JTo. KÏT6Ï. LËIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 23 DECEMBER. VIERDE BLAD.
Onze Premie
WEDSTRIJD.
FEUILLETON.
Kerstavond in een pastorie.
Offieieele Kennisgeving.
T egensirijdig
Sticht9r van het Christendom, niet was
gekomen om een uitwend igen vrede
tot stond te brengen.
En dat zou immers ook niet andera kun
nen zijn? Niet alleen, dat licht en duister-
nis strijdende elementen zijn, maar het
liohfc zelf verblindt menigmaal.
Er zijn volken, dio eeuwen lang van de
overige wereld afgezonderd leefden. In ons
oog is hun geloof het diepste bijgeloof en
hot afschuweijkst fanatisme; het predikt
onzedelijkheid en menschenmoord. Maar
die volken zijn toch in hun geloof opge
groeid; al hun instellingen, al hun doen en
laten zijn or op gebouwd. Hoe zou het nu
mogelijk wezen, dat zij de prediking van
nieuwe dingen, door vreemde wezens ver
kondigd1, anders dan met wantrouwen be
groetten? Is het niet zeer verklaarbaar,
dat zij, bij wio roof en moord gewone din
gen zijn, de apostelen der nieuwe leer tot
hun slachtoffers maken? Zijn de heiden-
volken niet dikwijls met geweld gebracht
tob den vorm des geloofs van die chris-
tenon, van wie zij niets zagen dan ~ot
tegenovergestelde van wat zij leerden? Is
nog in onze dagen de bescherming der
christen-leeraars voor do regecringen niet
vaak een voorwendsel geweest om zich
macht en aanzien in den vreemde te ver
schaffen en togen mededingende nation op
te treden in den grooton wedstrijd der
volken?
En nu die natiën, die er zoo trotsch op
zijn, christen-natiën to heeten. Is hun on
derlinge verhouding altijd een bcold des
vredes? Van den vredo, soms ,a; maar dan
tot do tanden gewapend, olk oogenblik ge
reed om naar het zwaard te grijpon, vol
van achterdocht en afgunst.
Het is vorro van verwijderd, dat die
geest van hot christendom of, wat hetzelf
de is, van de ware menschelijkheid, do
volken doordringt ön tot richtsnoer van
hun handelingen strekt. Doch, laat ons
deze vraag stellen: ,,Zou hot wel anders
kunnen zijn? De groote stichter van het
christendom leerde veel in zijn eenvoudige,
reine verhalen. Hij leerde in één duarvan
ook, op wolkc wijze zijn geest, <io
geest des vredes, do wereld doortrekt:
langzaam, van het eene punt tot het an
dere, in de verborgen diepten van het
mensohelijk hart, zeker niet bij goheelo
groepen of volken te gelijk, zcoals do be
keering door het zwaard ganscho drom
men voor den vorin aan de voeten van
den levensboom bracht.
En daarom, indien ooit do uitwendige
wereld bet beeld des vredes zal vertoonen,
dan zal het toch eerst wezen wanneer de
meerderheid der monschen zclven van den
geest van het Christendom zal doordron
gen zijnzóó doordrongen, dat hot in don
strijd tusschen den natuurlijken mensch en
hot kind des vredes, de laatste is, dio de
overwinning behaalt.
En daarom, ai is de toestand der wereld
niet rooskleurig, al weerklonken ook we
der in hot welhaast scheidende jnar do
wapenkreten der volken, wij wanhopen
niet aan do langzame zegepraal van het
woom' des vredes, dat ook nu weer goprc-
di.cb wordt op het heerlijkste der christen
feesten.
Hot ,,vrede op aardo" is niet tot ons
gekomen, opdat wij zouden droomen van
een duizendjarig rijk cn ons verdicpon in
ijdele bespiegelingen. Zal het woord dos
vredes voor ons eenigc bctcckcnis hebben,
daD is het dringend noodzakelijk, ons tot
onszelven te bepalen on over onszolven te
.waken.
