JTo. KÏT6Ï. LËIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 23 DECEMBER. VIERDE BLAD. Onze Premie WEDSTRIJD. FEUILLETON. Kerstavond in een pastorie. Offieieele Kennisgeving. T egensirijdig Sticht9r van het Christendom, niet was gekomen om een uitwend igen vrede tot stond te brengen. En dat zou immers ook niet andera kun nen zijn? Niet alleen, dat licht en duister- nis strijdende elementen zijn, maar het liohfc zelf verblindt menigmaal. Er zijn volken, dio eeuwen lang van de overige wereld afgezonderd leefden. In ons oog is hun geloof het diepste bijgeloof en hot afschuweijkst fanatisme; het predikt onzedelijkheid en menschenmoord. Maar die volken zijn toch in hun geloof opge groeid; al hun instellingen, al hun doen en laten zijn or op gebouwd. Hoe zou het nu mogelijk wezen, dat zij de prediking van nieuwe dingen, door vreemde wezens ver kondigd1, anders dan met wantrouwen be groetten? Is het niet zeer verklaarbaar, dat zij, bij wio roof en moord gewone din gen zijn, de apostelen der nieuwe leer tot hun slachtoffers maken? Zijn de heiden- volken niet dikwijls met geweld gebracht tob den vorm des geloofs van die chris- tenon, van wie zij niets zagen dan ~ot tegenovergestelde van wat zij leerden? Is nog in onze dagen de bescherming der christen-leeraars voor do regecringen niet vaak een voorwendsel geweest om zich macht en aanzien in den vreemde te ver schaffen en togen mededingende nation op te treden in den grooton wedstrijd der volken? En nu die natiën, die er zoo trotsch op zijn, christen-natiën to heeten. Is hun on derlinge verhouding altijd een bcold des vredes? Van den vredo, soms ,a; maar dan tot do tanden gewapend, olk oogenblik ge reed om naar het zwaard te grijpon, vol van achterdocht en afgunst. Het is vorro van verwijderd, dat die geest van hot christendom of, wat hetzelf de is, van de ware menschelijkheid, do volken doordringt ön tot richtsnoer van hun handelingen strekt. Doch, laat ons deze vraag stellen: ,,Zou hot wel anders kunnen zijn? De groote stichter van het christendom leerde veel in zijn eenvoudige, reine verhalen. Hij leerde in één duarvan ook, op wolkc wijze zijn geest, <io geest des vredes, do wereld doortrekt: langzaam, van het eene punt tot het an dere, in de verborgen diepten van het mensohelijk hart, zeker niet bij goheelo groepen of volken te gelijk, zcoals do be keering door het zwaard ganscho drom men voor den vorin aan de voeten van den levensboom bracht. En daarom, indien ooit do uitwendige wereld bet beeld des vredes zal vertoonen, dan zal het toch eerst wezen wanneer de meerderheid der monschen zclven van den geest van het Christendom zal doordron gen zijnzóó doordrongen, dat hot in don strijd tusschen den natuurlijken mensch en hot kind des vredes, de laatste is, dio de overwinning behaalt. En daarom, ai is de toestand der wereld niet rooskleurig, al weerklonken ook we der in hot welhaast scheidende jnar do wapenkreten der volken, wij wanhopen niet aan do langzame zegepraal van het woom' des vredes, dat ook nu weer goprc- di.cb wordt op het heerlijkste der christen feesten. Hot ,,vrede op aardo" is niet tot ons gekomen, opdat wij zouden droomen van een duizendjarig rijk cn ons verdicpon in ijdele bespiegelingen. Zal het woord dos vredes voor ons eenigc bctcckcnis hebben, daD is het dringend noodzakelijk, ons tot onszelven te bepalen on over onszolven te .waken. Do geheolo wereld om ons heen cn de wereld in ons binnenst©, zijn één strijd: Anno 1905. een strijd van hartstochten cn hrokci^ van tegenstellingen en legcnst. ...oxi. Beginselen, wijze van beschouwing, geaard heid, levensopvatting, ze zijn overal on derscheiden. Het is een onweerlegbare waarheid, dat, al wilden we met de geheo lo wereld in harmonie leven, we het niet zouden k u u u n. Maar, juist op dat willen komt het aan eo niet