LEIDSCH DAGBLAD, DOSMDERDAC 19 OCTOBER. TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
BUBBIEK TOOB DE JEUGD.
PIERRE'S DUIF.
FEUILLETON.
._^Een Heldin.
a
Anekdoten.
No. 14005.
Het was tijdens den rampzaligen tijd
van het beleg van Parijs. Pierre liep
door dc eens zoo drukke, levendige straat,
die thans geheel verlaten scheen, toen hij
plotseling iets knallen hoorde. Werktuig
lijk ging bij uit den weg, want de knaap
•was reeds, als alle overige inwoners der
6tad, vertrouwd geraakt met het losbran
den van bommen en granaten, on op het
zelfde oogenhlik zag luj iets vlak bij een
huis fladderen. Hij liep er op toe en zag
dat het een gewondo duif was. Pierre was
hartstochtelijk gehecht aan alle mogelijke
dierendus nam hij het arme beestje voor
zichtig op, verborg het onder zijn kiel
en liep cr mede naar een beschut plekje,
waar hij do duif zorgvuldig bekijken kon.
Hij ontdekte, dat baar vleugel gebroken
was en tevens dat er een reepje papier
aan haar pootje was vastgebonden.
,,Hij nam het cr haastig af en las de
woorden: Bericht mij, hoe het met de
stad gesteld is."
De knaap begreep aanstonds de beteeke-
nis van dien volzin. Heb arme diertje was
een postduif en haar briefje afkomstig
van (h wakkere soldaten, die do beleger
den wilden ontzetten Een oogenblik bleef
hij nadenken over hetgeen hem te doen
stond en na een besluit te hebben geno
men, Rnoldo hij met de duif naar huis.
(Eenmaal daar, haastte hij zich water to
halen on do gekwetste te badeD Hij vrees
de, dat, zoo iemand van de zaak hooreD
mocht, men hem ziju pas verkregen schat
zou afnemen en toch wilde hij dat do be
velvoerende officieren het bericht zouden
or.bva-ngen.
Eindelijk kwam bij op ecu inval.
Na bet diertje to hebben verzorgd, be
gaf hij zich naar de woning van den gou
verneur e.n liet vlak voor de deur het
briefje vallen Daarop ging hij zich in do
nabijheid verbergen. Niet lang daarna
smaakte hij do voldoening, den gouverneur
zelf naar buiten te zien komen en te be
merken hoe deze, verwonderd, een opge
rold briefje voor zijn voeteü te vinden, het
nieuwsgierig opraapte en las. Onmiddel
lijk trad hij zijn huis weer binnen.
Do knaap spoedde zich nu voldaan naar
zijn eigen woning terug, verborg de duif
in een kistje, gaf haar de helft van zijn
brood en bleef haar niet alleen varzorgen,
maar toen zij hersteld was, nam hij haar
ook altijd op zijn tochten mede, haar on
der zijn kiel houdende, als hij Kier.en daar,
met liet doen van boodschappen, een stui
ver zocht te verdienen.
Binnen de muren van Parijs ging alles
van kwaad Lot erger; er was geen voedsel
meer to vinden en aan werk kon men haast,
niet meer kouieu.
Op zekeren dag, dat hij rondliep om naar
eenig werk te zoeken, hoorde Pierre twee
mannen praten.
„Hebt gij gehoord, dat geen der duiven
heeft kunnen overgaan?" vroeg dc een.
Pierre klemde zijn schat dichter tegen
zich aan, terwijl do ander antwoordde:
,,Nu, d<m zal dc eeu of ander door do
vijandelijke linie been moeten breken."
Dit i^tsto werd lachend gezegd en het
tweet-*' schreed vordor, geen oogenblik
vermoedende, dat een tienjarige knaap
elk diur-i woorden opgevangen had cn reeds
bezig w;tk met het beramen van een plan.
