Anno 1905
De Milliosnenrede.
Aeademienieuws.
Kerkelijke berichten.
Uit de Rechtzaal.
FEUILLETON.
2/ijia Moeder.
No. 13983.
Ka eeo overzicht van den inhoud van de
Segrootmgsrede van den minister van fi
nanciën, bespreken de bladen in het bijzon
der 'de wijze, waarop wordt voorgesteld het
tekort op den gewonen dienst van ruim
millioen te dekken.
De „Nieuwe Rottordamsche
Courant" vereenigt zich met de voorge
stelde heffing van opcenten op de vermo
gens en bedrijfsbelastingen, die 1 millioen
zal opbrengen, maar vraagt den Minister:
InaEn gij 3-i millioen van hot door u voor
1906 geraamde tekort op de gewone uit
gaven ongedekt wilt laten, en het verdedig
baar acht met het oog op de plannen, die
gij voor de toekomst hebt, waarom kunt gij
dan het geheelo door u geraamde tekort,
dat slechts 1 millioen meer is dan de onge
vlekte 3^ millioen, niet laten rusten!
Naar aanleiding van de mededeeling des
•Ministers, dat hij zijn voornemens voor de
toekomst zal mededeel en, wanneer het
eerste van zijn voorstellen zal zijn uitge
werkt, gelooft de ,,N. Rotterdamsche
sCt" met den Minister, dat het uitweiden
■óver die oventueelo voorstellen thans
slechts tot misverstand en onvruchtbare ge
dacht en wissel iag zou kunnen leiden.
Het „Handelsblad" meent, dat de
Regeering terecht de tijdelijke versterking
zoekt bij de gesplitste inkomstenbelasting
en niet, gelijk zijn voorganger hoofdzake
lijk wilde, bij een der accijnzen, waardoor
een zeer zware last zou gelegd worden op
«de minst sterke schouders. Dit teekent
reeds de nieuwe richting, die thans aan het
bewind is.
•Wat het duurzaam herstel van het verbro
ken financieel evenwicht betreft, het blad
oordeelt-, dat van een Kabinet, hetwelk
pas een maand oud is, nog geen definitieve
yoorstellen kunnen worden verwacht. Uit
!de mededeelingen van den Minister maakt
het blad op, dat waarschijnlijk verschillen
de belastingen zullen worden gewijzigd, in
plaats van het heel eenvoudig, maar
uiterst bedenkelijk middel, door het vorig
Kabinet voorgedragende verzwaring van
de invoerrechten, dus een verbruiksbelas
ting, met 9 millioen.
„De Nieuwe Courant" maakt de
algemeene opmerking, dat de begrooting
er niet opwekkend uitziet. Van de aange
kondigde bclastingverhooging schrijft zij:
„De nieuwe belastingheffing is dus zeker
niet buitensporig en zal over het geheel
niet te zwaar gevoeld worden. Wel stelt
zich ook thans de vraag, die de heer Röell
verleden jaar deed hooren, of het niet
.wenschelijk zal zijn de uitkomst van do mid-
delenopbrengst over 1905 af te wachten, al-
yorens verhooging' van belastingen voor
1906 aan te nomen. Toorts zij opgemerkt,
'dat wij een verhooging van den drankac
cijns als tijdelijken maatregel even rati
oneel zouden geacht hebben, als wij het ver
leden jaar (aangenomen natuurlijk, dat ver
sterking der middelen noodzakelijk was)
de-den, en dat de verklaring van den Minis
ter, dat een verzwaring van de indirecte be
lastingen, zoolang het complex onzer belas
fingen geen wijziging heeft ondergaan, on-
wenschelijk is te achten ons in haar bondig
heid niet afdoende voorkomt.''