zoozeer op hot kunnen. Het streven naar waarheid en vrede zijn groo- tcr en beter dan do waarheid en de vredo zeiven. Als we vrede willen, dan willen wij het vriendelijke woord sproken, dat de bedreigdo harmonie doet bewaren; dan wil Ion we ons onbhcuVien, waar ons woord misplaatst, onze tussclienkomst go* vaarlijk zou zijndan willen wo het eerst de hand uitstoken, al weten we ook# dat ze niet zal worden aangenomen' Van dab willen doordringo ons dan hot licht van den heerlijken Kerstnaohb opnieuw in do feesture, die vóór ons ligt. Hot doordringo ons van dc.i geest des vrodes; hot Iccro ons do waarde on do macht te beseffen van hot zachto gemoed' en het lieflijke woord. Het schenke ons do zalige rust des gemoeds t© midden van hek geluid der krijgsbozuinen om ons heen. Hot lcore ons te strijden tegen de vijan den van binnen, om aan onszolven, maar dan ook a 11 o o n aan onszelven, do spreuk van den Wijze to zien bewaarheid, dat wio vrode wil. make oorlog 1 NEMO. Vogel'» voordracht in het Nut, Koning Scend, drama van Hendrik van der Wal. Nog ben ik on dor den indruk van dezen geweldigen voordrager. Alios wat ik hoor de in opwindende opeenvolging dringt zich nu in de herinnering samen, ik hoor in mij na-vorbcclding een chaos van uitroepen en stommen en woordendka dringt zioh de vreesdij k o uitroep ,,To paard, te paard P' op den voorgrond, dan weor bob lied van don Skaldo met zijn refrein „Ont waakt, ontwaakt 1", dan weer meen ik nog te boo ren do toedero stem van Liudgard, do liefdevolle gemalin van Svend, dim weer sidder ik bij de gedachte aan het laatste tooneel, hot allerlaatste, den dood van Svend. Het was com oogenblik of er eon stroom van bloed in zijn keel opgolfde, eq hem deed Btikken onder het uitstamelen van zijn laatste woordon. Hoe toodcr was Liudgiards afscheid, hoe indrukwekkend de aanvang van het derde bedrijf, hoe gemeen was do sluwe knoed, welk een geweldige oploop zat er in het tweede bedrijf. Dat was een geniale stormloop naar het con flict, zóó hevig, zóó cmotionncord, al3 was het een Napoleontische krijgsaanval op non vesting. Hier zegevierde de kunst over hot koelo verstand. Ademloos zaten zij daar, die Lcidenaars, en luisterden, luisterden... Was het een droom? O, ik kitn hot niet uitdrukken wat daar gisteravond in do Nutszaal gebourd is. Ik wilde, rist allo stadgenooten daar samen warn geweest, cn met ons hadden geluisterd nxi. Vogel, naar Albert Vogel, want zijn kunst is weer galoos. En wat zou ik schrijven over Hendrik van der Wal? Ala ik zeido, dat er nog nooit zoo'n schitterend dramatisch work in onzo taal werd geschreven, dan zouden ze lachen zijn stadgenooten. Waartoe zou ik den in houd van zijn werk hior mcdedoelcnhet is sloohts een uiterlijke, een naar-weten schappelijke kant. Maar wij, die gister avond daar in grooton getale samen zaten in het kleino Nutszaaltje, wij hebben luide geapplaudisseerd, maar als do schrijver zelf er geweest ware, dan hadden wij geklapt, zoolang, tot hij voor was gekomen, cn wij zonden hebben kunnen uiten, wat wij nu, ieder voor zich, stil mee naar huis hebben genomen: onzen dank voor hem cn voo* Vogel, dat zij ons een avond door de hoog ste kunst hebben gelukkig gemaakt. MET Hieronder laten wij nog eens volgen het lijstje van allo prijzen, aangekocht voor onzen wedstrijd. HOOFDPRIJS: Etui met zilveren soeplepel, een paar groentenlepels cn een paar sauslepels. 2 Kristallen theestel met zilver geuion- leerd. 3. Een koperen theeketel met koperen jenderstol. 4. Fauteuil. 6. Etui met 12 zilveren theelepeltjes. 0. Etui mot 4 kristallen zoutvaatjes. ,7. Etui mot 12 zilveren lepeltjes. 8. Kristallen schaal met zilveren beugel. Japan8cho theetafel. 10. Aquarel in lijst, ïl. Japansch scherm. 12. Eiken kapstok. 13. Picddestalle. 14. Etui met 6 zilveren vingerdoek- bandjes. 16. Japansche theetafel. 