No. 13989.
LEfDSCH DAGBLAD, Z ATERDAG 30 SEPTEMBER. TWEEDE BLAD.
Aniio 19ö5.
PERSOVERZICHT.
Over de stichting van een Katho
lieke Universiteit schreef „De H e-
raut" het volgende:
Het plan om een Roomsche Universiteit
ie stichten wordt, ook onzerzijds, met in
genomenheid begroet.
Reeds lang kiemde de gedachte, maar tot
een beslist initiatief kwam het nog niefc.
Evenals ten onzent, waren ook onze lïoom-
'Bcho landgenooten verdeeld ten opzichte
yan het vraagstuk, hoe het best de invloed
.van do ongeloovige wetenschap op dc stu
denten kon gebroken worden.
Eenerzijds hield men vast aan dc Rijks-
Hoogescholen, en wacbtto men alle heil
van aanvullingsprofeesoraten. De Room
sche studenten werden in vercenigingen
saamgebracht; een eigen orgaan voor dezen
studentenbon d werd in het leven geroepen,
door retraites werd het geloofsleven ver-
'sterkt. En de benoeming van den weispro-
kenden verdediger der Thomistische Uni
versiteit scheen genoegzaam tegengif te
bieden tegenover do verleiding der mater
ialistische wetenschap.
Maar aan do andere zijde werd diep ge
voeld, dat dit alles uitnemend was als tij
delijk hulpmiddel, maar op den duur niet
bevredigen kon. En steeds luider werden de
stemmen, die riepen om een Universiteit
op Roomschen grondslag, waar de kracht
gezocht werd niet in bot toedienen van te
gengif, maar in het opbouwen van de we
tenschap in haar geheel op den wortel des
goloofs.
In die worsteling der mecningen heeft
thans het Episcopaat partij gekozen. Door
de Radboudstichting in het leven geroe
pen is de cersto stap gedaan, die tot op
richting eener Roomsche Hoogeschool zal
leiden. En wie dc rijke hulpbronnen kent,
.waarover onze Roomscho landgenooten be-
fechikkon kunnen, twijfelt niet, of de stich
tingssom van 3000 zal straks verdui-
zendvoudigd zijn.
Dat een enkel orgaan der Roomsche pers
'daarbij ietwat smalend afgaf op do kleine
kracht, waarmedo dc Vrije Universiteit be
ginnen moost, deert ons niet. Gelukt het
onzen Roomacheu landgenooten, om ter
stond met een volledig stel hooglceraren
.voor alle faculteiten, cn een atichtingska-
pitaal van efctelijko millioencn, op te treden
'dan zal ons dit te liever zijn. Niets versterkt
meer de kracht van het bijzonder Hooger
Onderwijs, dan do booge positie, de weten
schappelijke naam en do uitnemende mid
delen, waarover een Vrije Universiteit be
schikken kan.
Gevaar van zulk een Roomsche Univer
siteit voor het Protestantisme duchten wij
r.iet. Integendeel. Wanneer aan onze Rijks
Universiteiten een aantal bekwame Room
sche hoogleoraren optraden, zou het ge
vaar veel grootcr zijn, dat menig door de
indifferente wetenschap onbevredigde stu
dent onder do bekoring van hot Roomscho
geloof kwam. Terwijl aan een Roomscho
Hoogeschool uiteraard alleen Roomscho
studenten zullen gaan studeeren.
Bovendien, het anti-papisme, dat in Rome
alleen den vijand ziet, miskent do werke-
kelijke verhouding. De statistiek wijst het
elk jaar met onwcderlegbaro cijfers uit-,
dat do aanwas der Roomscho bevolking het
aflegt tegenover do Protes tan tscho. Wat
tot ernstige bezorgdheid aanleiding geven
moet> is niet hot klimmen van Homo's in
vloed, maar het voldwinnen in steeds bree
der rijen van ons volk van den geest, die
met alle geJoof en alle Kerk gebroken heeft.
