakt mij bang,
gij zijt immers dood! Wat doet gij nog
hier?"
„Maar dat ziet ge toch wel beter, Mie
tje," zei vrouw Beuningen, gij zijt toch
niet gek? Waarom zou ik dood zijn?"
Daar kwam Janus uit school en toen hij
zijn zuster zag, sprong hij vroolijk op haar
toe:
„Dag zus Miel Heb ik u goen mooien
brief geschreven met Nieuwjaar? Nu krijg
ik toch wel wat in mijn spaarpot, niet?"
„Nare jongen," zei Marie, „als ik niet
zoo zwak was, dan kreegt gij we) wat an
ders van mij."
„Waarom?" vroeg de knaap verbaasd.
„Ik had u toch beloofd u met Nieuwjaar
een brief te zullen schrijven en dat heb
ik gedaan. Is het nu nog niet goed?"
„Weet gij wel wat gij geschreven hebt,
aap 1"
„Nu, of ik. Hier, ik zal het aanwij
zen."
En hij rommelde in zijn schooltasob,
waaruit een erg beduimeld boekjo voor
den dag kwam.
„Kijk zelf maar eens. Dit is ceD brie
venboek, dat manke Tienus mij geleend
heeft, cd daar staan wat mooie brieven
in. Een is er bij, die begint met „Zeer ge
liefde Zuster" en dien heb ik genomen."
„Wat staat er daD in dien brief vroeg
vrouw Beuningen.
„Dat gij dood waart cn dat ik op de be
grafenis genoodigd werd."
Vrouw Beuningen rilde, toon zij over
haar eigen begrafenis hoorde spreken,
maar toen zij den brief mot de rozen, de
duivon en de harten openvouwde, kreeg
zij er respect voor.
„Ik weet niet, wat er in dien brief
staat," zei ze, „want ik kan niet lezen,
maar om zoo te zien is het toch een heel
mooie brief."
Maar tegen Janus zei ze:
„Ondcrtuiteehen ia heb befcb mogelijk,
jongen, dab gij voor gewone boe ren men
schen ols wij zijn, wat al te geleerd wordt."
1906.
Gelijk eou schaduw voortgevlogen,
Ging 't oude jaar aan ons voorbij.
En nauw lijk* is liet ticengetogen,
Of 't nieuwo jaar begroeten wij.
Wat zal het voor ons mot zich vooreat
Wat draagt bot in zijn schoot ons meo
Zal rt ons verblijden of ontroeren?
Een jaar van vreugd zijn of van wee?
Och! ijdol zijn al zulko vragen;
Do sluier wordt niet opgelicht.
Of 't vreugde baart, of zal doen klagen.
Leest men niot op zijn aangezicht.
Mot goede wenschen slechts begonnen,
Met goedo hoop en goeden moed!
Wat in ons kwaad is, eerst vorwonnon 1
Dnn reeds is hot begin ons goed.
Niet angstig streven om to winnen,
Wat daarbij tevens niet verheft I
Iets hooge re dient men to beminnen,
Wat staande houdt bij wat ons treft.
Ton zegen zijn der samenleving
Zij aller streven in dit jaar!
Beproeve 't elk in zijn omgeving I
Komt, werken wij zoo voor elkaar 1
NIEUWJAAR.
Dag, in de neov len der toekomst gebu'
Zeg onB, o zeg, wat go brengen zult.
Zwaait ge den kelk dor genougt in het
rond?
Brengt go ons don beker dor smart aas
den mond?
Is het een bloemkrans, waarmee gij onn
tooit?
Zullen hot distclcn zijn, die go strooit?
Wenschen en Doen.
Met wenschen zijn wo, o zoo gul;
Het blijft er niet bij één.
En mooi? Het klinkt maar steeds:
„Geluk,
En leed en rampen geenl"
't Is alles goed gemeend, gewist
Maar ach, mijn lieve menschen,
Laat ons elkaar meer 't goed© doen,
Wat minder 't goede wenschen l
En doen we dit, niet sleohts één dag,
Maar e 1 k o n dag na dozen
Dan zal voorzeker heel dit jaar
Voor ons gezegend wezen.
Tocd Sebastiaan del Cano, eerste stuur
man van Magolhaens, die gedurende ziju
bekende reis om de wereld op do Phi-
lippijncn vermoord werd, in Spanje aan
kwam, ontdekte hij tot zijn grooto verbazing,
dat het scheepsjournaal één dag achter was
bij den datum in Spanjo. Hij bemerkte ook,
dat do kerkelijke feesten op verkeerde data
gevierd waren.
Tegenwoordig lachen wij daarover en we
ten dat de zeelieden een dag uitgewonnen
zouden hebben, wanneer ze in plaats van
naar het Westen, naar het Oosten waren
gestevend. Of eigenlijk hadden ze dan geen
dag uitgewonnen (heb aantal uren was na
tuurlijk gelijk,) maar ze hadden do zon één
keer meer gezien, dus waren zo een datum
verder geweest.
Nu hebben do Europoancn de data ver
spreid naar beide zijden vah de narde. Do
datums, die naar het Westen worden ge
bracht, werden natuurlijk steeds later,
naarmate men verder naar hot Wee ten
kwam, ©D zoo waa het omgekeerd met
datums, die naar het Oosten gingen. Waar
de datums aan de andere zijde der wcr.-Id
bij elkaar kwamen, ontstond do datum-
grens.
Als zoodanig neemt men tegenwoordig don
meridiaan van 180 gr. aan. Passeert nu een
schip dezen meridiaan in de richting O.W.,
dan slaat men een datum over. In hst om
gekeerde geval rekent men een datum dub
bel.
Op deze lijn begint dus het nieuwe jaar
onzer tijdrekening. Hot verschil tusschen
het oude en het nieuwe jaar is dus hek
grootst op do eilanden van den Stillen
Oceaan, die in de nabijheid van deze grens
liggen. Wanneer op de Oostkaap van
N.-Zeeland reeds 1 Jan begint, clan Jb het
te Manilla (PhiUppijncn) nog 31 December
j 'b avonds 8.10. Ons Nieuwjaar wordt dus
Ihot eerst begroet door do Nieuw-Zcolan-
dere en de Australiërs. Bijgevolg heeft het
I r.ieuwo jaar, als wij het „inschieten" op 31
I Dee- klokslag 12, reeds een ouderdom van
bijna 12 uur; want op dit tijdstip was bet