LEIDSCH DAGBLAD, DOSMDERDAC 19 OCTOBER. TWEEDE BLAD. Anno 1905. BUBBIEK TOOB DE JEUGD. PIERRE'S DUIF. FEUILLETON. ._^Een Heldin. a Anekdoten. No. 14005. Het was tijdens den rampzaligen tijd van het beleg van Parijs. Pierre liep door dc eens zoo drukke, levendige straat, die thans geheel verlaten scheen, toen hij plotseling iets knallen hoorde. Werktuig lijk ging bij uit den weg, want de knaap •was reeds, als alle overige inwoners der 6tad, vertrouwd geraakt met het losbran den van bommen en granaten, on op het zelfde oogenhlik zag luj iets vlak bij een huis fladderen. Hij liep er op toe en zag dat het een gewondo duif was. Pierre was hartstochtelijk gehecht aan alle mogelijke dierendus nam hij het arme beestje voor zichtig op, verborg het onder zijn kiel en liep cr mede naar een beschut plekje, waar hij do duif zorgvuldig bekijken kon. Hij ontdekte, dat baar vleugel gebroken was en tevens dat er een reepje papier aan haar pootje was vastgebonden. ,,Hij nam het cr haastig af en las de woorden: Bericht mij, hoe het met de stad gesteld is." De knaap begreep aanstonds de beteeke- nis van dien volzin. Heb arme diertje was een postduif en haar briefje afkomstig van (h wakkere soldaten, die do beleger den wilden ontzetten Een oogenblik bleef hij nadenken over hetgeen hem te doen stond en na een besluit te hebben geno men, Rnoldo hij met de duif naar huis. (Eenmaal daar, haastte hij zich water to halen on do gekwetste te badeD Hij vrees de, dat, zoo iemand van de zaak hooreD mocht, men hem ziju pas verkregen schat zou afnemen en toch wilde hij dat do be velvoerende officieren het bericht zouden or.bva-ngen. Eindelijk kwam bij op ecu inval. Na bet diertje to hebben verzorgd, be gaf hij zich naar de woning van den gou verneur e.n liet vlak voor de deur het briefje vallen Daarop ging hij zich in do nabijheid verbergen. Niet lang daarna smaakte hij do voldoening, den gouverneur zelf naar buiten te zien komen en te be merken hoe deze, verwonderd, een opge rold briefje voor zijn voeteü te vinden, het nieuwsgierig opraapte en las. Onmiddel lijk trad hij zijn huis weer binnen. Do knaap spoedde zich nu voldaan naar zijn eigen woning terug, verborg de duif in een kistje, gaf haar de helft van zijn brood en bleef haar niet alleen varzorgen, maar toen zij hersteld was, nam hij haar ook altijd op zijn tochten mede, haar on der zijn kiel houdende, als hij Kier.en daar, met liet doen van boodschappen, een stui ver zocht te verdienen. Binnen de muren van Parijs ging alles van kwaad Lot erger; er was geen voedsel meer to vinden en aan werk kon men haast, niet meer kouieu. Op zekeren dag, dat hij rondliep om naar eenig werk te zoeken, hoorde Pierre twee mannen praten. „Hebt gij gehoord, dat geen der duiven heeft kunnen overgaan?" vroeg dc een. Pierre klemde zijn schat dichter tegen zich aan, terwijl do ander antwoordde: ,,Nu, d<m zal dc eeu of ander door do vijandelijke linie been moeten breken." Dit i^tsto werd lachend gezegd en het tweet-*' schreed vordor, geen oogenblik vermoedende, dat een tienjarige knaap elk diur-i woorden opgevangen had cn reeds bezig w;tk met het beramen van een plan. Hij sntade huiswaarts, zich slechts afvra gende l^oo hij do zaak aan zijn moeder mededeclen zou. Indien hijzelf het haar Zöido, z^u zij hem nooit vergunnen tc gaan en z^TSBVader zou hem uitlachen- Schreef hij haaireeti bricfjo en liet hij dat in do kamer achter, dan kon het gevonden wor den dooV^ een spion of zou zijn moeder het aan do buren vertellen cn was alles ver loren. Neen! bij kon slechts één ding- doen alles aan zijn broertje vertellen en hem op to Oi"; hun moeder intijds to waar schuwen. Hij - o:; dus den kleinen Jacquos ter zij do. Jacques alleen wist van Pierre's duif af. Zooci a hij het dappere plan hoorde, klap- ,,Ik schreef hein echter op dezelfde ma- bier, als ik aan Tom deed, die zich in Zuid- Afrika bevond, en nc zal ik vergeten, hoe .verrast ik was, toen mrs. Thorold mij op eeu avond in den tuin meedeelde, dat Watty miju gezicht op de fotografie van een gvoopjekennissen had gezien en tot over de ooren op mij verliefd was. Ik was eerst bis verstijfd van verwondering, maar daar op barstte ik onwillekeurig in een schate rend gelach uit- Ik verzekerd© zijn moe der,j-clat dit toch slechts een grapje van IWaJte^kon zijn. Zij daarentegen nam de zaak c'riastig op cn werd bepaald boos over miju ^onderstelling. Den volgenden mor gen iceds vroeg verscheen zij bij tante Lucy, met wie zij wel een uur lang alleen bleef, cn aan tafol viel het mij op, dat tante mij telkens zoo eigenaardig aankeek." ,,Dc beide dames hadden de aangelegen heid zeker samen besproken en waren het eens geworden. Wat gebeurde er verder?" „Yoorloopig niets. Er word eerst onbe stemd, toon meer bepaald, om mij heen- gefluisterd, dat tuöschcu Watty Thorold en mij van kind ai een verstandhouding, een soort kmdervriendscbap had bestaan, en hoe ik ook tegen zulk een boweging op kwam, h~t IixcIt alles niets- Integendeel, dc vriendschap tusschen mrs- Thorold en mijn bloedverwanten werd van dag tot dag inniger, totdat ik eindelijk een brief van Walter kreeg... O, zulk een mooien brief, te hij in de handen ca smeekte mede te mogen gaan, maar Pierre antwoordde: „Wie zou het dan aan moeder zeggen? En het is ook gemakkelijker te doon vnor c'.'.i dan voor twee" „Maar", hield Jacques vol, „ik ben al zes jaar. Waarom kan ik niet gaan?" Pierre weigerde hiervan te willen hooren. De beide knapen gingen naar binnen, aten het weinige voedsel, dat er nog overbleef cn begaven zich daarna naar hun slaapplaats. Daar gekomen, gaf Pierre de duif te eten, zeide Jacques vaarwel ea kroop het venster uit, zijn gevleugelde makker dicht aan zijn hart houdende. Hij kende do stad door en door on het duur de niet lang, of hij had de buitenposten be reikt en bevond zich onder de vijanden. Met vasten, rustigen tred schreed hij ver der, zoo zacht, dat niemand iets van de kleine gedaante bemerkte; maar plotse ling struikelde hij over iets, dat begon te kletteren. In een oogwenk weerklonk cc overal geschreeuw, zag men van alle- zij den lichten flikkeren en voor hij de vlucht had kunnen nemen, greep een stevige hand hem bij de schouder en riep een- ruwe stem „WolzooEen kleino spion I Niets meer dan een kind!" Picrro had nog maar juist den tijd zijn duif te verbergen, en werd daarop naar een tent gevoerd, dio alleen gebezigd werd voor de nachtelijke schildwachten Hier bleef hij tot den morgen, cn van een oogenblik ge bruik makende, waarop zijn bewaker in slaap gevallen was, greep hij eon op tafel liggend potlood en papier en schreef: „Komt spoedig. Parijs behoeft hulp. Ben gevangen genomen door den vijand. Pierre Garnière." Hierop maakte hij het briefje aan den poot der duif vast, kuste haar on der tranen, hief een tipje van het linnen der tent op en liet het diertje daar door heen. Laat op den namiddag, terwijl een Fran- scho schildwacht naar hot kamp terugkeer de, viel een postduif hijgend aan zijn voe ten neer. De man nam het diertje- op, maakte een briefje van haar poot los en bracht het aan zijn generaal. Deze had nauwelijks de woorden gelezen, of hij ver zocht den vijand, gevangenen uit te wisse len, wat ook werd tocgestaan. Pierro werd zoodoend© naar het Fran- sche kamp gevoerd en deelde den bevelheb ber