No. 13989. LEfDSCH DAGBLAD, Z ATERDAG 30 SEPTEMBER. TWEEDE BLAD. Aniio 19ö5. PERSOVERZICHT. Over de stichting van een Katho lieke Universiteit schreef „De H e- raut" het volgende: Het plan om een Roomsche Universiteit ie stichten wordt, ook onzerzijds, met in genomenheid begroet. Reeds lang kiemde de gedachte, maar tot een beslist initiatief kwam het nog niefc. Evenals ten onzent, waren ook onze lïoom- 'Bcho landgenooten verdeeld ten opzichte yan het vraagstuk, hoe het best de invloed .van do ongeloovige wetenschap op dc stu denten kon gebroken worden. Eenerzijds hield men vast aan dc Rijks- Hoogescholen, en wacbtto men alle heil van aanvullingsprofeesoraten. De Room sche studenten werden in vercenigingen saamgebracht; een eigen orgaan voor dezen studentenbon d werd in het leven geroepen, door retraites werd het geloofsleven ver- 'sterkt. En de benoeming van den weispro- kenden verdediger der Thomistische Uni versiteit scheen genoegzaam tegengif te bieden tegenover do verleiding der mater ialistische wetenschap. Maar aan do andere zijde werd diep ge voeld, dat dit alles uitnemend was als tij delijk hulpmiddel, maar op den duur niet bevredigen kon. En steeds luider werden de stemmen, die riepen om een Universiteit op Roomschen grondslag, waar de kracht gezocht werd niet in bot toedienen van te gengif, maar in het opbouwen van de we tenschap in haar geheel op den wortel des goloofs. In die worsteling der mecningen heeft thans het Episcopaat partij gekozen. Door de Radboudstichting in het leven geroe pen is de cersto stap gedaan, die tot op richting eener Roomsche Hoogeschool zal leiden. En wie dc rijke hulpbronnen kent, .waarover onze Roomscho landgenooten be- fechikkon kunnen, twijfelt niet, of de stich tingssom van 3000 zal straks verdui- zendvoudigd zijn. Dat een enkel orgaan der Roomsche pers 'daarbij ietwat smalend afgaf op do kleine kracht, waarmedo dc Vrije Universiteit be ginnen moost, deert ons niet. Gelukt het onzen Roomacheu landgenooten, om ter stond met een volledig stel hooglceraren .voor alle faculteiten, cn een atichtingska- pitaal van efctelijko millioencn, op te treden 'dan zal ons dit te liever zijn. Niets versterkt meer de kracht van het bijzonder Hooger Onderwijs, dan do booge positie, de weten schappelijke naam en do uitnemende mid delen, waarover een Vrije Universiteit be schikken kan. Gevaar van zulk een Roomsche Univer siteit voor het Protestantisme duchten wij r.iet. Integendeel. Wanneer aan onze Rijks Universiteiten een aantal bekwame Room sche hoogleoraren optraden, zou het ge vaar veel grootcr zijn, dat menig door de indifferente wetenschap onbevredigde stu dent onder do bekoring van hot Roomscho geloof kwam. Terwijl aan een Roomscho Hoogeschool uiteraard alleen Roomscho studenten zullen gaan studeeren. Bovendien, het anti-papisme, dat in Rome alleen den vijand ziet, miskent do werke- kelijke verhouding. De statistiek wijst het elk jaar met onwcderlegbaro cijfers uit-, dat do aanwas der Roomscho bevolking het aflegt tegenover do Protes tan tscho. Wat tot ernstige bezorgdheid aanleiding geven moet> is niet hot klimmen van Homo's in vloed, maar het voldwinnen in steeds bree der rijen van ons volk van den geest, die met alle geJoof en alle Kerk gebroken heeft. In den strijd tegen dien geest des onge loof s ach too we, dat een Roomsche Univer siteit ons goede diensten bewijzen kan. Reeds nu levert do Roomsche wetenschap in het buitenland door uitnemends werken over philosophic, over ooconomie, over na tuurstudie enz den geloovigcn Protestant menig kostelijk wapen. De stichting eener Roomscho Universiteit in ons land zal in 'dat opzicht