Hij sntade huiswaarts, zich slechts afvra
gende l^oo hij do zaak aan zijn moeder
mededeclen zou. Indien hijzelf het haar
Zöido, z^u zij hem nooit vergunnen tc gaan
en z^TSBVader zou hem uitlachen- Schreef
hij haaireeti bricfjo en liet hij dat in do
kamer achter, dan kon het gevonden wor
den dooV^ een spion of zou zijn moeder het
aan do buren vertellen cn was alles ver
loren. Neen! bij kon slechts één ding- doen
alles aan zijn broertje vertellen en hem op
to Oi"; hun moeder intijds to waar
schuwen.
Hij - o:; dus den kleinen Jacquos ter zij do.
Jacques alleen wist van Pierre's duif af.
Zooci a hij het dappere plan hoorde, klap-
,,Ik schreef hein echter op dezelfde ma-
bier, als ik aan Tom deed, die zich in Zuid-
Afrika bevond, en nc zal ik vergeten, hoe
.verrast ik was, toen mrs. Thorold mij op eeu
avond in den tuin meedeelde, dat Watty
miju gezicht op de fotografie van een
gvoopjekennissen had gezien en tot over
de ooren op mij verliefd was. Ik was eerst
bis verstijfd van verwondering, maar daar
op barstte ik onwillekeurig in een schate
rend gelach uit- Ik verzekerd© zijn moe
der,j-clat dit toch slechts een grapje van
IWaJte^kon zijn. Zij daarentegen nam de
zaak c'riastig op cn werd bepaald boos over
miju ^onderstelling. Den volgenden mor
gen iceds vroeg verscheen zij bij tante
Lucy, met wie zij wel een uur lang alleen
bleef, cn aan tafol viel het mij op, dat
tante mij telkens zoo eigenaardig aankeek."
,,Dc beide dames hadden de aangelegen
heid zeker samen besproken en waren het
eens geworden. Wat gebeurde er verder?"
„Yoorloopig niets. Er word eerst onbe
stemd, toon meer bepaald, om mij heen-
gefluisterd, dat tuöschcu Watty Thorold en
mij van kind ai een verstandhouding, een
soort kmdervriendscbap had bestaan, en
hoe ik ook tegen zulk een boweging op
kwam, h~t IixcIt alles niets- Integendeel, dc
vriendschap tusschen mrs- Thorold en mijn
bloedverwanten werd van dag tot dag
inniger, totdat ik eindelijk een brief van
Walter kreeg... O, zulk een mooien brief,
te hij in de handen ca smeekte mede te
mogen gaan, maar Pierre antwoordde:
„Wie zou het dan aan moeder zeggen?
En het is ook gemakkelijker te doon vnor
c'.'.i dan voor twee"
„Maar", hield Jacques vol, „ik ben al
zes jaar. Waarom kan ik niet gaan?"
Pierre weigerde hiervan te willen hooren.
De beide knapen gingen naar binnen,
aten het weinige voedsel, dat er nog
overbleef cn begaven zich daarna naar hun
slaapplaats. Daar gekomen, gaf Pierre de
duif te eten, zeide Jacques vaarwel ea
kroop het venster uit, zijn gevleugelde
makker dicht aan zijn hart houdende. Hij
kende do stad door en door on het duur
de niet lang, of hij had de buitenposten be
reikt en bevond zich onder de vijanden.
Met vasten, rustigen tred schreed hij ver
der, zoo zacht, dat niemand iets van de
kleine gedaante bemerkte; maar plotse
ling struikelde hij over iets, dat begon te
kletteren. In een oogwenk weerklonk cc
overal geschreeuw, zag men van alle- zij
den lichten flikkeren en voor hij de vlucht
had kunnen nemen, greep een stevige hand
hem bij de schouder en riep een- ruwe stem
„WolzooEen kleino spion I Niets meer
dan een kind!"