Het blad keurt het zeer goed, dat de Mi
nister zich vooralsnog niet uitlaat over zijn
plannen tot duurzame versterking der mid
delen:
„Wij zijn het met den Minister geheel
eens, dat het- slechts tot „misverstand en
onvruchtbare gedachtenwisseling" zou lei
den thans, nu zijn eigen oordeel over de wij
ze van uitvoering zijner plannen nog
niet definitief gevestigd is, een discussie
daarover te openen. Hoe beter deze plannen
door een kenner onzer financiën als de heer
de Meester is, doordacht en met hoe minder
overlij'ling aan het overladen Regeeringspro-
gram zal worden gewerkt, des te grooter
is dc kans, dat van do nuttige maatregelen,
die daarop voorkomen, in het aangebroken
wetgevende tijdperk een niet al te gering
deel zal kunnen worden ingevoerd."
„Het ad er land" noemt de 10 op
centen op de vermogens- en op de bedrijfs
belasting den clou der finaneieele bood
schap, door den minister van financiën aan
de Kamer gebracht* Ook „Het Vader
land" billijkt het, dat 'de Minister thans
nog niet over zijn plannen uitweidt.
„Ultra posse nemo obligatur. Kan het
ministerie over zijn financicolo plannen
thans nog niet in bijzonderheden treden,
en dit mag na zoo kort bestaan verbazing
noch ergernis wekken dan is het natuur
lijk in zijn recht, met voorloopig de deur
van zijn werkkamer gegrendeld te houden.
Het begrijpelijk verlangen naar de finan
eieele plannen van dit Kabinet verklaart
de teleurstelling van hen, die in Troon- en
Millioenenrede 'daarover preciezer mede
deelingen hadden gehoopt. Maar deze te
leurstelling komt men gemakkelijk te
boven."
De opcenten op de Ledriifs- en vermo
gensbelasting zullen 1,546, (XX) opleveren,
maar daar de belastingjaren dezer midde
len van Mei tot Mei loopen, zal de op
brengst der opcenten slechts voor twee
derden, d. i. tot een bedrag van 1,030,000,
op 'de einduitkomst van 1906 van invloed
zijnf.
Het tekort op den gewonen dienst is be
rekend op 4,554,464; de to heffen opcenten
zullen dit cijfer dus niet verder vermin
deren dan tot ruim 3£ millioen. „Een be-
vredig«md beeld sprak de heer Do Meester
geeft het budget op dio wijze zeker nog
niet; maar, in afwachting van de in uit
zicht gestelde belastingontwerpen, zal daar
in voorshands wel moeten worden berust."
„Deie zinsnede geeft hoop, dat do „duur
zame" belastingontwerpen niet al te lang
zich zullen laten wachten. En er is meer wat
deze hoop voedt. De inwerkingtreding van
mr. Veegens ouderdoms- en in valid i te its ver
zekering wacht op mr. Do Meesters belasting
wetten en de Troonrede vestigde den in
druk, dat 'deze belangrijke sociale wet op
een vierjarig program staat.
Met het middel, aangegrepen tot gedeelte
lijke dekking van het tekort over 1906 zijn
wij ingenomen, meer dan wij bijv, met een
voorstel tot verkooging van den drankac
cijns zouden geweest zijn.
Opcenten hebben hun eigenaardige be
zwaren. Belastingverhooging behoort in het
algemeen gepaard te gaan meteen grondige
revisie van de grondslagen der belasting
heffing, welke natuurlijk nooit zonder fou
ten zijn. Die fouten nu worden door opoen-
tenheffing niet weggenomen, maar plomp
weg vermenigvuldigd. Voor duurzame be
lastingheffing is dit een hoogst ernstig
bezwaar; voor tijdelijke geldt het echter ir.
heel wat geringer mate, zelfs waar het een
belasting uit bedrijf betreft, waar meer
kwetsbaars to ontzien is dan bij een vermo
gensbelasting.
De extra-heffing bovendien is matig.
Eerst bij zuivere inkomsten uit bedrijf van
minstens f 1250 betaalt men meer dan een
gulden extra, bij die van 650 tot beneden
f 700 slechte een dubbeltje; eerst bij een
vermogen van meer 'dan 18,000 meer dan
een gulden.