do Christelijke wetenschap in het algemeen to stade komen. En voo zoover anderzijds door zulk een Roomscho Hoogeschool de antithese scher per in bet licht zal treden, die Romo cn ons scheidt, kunneu we ook daarin geen andere zien. Het zal ons, Protestanten, dwingen onze beginselen scherper te belij nen, do toepassing dier beginselen juister te formuleeren, ons helderder rekenschap tc geven van ons eigen standpunt, Moge do dag daarom niet verre zijn, dat dc Radboudstichting ons een vrije Room scho Universiteit brengt" Onder het hoofd Zondagsrust zegt „Ho t Centrum": Nog boter wie zelf do zegeningen yan een rusligea Zondag mag genieten dan wie in doffe berusting zlcb aan de ontbering daarvan heeft gewend, weet welke waarde de Sabbatsrust heeft yoor ons lichamelijk en geestelijk leven. En wie do samenleving l*.ent ^ooals zij bestaat, heeft gezien hoevelen deze wel daad nog missen moeton; velen, die daarop niet minder recht hebben dan anderen cn vaak de allermeeste behoefte. Maar ze staan alleen en onbeschermd tegen wat men de eischen noemt van het verkeer, tegen do willekeur van kortzich tige arbcidsleiders ea tegen do tirannie van het onnadenkend publiek. Hun to hulp to komen is plicht, en dio taak to vervullen, heeft met ijver cn beleid op zich genomen de ,,Nederlandscho Yereeniging tot bevordering van „Zondagsrust" to Dordrecht in algemeen© vergadering bijeen. Het heeft lang geduurd, eer de Noder- landscho katholieken anders dan met ze ker wantrouwen dez© Voreeniging zagen bestaan on arbeiden. Men onderscheTddo niet genoeg het so ciaal belang d©|r Zondagsrust van het geestelijko der Zondagsheiliging en meen- ae, dat de samenarbeid met andersdenken den aan de rechten der Kerk tekort kon doen. Anderen onder ons waren boducht voor de puriteinsche steilte van een Engolschen Zondag of lagen onder invloed yan de luchtiger opvattingen bij het Fransche volk, dat langer dan recht was "den ka tholieken tot voorbeeld stond. Doch in allo geval: ér is niet enkel ver ontschuldiging, or is ook schuld. Een schuld echter, dio de laatste jaren begon te worden gedelgd en niet het minst doordat op do algemeen© vorgaderingen telkens c katholiek spreker, on sprekers van katholieken naam: dr. Brom, rector Bult, baron Yan Wijnbergen, optraden en met aandacht werden gehooid. Eerst echter was, ook thai; i w$er te Dordrecht, de agenda doorgowerkt, had men werk verricht, voordat men door hot woord der redenaars tot nieuwen arbeid zich opwekken liet. De onderwerpen der agenda waren van uiteenlooponden aard, maar bij allo kwam de bedoeling te voorschijn practïsche maatregelen voor te stellen, al kan niet worden gezegd, dab steeds do zioh aan meldende denkbeelden beter legitimatie bewijs idon die bedoeling toonen konden. Zoo was het minstens onvoorzichtig, een voorstel als dat van 's-Hertogenboscb tot invoering van Zondagsrust-postzegels in te dienon, waar de proef, met deze zegels in België genomen, allesbehalve aanlokke lijke resultaten had- En geheel onbegrij pelijk was hot, dat toch, hoewel de voor zitter op dit feit wees, niet werd besloten, een onderzoek in te stellen bij onze nabu ren, maar met op drio na algemeene stem men op die postzegels aangedrongen bleef. Do Yereeniging heeft nog to veel abso luut nuttig cn practisch werk to doen dan dat zij zicb met twijfelachtige maatregelen moet gaan bezighouden. Een ander voorstel: op Zaterdag geen wisselprotest, word ernstiger bezicD en behandeld en verworpon{ Hoewel algemeen met het principe werd ingestemd, dat de Zondagsrust op den duur enkel afdoend kan worden gehandhaafd, wanneer oen andere tijd, het best de Zaterdagmiddag, voor