Picrro had nog maar juist den tijd zijn
duif te verbergen, en werd daarop naar een
tent gevoerd, dio alleen gebezigd werd voor
de nachtelijke schildwachten Hier bleef hij
tot den morgen, cn van een oogenblik ge
bruik makende, waarop zijn bewaker in
slaap gevallen was, greep hij eon op tafel
liggend potlood en papier en schreef:
„Komt spoedig. Parijs behoeft hulp. Ben
gevangen genomen door den vijand. Pierre
Garnière." Hierop maakte hij het briefje
aan den poot der duif vast, kuste haar on
der tranen, hief een tipje van het linnen
der tent op en liet het diertje daar door
heen.
Laat op den namiddag, terwijl een Fran-
scho schildwacht naar hot kamp terugkeer
de, viel een postduif hijgend aan zijn voe
ten neer. De man nam het diertje- op,
maakte een briefje van haar poot los en
bracht het aan zijn generaal. Deze had
nauwelijks de woorden gelezen, of hij ver
zocht den vijand, gevangenen uit te wisse
len, wat ook werd tocgestaan.
Pierro werd zoodoend© naar het Fran-
sche kamp gevoerd en deelde den bevelheb
ber alles medo wat hij wist. Dc generaal,
die verbaasd was zulk een kleino bode te
zien, drukte hem de hand en zeide- hem hoe
veel waarde zijn bericht voor het leger had.
Daarna deelde hij hem mede waar hij zijn
duif kon vinden. Zij was gekwetst aange
komen en lag in een kistje; op het oogen
blik dat Pierre zich over zijn lieveling
heen boog, poogde zij nog tegen hem op te
fladderen en zonk toen dood neer. De
oogen van den knaap vulden zich met tra
non, maar vastberaden klemde hij de tan
den opeen.
Was de duif niet voor zijn vaderland ge
storven
SCHIPPER DE ZWART.
Het was een 6choono zomerdag geweest,
do zon dook reeds onder de westerkim
de nacht brak aan.
Op de blanke baren der Noordzee be
woog zioh een schuit, een bom, toebehoo-
rendo aaD den Hollander De Zwart.
Waarom maakten do matrozen zulk eeu
haast om allo zeilen bij te zetten? Zij wer
den achtervolgd. Door wien? Door een
Engelschen kotter.
Het was namelijk in den tijd, toen de
Republiek der Vereenigdo Nederlanden in
oorlog wag met Engeland. Ieder begrijpt
nu waarom deze matrozen zulke wanhopige
pogingen deden, om aan den kotter to
ontkomen. Zij wisten immers, welk lot
hun wachtte, zoo zij achterhaald werden:
de schuit in handen der Engelschen en zij
zelvcn in gevangenschap; dat wildeD zij
niet, naar het vaderland terugkeeren, dat
wilden ze.
Tevergeefs was hun streven; do kot
ter naderde hen al meer cn meer on begon
zelfs to vuren; tegenweer kon niets baten.
Is hot der bemanning onzer schuit ten
kwade te duiden, dat zij de vlag streek en
zich overgaf? Neen.
waann hij mij vroeg of ik zijn vrouw wilde
worden."
„En wat zeidet gij daarvan, kindlief
„Eigenlijk niets. Maar des te meer zei
den undero menschen. Zij schenen mij voor
een door het geJuk bijzonder bevoorrecht
wezen te houden. Al de meisjes en oude
jonge juffrouwen in de buurt werden opge
teld cn hoewel tan to Lucy zelvo mij niet
trachtte te overreden, zoo deed Linda het
des te meer. Toen kwam op zekeren dag
mrs- Thorold bij ons en werkte door over
redende woorden, met mijn hand in dc hare,
wel een uur lang op mijn gemoed Haar
oogen weken daarbij niet van mijn gelaat
en ik geloof, dat zij mij met haar doordrin
genden blik en haar zachten, maar beslisten
toon letterlijk heeft gehypnotiseerd."