In den strijd tegen dien geest des onge
loof s ach too we, dat een Roomsche Univer
siteit ons goede diensten bewijzen kan.
Reeds nu levert do Roomsche wetenschap
in het buitenland door uitnemends werken
over philosophic, over ooconomie, over na
tuurstudie enz den geloovigcn Protestant
menig kostelijk wapen. De stichting eener
Roomscho Universiteit in ons land zal in
'dat opzicht do Christelijke wetenschap in
het algemeen to stade komen.
En voo zoover anderzijds door zulk een
Roomscho Hoogeschool de antithese scher
per in bet licht zal treden, die Romo cn
ons scheidt, kunneu we ook daarin geen
andere zien. Het zal ons, Protestanten,
dwingen onze beginselen scherper te belij
nen, do toepassing dier beginselen juister
te formuleeren, ons helderder rekenschap
tc geven van ons eigen standpunt,
Moge do dag daarom niet verre zijn, dat
dc Radboudstichting ons een vrije Room
scho Universiteit brengt"
Onder het hoofd Zondagsrust zegt
„Ho t Centrum":
Nog boter wie zelf do zegeningen yan
een rusligea Zondag mag genieten dan wie
in doffe berusting zlcb aan de ontbering
daarvan heeft gewend, weet welke waarde
de Sabbatsrust heeft yoor ons lichamelijk
en geestelijk leven.
En wie do samenleving l*.ent ^ooals zij
bestaat, heeft gezien hoevelen deze wel
daad nog missen moeton; velen, die daarop
niet minder recht hebben dan anderen cn
vaak de allermeeste behoefte.
Maar ze staan alleen en onbeschermd
tegen wat men de eischen noemt van het
verkeer, tegen do willekeur van kortzich
tige arbcidsleiders ea tegen do tirannie
van het onnadenkend publiek. Hun to
hulp to komen is plicht, en dio taak to
vervullen, heeft met ijver cn beleid op zich
genomen de ,,Nederlandscho Yereeniging
tot bevordering van „Zondagsrust" to
Dordrecht in algemeen© vergadering bijeen.
Het heeft lang geduurd, eer de Noder-
landscho katholieken anders dan met ze
ker wantrouwen dez© Voreeniging zagen
bestaan on arbeiden.
Men onderscheTddo niet genoeg het so
ciaal belang d©|r Zondagsrust van het
geestelijko der Zondagsheiliging en meen-
ae, dat de samenarbeid met andersdenken
den aan de rechten der Kerk tekort kon
doen.
Anderen onder ons waren boducht voor
de puriteinsche steilte van een Engolschen
Zondag of lagen onder invloed yan de
luchtiger opvattingen bij het Fransche
volk, dat langer dan recht was "den ka
tholieken tot voorbeeld stond.
Doch in allo geval: ér is niet enkel ver
ontschuldiging, or is ook schuld.
Een schuld echter, dio de laatste jaren
begon te worden gedelgd en niet het minst
doordat op do algemeen© vorgaderingen
telkens c katholiek spreker, on sprekers
van katholieken naam: dr. Brom, rector
Bult, baron Yan Wijnbergen, optraden en
met aandacht werden gehooid.
Eerst echter was, ook thai; i w$er te
Dordrecht, de agenda doorgowerkt, had
men werk verricht, voordat men door hot
woord der redenaars tot nieuwen arbeid
zich opwekken liet.
De onderwerpen der agenda waren van
uiteenlooponden aard, maar bij allo kwam
de bedoeling te voorschijn practïsche
maatregelen voor te stellen, al kan niet
worden gezegd, dab steeds do zioh aan
meldende denkbeelden beter legitimatie
bewijs idon die bedoeling toonen konden.