alles medo wat hij wist. Dc generaal, die verbaasd was zulk een kleino bode te zien, drukte hem de hand en zeide- hem hoe veel waarde zijn bericht voor het leger had. Daarna deelde hij hem mede waar hij zijn duif kon vinden. Zij was gekwetst aange komen en lag in een kistje; op het oogen blik dat Pierre zich over zijn lieveling heen boog, poogde zij nog tegen hem op te fladderen en zonk toen dood neer. De oogen van den knaap vulden zich met tra non, maar vastberaden klemde hij de tan den opeen. Was de duif niet voor zijn vaderland ge storven SCHIPPER DE ZWART. Het was een 6choono zomerdag geweest, do zon dook reeds onder de westerkim de nacht brak aan. Op de blanke baren der Noordzee be woog zioh een schuit, een bom, toebehoo- rendo aaD den Hollander De Zwart. Waarom maakten do matrozen zulk eeu haast om allo zeilen bij te zetten? Zij wer den achtervolgd. Door wien? Door een Engelschen kotter. Het was namelijk in den tijd, toen de Republiek der Vereenigdo Nederlanden in oorlog wag met Engeland. Ieder begrijpt nu waarom deze matrozen zulke wanhopige pogingen deden, om aan den kotter to ontkomen. Zij wisten immers, welk lot hun wachtte, zoo zij achterhaald werden: de schuit in handen der Engelschen en zij zelvcn in gevangenschap; dat wildeD zij niet, naar het vaderland terugkeeren, dat wilden ze. Tevergeefs was hun streven; do kot ter naderde hen al meer cn meer on begon zelfs to vuren; tegenweer kon niets baten. Is hot der bemanning onzer schuit ten kwade te duiden, dat zij de vlag streek en zich overgaf? Neen. waann hij mij vroeg of ik zijn vrouw wilde worden." „En wat zeidet gij daarvan, kindlief „Eigenlijk niets. Maar des te meer zei den undero menschen. Zij schenen mij voor een door het geJuk bijzonder bevoorrecht wezen te houden. Al de meisjes en oude jonge juffrouwen in de buurt werden opge teld cn hoewel tan to Lucy zelvo mij niet trachtte te overreden, zoo deed Linda het des te meer. Toen kwam op zekeren dag mrs- Thorold bij ons en werkte door over redende woorden, met mijn hand in dc hare, wel een uur lang op mijn gemoed Haar oogen weken daarbij niet van mijn gelaat en ik geloof, dat zij mij met haar doordrin genden blik en haar zachten, maar beslisten toon letterlijk heeft gehypnotiseerd." „Arm kind I M©n heeft u van alle kanten in do engte gedreven I" „Bovendien hoorde ik, dat tante Lucy een aannemelijken prijs voor het slot was geboden en zij van plan wa8 een kleine woning met drio slaapkamers en een woon kamer to huren, welke dus slechts ruimte voor do familie zelve aanbood. Mijn tante vond bijgevolg, dat ik met Watty moest trouwen, en liet mij maar al te duidelijk voelen, dat ik haar tot last was... „Hoe afschuwelijk!" riep mrs. Evans ge heel verontwaardigd. „Het scheen mij toe, alsof zij mij allen in een afgrond wilden stooten, aan welks rand ik mij met beide handen als razend vastklemde." „Ja, ja, dat is een goede vergelijking." „Maar ondanks alles, dat moet ik beken nen, voelde ik mij toch ook gevleid. Do ge dachte een eigen haard, een eigen huishou ding te hebben, lokte mij aan; bovendien Dadelijk kwamen nu van den kottor een aantal mannen over op de bom on maakten schipper Do Zwart kenbaar, dat Dover hun bestemming was. Naar Dover zette dus de kottor koers, in do verte gevolgd door dc mindor snel varende bom. Do Engelschen achtten het evenwel onnoo- dig, hun gevangenen op te sluitendezen waren immers weerloos, terwijl zij zclven goed gewapend waren; cn bovendien, do matroapn konden do schuit besturen en worden daarom vrij op het dek gelaten. Het-weder bleef oiot zooals het geweest was; allengs kwamen zware wolken opzet ten ,de lucht werd al