Do geheolo wereld om ons heen cn de
wereld in ons binnenst©, zijn één strijd:
Anno 1905.
een strijd van hartstochten cn hrokci^
van tegenstellingen en legcnst. ...oxi.
Beginselen, wijze van beschouwing, geaard
heid, levensopvatting, ze zijn overal on
derscheiden. Het is een onweerlegbare
waarheid, dat, al wilden we met de geheo
lo wereld in harmonie leven, we het niet
zouden k u u u n.
Maar, juist op dat willen komt het
aan eo niet zoozeer op hot kunnen. Het
streven naar waarheid en vrede zijn groo-
tcr en beter dan do waarheid en de vredo
zeiven.
Als we vrede willen, dan willen wij
het vriendelijke woord sproken, dat de
bedreigdo harmonie doet bewaren; dan
wil Ion we ons onbhcuVien, waar ons
woord misplaatst, onze tussclienkomst go*
vaarlijk zou zijndan willen wo het
eerst de hand uitstoken, al weten we ook#
dat ze niet zal worden aangenomen'
Van dab willen doordringo ons dan
hot licht van den heerlijken Kerstnaohb
opnieuw in do feesture, die vóór ons
ligt. Hot doordringo ons van dc.i geest des
vrodes; hot Iccro ons do waarde on do
macht te beseffen van hot zachto gemoed'
en het lieflijke woord. Het schenke ons do
zalige rust des gemoeds t© midden van hek
geluid der krijgsbozuinen om ons heen.
Hot lcore ons te strijden tegen de vijan
den van binnen, om aan onszolven, maar
dan ook a 11 o o n aan onszelven, do spreuk
van den Wijze to zien bewaarheid, dat
wio vrode wil. make oorlog 1
NEMO.
Vogel'» voordracht in het Nut,
Koning Scend, drama van Hendrik
van der Wal.
Nog ben ik on dor den indruk van dezen
geweldigen voordrager. Alios wat ik hoor
de in opwindende opeenvolging dringt zich
nu in de herinnering samen, ik hoor in
mij na-vorbcclding een chaos van uitroepen
en stommen en woordendka dringt zioh
de vreesdij k o uitroep ,,To paard, te
paard P' op den voorgrond, dan weor bob
lied van don Skaldo met zijn refrein „Ont
waakt, ontwaakt 1", dan weer meen ik nog
te boo ren do toedero stem van Liudgard,
do liefdevolle gemalin van Svend, dim weer
sidder ik bij de gedachte aan het laatste
tooneel, hot allerlaatste, den dood van
Svend. Het was com oogenblik of er eon
stroom van bloed in zijn keel opgolfde, eq
hem deed Btikken onder het uitstamelen
van zijn laatste woordon. Hoe toodcr was
Liudgiards afscheid, hoe indrukwekkend de
aanvang van het derde bedrijf, hoe gemeen
was do sluwe knoed, welk een geweldige
oploop zat er in het tweede bedrijf. Dat
was een geniale stormloop naar het con
flict, zóó hevig, zóó cmotionncord, al3 was
het een Napoleontische krijgsaanval op non
vesting. Hier zegevierde de kunst over hot
koelo verstand. Ademloos zaten zij daar,
die Lcidenaars, en luisterden, luisterden...
Was het een droom? O, ik kitn hot niet
uitdrukken wat daar gisteravond in do
Nutszaal gebourd is. Ik wilde, rist allo
stadgenooten daar samen warn geweest,
cn met ons hadden geluisterd nxi. Vogel,
naar Albert Vogel, want zijn kunst is weer
galoos.
En wat zou ik schrijven over Hendrik
van der Wal? Ala ik zeido, dat er nog nooit
zoo'n schitterend dramatisch work in onzo
taal werd geschreven, dan zouden ze lachen
zijn stadgenooten. Waartoe zou ik den in
houd van zijn werk hior mcdedoelcnhet
is sloohts een uiterlijke, een naar-weten
schappelijke kant. Maar wij, die gister
avond daar in grooton getale samen zaten
in het kleino Nutszaaltje, wij hebben luide
geapplaudisseerd, maar als do schrijver zelf
er geweest ware, dan hadden wij geklapt,
zoolang, tot hij voor was gekomen, cn wij
zonden hebben kunnen uiten, wat wij nu,
ieder voor zich, stil mee naar huis hebben
genomen: onzen dank voor hem cn voo*
Vogel, dat zij ons een avond door de hoog
ste kunst hebben gelukkig gemaakt.