Zoo was het minstens onvoorzichtig, een
voorstel als dat van 's-Hertogenboscb tot
invoering van Zondagsrust-postzegels in
te dienon, waar de proef, met deze zegels
in België genomen, allesbehalve aanlokke
lijke resultaten had- En geheel onbegrij
pelijk was hot, dat toch, hoewel de voor
zitter op dit feit wees, niet werd besloten,
een onderzoek in te stellen bij onze nabu
ren, maar met op drio na algemeene stem
men op die postzegels aangedrongen bleef.
Do Yereeniging heeft nog to veel abso
luut nuttig cn practisch werk to doen dan
dat zij zicb met twijfelachtige maatregelen
moet gaan bezighouden.
Een ander voorstel: op Zaterdag geen
wisselprotest, word ernstiger bezicD en
behandeld en verworpon{ Hoewel algemeen
met het principe werd ingestemd, dat de
Zondagsrust op den duur enkel afdoend
kan worden gehandhaafd, wanneer oen
andere tijd, het best de Zaterdagmiddag,
voor inkoopon, huia. ijken arbeid cn der
gelijke kan worden gebruikt.
Een denkbeeld, dat elders reeds praktijk
werd, m-'j'.r dan toch ook hier te lande niet
meer als raar wordt aangestaard.
In verband daarmede on ook op zichzelf
reeds aan Zondagsrust bevorderlijk ia be
taling van loon vroogor dan 's Zaterdags
avonds; men zal dienaangaande bij werk
gevers en vakverecnigingen een enquête
instellen.
Wordt het loon vroeger betaald ep is er
rijd voor inkoopon, dan wordt ook meer
mogelijk wat als derde niet nieuw, maar
steeds urgent vraagstuk in beraad kwam:
de sluiting der winkels op Zondag.
Ook tn deze riohting werden een paar
kleine stapjes voorwaarts gedaan.
Maar tevens do overtuiging uitgesprq-
ken, dat do wet hier te hulp komen moest.
Geheel in den g&csfc der Yereeniging en
van do laatste vergadering was dan ook
bet voorstel-Utrecljt om bij de Regeering
aan te dringen opieen nieuwe Zondagswet.
Heel optimistisch behoeft men op uit
stuk niet te wezenl: .waar de Regeering in
haair program-trofcnnode ïüct sprak ovot
de wijziging of vervanging der verouderde
en vertrapte Zondagswet, zal dit zwijgen
wel een betuiging van onwil zijn. Do zaak
was immers onder het vorig ministerie
aan de orde eh in vergevorderde voorbe
reiding.
Ook hier mogen vele voorstanders vaü
Zondagsrust, zelfs voorstanders, die deze
rust willen als grondslag van Sabbatshei
liging, zich wel afvragen, wat ze toch heb
ben gedaan met actief of passief het ko-
binet-Kuyper te doen vallen.
De bulp der web, die wel do zeden niet
vorpnderen zal, maar toch meewerkt tot
verbetering en voor terugglijden bewaart,
zal ons nu in het streven naar rust op den
Zondag niet spoedig komen steunen.
Doch daarom behoeven we niet in traag
heid neer te zitten. Met rechtmatige vol
doening gotuigde ip zijn openingswoord
do sympathieke voorzitter: „Het besef, dat
Zondagsrust ia een recht, waarop do
mensch recht heeft, is toegenomen, dib is
het werk y.vn de Yereeniging."
Dit is een werk ook, dat nog meer ar
beiders vraagt.
Ook katholieke werkers l
Omtrent het Kon. besluit over de in-
richting der 1 o k a 1 o n voor b ij z o n-
der lager onderwijs wordt in „De
Tijd" door D. geschreven:
Hot nieuwe Kon. besluit stelt voor do
inrichting der bijzondere scholen, wier
besturen do Rijksbijdrage, bedoeld in het
vijfde lid sub A X&n art. 69 (nieuw) der
Wet op hot L. O. wenschen te ontvangen,
do zelfde o i s o h e n, als voor de opo
bare scholen gestold werden bij Kon. be
sluit van 4 Mei 1883 (Stsbl. No. 41,) en
dio thans nog geldend zijn.