„Arm kind I M©n heeft u van alle kanten
in do engte gedreven I"
„Bovendien hoorde ik, dat tante Lucy
een aannemelijken prijs voor het slot was
geboden en zij van plan wa8 een kleine
woning met drio slaapkamers en een woon
kamer to huren, welke dus slechts ruimte
voor do familie zelve aanbood. Mijn tante
vond bijgevolg, dat ik met Watty moest
trouwen, en liet mij maar al te duidelijk
voelen, dat ik haar tot last was...
„Hoe afschuwelijk!" riep mrs. Evans ge
heel verontwaardigd.
„Het scheen mij toe, alsof zij mij allen
in een afgrond wilden stooten, aan welks
rand ik mij met beide handen als razend
vastklemde."
„Ja, ja, dat is een goede vergelijking."
„Maar ondanks alles, dat moet ik beken
nen, voelde ik mij toch ook gevleid. Do ge
dachte een eigen haard, een eigen huishou
ding te hebben, lokte mij aan; bovendien
Dadelijk kwamen nu van den kottor
een aantal mannen over op de bom on
maakten schipper Do Zwart kenbaar, dat
Dover hun bestemming was. Naar Dover
zette dus de kottor koers, in do verte
gevolgd door dc mindor snel varende bom.
Do Engelschen achtten het evenwel onnoo-
dig, hun gevangenen op te sluitendezen
waren immers weerloos, terwijl zij zclven
goed gewapend waren; cn bovendien, do
matroapn konden do schuit besturen en
worden daarom vrij op het dek gelaten.
Het-weder bleef oiot zooals het geweest
was; allengs kwamen zware wolken opzet
ten ,de lucht werd al grauwer; het liet zich
aanzien, dat er een flinke storm op til
was.
De Engelscho soldaten, overtuigd, dat bij
6torm do Hollanders boter dan zij in staat
waren het schip te besturen, gingen in do
kajuit en deden zich te goed aan Schic-
damsoho jenever, waarvan zij eenige krui
ken in de bom ontdokt hadden; daarna
kwamen do kaarten voor den dag en het
spel begon.
Al meer en meer dronken zij, zoo veel
zelfs, dat reien reeds bedwelmd waren, en
het duurde niet lang, of allen .waren in een
diepen slaap gedompeld.
Dat had Do Zwart voorzienhij had
dunjop reeds oen stoutmoedig plan ge
bouwd en nu volvoerde hij het.
Met hot mes, den on af scheidelij ken met
gezel van den zeeman, in do vuist, ging do
luttel© schaar matrozen nu naar bcneaon;
ras werden allen, die nog durfden weer
streven, ontwapend en daarna in het ruim
opgesloten. Dat do luiken goed gesloteD
worden, behoeft geen betoog.
Middelerwijl w. s de storm opgehouden,
doch er woet ©cn flinke bries, en wat neg
gunstiger was, do wind was zuidwest, dat
was juist goed, ora snel in hc yadcrland
terug te rijn.
Bij het opkomen der zon steveodo do
bom de haven binnen, onder. Hollandsche
vlag cn loste zijn buit, zijn troep Engel
scho gevangenen, die op een zoo zonderlin
ge wijze genoodzaakt waren zich over te
geven.
Hot raeorendecl der gevangenen sliep nog,
toen de bom binnenliep; bij hun ontwaken
waren zij op ©en geheel andere plaats dan
te Dover, namelijk in een Hollandschen
korker, die in dien tijd voor onzo overzee-
sche naburen bijzonder weinig aantrekke
lijkheid bezat.
De handige gauwdief.
Ingezonden door eeo abonnó.
William Gcttings sloop op een avond,
als sjouwer verkleed, het huis van een ge
neesheer binnen, nam oen mooi bed uit
elkaar en legde het op zijn schouders. Ter
wijl hij het meenam, struikelde hij, viel
van de trap cn brak bijna den hals. Dit ge
raas deed den dokter schrikken en hij ver
liet zijn studeerkamer om te zien, wat er
gebeurd was Gettings stond weer op en
toen hij den dokter dichter bij zich zag dan
hem lief was, zei hij„U zijt ongetwijfeld
dokter die en dio, mijnheer?"