inkoopon, huia. ijken arbeid cn der gelijke kan worden gebruikt. Een denkbeeld, dat elders reeds praktijk werd, m-'j'.r dan toch ook hier te lande niet meer als raar wordt aangestaard. In verband daarmede on ook op zichzelf reeds aan Zondagsrust bevorderlijk ia be taling van loon vroogor dan 's Zaterdags avonds; men zal dienaangaande bij werk gevers en vakverecnigingen een enquête instellen. Wordt het loon vroeger betaald ep is er rijd voor inkoopon, dan wordt ook meer mogelijk wat als derde niet nieuw, maar steeds urgent vraagstuk in beraad kwam: de sluiting der winkels op Zondag. Ook tn deze riohting werden een paar kleine stapjes voorwaarts gedaan. Maar tevens do overtuiging uitgesprq- ken, dat do wet hier te hulp komen moest. Geheel in den g&csfc der Yereeniging en van do laatste vergadering was dan ook bet voorstel-Utrecljt om bij de Regeering aan te dringen opieen nieuwe Zondagswet. Heel optimistisch behoeft men op uit stuk niet te wezenl: .waar de Regeering in haair program-trofcnnode ïüct sprak ovot de wijziging of vervanging der verouderde en vertrapte Zondagswet, zal dit zwijgen wel een betuiging van onwil zijn. Do zaak was immers onder het vorig ministerie aan de orde eh in vergevorderde voorbe reiding. Ook hier mogen vele voorstanders vaü Zondagsrust, zelfs voorstanders, die deze rust willen als grondslag van Sabbatshei liging, zich wel afvragen, wat ze toch heb ben gedaan met actief of passief het ko- binet-Kuyper te doen vallen. De bulp der web, die wel do zeden niet vorpnderen zal, maar toch meewerkt tot verbetering en voor terugglijden bewaart, zal ons nu in het streven naar rust op den Zondag niet spoedig komen steunen. Doch daarom behoeven we niet in traag heid neer te zitten. Met rechtmatige vol doening gotuigde ip zijn openingswoord do sympathieke voorzitter: „Het besef, dat Zondagsrust ia een recht, waarop do mensch recht heeft, is toegenomen, dib is het werk y.vn de Yereeniging." Dit is een werk ook, dat nog meer ar beiders vraagt. Ook katholieke werkers l Omtrent het Kon. besluit over de in- richting der 1 o k a 1 o n voor b ij z o n- der lager onderwijs wordt in „De Tijd" door D. geschreven: Hot nieuwe Kon. besluit stelt voor do inrichting der bijzondere scholen, wier besturen do Rijksbijdrage, bedoeld in het vijfde lid sub A X&n art. 69 (nieuw) der Wet op hot L. O. wenschen te ontvangen, do zelfde o i s o h e n, als voor de opo bare scholen gestold werden bij Kon. be sluit van 4 Mei 1883 (Stsbl. No. 41,) en dio thans nog geldend zijn. Er is sleohfce afwijking hierin, dat: geen uittreksel der kadastrale kaart behoeft te worden overgelegd b. geen begrooting van kosten behoeft to worden ingediend o. geen voorschrift wordt gegeven over ophooging tot water vrijmaking; d. geen uitdrukkelijke bepaling wordt op genomen, dat hot schoolgebouw in allen deele stevig on ceuvoutug zijn moet. Merkwaardig is ook do schier woordelij ke overeenkomst tusschen de par. 1 en 2 van het jongst© Kon. besluit cn die van het Besluit van 1883. Dezelfde eischen in par. 1 voor „nieuw te stichten scholen, of ingebruik te nemen lokalen," dezelfde meer gematigde oischen en dezelfde mogelijke optheffing in par. 2 van beide Kon. besluiten voor lokalen, waar reeds bijzonder lager onderwijs gege ven werd. In de „Algemeene bepalingen" van het besluit vaq 1883 is echter yoor het open baar onderwijs in iets voorzien, waaraan bij het laatste besluite tot groot nadeel van het bijzonder onderwijs niet gedacht schijnt te zijn en dat toch billijkerwijze had moeten geregeld worden. Bij het openbaar onderwijs, waren nl. in 1883, evengoed als nu bij het bijzonder, scholen, welke men