grauwer; het liet zich aanzien, dat er een flinke storm op til was. De Engelscho soldaten, overtuigd, dat bij 6torm do Hollanders boter dan zij in staat waren het schip te besturen, gingen in do kajuit en deden zich te goed aan Schic- damsoho jenever, waarvan zij eenige krui ken in de bom ontdokt hadden; daarna kwamen do kaarten voor den dag en het spel begon. Al meer en meer dronken zij, zoo veel zelfs, dat reien reeds bedwelmd waren, en het duurde niet lang, of allen .waren in een diepen slaap gedompeld. Dat had Do Zwart voorzienhij had dunjop reeds oen stoutmoedig plan ge bouwd en nu volvoerde hij het. Met hot mes, den on af scheidelij ken met gezel van den zeeman, in do vuist, ging do luttel© schaar matrozen nu naar bcneaon; ras werden allen, die nog durfden weer streven, ontwapend en daarna in het ruim opgesloten. Dat do luiken goed gesloteD worden, behoeft geen betoog. Middelerwijl w. s de storm opgehouden, doch er woet ©cn flinke bries, en wat neg gunstiger was, do wind was zuidwest, dat was juist goed, ora snel in hc yadcrland terug te rijn. Bij het opkomen der zon steveodo do bom de haven binnen, onder. Hollandsche vlag cn loste zijn buit, zijn troep Engel scho gevangenen, die op een zoo zonderlin ge wijze genoodzaakt waren zich over te geven. Hot raeorendecl der gevangenen sliep nog, toen de bom binnenliep; bij hun ontwaken waren zij op ©en geheel andere plaats dan te Dover, namelijk in een Hollandschen korker, die in dien tijd voor onzo overzee- sche naburen bijzonder weinig aantrekke lijkheid bezat. De handige gauwdief. Ingezonden door eeo abonnó. William Gcttings sloop op een avond, als sjouwer verkleed, het huis van een ge neesheer binnen, nam oen mooi bed uit elkaar en legde het op zijn schouders. Ter wijl hij het meenam, struikelde hij, viel van de trap cn brak bijna den hals. Dit ge raas deed den dokter schrikken en hij ver liet zijn studeerkamer om te zien, wat er gebeurd was Gettings stond weer op en toen hij den dokter dichter bij zich zag dan hem lief was, zei hij„U zijt ongetwijfeld dokter die en dio, mijnheer?" „Ja"' antwoordde do dokter, „en wat doet gij hier?" „Ik heb order gekregen van mijnheer Hugnes," antwoordde Gettings, „hier dit mc-ubel te brengen, totdat hij het in het nieuwe huis, dat hij hier dichtbij gehuurd heeft, zal kunnen plaatoen." „Wio is die mijnheer Hugnes?" vroeg do dokter, „ik ken hem niet." „Dat kan ik u niet zeggen," antwoordde Gettings, „maar gij moet hem kennen, daar hij mij bevolen hoeft dit bij u te bren gen.1' „Ik geef er zeer weinig om of ik hem ken of niet", riep do dolkter uit, „maar ik wil bij mij geen meubels ontvangen, van wie dan ook en hij had mij ten minste verlof moeten vragen hot aan my te stu ren; neem dus je pak maar weer mee." „Veroorloof mij het hier te laten, mijn heer," hernam Gettings, „ik heb a] zoo'n eind geloopen en ik ben zoo moe." „Ik zeg u, dat go het mee moet nemen, en zoo niet, dan laat ik het heole boeltje op de straat gooien." was het reeds lang mijn wensch lnaiè te leeren kennen. Wel wist ik, dat Watty slechte een ondergeschikt ambtenaar op eon theeplantage was cn dat wij oen alles behalve weelderig leven konden leiden; maar ik was immers niet gewoon naar bals cn partijen te gaan en ik had nooit to gen werken opgezien. Ik ben ook jong en gjozond. En Watty was een goed zoon en men beweert immers, dat een goed zoon ook een goed echtgenoot wordt, on boven dien kende ik hem uit mijn kinderjaren. Van liefde was echter tusschen ons beiden nooit sprake geweest, niet eens zinspolen- dorwijze; niet in do verste verte. En wij hadden elkaar in geen zes jaren gezien. Hot is zeker een