Er is sleohfce afwijking hierin, dat:
geen uittreksel der kadastrale kaart
behoeft te worden overgelegd
b. geen begrooting van kosten behoeft to
worden ingediend
o. geen voorschrift wordt gegeven over
ophooging tot water vrijmaking;
d. geen uitdrukkelijke bepaling wordt op
genomen, dat hot schoolgebouw in allen
deele stevig on ceuvoutug zijn moet.
Merkwaardig is ook do schier woordelij
ke overeenkomst tusschen de par. 1 en 2
van het jongst© Kon. besluit cn die van het
Besluit van 1883.
Dezelfde eischen in par. 1 voor „nieuw
te stichten scholen, of ingebruik te nemen
lokalen," dezelfde meer gematigde oischen
en dezelfde mogelijke optheffing in par. 2
van beide Kon. besluiten voor lokalen,
waar reeds bijzonder lager onderwijs gege
ven werd.
In de „Algemeene bepalingen" van het
besluit vaq 1883 is echter yoor het open
baar onderwijs in iets voorzien, waaraan
bij het laatste besluite tot groot nadeel
van het bijzonder onderwijs niet gedacht
schijnt te zijn en dat toch billijkerwijze
had moeten geregeld worden.
Bij het openbaar onderwijs, waren nl. in
1883, evengoed als nu bij het bijzonder,
scholen, welke men aan het bouwen was,
welke reeds gebouwd waren, doch nog niet
In gebruik genomen, bv. omdat de school
nog niet vóór alle leerjaren was opengesteld
©o die vóór den bopa&lden datum (thans 1
Januari 1906) niet in gebruik genomen
zouden worden.
Deze konden toen en kunnen ook thans
niet gebracht wprden onder par. 2, die
handelt: „Yan lokalen, waar reeds bijzon
der lager onderwijs werd gegeven voor 1
Januari" (volgend op het Kon. besluit.)
Toch zal iedereen inzien, dat het hoogst
onbillijk zou wezen, deze lokalen, wat de
eischen betreft, gelijk to stellen met scho
len, die thans, nu het besluit bekend is,
nog moeten gesticht worden.
In 1883, toen de toestand voor do open
bare school juist dezelfde was, werd, om
die onbillijkheid te voorkomen in do slot
bepalingen dan ook de yolgendo clausule
opgenomen
„Do bouw cn verbouw van scholen en on
derwijzerswoningen, waarvoor 3o bestek
ken, bij het in-werking-treden van dit
besluit zijn goedgekeurd, kunnen overeen
komstig het bestek worden uitgevoerd."
Daar do bijzondere school, nu een gelijke
maatregel te haren opzichte genomen wordt
als in 1883 tegenover de openbare school,
toch zeker niet in ongunstiger conditie
mag gebracht worden dam destijds do open
bare, schijnt de billijkheid hier bepaald
n ad ore voorziening to eisohen.
Aan dio billijkheid en dio golijke behan
deling zou worden voldaan, zoo par.2 ook
yoor do thans reeds aanbestede schoolloka
len, voor de in-aanbouw-zijnde en voor do
reeds gebouwde, doch met 1 Januari 190C
nog niet in gebruik zijnde lokalen van toe
passing werd verklaard.
In de „Brieven uit do Hofstad" aan de
„Arnhemsoho Oourant" wend hot
oogowes schbo uitgesprokon, dat een
vorst van Heuss eenmaal op dc®
troon der O r a n j o s zou plaats nemon.
Het Huis Reuss staat immens daar het
naast toe? vroeg de sohrijver.
Naar aanloi—ng daarvan vroeg do
„Haagsohe Courant": of niot Sak-
sen-Weioiar hier ia voorbijgezien 1
M a 1 et blad veronderstelt, dat de Groot
hertog, ali het or op aankwam, wc) van
zijn „recht" op Nederland afstand zou
doen.