„Ja"' antwoordde do dokter, „en wat
doet gij hier?"
„Ik heb order gekregen van mijnheer
Hugnes," antwoordde Gettings, „hier dit
mc-ubel te brengen, totdat hij het in het
nieuwe huis, dat hij hier dichtbij gehuurd
heeft, zal kunnen plaatoen."
„Wio is die mijnheer Hugnes?" vroeg do
dokter, „ik ken hem niet."
„Dat kan ik u niet zeggen," antwoordde
Gettings, „maar gij moet hem kennen,
daar hij mij bevolen hoeft dit bij u te bren
gen.1'
„Ik geef er zeer weinig om of ik hem
ken of niet", riep do dolkter uit, „maar ik
wil bij mij geen meubels ontvangen, van
wie dan ook en hij had mij ten minste
verlof moeten vragen hot aan my te stu
ren; neem dus je pak maar weer mee."
„Veroorloof mij het hier te laten, mijn
heer," hernam Gettings, „ik heb a] zoo'n
eind geloopen en ik ben zoo moe."
„Ik zeg u, dat go het mee moet nemen,
en zoo niet, dan laat ik het heole boeltje
op de straat gooien."
was het reeds lang mijn wensch lnaiè te
leeren kennen. Wel wist ik, dat Watty
slechte een ondergeschikt ambtenaar op
eon theeplantage was cn dat wij oen alles
behalve weelderig leven konden leiden;
maar ik was immers niet gewoon naar
bals cn partijen te gaan en ik had nooit to
gen werken opgezien. Ik ben ook jong en
gjozond. En Watty was een goed zoon en
men beweert immers, dat een goed zoon
ook een goed echtgenoot wordt, on boven
dien kende ik hem uit mijn kinderjaren.
Van liefde was echter tusschen ons beiden
nooit sprake geweest, niet eens zinspolen-
dorwijze; niet in do verste verte. En wij
hadden elkaar in geen zes jaren gezien.
Hot is zeker een rookclooze, gewaagde on
derneming om naar hot andere eind dor we
reld to reizen, ten einde de vrouw van een
man te worden, voor wien ik nagenoeg een
vreemd© ben en dio bij bij toevallige ontmoe
ting op straat waarschijnlijk niet zou berken
non. Daarom draalde ik nog aan den af
grond. Den eenen dag was ik half geneigd
ja te zeggen, want zijn brieven waren bo-
tooverond, den volgenden weer vast be
sloten, hem met neen te beantwoorden. Op
een goeden dag kreeg ik echter Watty's
portret en wat zal u wel van mij denken,
als ik u zeg, dat het den doorslag gaf?
Zijn gezicht trok mij aan en ik zeide ja."
„Maar kindlief, welk een sprong in het
donker I Als gij het niet onaangenaam
vind, zou ik gaarne dat portret zien, want
ik behoor tot de menschen, die gelooven,
dat men uit de trekken van iemand zijn
karakter kan afleiden."
„Het is in mijn hut. Ik zal het u morgen
met genoegen laten ziennu is het hier
immers reeds te doaker."-
Welnu, welnu," zeide Gettings, „ik zal
het weer meenemen, maAr ik ben er zeker
van, dat mijnheer Hugnes erg ontevreden
zal rijn, want bij heeft mij op hot hart ge
drukt het hier te laten."
„Ik stoor mij niet aan zijn ontevreden
heid, evenmin als aan de uwe," zeide de
dokter, cn ik belast inij niet met het meu
bilair van anderen, ten minste als ze mc
het zelf niet vragen."
„Mij goed, mijnheer," zeide William,
maar daar ik het toch weer mee moet ne
men, wees dan zoo goed, het mij op mijn
rug te helpen tillen."