10. Etui met twee kristallen zoutvaatjes jnefc zilver gemonteerd. 17. Etui met een paar zilveren vleesch- yorkjes. 18. Eiken tafeltje. 19. Vlaamscbo pot met plant. 20. Barometer. 21. Vaas met bloemen. 22. Eiken tafeltje. 23. Hookstoeltjo. 54. Twaalf Kopjes. 25. Zilveren horloge-brochette. 26. Japansch vuurscherm. 27. Japansch© fichcsdooa. 28. Tegel in lijst. 29. Tegel in lijst. 30. Kristallen vaasje op zilveren voet. 31. Een paar zilvoren manchetknoopen. 32. Zilveren potlood. 33. Zilveren potlood. 34. Zilveren servetring. 35. Zilveren armband. 36. Zilveren lucifersdoosje. 37. Gouden dasspeld. 38. Gouden dasspeld. 59. Een paar zilveren manchetknoopen. 40. Eiken boeker ij. Een broche. '42. Een hoedespeld. 43. Een hoedespeld. 44. Zijden kleedje. 45. Zijden kleedje. 46. Een ooilier. 47. Een ooilier. 48. Glas met zilveren voet 49. Brochette. 60. Japansch koperen potje. 61. Japansch koperen potje. 62. Tea-cosi. 53. Papiermandje. 64. Idem. 65. Een vuurscherm 56. Een bloempot. 67. Een bloempot. 68. Eon rookstel. 69. Een bloemen vaas. 60. Nécessaire. 61. Posfczogelsdoos. 62 Legkaart. 63, 0-1, 65, 66 en 67. Portretlijsbjcs. 68- Ko peren emmertje. 69. Aschbak. 70. {Naar hei Deensch.) Slot) Zoo'n windbuil," was het boozo ant woord ,,je komt niet meer over mijn drem pel, kwajongenDo hevig verschrikte Li- zo werd bijgestaan door Frits, die voor de eorsto maal in zijn leven den vader durfde weerstaan. „Vader," riep hij, „Lize houdt van Otto." Een bliksemstraal schoot uit do oogon, dio Frits aanzagen en op den zoon de uit werking hadden van vroeger; hij liet het hoofd zakken en een donkore blos kleurde rijn gelast. De dominee ging naar ziji'tt'j- deervertrek en sloeg de deur toe; werkten nu zijn kinderen hom ook al togen? VrJcgen zelfs zij geen raad aan den vader? Li ze was bitter oenioefd; zü verzette zich niet, maar schreide. En zoo begon het nieuwo leve» op do i n-ici.'e. dat het drietal geheel van elfeaar dee l vervreemden. Do zomer verliep; de student was «vei naar do stad, bij zijn afscheid had J vader hem streng cn onheilspellend «togozioJ Fr'ts hal neb immers togen ho:n onrvtn verzetten, hij had gepleit voor Otto Blom, de partij gekozen van hot lieve Liesjo? Va dors belangen waren niet overdacht. Dc leeraar zat eenige maanden later io zijn studeerkamer; diepe rimpels in hot hooge, vroeger zoo effen voorhoofd. Zijn haar was vergrijsd na den dood zijner vrouw Kringen, als donkere schaduwen, deden de Cere oogeq van eertijds hol liggen, bet ge- I Kaarslamp. 71. Stereoscoop met 6 pLa- tan. 72 en 73. Lucifers étui. 74 en 76. Een boekwerk. Kamer: van arbeid voor de bouwbedrijven, de textiel nijverheid en de voeding:- en genotmiddelen. Burgemeester en "Wethouders van Leiden; ©zien do Wet op t Kamers van Arbeid en het Kon. beeluit van 6 Januari 1898 (Staa-teblad No. 20) tot vaststelling van een kiesreglement voor die Kamers; Herinneren do hooiaen of bestuurders van do navolgende bedrijven: A vertegenwoordigd in de Kam or van Arbeid voor do B o uw bedrijven. lo. het beworken van hout, steen of mo talen; het leggen van cloctrischo geleidin gen of van gae- of waterleidingen; het schilders-, stoffeerders-, behangers-, bei ers-, stukadoors-, m-ndenmaiers-, aard- werkers- en straatmakersbedrijfhet ont werpen van en het houden van toezicht bij het uitvoeren van bouwplannon; 2o. de boek-, couranten-, sK©n- en plaat drukkerijen on de lettergieterijen; do boek binderijen; Cs cartonnago- en jc'a photogra- phie-inrichtingen, B vertegenwoordigd in de Kamer van Arbeid voor de Textielnijvorüeic: de spinnerijen, weverijon, ververijen, blce- kerijen en drukkerijen van wol, katoen of linnen de katoenvlechterijen de nettonmakerijen, de brei er ij en de watten-, kapoS- of voeren- bereiderijen, de zadelmakerijen, de vellen- blooterijen, de leerlooierijen en de zeemle