MET
Hieronder laten wij nog eens volgen het
lijstje van allo prijzen, aangekocht voor
onzen wedstrijd.
HOOFDPRIJS:
Etui met zilveren soeplepel, een paar
groentenlepels cn een paar sauslepels.
2 Kristallen theestel met zilver geuion-
leerd.
3. Een koperen theeketel met koperen
jenderstol.
4. Fauteuil.
6. Etui met 12 zilveren theelepeltjes.
0. Etui mot 4 kristallen zoutvaatjes.
,7. Etui mot 12 zilveren lepeltjes.
8. Kristallen schaal met zilveren beugel.
Japan8cho theetafel.
10. Aquarel in lijst,
ïl. Japansch scherm.
12. Eiken kapstok.
13. Picddestalle.
14. Etui met 6 zilveren vingerdoek-
bandjes.
16. Japansche theetafel.
10. Etui met twee kristallen zoutvaatjes
jnefc zilver gemonteerd.
17. Etui met een paar zilveren vleesch-
yorkjes.
18. Eiken tafeltje.
19. Vlaamscbo pot met plant.
20. Barometer.
21. Vaas met bloemen.
22. Eiken tafeltje.
23. Hookstoeltjo.
54. Twaalf Kopjes.
25. Zilveren horloge-brochette.
26. Japansch vuurscherm.
27. Japansch© fichcsdooa.
28. Tegel in lijst.
29. Tegel in lijst.
30. Kristallen vaasje op zilveren voet.
31. Een paar zilvoren manchetknoopen.
32. Zilveren potlood.
33. Zilveren potlood.
34. Zilveren servetring.
35. Zilveren armband.
36. Zilveren lucifersdoosje.
37. Gouden dasspeld.
38. Gouden dasspeld.
59. Een paar zilveren manchetknoopen.
40. Eiken boeker
ij. Een broche.
'42. Een hoedespeld.
43. Een hoedespeld.
44. Zijden kleedje.
45. Zijden kleedje.
46. Een ooilier.
47. Een ooilier.
48. Glas met zilveren voet
49. Brochette.
60. Japansch koperen potje.
61. Japansch koperen potje.
62. Tea-cosi.
53. Papiermandje. 64. Idem. 65.
Een vuurscherm 56. Een bloempot.
67. Een bloempot. 68. Eon rookstel.
69. Een bloemen vaas. 60. Nécessaire.
61. Posfczogelsdoos. 62 Legkaart. 63,
0-1, 65, 66 en 67. Portretlijsbjcs. 68- Ko
peren emmertje. 69. Aschbak. 70.
{Naar hei Deensch.)
Slot)
Zoo'n windbuil," was het boozo ant
woord ,,je komt niet meer over mijn drem
pel, kwajongenDo hevig verschrikte Li-
zo werd bijgestaan door Frits, die voor de
eorsto maal in zijn leven den vader durfde
weerstaan. „Vader," riep hij, „Lize houdt
van Otto."
Een bliksemstraal schoot uit do oogon,
dio Frits aanzagen en op den zoon de uit
werking hadden van vroeger; hij liet het
hoofd zakken en een donkore blos kleurde
rijn gelast. De dominee ging naar ziji'tt'j-
deervertrek en sloeg de deur toe; werkten
nu zijn kinderen hom ook al togen? VrJcgen
zelfs zij geen raad aan den vader? Li ze was
bitter oenioefd; zü verzette zich niet, maar
schreide. En zoo begon het nieuwo leve»
op do i n-ici.'e. dat het drietal geheel van
elfeaar dee l vervreemden.