„Als het daarom to doen is," antwoord
de de dokter; en hij hielp het pak op do
schouders van den kondigen gauwdief til
len. Nauwelijks was William vertrokken,
of de vrouw van den dokter, die juist thuis
kwam, na eenige inkoopen gedaan te heb
ben, ging naar boven, kwam in de kamer
en zag, dat het bed verdwenen was. Ze
ging dadelijk naar beneden en zeide op
scherpen toon tot haar echtgenoot:
„Waarlijk, mijnheer, dat is wel vreemd;
ik kan nooit weggaan, zonder dat gij de
een of andere zonderlinge vorandoring in
huis maakt."
„Wat wil je daarmee zeggen?" vroeg de
dokter; „heb je het verstand verloren?"
„Gij zelf moet het wel verloren hebben,"
hernam zij, „om allo dingen telkens zoo
te verplaatsen, zooals gij het doet."
„Gij moet wel do een of andere slechte
inkoop gedaan hebben, die u zoo uit het
humeur brengt, mijn waarde," zeide de
dokter; „niets is van plaats veranderd,
sedert gij uitgegaan zijt."
„Ik bcoi toch niet blind, geloof ik," her
nam zijn vrouw daaropons bed is niet
meer in onze kamer; waar wilt ge dat nu
weer neerzetten?"
De dokter liep haastig naar boven en
zag, dat niet alleen het bed gestolen was,
maar dat hijzelf den dief geholpen had het
mede te nemen
Een Telegraafbode.
Verscheidene jaren geleden, zoo ver
haalt de Zweed6che schrijfster van dit in
alle opzichten waar verhaal, word ik be
noemd tot directrice van een klein tele
graafkantoor op het platte land.
Er was slechts één groot bezwaar aan
deze plaatsing verbonden. Het viel na
melijk hcol moeilijk dc telegrammen te
bezorgen aan den bodo, die ze rondbren
gen moest. Do man woondo ver van het
kantoor, terwijl ik zelf gedurende de
diensturen mijn post niet verlaten mocht.
Ik dacht to vergeefs na over een miudcl,
dat dio moeilijkheden uit den weg kou rui
men, tot ik op zekeren dag op een inval
kwam, dat het wellicht niet onmogelijk zou
zijn een hond tot telegraafbode op te lei-
don. Met het vast© besluit dit eens ernstig
te beproeven, kocht ïk een jong pocdeltje.
Hij was heel mooi cn niet minder dapper
en speelziek-
Zoodra hij gewoon was geraakt aan zijn
nieuw tehuis, begon ik aan zijn opvoeding.
Menigeen heeft mij gevraagd: „Maar hoo
hebt gij het toch aangologd, om hem to leo-
ren zijn diensten te verleenen?" Dat valt
ook zoo gemakkelijk niet te verklaren. Ik
ving aan mot hom op de gewon© wij zo of
te richten. Toen hij geleerd had mij te ge
hoorzamen, nam ik hem eiken dag na kan
toortijd medo naar den bode, terwijl ik
hem steeds het eon of ander te dragen gaf,
dat hij daar achter moest laten. Hij kreeg
natuurlijk een belooning, wanneer hij zich
naar behooron van zijn taak gekweten had.
OnderUisschen bleef ik onvermoeid
voortgaan met hem to dreseeeren cn voor
dat do hond een jaar oud was, begon hij te
verstaan wat ik van hem verlangde en van
dat oogenblik af maakte hij groote vorde
ringen; hij scheen niet weinig trotseh als
ik hem daarvoor prees.
De eerste maal, dat hij op eigen gelegen
heid dien tocht moest volbrengen, ging het
niet al te best. Hij liet zich biddeD cn
smccken, was angstig cn keerde onverrioli-
ter zake naar huis. Een tweede maal ont
moette hij andere honden en begon hij met
hen te spelen, zoodat hij zijn opdracht ver
gat.