Tc betreuren valt zeker, dat met deze tij
delijke extra-heffing nog een tekort van
drie en een half millioen ongedekt blijft en
men in afwachting dient te leven der toe
komstige plannen van duurzame belasting.
Wèl bevestigt dit do uitspraak der Troon
rede, dat „een zuinig en omzichtig beheer
beslist noodzakelijk is."
„Do Rcsidentiobode" spreekt voor
namelijk over de voorgestelde heffing als tij-
'delijken maatregel, van 10 opcenten op de
vermogens- en bedrijfsbel. Zij kan zich met
dien maatregel zooals hij daar ligt en nu de
voorgestelde accijnsvcrhooging op het gedis
tilleerd onder dagteekening van verleden
Zaterdag is ingetrokken, kwalijk vereeni
gen.
„Wij hebben", aldus schrijft het blad,
„in het afgeloopcn voorjaar minister Harte
bestreden, toen hij den drankaccijns wilde
bandhaven, de opcenten op vermogens- cn
bedrijfsbelasting wilde doen vallen. De gel
den alleen to halen van een weelde-artikel
voor den werkman, 'dat wel overbodig is,
maar toch met mate genomen een geoor
loofd genotmiddel, zouden wij een gruwel
noemen. Daar ook do werkman, en hij niet
het minst, geniet van de uitgaven, die de
gemeenschap doet, achten wij het eveneens
onbillijk alles te laten drukken op vermo
gens- en bedrijfsbelasting, ook als tijdelij
ken maatregel. Velen vooral onder de laagst
aangeslagenen, zullen die 10 procent zwaar
gevoelen. Dit is onvermijdelijk. Maar naast
dien druk kan ook hij, die een borrel drin
ken wil en dit niet behoeft te doen, een
deel bijdragen in do lasten, noodig om het
tekort te dekken. Zoo goed als wij geen
verhooging van drankaccijDs wilden zonder
gelijktijdige heffing van opcenten op ver
mogens- cn bedrijfsbelasting even goed keu
ren wij laatstgenoemden maatregel af, wan
neer daaraan niet 'je eerste gepaard gaat.
Te eerder komen wij tot een afkeurend
oordeel, waar er nog een ongedekt tekort
van 3j millioen overblijft.
Wij achten het dan ook onverschoonbaar,
dat de Regeering onder die omstandigheden
niot -do drankaccijnsverhooging gelijktijdig
heeft voorgesteld.
Dat wij het Kabinet niet vijandig gezind
zijn en niet por se opponeeren willen, heb
ben wij vóór en bij de Troonrede bewezen
en wij zullen dat standpunt, waar mogelijk,
blijven innemen. Maar de opmerking moet
ons toch hier uit de pen, dat het er allen
schijn van heeft, alsof do Regeering liever
tot den drankaocijns overging op aandrang
uit het parlement.
Populariteit is een kostbaar op den
duur een bijkans onmisbaar iets voor
iedere regeering Maar als men er jacht
op wil maken, dan behoort men het handig
te doen."
„H et Oentrum" schrijft:
De Millioenenrede, door den Minister
van Financiën uitgesproken, raamt het
tekort voor 1906 op 4i millioen, waarvan 1
millioan zal gedekt worden door 10 opcen
ten op de vermogens- en bedrijfsbelasting.
Voor het overige blijven wij echter in
het duister tasten, wat dc finaneieele plan
nen dor Regeering betreft.
Wel kondigt de Minister een samenstel
van maatregelen aan om in het tekort, de
ondcrwijs-subsidieering en de kosten der
socialo wetten te voorzien, maar van ver
dere aanduiding onthoudt hij zich.
Er is dus tot nu toe slechts voor een ver
meerdering van één millioen gezorgd, wat
vèol te weinig is om zelfs maar in de on
middellijke behoefte te voorzien.
.Al het andore zweeft in de lucht.
En de heffing van tien opcenten op de
bedrijfs- en vermogensbelasting maakt hot
twijfelachtig, of de Regeering tot samen
smelting van deze beide belastingen, welke
door een groot deel zijner geestverwanten
wondt verlangd, wonscht over te gaan.
