Stofgoud.
eigen vennootschappen. Enkele bebooren
echter aan logementen en particulieren,
terwijl sommige spoorwegmaatschappijen
er mee begonnen zijn, bij het omnibusver-
keer, dat zij tu&schen de hoofdstations al
hier onderhouden. Zoo worden spoorweg-
reizigers thans per motor-omnibus overge
bracht van Charing Cross naar de eind
stations der spoorlijnen, welke naar het
noorden loopen, en omgekeerd.
Ook buiten Londen neemt het getal mo
tor-omnibussen, door de spoorwegmaat
schappijen in dienst gesteld, gestadig toe.
De Great Western bijv. heeft vijftig of
zestig van die motor-omnibussen loopen,
van vele stations zijn er hoofdlijnen en zij
takken naar verschillende verderop gele
gen plaatsen, of naar stations van evenwij
dig liggende spoorw.eglijnen.
Dezelfde beweging neemt men waar bij
de meeste groote spoorwegmaatschappijen.
Uit het jongste halfjaarsverslag van de
Great Eastern blijkt, dat de directie be
sloten heeft acht nieuwe motor-omnibussen
in dienst te stellen tusscben haar stations
te Lowestoft, Norwich, Colchester, Chelms
ford, Clacton en IpBwich, en andere
plaatsen in den omtrek.
De dood voor alle vergif.
Wanneer een Japanner vergiftigd meent
to zijn, neemt hij haastig een stukje houts
kool in den mond en kauwt er flink op.
Deze wijze van doen komt dagelijks voor
in het Japansche leger bij het minste ver
moeden van vergiftiging en naar hert
schijnt met bewonderenswaardigen uit
slag.
Het gebruik nu van kool, hetzij van
dierenbeendcren, hetzij van planten, bijwij
ze van algemeen tegengif, iB een uitvinding,
op Franschen bodem ontsproten aan de
boeken van een Fransch geneesheer, maar
die, zooals gewoonlijk gaat met goede
denkbeelden, daar vergeten of veracht-
zijn naar het spreekwoord: „Geen profeet
is geëerd in zijn eigen land."
In het onderhavige geval was de pro
feet eèn. zekere dokter Secheyron, eerste
chirurgijn in een hospitaal van Toulouse of
Montpellier. Deze dokter nochtans had het
ook niet uit eigen koker, maar ontving
het als erfenis van zijn grootvader Thoné-
ris, vroeger drogist of apotheker te Salo-
mac. Nadat deze tusschen de jaren 1829 en
1855 de Académie de Mudecine" er ver
scheidene malen van in kennis had gesteld,
werd er eindeleen commissie van onder
zoek benoemd. In tegenwoordigheid van-die
commissieleden onderwierp Thonéris zich
aan een aangrijpende, maar dan ook door
slaande proef: hij mengt een dosis strych
nine, voldoende om een krachtig mam on
middellijk te dooden, met een zekere hoe
veelheid houtskcolpoeder, slikt het mengsel
in en ondervindt niet de minste onaange
name gevolgen.
De „Agricultuur" van December 1902
verhaalt een ander voorval, waarvan dezen
keer de kleinzoon van Thonéris, dr. Sechey
ron zelf, de held was.
Op zekeren dag werden te Toulouse vijf
tien péironen van hetzelfde huisgezin ver
giftigd door kwade t 'lampignons. In aller
ijl wordt dr. Secheyron geroepen. Deze
behandelt allen op dezelfde wijze: hij geeft
hun wat houtskoolpoeder in. Slechts eenige
minuten na het gebruik van dit eenvoudig
middel is de buik- em maagkramp verdwe
nen en den volgenden dag is de gekeele
familie weer op de been.
D© houtskool nu werkt niet alleen tegen
champignons op zoo verblijdende wijze,
neen, haar gevolgen zijn juist dezelfde bij
vergiftiging door bedorven vleesch. slechte
visch of mosselen; in het kort: houtskool is
doodsvijand van alle vergif, dierlijk,
plantaardig en mineraal; zij werkt wonde-
v b£j verg..ciging door alcohol of zware
indigestie. De houtskool is een tegengif,
dat bepaald verdient gekend, gewaardeerd;
onder het volk verspreid te worden, opdat
men het altijd en overal bij de hand
hebbe.