„Voordat gij het gevonden, gekust en
hier gebracht hebt, zal hier wel licht zijn.
Haal het om mijnentwil, want ik heb een
gevoel alsof ik niet zoukunnen slapen, aJs
ik niet vooraf dit portret had aanschouwd."
Ik stond dadelijk op het clectrisohe
licht was intussohen aangestoken en be
gaf mij naar mijn kamer, waar ik hot
portret, dat in een blauw leeren lijstje
prijkte, uit zijn schuilhoek haalde Ik
keerde nu weer naar mrs. Evans terug,
3ie dicht bij een lamp, aan een tafeltje
had plaats genomen. Haar oogen schitter
den letterlijk van gespannen verwachting,
toen zij haar hand uitstak om het por
tret aan te nemen.
Plechtig, zonder een woord to zeggen,
legde ik het fijaae lijstje in haar hand. Toen
ging ik, haar oordeel afwachtend, met een
gevoel van trotseh en triomf zitten. Het was
immers een mooi, ferm, voornaam gezicht,
dat mijn hart stormenderhand veroverd en
al mijn twijfel overwonnea had.
Mrs. Evans beschouwde lang 'de oeoitenis
totdat rij mij eindelijk met een diep ern
stige uitdrukking in haar donkere oogen
aankeek. „Moet ik u zeggen, wat ik er
van denk?"
Ik knikte ongeduldig met het hoofd; ik
wachtte Immers reeds meer 'dan vijf minu
ten op een woord van haar?
„Volgens mijn meening hebt gij in de
loterij vies levens het groote lot getrokken.
Gij zijt een lieveling der Voorzienigheid."
Ik boog mij naar voren om deze heerlijke
woorden op to vangen.
„Ja," zij wees met haar vinger naar
het portret „deze man is naar zijn
trekken te oordeelen, nauwgezet, werkzaam
en rechtschapen. Hij is trouw en standvas-
Maar nadat hij boter geoefend was en
men mcor op hem kon vertrouwen, verteld©
do bode mij, dat hij gewoon was zijn komst
aan to kondigen door een vroolijk geblaf
of door aan do deur te krabben. In don
aanvang zond ik hem alken op zulke dagen
dat het mij mogelijk was een oogjo op hem
te houden. Eerst later, toen ik vast wist
op hem te kunnen rekenen, zond ik hem
zelfs des avonds.
Mot de jaren werd hij eon beetje op zijn
gemak gestold, maar zoodra het telegraaf
toestel begon te werken en ik mij aan do
tafel neerzette om het aangokomen bericht
in ontvangst to nemen, wist hij waar het
op etond on begon hij zich uit to rekken
in zijn mand, als wildo bij zoggen
„Ja, nu moet ik weer weg." Maar wanneer
ik hem naderdo en hem den halsband om
deed, waarop de naam van het telegraaf
kantoor gegraveerd was, gehoorzaamde hij
toch blijmoedig cn stipt als altijd.
Menigmaal heb ik hem met tranen in do
oogen nagestaard, want ik wist, dat rijn weg
bezaaid was met doornen. Er zijn overal
boosaardige wezens, zoowel volwassenon en
kinderen, die er een genoegen in vinden
wreed voor arme dieren te zijn. Men heeft
mij menigmaal medegedeeld boo men den
hond met steenon wierp. In weerwil daar
van liep hij nooit naar huis terug zonder
zich van zijn plicht te hebben gekweten.
Een enkelen maal koorde hij terug, 't Wa«
gedurende een zeer strengen winter. Do
sneeuw lag op sommige plaatsen tot do
daken dor lage huizen opgehoopt cn hot
ergst was hot nog op den weg, dien do
hond had te volgen, voordat deze gebaand
was. Als gewoonlijk was ik verplicht hem
naar den bode to sturon, maar toon hij
op den top van den sneeuwberg aanlandde,
bleef hij daar oen hcol uur radeloos staan
waarna hij zich omwendde en huiswaarts
liep.