De Millioenenrede vult de leemte der
Troonrede niet aan.
De vaagheid is nog schier even groot.
„De Tijd" zegt, dat de rede verre van
verblijdend of bemoedigend stemt. Verder
schrijft het blad o.m.:
Omtrent de middelen, welke de Regeering
wenscht voor te stellen, om ons do inder
daad zorgwekkende toekomst met vertrou
wen to doen te gemoet gaan, werden wij,
evenzeer als door de Troonrede, geheel in
het onzekere gelaten. Wij vernemen alleen,
da£ „een samenstel van maatregelen"
dus niet één enkele nieuwe belasting, maar
waarschijnlijk een verhooging van verschil
lende bestaande belastingen wordt voor
bereid. Als de eerste dier bedoelde maat
regelen aan do Volksvertegenwoordiging
worden voorgesteld, zal haar tevens het
geheele plan worden blootgelegd.
Hiermede zal echter geruimen tijd gemoeid
zijn en reeds voor het volgende dienstjaar
woidt stijving der middelen door belasting
verhooging onvermijdelijk geacht. Vandaar
het voorstal tot het heffen van tien opcen
ten op de vermogens- en bedrijfsbelasting
als tijdelijke belasting over 1906. Het scheelt
echter veel, dat daardoor het tekort van de
nieuwe Begrooting zal verdwijnen l Tien
opcenten op de beide genoemde belastingen
geven (in aanmerking genomen, dat het
belastingjaar den lsten Mei aanvangt) een
opbrengst van slechts weinig meer dan één
millioen, terwijl het geraamde tekort, op
den gewonen dienst ruim vier cn een half
miliioen bedraagt.
Ruim drievierden blijven derhalve onge
dekt.
Do Minister van Financiën erkent, dat
op die wijze de begrooting „zeker nog niet
een bevredigend beeld geeft", maar meent
dat „voorhands daarin wel zal moeten be
rust worden."
Waarom dan maar niet liever voorloopig
in het geheele tekort wordt berust en niet
eerst den verderen loop van zaken wordt
afgewacht, vernomen wij niet. Ook minister
Harte van Tecklenburg bleek met zijn
voorstellen tot belastingverhooging, ter be
strijding van een geraamd tekort te vlug to
zijn geweest, niettegenstaande hij stond
tegenover een tekort, hetwelk ruim twee
maal zoo groot was, als het beurag, hetwelk
op de Begrooting voor 1906 ongedekt blijft.
Er kunnen derhalve nog heel wat supple-
toiro Begrootingen van deze Regeering wor
den aangenomen, vóór het genoemd tekort
voor 1906 aan het geraamd^ tekort voor
1905 gelijk komt.
En dit laatste word thans reeds tot do
helft gereduccend, terwijl nog verdere
reductie geenszins is uitgesloten. Onze Ka
mers zullen zich dan ook nog vel eens ern
stig bedenken, vóór zij de gewenschte ver-
hooging toeslaan. Do opcenten worden
slechts voorgesteld als tijdelijken
maatregelZóó moge de bedoeling we
zen; de Nederlandeche belastingbetaler
echter zal in dit t ij d o 1 ij k e maar heel wei
nig vertrouwen stellen. Hij zal daarbij
tevens bedenken, dat, worden eenmaal
opcenten op een belasting geheven, niets
eenvoudiger en gemakkelijker is, als er
weer geld noodig is, dan een veriiooging
Idier opcenten. Men heeft dan in een be
staande wet slechts een enkel cijfer te ver
anderen en hot doel is bereikt. Toch zij er
op gewezen, dat dergelijke verhoogingen
wel eens zeer spoedig oen inderdaad schrik
wekkende hoogte zouden kunnen bereiken.