aan het bouwen was, welke reeds gebouwd waren, doch nog niet In gebruik genomen, bv. omdat de school nog niet vóór alle leerjaren was opengesteld ©o die vóór den bopa&lden datum (thans 1 Januari 1906) niet in gebruik genomen zouden worden. Deze konden toen en kunnen ook thans niet gebracht wprden onder par. 2, die handelt: „Yan lokalen, waar reeds bijzon der lager onderwijs werd gegeven voor 1 Januari" (volgend op het Kon. besluit.) Toch zal iedereen inzien, dat het hoogst onbillijk zou wezen, deze lokalen, wat de eischen betreft, gelijk to stellen met scho len, die thans, nu het besluit bekend is, nog moeten gesticht worden. In 1883, toen de toestand voor do open bare school juist dezelfde was, werd, om die onbillijkheid te voorkomen in do slot bepalingen dan ook de yolgendo clausule opgenomen „Do bouw cn verbouw van scholen en on derwijzerswoningen, waarvoor 3o bestek ken, bij het in-werking-treden van dit besluit zijn goedgekeurd, kunnen overeen komstig het bestek worden uitgevoerd." Daar do bijzondere school, nu een gelijke maatregel te haren opzichte genomen wordt als in 1883 tegenover de openbare school, toch zeker niet in ongunstiger conditie mag gebracht worden dam destijds do open bare, schijnt de billijkheid hier bepaald n ad ore voorziening to eisohen. Aan dio billijkheid en dio golijke behan deling zou worden voldaan, zoo par.2 ook yoor do thans reeds aanbestede schoolloka len, voor de in-aanbouw-zijnde en voor do reeds gebouwde, doch met 1 Januari 190C nog niet in gebruik zijnde lokalen van toe passing werd verklaard. In de „Brieven uit do Hofstad" aan de „Arnhemsoho Oourant" wend hot oogowes schbo uitgesprokon, dat een vorst van Heuss eenmaal op dc® troon der O r a n j o s zou plaats nemon. Het Huis Reuss staat immens daar het naast toe? vroeg de sohrijver. Naar aanloi—ng daarvan vroeg do „Haagsohe Courant": of niot Sak- sen-Weioiar hier ia voorbijgezien 1 M a 1 et blad veronderstelt, dat de Groot hertog, ali het or op aankwam, wc) van zijn „recht" op Nederland afstand zou doen. In verband hieimede schrijft „Hol Va derland": „Hiermee is een dor zonderlingste onze kerheden aangeroerd, die onze Grondwet op levert. Hoeft de regeerendo Groothertog van Saksen-Weimar inderdaad een „rockt" op den Nederlandschen troon? M.a.w. wie is thans de aangewezen troonopvolger Do Grondwet is op dit punt niet duidelijk. Zij zegt in art. 23, dat de Koning geon vreemde Kroon kan dragen, met uitzon dering vier Luxemhurgsche. Beteekent dit dat iemand, dio ecm vreem de kroon draagt (gelijk de Groothertog van Saksen-Weimar) niet Koning worden kan? Zoo ja-, komen dan in zijn plaats zijn eventu- eolo afstammelingen, gelijk in het geval van afstand of vóór-overlijden? Of gaat de Kroon over op hen, die ingeval de Groot hertog nooit had bestaan, den Troon zou den bestijgen, t.w. het huis Reuss. Of betoekent het Grondwetartikel, dat wie een vreemde kroon draagt wel Koning van Nederland worden kan, maar don tus schen zijn kronen een keus moot doen Evenwel, waar Ls dan do sanctie van het artikel; hoe, zoo do nieuwe Koning niet kiest? Men ziot, het Grondwetsartikel ia niet volkomen duidelijk Bij een algemeeno Grondwetsherziening mag dit niet uit het oog worden verloren." Over do aangekondigde w ij z i g i n g van do Armen wot schrijft ds. Oranje in de Haagsohe „Gereformeerde Kerk bode": Men vorsta, dat de verzorging der armen in 's Heeren Gemeente in den naam van Christus geheel onderscheiden is van allo dusgenaamde philanthropic on al lerminst op één lijn mag gesteld worden met maatregelen van politic. Onze armen zijn onzo broeders en zustors in het geloof. En onze diakenen