Toen hij heel oud was geworden, namen
zijn krachten af en kreeg hij bovendien oen
koolziekte, zoodat ik mij moest verzoenen
met hot denkbeeld van mijn trouwen nuiK-
kor to 8cl)oiden. Het kostte mij heel wat
moeite, want ik kon niot vergoten hoeveel
gocdo diensten ij mij bewezen had. Maar
ik mocht hem ï.iet noodclooa laten lijden.
Hij was onherstelbaar ziok en over dc der
tien jaar oud.
Ik zond om den dokte: en na eeu paar
minuten was alles voorbij. Ik begroef hem
in mijn tuintje. Dat ik hom beweende,
schaam ik mij niet to erkonneu, als ik
terugdenk aan dat rcdelooze dier, dat moor
plichtsbetrachting betoond en nuttiger w.ia
dan menig mcnsch.
xngez. door Jcone Hoogevcon, te Leiden.
Een jager.
Een K s kwam regelrecht op een nieuwe
ling-jager aangehuppeld, en Lom niet bemor
kende, ging hot argeloozo dier op twintig
passen voor liera op zijn achterste pootjeo
zitten. „Zie zoo, haasje", zei dc jager
„maak nu je testament." Hij schoot twee
maal... mis, en do haas gaat cr pijlsnel van
door. „Kijk", roc-pt oen andere jager den
vorbuften nieuweling toe, „hij loopt aJ
naar don notaris, om zijn testament te Jatcn
maken.."
Tevreden.
„Zeg Kaatje, morgen ga ik een reisjo
doen met den luchtballon I"
Kaatje: „Ik hob or niets tegen, Jan as
je maar niot vergeet ondorweg wat lokken»
voor mij to koopon."
Een Bijdehandje.
Een onderwijzer wildo een zijnor leerlin
gen, een aardig wijsneusje, eens duidelijk
maken hoo een kreeft zijn uuid afwerpt, als
hij dio ontgroeid is. „Kijk", zeide hij, „dan'
werpt hij zijn huid weg, zooals gij uwe klco-
ren wegwerpt, wanneer u dio te klein zijn
geworden". „O, neen mijnheer", antwoord
de de kleine, „dan worden door moedor do
inslagen losgetornd en uitgelegd."
tig cn hoewol niet zacht en meegaande,
zoo is hij toch een man, op wiens liefde
een vrouw zich vast kan verlaten."
Ik slaakte een zucht van verliohtiug. Zij
ging echter voort, terwijl zij afwisselend
mij en Watty's portret beschouwde:
„Hij is gesloten en critiscercnd van aard,
maar openhartig en vrijmoedig jegens de
genen, die hij liefheeft, daarbij eergierig
en verstandigover hot geheel een hoogst
interessant gezicht."
Zij zette het portret tegen haar werk
mandje cn voegde or lachend bij: „Boven
dien, wat niet vergeten mag worden, een
pracht van een man."
Ik voelde, hoe ik bij al vleze loftuitingen
van vreugde bloosde; do trotscho voldoe
ning van het verloofde meisje deed mijn
hart onstuimig kloppen.
„Zijn moeder moet wel zeer vleiend
over u geschreven hebben," ging mrs.
Evans voort, „want deze bier is niet de
man om een sprong in het donker tc doen."
„Neen, Watty was van natuur altijd
voorzichtig, maar critiseorend van aard itf
hij vroeger nooit geweest."
„Wel mogelijk, maar dan is hij in dio
zes jaren geheel veranderd. Hij ia intua-
schon tot een man gerijpt; hij ziet er eigen»
lijk ouder uit dan hij is."
„Ja, dat vind ik ook", stemde ik too.
„Hij is veel ouder geworden. Maar ik ook;
ik hoop, dat hij zich niet teleurgesteld in
mijn persoon zal vinden."
(Wordt vervolgd.