rookclooze, gewaagde on derneming om naar hot andere eind dor we reld to reizen, ten einde de vrouw van een man te worden, voor wien ik nagenoeg een vreemd© ben en dio bij bij toevallige ontmoe ting op straat waarschijnlijk niet zou berken non. Daarom draalde ik nog aan den af grond. Den eenen dag was ik half geneigd ja te zeggen, want zijn brieven waren bo- tooverond, den volgenden weer vast be sloten, hem met neen te beantwoorden. Op een goeden dag kreeg ik echter Watty's portret en wat zal u wel van mij denken, als ik u zeg, dat het den doorslag gaf? Zijn gezicht trok mij aan en ik zeide ja." „Maar kindlief, welk een sprong in het donker I Als gij het niet onaangenaam vind, zou ik gaarne dat portret zien, want ik behoor tot de menschen, die gelooven, dat men uit de trekken van iemand zijn karakter kan afleiden." „Het is in mijn hut. Ik zal het u morgen met genoegen laten ziennu is het hier immers reeds te doaker."- Welnu, welnu," zeide Gettings, „ik zal het weer meenemen, maAr ik ben er zeker van, dat mijnheer Hugnes erg ontevreden zal rijn, want bij heeft mij op hot hart ge drukt het hier te laten." „Ik stoor mij niet aan zijn ontevreden heid, evenmin als aan de uwe," zeide de dokter, cn ik belast inij niet met het meu bilair van anderen, ten minste als ze mc het zelf niet vragen." „Mij goed, mijnheer," zeide William, maar daar ik het toch weer mee moet ne men, wees dan zoo goed, het mij op mijn rug te helpen tillen." „Als het daarom to doen is," antwoord de de dokter; en hij hielp het pak op do schouders van den kondigen gauwdief til len. Nauwelijks was William vertrokken, of de vrouw van den dokter, die juist thuis kwam, na eenige inkoopen gedaan te heb ben, ging naar boven, kwam in de kamer en zag, dat het bed verdwenen was. Ze ging dadelijk naar beneden en zeide op scherpen toon tot haar echtgenoot: „Waarlijk, mijnheer, dat is wel vreemd; ik kan nooit weggaan, zonder dat gij de een of andere zonderlinge vorandoring in huis maakt." „Wat wil je daarmee zeggen?" vroeg de dokter; „heb je het verstand verloren?" „Gij zelf moet het wel verloren hebben," hernam zij, „om allo dingen telkens zoo te verplaatsen, zooals gij het doet." „Gij moet wel do een of andere slechte inkoop gedaan hebben, die u zoo uit het humeur brengt, mijn waarde," zeide de dokter; „niets is van plaats veranderd, sedert gij uitgegaan zijt." „Ik bcoi toch niet blind, geloof ik," her nam zijn vrouw daaropons bed is niet meer in onze kamer; waar wilt ge dat nu weer neerzetten?" De dokter liep haastig naar boven en zag, dat niet alleen het bed gestolen was, maar dat hijzelf den dief geholpen had het mede te nemen Een Telegraafbode. Verscheidene jaren geleden, zoo ver haalt de Zweed6che schrijfster van dit in alle opzichten waar verhaal, word ik be noemd tot directrice van een klein tele graafkantoor op het platte land. Er was slechts één groot bezwaar aan deze plaatsing verbonden. Het viel na melijk hcol moeilijk dc telegrammen te bezorgen aan den bodo, die ze rondbren gen moest. Do man woondo ver van het kantoor, terwijl ik zelf gedurende de diensturen mijn post niet verlaten mocht. Ik dacht to vergeefs na over een miudcl, dat dio moeilijkheden uit den weg kou rui men, tot ik op zekeren dag op een inval kwam, dat het wellicht niet onmogelijk zou zijn een hond tot telegraafbode op te lei- don. Met het vast© besluit dit eens ernstig te beproeven, kocht ïk een jong pocdeltje. Hij was heel mooi cn niet minder dapper en speelziek- Zoodra hij gewoon was geraakt aan zijn nieuw tehuis, begon ik aan zijn opvoeding. Menigeen heeft mij gevraagd: „Maar hoo hebt gij het toch aangologd, om hem to leo- ren zijn