Tien opcenten, geheven op beide belastin
gen, geven een opbrengst van niet meer *-ar\
plus minus anderhalf millioen. Om het te
kort op den gewonen dienst van het enkele
dienstjaar 1906 te dekken, zou dan een ver
hooging dier belastingen met dertig opcen
ten, (over acht maanden vijf cn veertig) om
een bedrag to vinden van 15 millioen
(een .geenfczins onmogelijk bedrag 1)
een verhooging met honderd opcenten nood
zakelijk wezen. Mogen ook in dit geval onze
vertegenwoordigers het oudo Hollandscho
spreekwoord indachtig zijn: „Bezint, oer gij
begint."
Lei don. Geslaagd is voor hot candi-
daats-exomen in de Nederlandsche lc". .eren
do heer E- J. Poll.
Amsterdam. Prof. Bolland, van
Leiden, zal begin Ootober het collegium
logicum alhier hervatten in een gecombi
neerde bijeenkomst van beginiienden en
meer gevorderden.
Prentbriefkaarten.
De „Sts.-Ct." No. 222 bevat een Kon. be
sluit van 15 Sopt. 1905, tot aanvulling van
artikel 11, par. 4a, van het Kon. besl. ynn
14 December 1895, tot uitvoering van onder
scheidene bepalingon der wet van 15 April
1891 tot regeling der bricvenposterij.
Bovenbedoeld K. B. bevat de volgende be
palingen
Art. 1 Tussolicn bet eerste en het tweede
lid van artikel 11, par. 4a, van het Kon.
besl. van 14 December 1895 wordt een nieuw
lid gevoegd, luidende als volgt:
„Indien dc voorzijde der briefkaarten
daartoe op zichtbare wijze is ingericht, d.w.
z. door eon staande lijn in tweo helften is
verdeeld, ia alleen de rechterhelft voor het
adres bestemd en mag do linkerhelft door
den afzender gebezigd worden voor mede
deelingen."
Art. 2 Dit besluit treedt in werking op
den tweeden dag na dien der dagteekening
van het Staatsblad cn do Staatscourant,
waarin het is geplaatst.
Bodegraven. Ned.-Herv. Kerk. Zon
dagmorgen cn des avonds ds. Hellemans.
Ger. Kerk. Zondagmorgen leeskerk, des
avonds halfzeven ds. Breukelaar.
Luth. Kerk. Zondagmorgen ds. Drijver.
Hazerswoude. Gereformeerde Kerk.
Zondagmorgen to halftion ds K. Veen,
predikant to Oostburg. Avondmaal,
's Avonds to halfzeven ds. K. Veen.
N o o r d wij k e r h o u t. Zondagvoormi J-
dag te 10 uren ds. Boeko. 12 uren Zondags
school.
Oudewetoring. Remonstrantsche
Kerk. Zondag 24 September ds. G. J. Hoe-
ring.
Woubrugge. Herv. Gcmecnto. Zon-
dagvoorm. halftien en 's nam. halfzeven ds.
A. C. Lagrand.
Goref. Kerk. Zondagvoorm. halftien en
'9 nam. halfzeven preeklezen.
Do Haagsche Rechtbank voiklaarde heden
in staat van faillissement J. Wilkens, ge
detineerd tor zako van verduistering van don
wisaol der Duitsche Bank. Curator is Mr. J.
C. R. M. van Gils.
De Rotberdanjscho rechtbank veroordeel
de B. F. K., graveur, wegens 't maken van
valschc munten, tot 2 jaar gevangenisstraf;
E. dc C. stalhouder, en A. M. v. G. werk
ster, wegens het uitgeven van valsch geld,
do l8to tot 8 maanden cn de laatste tot 6
maanden gevangenisstraf, allen met aftrek
van preventieve hechtenis vanaf 21 Juni 1. 1.
Voor de Haarlemscho rechtbank stond
gisteren terecht de 35-jarige werkman zon
der vaste woonplaats E. R. De man was
op 21 Juli tijdens dc feesten in de Haar
lemmermeer bij familie-leden gelogeerd en
heeft daar, terwijl het bejaarde echtpaar
ter rus to was, zich meester gemaakt van
een menigte gouden en zilveren sieraden,
met welke hij zicb uit dc voeten gemaakt
heoft, en die hij to Amsterdam en Rotter
dam beleend heoft voor ongeveer 100 gul
den. Het O M. eischto, wijzendo op het
laaghartige van den diefstal, een jaar ge
vangenisstraf. Beklaagde werd recidive ten
laste gelegd.