Do zomer verliep; de student was «vei
naar do stad, bij zijn afscheid had J vader
hem streng cn onheilspellend «togozioJ
Fr'ts hal neb immers togen ho:n onrvtn
verzetten, hij had gepleit voor Otto Blom,
de partij gekozen van hot lieve Liesjo? Va
dors belangen waren niet overdacht.
Dc leeraar zat eenige maanden later io
zijn studeerkamer; diepe rimpels in hot
hooge, vroeger zoo effen voorhoofd. Zijn
haar was vergrijsd na den dood zijner vrouw
Kringen, als donkere schaduwen, deden de
Cere oogeq van eertijds hol liggen, bet ge-
I Kaarslamp. 71. Stereoscoop met 6 pLa-
tan. 72 en 73. Lucifers étui. 74 en 76.
Een boekwerk.
Kamer: van arbeid voor de bouwbedrijven, de textiel
nijverheid en de voeding:- en genotmiddelen.
Burgemeester en "Wethouders van Leiden;
©zien do Wet op t Kamers van Arbeid
en het Kon. beeluit van 6 Januari 1898
(Staa-teblad No. 20) tot vaststelling van een
kiesreglement voor die Kamers;
Herinneren do hooiaen of bestuurders
van do navolgende bedrijven:
A vertegenwoordigd in de Kam or van
Arbeid voor do B o uw bedrijven.
lo. het beworken van hout, steen of mo
talen; het leggen van cloctrischo geleidin
gen of van gae- of waterleidingen; het
schilders-, stoffeerders-, behangers-, bei
ers-, stukadoors-, m-ndenmaiers-, aard-
werkers- en straatmakersbedrijfhet ont
werpen van en het houden van toezicht bij
het uitvoeren van bouwplannon;
2o. de boek-, couranten-, sK©n- en plaat
drukkerijen on de lettergieterijen; do boek
binderijen; Cs cartonnago- en jc'a photogra-
phie-inrichtingen,
B vertegenwoordigd in de Kamer van
Arbeid voor de Textielnijvorüeic:
de spinnerijen, weverijon, ververijen, blce-
kerijen en drukkerijen van wol, katoen of
linnen
de katoenvlechterijen de nettonmakerijen,
de brei er ij en de watten-, kapoS- of voeren-
bereiderijen, de zadelmakerijen, de vellen-
blooterijen, de leerlooierijen en de zeemle
der fabrieken
het vervaardigen van kleederen, hoeden en
sohoenendo wasch- en strijkinrichtingen
en do kleeöerververijeD
C vertegenwoordigd in de Kamer van
Arbeid voor de Voeding6- en Genot
middelen:
lo. de brood-, koek-, beschuit-, suiker, en
banketbakkerijen
óo c&coa- en de chocolade-, do meel- en de
zuivel fabriekex
de tabak- en sigarenfabrieken;
de bierbrouwerijen de jenever- en do li
keurstokerijen,
benovens de mineraalwaterfabrieken
de slagerijen;
de zeepfabrieken;
2o. do fabrieken van verduurzaamde le
vensmiddelen
aaa hun verplichting om vóór 15 Januari
o. k. een lijst of zoo noodig lijsten op to mak
ken van de namen en de voornamen der
mannelijke en vrouwelijke personen, die in
hun bedrijf binnen het gebied der boven
genoemde Kamer van Arbeid (welk gebied
zich alleen uitstrekt over de gemeente Lei
don) als patroons of in hun dienst als
werklieden, werkzaam rijn ge we eet ge
durende h~t laatst v.rloopon kalenderjaar,
voor zooveel de onder A 2o., B en O lo.
genoemde bedrijven betreft, of genu rende
het laatste tijdvak van 7 maanden, waarin
gewerkt is in do bedrijven, genoemd onder
A lo. on C 2o.
on om die 1 ij s t of lijsten vóór 15
Januari e.k. aan hun Collego i n te
zonden.