In verband hieimede schrijft „Hol Va
derland":
„Hiermee is een dor zonderlingste onze
kerheden aangeroerd, die onze Grondwet op
levert. Hoeft de regeerendo Groothertog
van Saksen-Weimar inderdaad een „rockt"
op den Nederlandschen troon? M.a.w. wie
is thans de aangewezen troonopvolger
Do Grondwet is op dit punt niet duidelijk.
Zij zegt in art. 23, dat de Koning geon
vreemde Kroon kan dragen, met uitzon
dering vier Luxemhurgsche.
Beteekent dit dat iemand, dio ecm vreem
de kroon draagt (gelijk de Groothertog van
Saksen-Weimar) niet Koning worden kan?
Zoo ja-, komen dan in zijn plaats zijn eventu-
eolo afstammelingen, gelijk in het geval van
afstand of vóór-overlijden? Of gaat de
Kroon over op hen, die ingeval de Groot
hertog nooit had bestaan, den Troon zou
den bestijgen, t.w. het huis Reuss.
Of betoekent het Grondwetartikel, dat
wie een vreemde kroon draagt wel Koning
van Nederland worden kan, maar don tus
schen zijn kronen een keus moot doen
Evenwel, waar Ls dan do sanctie van het
artikel; hoe, zoo do nieuwe Koning niet
kiest?
Men ziot, het Grondwetsartikel ia niet
volkomen duidelijk Bij een algemeeno
Grondwetsherziening mag dit niet uit het
oog worden verloren."
Over do aangekondigde w ij z i g i n g van
do Armen wot schrijft ds. Oranje in de
Haagsohe „Gereformeerde Kerk
bode":
Men vorsta, dat de verzorging der armen
in 's Heeren Gemeente in den naam
van Christus geheel onderscheiden is
van allo dusgenaamde philanthropic on al
lerminst op één lijn mag gesteld worden
met maatregelen van politic. Onze armen
zijn onzo broeders en zustors in het
geloof. En onze diakenen bekleeden een
ambt, waardoor de Hoiligo Geest de
barmhartigheden van de® Heere Jezus
Christus naar buiten draagt. Juist dit ka-
raktor onzer armenzorg verzet ziob ten
strengste en ten stelligst© tegen elke rege
ling, die onze armen tot bedoelden zou
maken on hun vanwege die „bedeeling" van
burgerlijke of kerkelijke reckton zou b o-
roovea Wij achten eon barmhartigheid^
die de mensohen vernedert en hun veer-,
kracht vorlamt, naar het Woord des Hee
ren wreed. De Christelijke, wil men kerke»
lijko, armenzorg, heeft ecm eigen karakter
en kan zich daarin door den Staat do wet
niet laten stollen. Ook in dezen geldt hot,
gelijk in koel ons kerkelijk leven: „Do
Heere alleen is onze Wetgever."
Laat ons daarom hopen, en ook
toezien, dat bij de aangekondigde herziening
der Armenwet do souvereinitcit in onzen
kerkelijkcn kring door do overheid geërbio-
digd worde.
„Het Volk" zegt naar aanleiding hier
van:
D© kerkelijke armenzorg zou dus volgeus
het antirevolutionair beginsel niet het kies
recht moeten docu verloren gaan. Om te
onthouden I
In het „Weekblad v. h. Recht"
vraagt mr. J. M. van Stiprioan Luiscius
of het van den nieuwen minister van justi
tie te verwachten is, dat bij do twee brood-
noodïgo rechtorsplaatsou bij do
Hftagsche rechtbank spoedig zal
invoeren.
„Hij was een kundig en ervaren advo-
oaat, die precies weet waar bij de Haag-
echo rechtbank met het langzame proco-
deeren de schoen wringt. Van hem is oven-
zeer te verwachten, dat hij zoo spoedig mo
gelijk de nieuwe plaatsen zal creëeren als-
dat hij, laten wij hopen: door vaste termij
nen, do noodigc waarborgen zal scheppen,
dat hy niet weder doartoo gedwongen
wordt. Maar zal hij hot spoedig kunnen
doen?
