m. 14007 Derde EÜd. 21 October 1905. Verloren geSuk. „Ziezo-, nu is 't uit," zei Aagje; ,,'k Beb genoeg van je heerschzucht. Je moet alles oaar je eigen zin doen en in alles gelijk hebbendat verdraag ik niet langer 1 't Is beter, dat wij gaan scheiden." „Mij goed," antwoordde Grietje driftig; „je begint zoo vecleischend te worden, en je denkt altijd maar aan eigen gemak of voordeelik vind het ook beter, dat we niet langer bij elkander blijven." En boos verliet zij de kamer. Aagje en Grietje waren weesmeisjes, in hetzelfde gesticht opgevoed. Bij gemis van naaste bloedverwanten hadden zij terstond vriendschap gesloten en waren weldra zóó aan elkander gehecht, dat zij overeenkwa men bij haar meerderjarigheid, toen zij het huis moesten verlaten, samen tc gaan wo nen. „De onafscheidelijken,'' zooals zij wel eens plagend door de andere weezen wer den genoemd, stelden zich een heerlijk leventje voor. Een kleine, nette kamer werd gehuurd, waarin zij zich eenvoudig, doch gerieflijk inrichtten. En toen zij daar voor het eerst geizellig zaten en haar oog lieten gaan over het vriendelijke vertrek, waar eenige frissche planten en bloeiende geraniums aan het geheel een vrooiijk aan zien gaven, waren zij de wereld te rijk. De beide meisjes waren naaisters, die öf buitenshuis gingen naaien of het werk aan huis .verrichtten. De verdiensten waren voldoende; zij waren zuinig en vlijtig; 's morgens en 's avonds en op vrije dagen genoten zij van elkanders gezelschap. Lus tig klonk dan het zingen van Aagje, die een zuivere eopraanstem had, of de meer bedaarde Grietje las iets voor uit een boek. Lokte het mooie weer tot een wandeling uit, dan verlustigden zij zioh niet zelden buiten de stad in al bet schoone, dat Gods natuur te zien geeft. Zij hadden weinig behoefte aan kennissen of buren; zij leef den met en voor elkander, cn dat was haar genoeg. Ach, waarom bleef het niet zoo? Waarom? Ja, waardoor komt overal scheiding? Waarom zijn liefde en vriend schap „niet steeds bestendig van duur?" Aagje en Grietje hadden haar gebreken, en zoo zij daartegen met alle kracht had den gestreden, zouden zij voor heel wat kommer en verdriet zijn bewaard gebleven. Grietje had een bedrijvigen, zorgenden aard, die zich te krachtiger ontwikkelde, nu zij zelfstandig en onbelemmerd de han den uit oe mouw kon steken, doch die haar tevens tot zekere heerschzucht deed ver vallen. Zij bedacht en volvoerde, zonder juist altijd haar huisgenoote te raadplegen. Aagje, wat luchthartig, 'liet de zorgende vriendin in den beginne zwijgend haar gang gaan; maar toen Grietje zonder haar toestemming te vragen groote veranderin gen invoerde, begon zij zich, en terecht, daarover te beklagen. „Je hadt. er mij in moeten kennen, toen je die nieuwe gordijnen kocht," zeide ze op zekeren dag; „ik betaal ze evengoed als jij-" „Kom, kom", antwoordde Grietje, „jij waart niet thuis en ik had juist een vrijen middag. Ze zijn prachtig en niet duur; waarom zou je hot niet goed vinden?" Aagje zweeg; zij wist reoas, dat Grietje in eigen oog op sommige punten onfeilbaar was en geen aanmerkingen kon verdragen; maar het verdroot haar, zoo weinig geteld te worden. Wederzijds begon ook Grietje haar grie ven op te sommen: Aagje was niet meer dezeilfde van vroeger; zij was niet tevreden en eischte altijd meer. Hoe goed Grietje ook zorgde, haar vriendin was meermalen knorrig en uit haar humeur. „Nu ja", gaf Aagje dan tot bescheid, „jo laat me ook in niets vrij. \Vjj hebben ge lijke rechten, en je handelt, alsof ik alles aan jou verplicht was." Anne AagjeArme GrietjeDo liefde en trouw, die zij elkander hadden beloofd, toen zij jongere meisjes waren, vloden weg en maakten plaats voor jaloezie en bitter heid. De kloof tussohen beiden werd iioe langer zoo grooter, en weldra verliep er geen dag, of men deed elkander verwijten. Heerschzucht aan den oenen kant. zelf zucht en ontevredenheid aan den anderen, hoe zullen die twee ook elkaar verduren? Indien zij hadden geleerd zichzelven te vergeten en zioh met ernst hadaen beijverd om voorkomend en zachtmoedig te zijn, het ware een heerlijk samenleven gebleven. Maar nu? Dagen en weken verliepen, doch het ge luk was uit het vriendelijk huisje verdwe nen. Aagje's zingen werd niet