Onder patroons verstaat do wet de
hoofden of bestuurders van een bodrijf,
waarin ten minste 'n persoon boven de
twintig jaar tegen genH van loon werkzaam
is, en allen, die op het beheer der hoofden
of bestuurders toezicht houden, benovens
hen, die door het hoofd of den bestuurder
van een bedrijf in den regel belast worden
met het ontwerpen van wetenschappelijke
plannen en modellen of met het doen van
wetenschappelijke proeven, de procuratie
houders, alsmede de personen, die bij ont
stentenis van het hoofd of den bestuurder
van het bedrijf, dat hoofd of dien bestuur
der vervangen.
Onder werklieden verstaat do wet
allo anderen, die tog' genot van loon in
oen bedrijf werkzaam zijn, behalve degenen,
die geheel cf gedeeltelijk gezag over ande
ren uitoefenen.
Op die lijsten mogen niet vormeld
worden zij, die godurende het laatst ver-
loopen kalenderjaar, waarin in de onder
A 2o., B en O lo. genoemde bedrijven ia
gewerkt of, voor zooveel de onder A lo, en
C 2o. vermelde bedrijven betreft, die gedu
rende het laatste tijdvak van 7 maanden,
niet binnen het gebied der bovengenoemde
Kamers van Arbeid bij hetzelfde hoofd of
denzelfden bestuurder werkzaam zijn ge
weest.
Op die lijsten behoeven niet vermeld te
worden zij, die geen ingezetenen des Rijks
of geen Nederlander rijn of die op den 15'den
Februari e.k. den leeftijd van 26 jaren niet
zullen hebben bereikt.
Zij, di© gedurende het laatst verloopen
kalenderjaar, waarin de onder A 2o., B en
O lo. genoemde bedrjvci ia gewerkt, o
voor zooveel de order A lo. on 0 2o. ver
melde bedrijven Betreft, gedurende het
laatste tijdvak van 7 maanden "iet in het
zelfde bedrijf van hetzelfde hoofd of den-
zelfden bestuurder zijn werkzaam geweest
en die aanspraak kunnen maken om ge
plaatst te worden op een kiezers!Ijat voor
bovengenoemde Kamers van Arbeid, zijn
bevoegd daarvan vóój^lö Januari e.k. aan
gifte to doen bij Burgemeester en Wethou
ders voornoemd.
De formulieren dezer aangif
ten, zoomede die der lijsten zijn
kosteloos voor belanghebben
den ter Gemeente-Seorotarie
verkrijgbaar.
Voorts worden de hoofden en bestuurders
van de hier boven genoemde bedrijven er,
voor zooveel noodig, aan herinnerd, dat
het oomnken en inzenden der lijsten een
verplichting is, tegen wier niet-nakoming
straf is bedreigd bij artikel 43 der Wet op
de Kamera van Arbeid, luidende als volgt:
Hij, diewederrechtelijk niotvol-
doet aan ©en hem ineonigen
krachtens dozo wet uitgovaar-
digd o n algemoonon maatregel
van bestuur opgelegde vorpl ich-
ting wordt gestraft mot hechte
nis van ten hoogsto 14 dagen
of geldboetovan ten hoogste vijf
en zeventig gulden."
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RIDDEB, Burgemeestor.
VAN HEYST, Secretaris.
Lelden, 20 Decembor 1905.
Veld eeuwen g/elodon togen 'de aposte
len van dien nieuwen godsdienstvorm, toen
do sekte dor christenen gobeeten, uit om
do leer te verkondigen, die men meende,
dat weldra een wereldgodsdienst wezen
zou.
Wanneer do dragers der nieuwe leer ge
weten hadden, dat de bewoonde aarde zoo
verbnzond groot was, terwijl zij or slechts
een klein deel van kenden, dan zou dat
hun moed en geloof niet hebben vermin
derd maar zij zouden toch v el verbaasd
gestaan hebben, wanneer iemand hun had
kunnen mededeelen, dat, na verloop van
vele eeuwen, hun geloof nog altijd aan
daarmede onbekende volken zou worden
gepredikt.