der fabrieken het vervaardigen van kleederen, hoeden en sohoenendo wasch- en strijkinrichtingen en do kleeöerververijeD C vertegenwoordigd in de Kamer van Arbeid voor de Voeding6- en Genot middelen: lo. de brood-, koek-, beschuit-, suiker, en banketbakkerijen óo c&coa- en de chocolade-, do meel- en de zuivel fabriekex de tabak- en sigarenfabrieken; de bierbrouwerijen de jenever- en do li keurstokerijen, benovens de mineraalwaterfabrieken de slagerijen; de zeepfabrieken; 2o. do fabrieken van verduurzaamde le vensmiddelen aaa hun verplichting om vóór 15 Januari o. k. een lijst of zoo noodig lijsten op to mak ken van de namen en de voornamen der mannelijke en vrouwelijke personen, die in hun bedrijf binnen het gebied der boven genoemde Kamer van Arbeid (welk gebied zich alleen uitstrekt over de gemeente Lei don) als patroons of in hun dienst als werklieden, werkzaam rijn ge we eet ge durende h~t laatst v.rloopon kalenderjaar, voor zooveel de onder A 2o., B en O lo. genoemde bedrijven betreft, of genu rende het laatste tijdvak van 7 maanden, waarin gewerkt is in do bedrijven, genoemd onder A lo. on C 2o. on om die 1 ij s t of lijsten vóór 15 Januari e.k. aan hun Collego i n te zonden. Onder patroons verstaat do wet de hoofden of bestuurders van een bodrijf, waarin ten minste 'n persoon boven de twintig jaar tegen genH van loon werkzaam is, en allen, die op het beheer der hoofden of bestuurders toezicht houden, benovens hen, die door het hoofd of den bestuurder van een bedrijf in den regel belast worden met het ontwerpen van wetenschappelijke plannen en modellen of met het doen van wetenschappelijke proeven, de procuratie houders, alsmede de personen, die bij ont stentenis van het hoofd of den bestuurder van het bedrijf, dat hoofd of dien bestuur der vervangen. Onder werklieden verstaat do wet allo anderen, die tog' genot van loon in oen bedrijf werkzaam zijn, behalve degenen, die geheel cf gedeeltelijk gezag over ande ren uitoefenen. Op die lijsten mogen niet vormeld worden zij, die godurende het laatst ver- loopen kalenderjaar, waarin in de onder A 2o., B en O lo. genoemde bedrijven ia gewerkt of, voor zooveel de onder A lo, en C 2o. vermelde bedrijven betreft, die gedu rende het laatste tijdvak van 7 maanden, niet binnen het gebied der bovengenoemde Kamers van Arbeid bij hetzelfde hoofd of denzelfden bestuurder werkzaam zijn ge weest. Op die lijsten behoeven niet vermeld te worden zij, die geen ingezetenen des Rijks of geen Nederlander rijn of die op den 15'den Februari e.k. den leeftijd van 26 jaren niet zullen hebben bereikt. Zij, di© gedurende het laatst verloopen kalenderjaar, waarin de onder A 2o., B en O lo. genoemde bedrjvci ia gewerkt, o voor zooveel de order A lo. on 0 2o. ver melde bedrijven Betreft, gedurende het laatste tijdvak van 7 maanden "iet in het zelfde bedrijf van hetzelfde hoofd of den- zelfden bestuurder zijn werkzaam geweest en die aanspraak kunnen maken om ge plaatst te worden op een kiezers!Ijat voor bovengenoemde Kamers van Arbeid, zijn bevoegd daarvan vóój^lö Januari e.k. aan gifte to doen bij Burgemeester en Wethou ders voornoemd. De formulieren dezer aangif ten, zoomede die der lijsten zijn kosteloos voor belanghebben den ter Gemeente-Seorotarie verkrijgbaar. Voorts worden de hoofden en bestuurders van de hier boven genoemde bedrijven er, voor zooveel noodig, aan herinnerd, dat het oomnken en inzenden der lijsten een verplichting is, tegen wier niet-nakoming straf is bedreigd bij artikel 43 der Wet op de Kamera van Arbeid, luidende als volgt: Hij, diewederrechtelijk niotvol- doet aan ©en hem ineonigen krachtens dozo wet uitgovaar- digd o n algemoonon maatregel van bestuur opgelegde vorpl ich- ting wordt gestraft mot hechte nis van ten hoogsto 14 dagen of geldboetovan ten hoogste vijf en zeventig gulden." Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE RIDDEB, Burgemeestor. VAN HEYST, Secretaris. Lelden, 20 Decembor 1905. Veld eeuwen g/elodon togen 'de aposte len van dien nieuwen godsdienstvorm, toen do sekte dor christenen gobeeten, uit om do leer te verkondigen, die men meende, dat weldra een wereldgodsdienst wezen zou. Wanneer do dragers der nieuwe leer ge weten hadden, dat de bewoonde aarde zoo verbnzond groot was, terwijl zij or slechts een klein deel van kenden, dan zou dat hun moed en geloof niet hebben vermin derd maar zij zouden toch v el verbaasd gestaan hebben, wanneer iemand hun had kunnen mededeelen, dat, na verloop van vele eeuwen, hun geloof nog altijd aan daarmede onbekende volken zou worden gepredikt. En nog meer zou het de verbazing clier geloofshelden hebben gewekt, indien zij hadden geweten, dat do palmtak des vredes, waarmede zij voor do volken optra den, welhaast door den oorlogsfakkel zou worden vervangen; dat, in plaats van door hoiligo overtuiging do wereld tot het nieu wo geloof zou worden gebracht door vuur en zwaard; dat, nog na verloop van tal va-n eeuwen, de komst der christen-pre dikers in verre landen het sein zou geven tot vervolging cn moord en deze op hun beurt do vaan van den krijg zouden doen cn trollen. En toch hebben die- mannen des vredes het geweten, dat hun groobo Meestor, de blijdschap", die hij aan hot einde wilde be handelen, was de pen hom uit de hand ge vallen. Over vreugde te spreken, viel hem zoo moeilijk. Zijn oog viel op den open bijbel zijnor vrouw. Onwillekeurig schreef hij voorin wat hrij zoo gaarne had willen zog gen. Lizes naam i laatste hij eenige malen als aanhef van een brief, die niet verder kwam. Hij overzag do verhouding met zijn kinderen; hij dacht aan do leege kerk, waar hij eiken Zondag optrad met heimwee naar toehoorders. Zijn hart was zoo bezwaard. De geschiedenis van Jezus' geboorto had hij kunnen vertellen, maar hoe zou hij over groote blijdschap moeten spieken? V/at moest hij doen, om alles weer in het rein© te brengen? Do oude leeraar voelde zich zoo troosteloos eenzaam; angst vervulde hem; zijn hoofd gloeide. „Het is hier benauwd," sprak hij; „ik moet don slagboom, dien ik zelf liet vallen tusschen mij en mijn ge meente, opheffen. Ik moet naar het bede huis; in dezen heiligen nacht wil ik den drempel betreden van het gebouw, waar ik vroeger vol vreugde mijn stem liet hooren. Nieuw© kracht en sterkto zullen mij daar geworden..." Met een lantaarn gewapend verliet do leeraar do pastorie; do sneeuw joeg i war relde in do lucht. Hij stond als in een wolk, het licht van de lantaarn was nau welijks voldoende om hem den weg te vij zen. De kerk stond zwart en dreigend voor hem. Hij stoot de deur open; nooit was de portaalruimte hem zoo groot, voorgekomen - Langzamerhand herkende hij alles; een licht was ontstoken en daar zag hij do plaats van rijn vrouw, den zetel onder het opschrift: „Gods knaoht wordt in de zwakken vol bracht." „O, waarom moest zo me verlaten was de grondtoon van zijn gedachte op dat oogenblik. „Na haar heengaan wist ik eerst recht welke schat mij was toevertrouwd". Hoogor en ernstiger dan ooit verreos do kansel voor hem. Een innerlijke stem vroeg onverwachts: „Waar is uw gemeente? Waar is do kudde, voor wie go een herder zijn zoudt?" „Ik heb ze vordroven door bitterheid on hoogmoed", was het antwoord vol docmoed. „O, God, roken mij mijn verkeerdheden nrifc too." „Werp al uw zorgen op mij", fluisterde do stilte on daar boog de leeraar de knie on had vurig, zooals hij nooit gebeden had. Geen vormelijko woorden, maar oen zielo- kreet Bteog uit hem op. Hulp vroeg hij van boven, om hot hart zijner kindoren te ver overen, om do vroegere liefde van zijn ge. meento te herkrijgen. „O, mijn God", had hij, ,,ik had toch den lust om U te dienen, mijn inzichten waren