bekleeden een ambt, waardoor de Hoiligo Geest de barmhartigheden van de® Heere Jezus Christus naar buiten draagt. Juist dit ka- raktor onzer armenzorg verzet ziob ten strengste en ten stelligst© tegen elke rege ling, die onze armen tot bedoelden zou maken on hun vanwege die „bedeeling" van burgerlijke of kerkelijke reckton zou b o- roovea Wij achten eon barmhartigheid^ die de mensohen vernedert en hun veer-, kracht vorlamt, naar het Woord des Hee ren wreed. De Christelijke, wil men kerke» lijko, armenzorg, heeft ecm eigen karakter en kan zich daarin door den Staat do wet niet laten stollen. Ook in dezen geldt hot, gelijk in koel ons kerkelijk leven: „Do Heere alleen is onze Wetgever." Laat ons daarom hopen, en ook toezien, dat bij de aangekondigde herziening der Armenwet do souvereinitcit in onzen kerkelijkcn kring door do overheid geërbio- digd worde. „Het Volk" zegt naar aanleiding hier van: D© kerkelijke armenzorg zou dus volgeus het antirevolutionair beginsel niet het kies recht moeten docu verloren gaan. Om te onthouden I In het „Weekblad v. h. Recht" vraagt mr. J. M. van Stiprioan Luiscius of het van den nieuwen minister van justi tie te verwachten is, dat bij do twee brood- noodïgo rechtorsplaatsou bij do Hftagsche rechtbank spoedig zal invoeren. „Hij was een kundig en ervaren advo- oaat, die precies weet waar bij de Haag- echo rechtbank met het langzame proco- deeren de schoen wringt. Van hem is oven- zeer te verwachten, dat hij zoo spoedig mo gelijk de nieuwe plaatsen zal creëeren als- dat hij, laten wij hopen: door vaste termij nen, do noodigc waarborgen zal scheppen, dat hy niet weder doartoo gedwongen wordt. Maar zal hij hot spoedig kunnen doen? Het wetsontwerp moet gemaakt worden. Laten wij aannemen, dat dit niet mot Hollandscho langzaamheid gesohiodt. Maar hoe zai het in de Tweedo Kamer met dat ontwerp gaan? Do kwaal, waaraan on ze Staat lijdt, is niet alleen langzaamheid bij do rechtspleging, maar ook langzaam-" heid bij de wetgeving. Men zal (met groot© kunde natuurlijk en met groot© welspre kendheid) zeggen, dat andere wetsontwer pen vóórgaan. H©t kiesrecht bijvoorbeeld* Is het niet voel belangrijker, dat ook do onontwikkelden meekiczeo, dan dat or in Nederland snel recht is te verkrijgen? Volt er niefc veel meer over kiesrecht te praten en te twisten dan over zoo'n klein wetje? En dan zal men zegen, dat goed recht meer waard is dan snel recht. Armo minis ter, die hot duiveltje der Hollandscho langzaamheid zijn horens ziet opstoken bo ven de banken der oppositie. Doo daar eens wat tegen 1 Laat do Minister eens vlug zijn, wanneer de Kamer langzaam is I Dat is oven onmogelijk als vlug proccdeoren, wanneer do tegonpartij of do rechter niot mede wil doen." Schr. acht de wisseling van Minister dus geen voordeel voor do Haagsch© justiciabe- len en voelt cr iets voor, dat een minister wat langer dan vier jaren zou aanblijven. En bij besluit: „Ik heb er dus allen moed op, dat wij in het eerste jaar van dit nieuwe ministerie nog dikwijls bij do Haagsche rechtbank zullen hooien: „het pleidooi wordt bepaald op heden over tien maanden" en het getui genverhoor wordt bepaald op heden over elf maanden." Wat baat het ook een goeden tiran te wenschen, wanneer men dien niet heeft, en wanneer die zoo moeilijk te knj gen is? De Hagenaars moeten maar wat minder procedcercn en wat geduld hebben cu leeren te lijden. Zij kunnen niet vergen dat men zich haast© om hunnentwil. Zij moeten maar leeren, dat een goede, volle dige eerste aanlegproceduro drio jaren duurt. Maar dan, als dat eerste jaar van hot ministerie om is; als aan do Nederlanischo langzaamheid do maal