Het wetsontwerp moet gemaakt worden.
Laten wij aannemen, dat dit niet mot
Hollandscho langzaamheid gesohiodt.
Maar hoe zai het in de Tweedo Kamer met
dat ontwerp gaan? Do kwaal, waaraan on
ze Staat lijdt, is niet alleen langzaamheid
bij do rechtspleging, maar ook langzaam-"
heid bij de wetgeving. Men zal (met groot©
kunde natuurlijk en met groot© welspre
kendheid) zeggen, dat andere wetsontwer
pen vóórgaan. H©t kiesrecht bijvoorbeeld*
Is het niet voel belangrijker, dat ook do
onontwikkelden meekiczeo, dan dat or in
Nederland snel recht is te verkrijgen? Volt
er niefc veel meer over kiesrecht te praten
en te twisten dan over zoo'n klein wetje?
En dan zal men zegen, dat goed recht
meer waard is dan snel recht. Armo minis
ter, die hot duiveltje der Hollandscho
langzaamheid zijn horens ziet opstoken bo
ven de banken der oppositie. Doo daar
eens wat tegen 1 Laat do Minister eens vlug
zijn, wanneer de Kamer langzaam is I Dat
is oven onmogelijk als vlug proccdeoren,
wanneer do tegonpartij of do rechter niot
mede wil doen."
Schr. acht de wisseling van Minister dus
geen voordeel voor do Haagsch© justiciabe-
len en voelt cr iets voor, dat een minister
wat langer dan vier jaren zou aanblijven.
En bij besluit:
„Ik heb er dus allen moed op, dat wij in
het eerste jaar van dit nieuwe ministerie
nog dikwijls bij do Haagsche rechtbank
zullen hooien: „het pleidooi wordt bepaald
op heden over tien maanden" en het getui
genverhoor wordt bepaald op heden over
elf maanden." Wat baat het ook een goeden
tiran te wenschen, wanneer men dien niet
heeft, en wanneer die zoo moeilijk te knj
gen is? De Hagenaars moeten maar wat
minder procedcercn en wat geduld hebben
cu leeren te lijden. Zij kunnen niet vergen
dat men zich haast© om hunnentwil. Zij
moeten maar leeren, dat een goede, volle
dige eerste aanlegproceduro drio jaren
duurt.
Maar dan, als dat eerste jaar van hot
ministerie om is; als aan do Nederlanischo
langzaamheid do maal volgcmetcn is; als
de nieuwe minister van justitie doof gewor
den zal zijn door al do klachten der Haag
sche justiciabelen over den voor ons land
zoo sohandelijken toestand van bot v l te
langzame proces, waaronder zij nu al zoo
vele jaren weder lijden, dan bezweer ik
Zijne Excellentie, dat hij nu eens aan dien
toestand ccri einde make alsof hij con goed
riran was, en dat hij met dc meest krachti
ge liand ingrijpo om eens en voorgoed te
FEUILLETON,
Een ingeving'.
i) -
Omstreeks zes uren Harvey Muuden
had juist zijn <iagtaa-* volbracht cn kwam
tot de ontdekking, dat hij honger had
werd er op de deur geklopt; een beschei-
den klopje, dat iemand yan weinig gewicht
scheen aan te kondigen.
Open doemde, stond cr een man v<.or hem,
wiens uiterlijk hij zich herinnerde.
„Wat heb jo yandaag?" vroeg hij goed
geluimd.
„Wel, mijnheer, als u het mij vergunt,
zou ik gaarne uw aandacht willen vesti
gen op een kleine, vernuftige uitvinding
een afdoend middel tegen rooXondo schoor-
steenen."