Hoe nu moet men die kool gebruiken?
Hoe fijner zij is, des te snoediger en ze-
kerder is haar werking; daarom wrijvo men
ze tot poeder. Kam men ze &x> gauw
niet bij den drogist of in een anderen
winkel krijgen, loop dan naar den bakkers
oven, zuiver de houtskool goed van stof
cm asch, stamp zo in den vijzel en wrijf
ze tot poeder, zoo fijn nis meel; en het
geneesmiddel is gereed. Dit wrijven nu kan
lang duren, en de patiënt intusschen al heel
veel hebben geledem, ja, zoo veel, dat hij
niet te redden l!b. Daarom zou het nuttig
zijn, dat men elk huisgezin een fleschjo
of doosje fiju houtskcolpoeder in voorraad
had; men kan immers mooit weten wat er
gebeurt; een eenvoudig stuk vleesch, groen
ten, ja wat al niet, kan een min of meer
zware vergiftiging ten gevolge hebben.
Deze werking nu der houtskool zal nie
mand verwonderen, iie de opslurpende, an
tiseptische, zuiverende en reduceerende
eigenschappen der kool kent. Een ncel een
voudig voorbeeld is dit. Wamneer men roo-
den wijn heeft, is het lastig, daar witten
van te maken. Hoe zal men de roode kleur
doen verdwijnen? Niets eenvoudiger dan
dit. Giet den roodem wijn eenige keeren over
beenderkool in een trechter, en langzamer
hand begint de wijn de roode ldeur te ver
liezen, om langzamerhand blamk te word n.
Uit bovengenoemde eigenschappen der
kool volgt onmiddellijk, dat zij de organi
sche verbindingen in do maag,, bijv. dier
lijke en plantaardige vergiften, oplost, zoo
dra zij daarmede in aanraking komt, door
dat zij eenige elementen in zich opneemt;
het gevolg dier inwerking is, dat de kwade
gevolgen van het vergift óf geheel achter
wege blijven óf ten minste sterk verzwakt
worden. In do meest omgunstigo omstandig
heden zal haar aanwezigheid een verzach
tenden, beschermenden invloed uitoefenen,
die slechts goede gr- Igen hebben kan.
Kwade gevolgen toch kan de kool niet
hebben. Het gebruik- is dus altijd zonder
eenig, ook maar het minst gevaar.
Deze kennis, die, hoewel reeds minstens
zestig jaar oud, toch nog nooit de diensten
heeft bewezen, di© ze bewijzen kon, ver
dient uit de vergetelheid te worden opge
wekt en overal verspreid te worden.
De eerste motorwagens.
Johann Haustasch, te Neurenberg, maak
te driehonderd jaren geleden den eersten
alleenr ij denden wagen. Die wagen werd
gedreven door een opgewonden veer; maar
hij was ook voorzien van trappers.
De eerste stoomwagen werd in 1770 door
een Franschen uitvinder, zekeren Cupnot,
gemaakt en is thans nog in het Conserva
torium vóór Kunst en Ambachten te Pa
rijs te zien.
In Engeland werd de eerste stoom- of
motorwagen gemaakt door William Mur
doch, assistent van James '\«att, en door
de Engelschen als uitvinder van het gas
licht beschouwd. Een model daarvan is
nog in het museum te Birmingham.
In 1790 nam onder anderen Nothan
Read een patent op hetzelfde denkbeeld en
in 1797 bracht de ingenieur Trevetüik een
stoomkoets op straat, welke thans te Lon
den in het South-Kensington-museum
wordt bewaard.
Een ander uitvinder, Goldsworthy Cur-
ney, bracht een aantal stoomkoetsen in het
verkeer, zoodat een dichter uit dien tijd
schreef: „De menschen doen geen reizen
(Eng. Journeys) meer; zij zitten nu in de
Curneys."
Yan de moderne motorwagens werd de
eerste in 1873 gemaakt door Amadée Bol-
lée. Yijf jaren later maakte hij een verbe
terden motorwagen, welken hij te Weenen
ten toon stelde.