diensten te verleenen?" Dat valt ook zoo gemakkelijk niet te verklaren. Ik ving aan mot hom op de gewon© wij zo of te richten. Toen hij geleerd had mij te ge hoorzamen, nam ik hem eiken dag na kan toortijd medo naar den bode, terwijl ik hem steeds het eon of ander te dragen gaf, dat hij daar achter moest laten. Hij kreeg natuurlijk een belooning, wanneer hij zich naar behooron van zijn taak gekweten had. OnderUisschen bleef ik onvermoeid voortgaan met hem to dreseeeren cn voor dat do hond een jaar oud was, begon hij te verstaan wat ik van hem verlangde en van dat oogenblik af maakte hij groote vorde ringen; hij scheen niet weinig trotseh als ik hem daarvoor prees. De eerste maal, dat hij op eigen gelegen heid dien tocht moest volbrengen, ging het niet al te best. Hij liet zich biddeD cn smccken, was angstig cn keerde onverrioli- ter zake naar huis. Een tweede maal ont moette hij andere honden en begon hij met hen te spelen, zoodat hij zijn opdracht ver gat. „Voordat gij het gevonden, gekust en hier gebracht hebt, zal hier wel licht zijn. Haal het om mijnentwil, want ik heb een gevoel alsof ik niet zoukunnen slapen, aJs ik niet vooraf dit portret had aanschouwd." Ik stond dadelijk op het clectrisohe licht was intussohen aangestoken en be gaf mij naar mijn kamer, waar ik hot portret, dat in een blauw leeren lijstje prijkte, uit zijn schuilhoek haalde Ik keerde nu weer naar mrs. Evans terug, 3ie dicht bij een lamp, aan een tafeltje had plaats genomen. Haar oogen schitter den letterlijk van gespannen verwachting, toen zij haar hand uitstak om het por tret aan te nemen. Plechtig, zonder een woord to zeggen, legde ik het fijaae lijstje in haar hand. Toen ging ik, haar oordeel afwachtend, met een gevoel van trotseh en triomf zitten. Het was immers een mooi, ferm, voornaam gezicht, dat mijn hart stormenderhand veroverd en al mijn twijfel overwonnea had. Mrs. Evans beschouwde lang 'de oeoitenis totdat rij mij eindelijk met een diep ern stige uitdrukking in haar donkere oogen aankeek. „Moet ik u zeggen, wat ik er van denk?" Ik knikte ongeduldig met het hoofd; ik wachtte Immers reeds meer 'dan vijf minu ten op een woord van haar? „Volgens mijn meening hebt gij in de loterij vies levens het groote lot getrokken. Gij zijt een lieveling der Voorzienigheid." Ik boog mij naar voren om deze heerlijke woorden op to vangen. „Ja," zij wees met haar vinger naar het portret „deze man is naar zijn trekken te oordeelen, nauwgezet, werkzaam en rechtschapen. Hij is trouw en standvas- Maar nadat hij boter geoefend was en men mcor op hem kon vertrouwen, verteld© do bode mij, dat hij gewoon was zijn komst aan to kondigen door een vroolijk geblaf of door aan do deur te krabben. In don aanvang zond ik hem alken op zulke dagen dat het mij mogelijk was een oogjo op hem te houden. Eerst later, toen ik vast wist op hem te kunnen rekenen, zond ik hem zelfs des avonds. Mot de jaren werd hij eon beetje op zijn gemak gestold, maar zoodra het telegraaf toestel begon te werken en ik mij aan do tafel neerzette om het aangokomen bericht in ontvangst to nemen, wist hij waar het op etond on begon hij zich uit to rekken in zijn mand, als wildo bij zoggen „Ja, nu moet ik weer weg." Maar wanneer ik hem naderdo en hem den halsband om deed, waarop de naam van het telegraaf kantoor gegraveerd was, gehoorzaamde hij toch blijmoedig cn stipt als altijd. Menigmaal heb ik hem met tranen in do oogen nagestaard, want ik wist, dat rijn weg bezaaid was met doornen. Er zijn overal boosaardige wezens, zoowel volwassenon en kinderen, die er een genoegen in vinden wreed voor arme dieren te zijn. Men heeft mij menigmaal