En nog meer zou het de verbazing clier
geloofshelden hebben gewekt, indien zij
hadden geweten, dat do palmtak des
vredes, waarmede zij voor do volken optra
den, welhaast door den oorlogsfakkel zou
worden vervangen; dat, in plaats van door
hoiligo overtuiging do wereld tot het nieu
wo geloof zou worden gebracht door vuur
en zwaard; dat, nog na verloop van tal
va-n eeuwen, de komst der christen-pre
dikers in verre landen het sein zou geven
tot vervolging cn moord en deze op hun
beurt do vaan van den krijg zouden doen
cn trollen.
En toch hebben die- mannen des vredes
het geweten, dat hun groobo Meestor, de
blijdschap", die hij aan hot einde wilde be
handelen, was de pen hom uit de hand ge
vallen. Over vreugde te spreken, viel hem
zoo moeilijk. Zijn oog viel op den open
bijbel zijnor vrouw. Onwillekeurig schreef hij
voorin wat hrij zoo gaarne had willen zog
gen. Lizes naam i laatste hij eenige malen
als aanhef van een brief, die niet verder
kwam. Hij overzag do verhouding met zijn
kinderen; hij dacht aan do leege kerk, waar
hij eiken Zondag optrad met heimwee naar
toehoorders. Zijn hart was zoo bezwaard.
De geschiedenis van Jezus' geboorto had
hij kunnen vertellen, maar hoe zou hij over
groote blijdschap moeten spieken? V/at
moest hij doen, om alles weer in het rein©
te brengen? Do oude leeraar voelde zich zoo
troosteloos eenzaam; angst vervulde hem;
zijn hoofd gloeide. „Het is hier benauwd,"
sprak hij; „ik moet don slagboom, dien ik
zelf liet vallen tusschen mij en mijn ge
meente, opheffen. Ik moet naar het bede
huis; in dezen heiligen nacht wil ik den
drempel betreden van het gebouw, waar ik
vroeger vol vreugde mijn stem liet hooren.
Nieuw© kracht en sterkto zullen mij daar
geworden..."
Met een lantaarn gewapend verliet do
leeraar do pastorie; do sneeuw joeg i war
relde in do lucht. Hij stond als in een
wolk, het licht van de lantaarn was nau
welijks voldoende om hem den weg te vij
zen. De kerk stond zwart en dreigend voor
hem. Hij stoot de deur open; nooit was de
portaalruimte hem zoo groot, voorgekomen -
Langzamerhand herkende hij alles; een licht
was ontstoken en daar zag hij do plaats van
rijn vrouw, den zetel onder het opschrift:
„Gods knaoht wordt in de zwakken vol
bracht."
„O, waarom moest zo me verlaten was
de grondtoon van zijn gedachte op dat
oogenblik. „Na haar heengaan wist ik eerst
recht welke schat mij was toevertrouwd".
Hoogor en ernstiger dan ooit verreos do
kansel voor hem. Een innerlijke stem vroeg
onverwachts: „Waar is uw gemeente?
Waar is do kudde, voor wie go een herder
zijn zoudt?"
„Ik heb ze vordroven door bitterheid on
hoogmoed", was het antwoord vol docmoed.
„O, God, roken mij mijn verkeerdheden
nrifc too."
„Werp al uw zorgen op mij", fluisterde
do stilte on daar boog de leeraar de knie
on had vurig, zooals hij nooit gebeden had.
Geen vormelijko woorden, maar oen zielo-
kreet Bteog uit hem op. Hulp vroeg hij van
boven, om hot hart zijner kindoren te ver
overen, om do vroegere liefde van zijn ge.
meento te herkrijgen. „O, mijn God", had
hij, ,,ik had toch den lust om U te dienen,
mijn inzichten waren verkeerd door eigen
waan cn gebrek aan warmte Nu kom ik
smeekend tot U in dozen heiligen nacht orn
hulp en kracht."
Eindelijk wilde hij zich naar huis terug
begeven; hoe laat het, was wist hij niet;
maar toen hij de deur wilde openen, luklo
dat niet. Do wind gierde door een reet eu
joeg dwarrelende vlokken naar binnen; ver
der kwam hij niet; «lo deur wan inge
sneeuwd Een nieuwo poging deed slechts
sneeuw naar binnen vallen. De storm stond
tegen do kerk, uitgaan was onmogelijk-
Langznam keerde hij zioh om en weer fluifr
terdo de stilte: „Werp al uw bekommernis
sen op mij." Een glimlach verhelderde liet
gelaat, de onrust was van hem geweken.