verkeerd door eigen waan cn gebrek aan warmte Nu kom ik smeekend tot U in dozen heiligen nacht orn hulp en kracht." Eindelijk wilde hij zich naar huis terug begeven; hoe laat het, was wist hij niet; maar toen hij de deur wilde openen, luklo dat niet. Do wind gierde door een reet eu joeg dwarrelende vlokken naar binnen; ver der kwam hij niet; «lo deur wan inge sneeuwd Een nieuwo poging deed slechts sneeuw naar binnen vallen. De storm stond tegen do kerk, uitgaan was onmogelijk- Langznam keerde hij zioh om en weer fluifr terdo de stilte: „Werp al uw bekommernis sen op mij." Een glimlach verhelderde liet gelaat, de onrust was van hem geweken. „God houdt mij in rijn huis gevangen* laat bad een geheel andere uitdruk, ing bekomen, het getuigde van strijd veel meer dan van vastberadenheid of eigenzin. Lize ging stil haar gang, bleek en verval len, do levenslust wa* gebroken. Klagen deed zij niet, spreeken weinig. Dikwijls zag d© vader haar aan, om dan plotseling op to staan en het vertrek te verlaten. Eens naderde hij, streek haar ovor do zachto wangen, deed alsof hij iete wide zeggen, maar verdween zuchtend. Zijn uit gangen waren niet meer naar gemeenteleden of naburige dorpen; de eenzame hei kenoo den wandelaar, evenals het kerkhof, waar hij uren lang kon zitten, starend in het ijle verschiet. In den tuin werkte hij niet meer. Het onkruid wies hoog, de bloemen stierven, do booraen zwiepten met ongesnoeide takken en huilden, door regen en wind geteisterd, hun droeven klaagzang. Eenmaal, het was in de helft van Decem ber, sprak hij onverwachts on met kennelij ke inspanning tot Liesje: „Frite komt met de Kerstvaeantie. Ik zou wel een klein feest willen geven Do menschen kennen m© zoo weinig meer in de buurt. Na moe ders dood krijgen we zoo zelden bedoek. Jij bent nog zoo jong en het is hier zoo stil, zoo vreugdeloos voor j'e." Hij was met een brief in do hand bin nen gekomen. De stem beefde. Lize stond verbaasd, de tranen 6prongc>n haar in de oogen; maar eer ze iets zeggen kon, was vader verdwenen. Do Kerstavond naderde. Er was weer drukte in de pastorie; tooh bleef Liesje treurig gestemd. Vier dagon te Toren be gon het te sneeuwen, de pastorie lag als binnen een witten muurde wind stapelde do vlokken tegen den heuvel. Op don avond voor Kerstmis pakten grijze wolkon zioh sa/- men, in do verte hoorde men het loeien van de onrustige zee Lize was bezig. Frits waardeerde het begin van toonaderiag van vader, maar wolken hingen in do pasto rie, zoo goed als boven de kerk. Frits be greep niet den grooten strijd, dien do leer aar streed; boter zoudefn rij dien gevat hebben, wanneer zo hem in zijn eigen ka mer hadden kunnen bespieden. Op zijn ta- fol lag een oude opengeslagen bijbel, mot de handteokoning van zijn vrouw op het titelblad. Hij zou gaarne op den heiligen Kerstavond dat boek aan Frite overhandi gen en zeggen: „Dat is uw moeders bijbel, mijn zoon; de God van dio dierbare over ledene spreekt tot u in die bladen." Maar dat moest hij zoo eenvoudig zacht, zoo innig zeggen, en hoe kon hij dat? liij, die nooit veel tot de kinderen gesproken had. Toen ze jong waren wist hij alleen te verbieden, toen ze ouder werden, zei hij nooit meer dan noodig was. De bijbel bleef geopend liggen. Een wind ruk deed hem huiverenhet weer werd boos. De zoon on de dochter waren naar bed. Vader had hun vriendelijker dan an ders „goeden nacht/' gewenscht en bij hot heengaan gezegd„Morgen een vroolijko Kerstmis, hoop ik". Frite en Lize zagen elkaar aan. „Hij denkt van avond zeker aan moeder", merkte do eerste op. „Juist als wij", antwoordde Lize be droefd. In het studeervertrek zat steeds de leer aar; eenige beschreven vollen papier lagen vóór hem, het was de Kerstpreek. Bij de woorden: „Ziet, ik verkondig u groote

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 13