Do 49-jarige D. V. te Assendolft heoft in
den nacht van 12 op 13 Juni tijdens do
kermis te Wormerveer bij een vechtpartij
den stoker D Bruyn met een zakmes een
levensgevaarlijke wonde in de borst on aan
het achterhoofd toegebracht. Voor deze mis
handeling zwaar lichamelijk letsel ten go-
volgo hebbende, hoorde dezo V. door het
O. M een gevangenisstraf van vijf maan
den eischen.
Do mishandeling heeft in dronkenschap
plaats gehad, zoodat de beklaagde, anders
een oppassend werkman, zich niets van het
gebeurde kon herinneren.
Dran kwo tovertredi ng en.
De rechtbank te Haarlem heoft gisteren
vonnis gewezen in tal van appèlzaken, ook
die door August de Domme aangebracht,
van vonnissen, waarbij xlo Kantonrechter
verschillende zotkastoleins had veroordeeld,
omdat zij zouden hebben getapt zonder
daarvoor vergunning tc hebben.
De rechtbank was van rdecl, dat arti
kel 2-1 der drankwet wel zegt, dat niet ge
tapt mag worden zonder vergunning, doch
dat daarin geenszins staat, dat de vergun
ninghouder volkomen gerechtigd is zich to
doen vervangen, hetzij tijdelijk door een
bediende, hetzij doorloopend door een zot
kastelein, zoodat volgens haar oordcel de
Kantonrechter dc beklaagde zou dienon vrij
te spreken, wat zij nu deed, ook in do zaak,
waarbij dc vergunninghouder ccn ander
machtiging had verleend tot het aanstellen
van een zetkastelein.
Alleen in één zaak volgde de bevestiging
van het vonnis en wel in die, waarbij zet
kastelein noch vergunninghouder wisten
wat er stond in het contract, dat tusschen
hen zou bestaan.
84)
En verder roeide Tell 1 en zag eerst thans
'dat alle ramen op het Giesdorfscho slot
.verlicht waren.
„Dat treft ongunstig," dacht hij, „zij
schijnen bezoek to hebben. Om het even. Ik
zal Ellen en den ouden heer buiten roepen.
In zulk een geval mag men de stoornis ver
ontschuldigen."
Stcrrenheldero schemering lag er op het
meer, waarvan de onrustige oppervlakte
bet beeld van het lichtende firmament
slechts verwrongen weerkaatste. Ruischcnd
klonk zoo nu en dan een golf tegen het lage
boord der boot en spatte den daarin gezete-
ne haar koud schuim in het gezicht. Ook
Pu zong het meer zijn meer dan duizend
jarig lied; maar dit klonk anders dan in
den vroegen morgen. Het was geen klaag
toon, 'die klonk in dit murmelen en ruischen
van het water, maar als een fier, triom-
feerend juichen drong het in het oor van
den luisteraar; hij had zijn moeder weder-
gevonden, den kostclijken schat der moeder
liefde, cn het bruisende water scheen hem
toe tc fluisteren: Nu zijt gij onoverwinne
lijk, een reus, die alle hindernissen uit den
ruimt cn zich alles veroveren zal,
waarnaar hij dc hand uitstrekt.
Krachtiger vatte hij de riemen en trok
hij de^ boot door Ik waterals een speel
tuig o reef hij het vaartuigje door de gol
ven, - thans knarste het oeverzand onder
de kiel der boot hij richtte zich op,
bereikte in een grooten sprong het land bij
de beide linden en liep recht op het slot
af.