meer ge hoord zwijgend ging Grietje haar gang. Eindelijk kwam het tot een uitbarsting. „Ik verkies vandaag en morgen de naai tafel voor mij te houden," had Geertje op zekeren morgen na het ontbijt gezegd, toen Aagje een mand vol verstelwerk op de tafel plaatste. „Ik heb een japon te naaien en daarvoor moet ik de tafel ge bruiken." „Ik bedank je, mijn werk kan niet wor den uitgesteld," gaf Aagje ten antwoord en zij wilde zich rustig neerzetten, terwijl zij een gedeelte van de tafel reeds bedekte. Het gebeurde maar zelden, dat beide meisjes op denzelfden dag thuis waren en de ééne groot© tafel te gelijk wilden ge- bruikon. Ook nu hadden zij de zaak kun nen overleggen, zoo de vroegere verdraag zaamheid nog tussohen haar geheerscht had. Doch zij waren reeds sinds lang ver bitterd en koestorden de meest overdreven voorstellingen van eikaars onhartclijkheïi Het was alles plagerij, meenden zij van weerszijden, en geen van beiden wilde toe geven. Er vielen harde, scherpe woorden, niet gemakkelijk te vergeten, en eindelijk besloten zij„Nu is 't uit, wij moeten maar scheiden!'' Zoo was dan gebeurd, wat zij vroeger voor onmogelijk zouden gehouden hebben: de band, die zoo hécht en sterk bad ge schenen, bleek niet bestand te zijn tegen de kracht der hartstochten. Het huisje, waarin zulke gelukkige maanden waren doorleefd, werd opgezegd en de naaister tjes begonnen naar een andere woning om te zien. Het viel niet mee bij het zoeken: zij stuitten op allerlei bezwaren. Eindelijk vertelde Aagje, dat zij een kamertje gevon den had bij een timmerman, en Grietje, die den man bij naam kende, haalde er do schouders over op. Het was een groot ge zin, met ruwe jongens, en het zou Aagje die nogal op haar gemak gestold was, op den duur onmogelijk bevallen. Grietje zelf werd na lang aarzelen overgehaald haar intrek te nemen bij een verren, ge huwden neef, die het niet breed had en haar kostgeld best kon gebruiken. „Hoe zou dat gaan?" vroeg Aagje zich af. „Griet je, die zoo gewend was alles precies naar haar eigen zin te doen, afhankelijk van de luimen eenor aangehuwde nicht 1" Maar beide naaisters zwegen voor elkaar en dachten er niet aan schuld te bekennen cm den vredo te herstellen. Neen, bij den timmerman hield Aagje hot niet lang uit. Als zij des avonda thuis kwam, was er niemand, die haar opwachtte of een handje hielp, om het wat gezellig te maken. Do vrouw had altijd de handen vol wogens haar huishouden on drukke kinderen en vroeg Aagje om een stukje vuur voor de kachel of water voor de thee, dan moest zij meesbal eindeloos wachten. Het middageten liet ook veel te wenschen over, en als Aagje dan tussohen do schreeuwende kinderen zat en het -bestraffen van den viriftigon vader aanhoorde, dacht zij dik wijls met smart terug aan do rustige maal tijden mot Grietje, die alles zoo smakelijk kon toebereiden en waarlijk zoo heerlijk zorgdo. Ja, Grietje had haar verwend, dat begreep zij nu. Hier. bij den timmerman, was niemand, die zich eenigszins om haar bekommerde. O, waarom had zij Grietje zoo' miskend Wat hadden zo in den eersten tijd toch een heerlijk leventje geleid. Van den timmerman verhuisde Aagje naar een oude weduwe, bij wie zij althans rust en gezelligheid zou vinden. Maar toen zij een maand lang dagolijks de verhalen had. aangehoord van al den tegenspoed, die d©i vrouw gedurende haar huwelijksleven had getroffen, «n er aan het klagen geen einde kwam, verloor zij den lust om een vrooiijk lied to zingen, en liet hartelijke lachen, zoo als zij dit indertijd met Grietje had gedaan, ach, -dit zou zij geheel verleeren. En hoe was het Grietje gegaan? Neefeei; nicht schenen in het eerst zeer met hun' nieuwe huisgencoto ingenomen en waren' hoogst vriendelijk voor haar. Grietje ge voelde zich dan ook verplicht, om, boven liaar kostgeld, nicht van tijd tot tijd wat- te gemoet to komen in do uitgaven. Do tij-' den waren zoo duur. het weekgeld van neefj was niet groot; dus werd elke geldelijke J bijdrage 'dankbaar aangenomen. Een scha duwzijde van het inwonen was voor Grietjs, echter, dat nicht niet do minste inmenging kon dulden bij haar dagclijksch huisbestuur.' Grietje moest alles goedvinden en dat kon

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 15