Het was na de automobielenwedstrijden
in Frankrijk van 1894 en 1895, dat cte
krachtwagens zoo algemeen verspreid' wer
den.
VALSCH HAAR.
Verbazend zooveel valsch haar als er
gedragen wordt, vooral in Parijs. Niet al
leen op de planken, maar ook in de „co-
médie óternellev, welke „Wereld" heet.
Op IK. 1 A j
beeldigste dR de salons, in dc theaters as
ken kan. Niet heffes, die -en zich den-
weinig vulgair geworden is,
blond of kastanjeblond, waar do Duitscne
en Engelseromans van spreken. Natuur
lijk gekruld. Het voorhoofd bijna geheel
bedekt, aan weerszijden een omhooggolven
van de lijn, welke bij de ooren sterk daalt,
zoodat de krulletjes (meestal valsch) de
ooren bedekken.
Het staat jeugdig-onschuldig, cTï kleedt
vooral ronde, vleezige gezichten goed. De
nek blijft vrij. De hoeden geven dit kap
sel aan, en verlangen ter weerszijden van
het hoofd een zekere gevuldheid, vooral
aan de zijde, waar de oache-peigne zich be
vindt. Men kapt zich naar den hoed, het
geen geen gemakkelijke taak is bij - groote
fantasie, die heerscht in de hoedvormen.
De vorm is meestal wijkend, het gezicht
ontvliedend'. De rand vertoont de grillig
ste bochten, holten vormend, welke door
lint, bloemon ofhaarlokken aangevuld
moeten w.rden. Het gebruik van valsch
haar dringt zich dus noodwencug op; een
bosje krullen links of rechts, aan den
chignon ontsnappend, boven het oor of wat
lager achter het oor, in het hacr gestoken.
De mode zal ook het kapperswagentjo
weer in het spoor brengen en het debiet
doen toenemen. Aan de luxe in de klecding
wordt zco gemakkelijk geofferd, dat een
beetje minder of meer duur er niet op aan
komt, zoodra de elegantes zich aan de
nieuwe prijzen gewend zullen hebben.
KBNDEREN.
O, kinderen, komt om n.ij henen,
Want 'k hoor u bij 't spelen zoo blij,
En alle diepzinnig© vragen,
Zij vlieden thans verre van mij.
Ik open mijn venster op 't Oosten,
Dat vriendelijk blikt naar de zon,
Waar gedachten zijn vogelenzangen
En do dag-stroom zijn loop weer begon.
In u w hart zijn de zon en do vogels,
In u w denken 't gemurmel der beek,
Terwijl in 't mijne, ach, de sneeuwvlok
En do herfstwind nederstreek.
O, zonder u, wat w dc wereld,
Wat zag onze blik om ons heen?
Verleden en toekomst-, zij boden
Slechts zuchten en droevig geween.
Wat (met 't licht en de lucht tot hun
voedsel)
D© bladeren zijn voor het woud,
.Vóór hun zoete on teedere sappen
Zijn veranderd in 't stevige hout,
Dat zijt voor ons allen gij, kinderen,
Di© in uw zonnig klimaat,
Ons anders geen zon meer bespeurend-
Zoo heerlijk genieten nog laat.
O, komt om mij henen, mijn kinderen.
En zegt het mij altijd weer,
Wat de wind en de vogels u zingen,
In uw zonnig© atmosfeer.
Want wat is de wijsheid uit boeken,
Wat alles, door geleerden verricht,
Vergeleken bij 't heerlijke teedere
Op uw zonnige kindergezioht?
Gij zijt beter dan alle balladen,
Die zanger of dichter ons bood,
Want gij zijt de levende zangen,
En al, al het andere is dood'.
Men moet bij kinderen moed stellen te
genover moed, kracht tegen kracht, ver
stand tegen verstand en geduld tegen ge
duld. Kortom, de kunst van opvoeden be
staat daarin, dat men de kinderen een phy-
sieke en moreele meerderheid doet gevoe
len, die te gelijk eerbied en vertrouwen in
boezemt.
O. E. van Koetsveld.