De spreker, zoowat een veertiger, had
blijkbaar ziju uiterst© best gedaan er net
jes uit tc zien, hoewel van zijn hoed tot
zijn schoenen elk kleedingstuk do sporen
droeg ran opgelapt te zijn. Hij stond daar,
zijn mager lichaam eerbiedig gebogen, op
ziju afgetobd gelaat een even eerbiedigen
glimlach, eu elk o)ogenblik bereid zijn klei
ne handtasob te openen, die er zoo opval
lend nieuw uiteag, dat zij haar bezitter lee-
lijk in de schaduw stelde.
Harvey Muuden sloeg hem opmerkzaam
gade, luisterde tiaar zijn uiteenzetting eh
zeide eindelijk:
„Hoe laat staak je den arbeid?"
„Wol, mijnheer, dit is waarschijnlijk mijn
laatste bezoek vandaag."
MKo.m dan fevon binnen. Ik wilde je gaar
ne spreken."
Eerbiedig trad de man de behaaglijk in
gerichte huiskamer binnen, die hij mot be-
schoiden belangstelling in oogenschouw
nam. Zijn gastheer schoof hem ©en stoel bij
«het vuur en spoordo hem aan een3 iets te.
vertollen van zijn pogingen om in zijn on
derhoud te voorzien.
Opgevroolijkt door de aangename omge
ving en verlicht door een medegevoel, waar
aan hij niet gewend was, gaf de arme tob
ber een onopgesmukt en deerniswekkend
verhaal van zijn bestaan.
Jarenlang had hij geleefd van den ont-
moedigeoden verkoop van allerhande za
ken, Bomtijda een paar gulden daags ma
kende, doch vaker zijn verdiensten slechts
bij stuivers kunnende telloo.
„Ik ben eou van die menschen, mijnheer,
dio niet gesohapen zijn om in de wereld
vooruib te komen. Als jongen kon ik nooit
ergens bijblijven; kon me naar iiefc rcheen
nooifc met hart en ziel op ecnig werk toa
leggen, en dit was mijn ondergfeng, want
ik heb oen goede kans geh.'.d."
„Je bent niet getrouwd?"
Hij sloeg de oogen neer, zijn glimlach
verdween en hij schudde hot hoofd.
Do ander sloeg hem een oogenblix gade.
„Hoe heet je eigjonlijk? Mijn naam is
Muuden."
„Nangle, mijnheer, Laurence Nangle.
„Wel, meneer Nangle, wil je met me gaan
Öineereo
Yerlegco en weifelend schoof ue man op.
aijn stoel heen en weer en draaide met zijn
hoed.
Hij moöët nog eens Aangemoedigd wo7.
den, vóór hij er toe kon komen de uituoo-
diging aan t© nemen.
Hoe onwaarschijnlijk ook, öe man was
naïcf-verlegen, goed merkbaar aan zijn sta
melen en den lichten blos, die zijn wangen
kleurde.
Samen gingen ze 'de straat op; on Muu
den nep een rijtuig aan; na tien minuten
rijdens bereikten ze een restaurant, waar
do gastheer een afgezonderd hoekje uit
zocht en kalra zijn bevelen gaf.
Daar Nangle blijkbaar zijn verlegenheid
nog niet overwinnen kon, trachtte Mftuden
hem op zijn gemak te stellon door met hem
te praten als met con oyden kennis over d©
nieuwtjes van den dag, over de moest ge
wone onderwerpen. Het was hem onmoge
lijk zijn gaat op te helderen, wat hem tot
zijn vreemde handelwijze aanleiding gaf;
Nangle kon hem slechts met een zeker gjo-
voel van onbehaaglijkheid en achterdocht
beschouwen, doch door voortdurend gezellig
to babbelen slaagde hij er in langzamerhand
een glimlach op het gelaat van zijn schun-
nigen makker te voorschijn te roepen en
hem in de Bbemmfng te brengen om den
maaltijd eer aan te doen. Tekortkoming! in
dit opzicht zou zeker niot te wijten goweest
zijn aan gebrek aan eetlust.