medegedeeld boo men den hond met steenon wierp. In weerwil daar van liep hij nooit naar huis terug zonder zich van zijn plicht te hebben gekweten. Een enkelen maal koorde hij terug, 't Wa« gedurende een zeer strengen winter. Do sneeuw lag op sommige plaatsen tot do daken dor lage huizen opgehoopt cn hot ergst was hot nog op den weg, dien do hond had te volgen, voordat deze gebaand was. Als gewoonlijk was ik verplicht hem naar den bode to sturon, maar toon hij op den top van den sneeuwberg aanlandde, bleef hij daar oen hcol uur radeloos staan waarna hij zich omwendde en huiswaarts liep. Toen hij heel oud was geworden, namen zijn krachten af en kreeg hij bovendien oen koolziekte, zoodat ik mij moest verzoenen met hot denkbeeld van mijn trouwen nuiK- kor to 8cl)oiden. Het kostte mij heel wat moeite, want ik kon niot vergoten hoeveel gocdo diensten ij mij bewezen had. Maar ik mocht hem ï.iet noodclooa laten lijden. Hij was onherstelbaar ziok en over dc der tien jaar oud. Ik zond om den dokte: en na eeu paar minuten was alles voorbij. Ik begroef hem in mijn tuintje. Dat ik hom beweende, schaam ik mij niet to erkonneu, als ik terugdenk aan dat rcdelooze dier, dat moor plichtsbetrachting betoond en nuttiger w.ia dan menig mcnsch. xngez. door Jcone Hoogevcon, te Leiden. Een jager. Een K s kwam regelrecht op een nieuwe ling-jager aangehuppeld, en Lom niet bemor kende, ging hot argeloozo dier op twintig passen voor liera op zijn achterste pootjeo zitten. „Zie zoo, haasje", zei dc jager „maak nu je testament." Hij schoot twee maal... mis, en do haas gaat cr pijlsnel van door. „Kijk", roc-pt oen andere jager den vorbuften nieuweling toe, „hij loopt aJ naar don notaris, om zijn testament te Jatcn maken.." Tevreden. „Zeg Kaatje, morgen ga ik een reisjo doen met den luchtballon I" Kaatje: „Ik hob or niets tegen, Jan as je maar niot vergeet ondorweg wat lokken» voor mij to koopon." Een Bijdehandje. Een onderwijzer wildo een zijnor leerlin gen, een aardig wijsneusje, eens duidelijk maken hoo een kreeft zijn uuid afwerpt, als hij dio ontgroeid is. „Kijk", zeide hij, „dan' werpt hij zijn huid weg, zooals gij uwe klco- ren wegwerpt, wanneer u dio te klein zijn geworden". „O, neen mijnheer", antwoord de de kleine, „dan worden door moedor do inslagen losgetornd en uitgelegd." tig cn hoewol niet zacht en meegaande, zoo is hij toch een man, op wiens liefde een vrouw zich vast kan verlaten." Ik slaakte een zucht van verliohtiug. Zij ging echter voort, terwijl zij afwisselend mij en Watty's portret beschouwde: „Hij is gesloten en critiscercnd van aard, maar openhartig en vrijmoedig jegens de genen, die hij liefheeft, daarbij eergierig en verstandigover hot geheel een hoogst interessant gezicht." Zij zette het portret tegen haar werk mandje cn voegde or lachend bij: „Boven dien, wat niet vergeten mag worden, een pracht van een man." Ik voelde, hoe ik bij al vleze loftuitingen van vreugde bloosde; do trotscho voldoe ning van het verloofde meisje deed mijn hart onstuimig kloppen. „Zijn moeder moet wel zeer vleiend over u geschreven hebben," ging mrs. Evans voort, „want deze bier is niet de man om een sprong in het donker tc doen." „Neen, Watty was van natuur altijd voorzichtig, maar critiseorend van aard itf hij vroeger nooit geweest." „Wel mogelijk, maar dan is hij in dio zes jaren geheel veranderd. Hij ia intua- schon tot een man gerijpt; hij ziet er eigen» lijk ouder uit dan hij is." „Ja, dat vind ik ook", stemde ik too. „Hij is veel ouder geworden. Maar ik ook; ik hoop, dat hij zich niet teleurgesteld in mijn persoon zal vinden." (Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5