volgcmetcn is; als de nieuwe minister van justitie doof gewor den zal zijn door al do klachten der Haag sche justiciabelen over den voor ons land zoo sohandelijken toestand van bot v l te langzame proces, waaronder zij nu al zoo vele jaren weder lijden, dan bezweer ik Zijne Excellentie, dat hij nu eens aan dien toestand ccri einde make alsof hij con goed riran was, en dat hij met dc meest krachti ge liand ingrijpo om eens en voorgoed te FEUILLETON, Een ingeving'. i) - Omstreeks zes uren Harvey Muuden had juist zijn <iagtaa-* volbracht cn kwam tot de ontdekking, dat hij honger had werd er op de deur geklopt; een beschei- den klopje, dat iemand yan weinig gewicht scheen aan te kondigen. Open doemde, stond cr een man v<.or hem, wiens uiterlijk hij zich herinnerde. „Wat heb jo yandaag?" vroeg hij goed geluimd. „Wel, mijnheer, als u het mij vergunt, zou ik gaarne uw aandacht willen vesti gen op een kleine, vernuftige uitvinding een afdoend middel tegen rooXondo schoor- steenen." De spreker, zoowat een veertiger, had blijkbaar ziju uiterst© best gedaan er net jes uit tc zien, hoewel van zijn hoed tot zijn schoenen elk kleedingstuk do sporen droeg ran opgelapt te zijn. Hij stond daar, zijn mager lichaam eerbiedig gebogen, op ziju afgetobd gelaat een even eerbiedigen glimlach, eu elk o)ogenblik bereid zijn klei ne handtasob te openen, die er zoo opval lend nieuw uiteag, dat zij haar bezitter lee- lijk in de schaduw stelde. Harvey Muuden sloeg hem opmerkzaam gade, luisterde tiaar zijn uiteenzetting eh zeide eindelijk: „Hoe laat staak je den arbeid?" „Wol, mijnheer, dit is waarschijnlijk mijn laatste bezoek vandaag." MKo.m dan fevon binnen. Ik wilde je gaar ne spreken." Eerbiedig trad de man de behaaglijk in gerichte huiskamer binnen, die hij mot be- schoiden belangstelling in oogenschouw nam. Zijn gastheer schoof hem ©en stoel bij «het vuur en spoordo hem aan een3 iets te. vertollen van zijn pogingen om in zijn on derhoud te voorzien. Opgevroolijkt door de aangename omge ving en verlicht door een medegevoel, waar aan hij niet gewend was, gaf de arme tob ber een onopgesmukt en deerniswekkend verhaal van zijn bestaan. Jarenlang had hij geleefd van den ont- moedigeoden verkoop van allerhande za ken, Bomtijda een paar gulden daags ma kende, doch vaker zijn verdiensten slechts bij stuivers kunnende telloo. „Ik ben eou van die menschen, mijnheer, dio niet gesohapen zijn om in de wereld vooruib te komen. Als jongen kon ik nooit ergens bijblijven; kon me naar iiefc rcheen nooifc met hart en ziel op ecnig werk toa leggen, en dit was mijn ondergfeng, want ik heb oen goede kans geh.'.d." „Je bent niet getrouwd?" Hij sloeg de oogen neer, zijn glimlach verdween en hij schudde hot hoofd. Do ander sloeg hem een oogenblix gade. „Hoe heet je eigjonlijk? Mijn naam is Muuden." „Nangle, mijnheer, Laurence Nangle. „Wel, meneer Nangle, wil je met me gaan Öineereo Yerlegco en weifelend schoof ue man op. aijn stoel heen en weer en draaide met zijn hoed. Hij moöët nog eens Aangemoedigd wo7. den, vóór hij er toe kon komen de uituoo- diging aan t© nemen. Hoe onwaarschijnlijk ook, öe man was naïcf-verlegen, goed merkbaar aan zijn sta melen en den lichten blos, die zijn wangen kleurde. Samen gingen ze 'de straat op; on Muu den nep een rijtuig aan; na tien minuten rijdens bereikten ze een restaurant, waar do gastheer een afgezonderd hoekje uit zocht en kalra zijn bevelen gaf. Daar Nangle blijkbaar zijn verlegenheid nog niet overwinnen kon, trachtte Mftuden hem op zijn gemak te stellon door met hem te praten als met con oyden kennis over d© nieuwtjes van den dag, over de moest ge wone onderwerpen. Het