Toen de soep was opgediend, watertand
de Nangle; zfjn oogen schitterden reeds bij
den voorsmaak. Klaarblijkelijk zich be
dwingend en bang zijn gastheer te ontstem
men door cenig blijk van ongemanierdheid,
at hij langzaam en bedaard, hoewel hij bij
de hanteering yan zijn lepel meer gehoor
zaamde aan do wetten der natuur dan wel
aan die der hoogero beschaving. Terwijl
hij een oogenblik rustte om een of andere
opmerking van Muuden te beantwoorden,
zag hij met schrik, dat zijn bord was weg
genomen.
„Maar... ik... ik... was nog niet klaar..."
De kellner kon niet worden teiuggeroo-
pen en de wijze, waarop Muudon hot voor
val als een grap behandelde, maakte, dat
het nog bijdroeg tot de opgewektheid van
zijn gaeb. Toen hom een glas wijn werd in-
ge8ohonkcn, verspreidde zich een vreugde
waas over Nanglc's geheel veranderd ge
laat; hij haalde diep adem, zijn lippen tril
den en hij zette zich in postuur.
„Mijnheer Muuden," zclde hij, na ge
dronken to hebben, „het is jaren geleden,
dat ik wijn proefde. En o 1 wat doet dat eou
mcnsch goed I Zou er een betere medicijn
bestaan?"
„Dat woet ik niet," Bchertete Harvoy,
„hoewel ik uo& nooit wijn als medicijn ge
bruikt©."
Het waö voor hel eerst, dat Nangle
lachte; een vreemde lach, die den indruk
gaf, dat hij het lachen verleerd was en don
goeden toon niet wist te treffen. Voelende
dat de eerslc poging mislukte, probeerde
hij het nog eons, maar zijn eigen luide stem
deed hem zóó schrikken, dat hij plotseling
zweeg.
„Waf denk je er van," vroëg Muuden
glimlachend om dit karaktertrekje, „zou
heb mogelijk zijn voor een verlegen mensch
dit gebrek door voldoende oefening te
ovorw Innen V'
„Vraagt u dit "naar aanleiding van iets,
dat u bij mij hebt opgemerkt?"
„Ja, waarlijk. Het verwondert mij) dat
je, na al je ondervinding, niet meer verhard
bent. Hoe leg je het toch aan bij de men
schen aan te bollen" en het hoofd te bicden
aan alle soorten van
„0, zeg u dal wel! mijnheer Muuden;
'fc is een dagelijksch verdriet voor mij, dat
verzeker ik u. Ik sta dikwijls rillend cn be
vend voor een dour cn knn nauwelijks
sproken, als zij opengaat. Ik ben .voor zoo
iete niet geschikt; ik doo het, omdat ik
niets anders kan uitvoeren. Maar het ia
verschrikkelijk, mijnheer Muuden, in één
woord verschrikkelijk 1 Ik wen cr maar niot
aan. Ik kon mannon, die het nooit voelen;
ze zouden mij in hot gezicht uitlachen, als
ik van zoo iets sprak. Maar mijn gchcelc le
ven heeft het mij aan zelfvertrouwen ont
broken. Als het dkt niet geweest was
Hij brak af om zich te bedienen van een
schotel, die hem aangeboden werd. Dc Da-
LAjheid vaü den kellner bracht hem in do
war en eonigc minuton at hij zwijgend,
kiaarblijk >lijk mot honger, wat hij niot
trachtte t© verbloem© want onder den
invloed van dit gclukkigo uur werd zijqi
hart verwarmd ra kree^ hij nieuwen
moed.
Muuden gaf eon goed beeld, gezond©
eter als hij waö/
Na ce-n bijzonder smakelijke entrée waa
het Nangb onmogelijk zijn gevoelens langer,
te verbergen.
„Ik at van mijn' leven niet zoo iets lek;-*
kefs", fluisterde hij, over de tefel been.
(Wordt vervolgd.j|