„God houdt mij in rijn huis gevangen*
laat bad een geheel andere uitdruk, ing
bekomen, het getuigde van strijd veel meer
dan van vastberadenheid of eigenzin.
Lize ging stil haar gang, bleek en verval
len, do levenslust wa* gebroken. Klagen
deed zij niet, spreeken weinig. Dikwijls
zag d© vader haar aan, om dan plotseling
op to staan en het vertrek te verlaten.
Eens naderde hij, streek haar ovor do
zachto wangen, deed alsof hij iete wide
zeggen, maar verdween zuchtend. Zijn uit
gangen waren niet meer naar gemeenteleden
of naburige dorpen; de eenzame hei kenoo
den wandelaar, evenals het kerkhof, waar
hij uren lang kon zitten, starend in het ijle
verschiet.
In den tuin werkte hij niet meer. Het
onkruid wies hoog, de bloemen stierven, do
booraen zwiepten met ongesnoeide takken
en huilden, door regen en wind geteisterd,
hun droeven klaagzang.
Eenmaal, het was in de helft van Decem
ber, sprak hij onverwachts on met kennelij
ke inspanning tot Liesje: „Frite komt met
de Kerstvaeantie. Ik zou wel een klein
feest willen geven Do menschen kennen
m© zoo weinig meer in de buurt. Na moe
ders dood krijgen we zoo zelden bedoek.
Jij bent nog zoo jong en het is hier zoo
stil, zoo vreugdeloos voor j'e."
Hij was met een brief in do hand bin
nen gekomen. De stem beefde. Lize stond
verbaasd, de tranen 6prongc>n haar in de
oogen; maar eer ze iets zeggen kon, was
vader verdwenen.
Do Kerstavond naderde. Er was weer
drukte in de pastorie; tooh bleef Liesje
treurig gestemd. Vier dagon te Toren be
gon het te sneeuwen, de pastorie lag als
binnen een witten muurde wind stapelde
do vlokken tegen den heuvel. Op don avond
voor Kerstmis pakten grijze wolkon zioh sa/-
men, in do verte hoorde men het loeien van
de onrustige zee Lize was bezig. Frits
waardeerde het begin van toonaderiag van
vader, maar wolken hingen in do pasto
rie, zoo goed als boven de kerk. Frits be
greep niet den grooten strijd, dien do leer
aar streed; boter zoudefn rij dien gevat
hebben, wanneer zo hem in zijn eigen ka
mer hadden kunnen bespieden. Op zijn ta-
fol lag een oude opengeslagen bijbel, mot
de handteokoning van zijn vrouw op het
titelblad. Hij zou gaarne op den heiligen
Kerstavond dat boek aan Frite overhandi
gen en zeggen: „Dat is uw moeders bijbel,
mijn zoon; de God van dio dierbare over
ledene spreekt tot u in die bladen."
Maar dat moest hij zoo eenvoudig zacht,
zoo innig zeggen, en hoe kon hij dat? liij,
die nooit veel tot de kinderen gesproken
had. Toen ze jong waren wist hij alleen
te verbieden, toen ze ouder werden, zei hij
nooit meer dan noodig was.
De bijbel bleef geopend liggen. Een wind
ruk deed hem huiverenhet weer werd
boos. De zoon on de dochter waren naar
bed. Vader had hun vriendelijker dan an
ders „goeden nacht/' gewenscht en bij hot
heengaan gezegd„Morgen een vroolijko
Kerstmis, hoop ik".
Frite en Lize zagen elkaar aan. „Hij denkt
van avond zeker aan moeder", merkte do
eerste op.
„Juist als wij", antwoordde Lize be
droefd.
In het studeervertrek zat steeds de leer
aar; eenige beschreven vollen papier lagen
vóór hem, het was de Kerstpreek. Bij de
woorden: „Ziet, ik verkondig u groote