was hem onmoge lijk zijn gaat op te helderen, wat hem tot zijn vreemde handelwijze aanleiding gaf; Nangle kon hem slechts met een zeker gjo- voel van onbehaaglijkheid en achterdocht beschouwen, doch door voortdurend gezellig to babbelen slaagde hij er in langzamerhand een glimlach op het gelaat van zijn schun- nigen makker te voorschijn te roepen en hem in de Bbemmfng te brengen om den maaltijd eer aan te doen. Tekortkoming! in dit opzicht zou zeker niot te wijten goweest zijn aan gebrek aan eetlust. Toen de soep was opgediend, watertand de Nangle; zfjn oogen schitterden reeds bij den voorsmaak. Klaarblijkelijk zich be dwingend en bang zijn gastheer te ontstem men door cenig blijk van ongemanierdheid, at hij langzaam en bedaard, hoewel hij bij de hanteering yan zijn lepel meer gehoor zaamde aan do wetten der natuur dan wel aan die der hoogero beschaving. Terwijl hij een oogenblik rustte om een of andere opmerking van Muuden te beantwoorden, zag hij met schrik, dat zijn bord was weg genomen. „Maar... ik... ik... was nog niet klaar..." De kellner kon niet worden teiuggeroo- pen en de wijze, waarop Muudon hot voor val als een grap behandelde, maakte, dat het nog bijdroeg tot de opgewektheid van zijn gaeb. Toen hom een glas wijn werd in- ge8ohonkcn, verspreidde zich een vreugde waas over Nanglc's geheel veranderd ge laat; hij haalde diep adem, zijn lippen tril den en hij zette zich in postuur. „Mijnheer Muuden," zclde hij, na ge dronken to hebben, „het is jaren geleden, dat ik wijn proefde. En o 1 wat doet dat eou mcnsch goed I Zou er een betere medicijn bestaan?" „Dat woet ik niet," Bchertete Harvoy, „hoewel ik uo& nooit wijn als medicijn ge bruikt©." Het waö voor hel eerst, dat Nangle lachte; een vreemde lach, die den indruk gaf, dat hij het lachen verleerd was en don goeden toon niet wist te treffen. Voelende dat de eerslc poging mislukte, probeerde hij het nog eons, maar zijn eigen luide stem deed hem zóó schrikken, dat hij plotseling zweeg. „Waf denk je er van," vroëg Muuden glimlachend om dit karaktertrekje, „zou heb mogelijk zijn voor een verlegen mensch dit gebrek door voldoende oefening te ovorw Innen V' „Vraagt u dit "naar aanleiding van iets, dat u bij mij hebt opgemerkt?" „Ja, waarlijk. Het verwondert mij) dat je, na al je ondervinding, niet meer verhard bent. Hoe leg je het toch aan bij de men schen aan te bollen" en het hoofd te bicden aan alle soorten van „0, zeg u dal wel! mijnheer Muuden; 'fc is een dagelijksch verdriet voor mij, dat verzeker ik u. Ik sta dikwijls rillend cn be vend voor een dour cn knn nauwelijks sproken, als zij opengaat. Ik ben .voor zoo iete niet geschikt; ik doo het, omdat ik niets anders kan uitvoeren. Maar het ia verschrikkelijk, mijnheer Muuden, in één woord verschrikkelijk 1 Ik wen cr maar niot aan. Ik kon mannon, die het nooit voelen; ze zouden mij in hot gezicht uitlachen, als ik van zoo iets sprak. Maar mijn gchcelc le ven heeft het mij aan zelfvertrouwen ont broken. Als het dkt niet geweest was Hij brak af om zich te bedienen van een schotel, die hem aangeboden werd. Dc Da- LAjheid vaü den kellner bracht hem in do war en eonigc minuton at hij zwijgend, kiaarblijk >lijk mot honger, wat hij niot trachtte t© verbloem© want onder den invloed van dit gclukkigo uur werd zijqi hart verwarmd ra kree^ hij nieuwen moed. Muuden gaf eon goed beeld, gezond© eter als hij waö/ Na ce-n bijzonder smakelijke entrée waa het Nangb onmogelijk zijn gevoelens langer, te verbergen. „Ik at van mijn' leven niet zoo iets lek;-* kefs", fluisterde hij, over de tefel been. (Wordt vervolgd.j|

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5