De glazen deur der middelste zaal was
wijd geopend en Ellen was met ritmeester
von Tollen buiten voor de deur gegaan. In
voortzetting van een gesprek, dat zij binnen
gevoerd hadden, zeide zij tot den officier,
die heden karig met woorden was: „U
waart vroeger steeds opgewekt en hadt
altijd een leuke anekdote gereed. Men kent
u in het geheel niet meer terug, mijnheer
von Tollen 1"'
De alzoo aangesprokene zag naar het
fijne profiel van de spreekster, dat door
den uit do zaal stroomenden lichtglans hel
verlicht werd, cn antwoordde droefgeestig:
„Er z;jn zoogenaamde vroolijke menschen,
dio zich van de vroolijkheïd bedienen, om
dat zij om hunnentwille niet begrepen wor
den; misschien heb ik ook tot deze men
schen behoord."
„Dat is zeker een woord van den filosoof
Nietzsche," zeide prof. Völker, die juist
buiten gekomen was en Tollen's laatste uit
lating had gehoord; „zou do ritmeester en
eskadronschef von Tollen zich in den laat-
sten tijd met filosofie bezighouden
Tollen zag mismoedig naar den spreker;
„de filosofie, beste professor, mag een wel
kom stokpaardje zijn voor allen, wien het
wèl gaat op aarde, in den nood is zij een
versleten merrie."
„O, professor," zeide Ellen tot den schil
der, „toe, vraag even aan onzen houtvester,
wat hij eigenlijk wilhij staat daar reeds
sedert eenigen tijd bij den wijnstok, ziet
hier naar toe en schijnt iets op het hart te
hebben."
Völker verwijderde zioh in de aangegeven
richting, en Ellen, die, nu weer met Tollen
alleen was, zeide aanmoedigend: „Leg toch
die ontstemdheid af en wees weer de oude,
zooals ik u altijd gekc en gewaardeerd
heb. Ik kan u werkelijk niet zoo zienver
geef het aan de vriendir*, dat zij zoo oprecht
met u spreekt. Hebt u iets tegen mij
Tollen sloeg zijn oogen op. Dat vraagt u
mij Kan ik dan nooit vergeten, dat u mij
veroordeeld liebt, eenzaam, in onbevredigd
verlangen verder te leven?"
Half toornig, half door medelijden bewo
gen, antwoordde Ellen: ,,U hebt mij be
loofd nooit weer op dit thema terug te ko
men, moet ik u heden aan uw belofte herin
neren?" En dan ging zij lacliendc voort:
„Neem het mij niet kwalijk, maar de rol
van den zwaarmoedige past niet voor u. u,
die steeds gepocht hebt op het vrijgezellen
leven, wij beiden waren met elkaar diep
ongelukkig geworden, verlaat u daarop 1
Dank God, dat ik zulk een helderen blik en
zooveel verstand bezat dat in te zien. En
geef mij nu uw hand; beloof mij weder de
cudc te zijn en blijf ook in het vervolg mijn
eerlijke vriend, zooals ik u altijd gekend
heb."
Mot een diepen zucht vatte de officier het
tengere handje: „U 'doet met mij, wat u
wilt. Als u ooit iemand noodig hebt die
zich voor u in stukken moet laten houwen,
beschik dan over mij; ik sta u altijd ten
dienste."
„Op 'den justitieraad aan den overkant
moet een moordaanslag gepleegd zijn I"
riep opgewonden de terugkeerende profes
sor. „De houtvester heeft den dader, die
vci-rolgd werd, tegengehouden, en toen is
deze in het meer gesprongen en verdron
ken."
„Op den heer Teil een moordaanslag?"
riep Ellen. Al het bloed was haar uit do
wangen geweken. Is hij gewond? Spreek
dan toch l'
„Hij is wel," zeido Völker. „De oudo
Schmidt heeft het den houtvester zelf ge
zegd."
„O, daar zijt u 1" riep Ellen, toen zij den
justitieraad zag aankomen. Zij vloog hem
fcs gomoet en reikte hem beide handen: ,,U
zijt ongedeerd?"
„Dat ben ik, froule. Maar ik kom om uw
hulp voor een ander in te roepen, dio ge
wond is, zoudt u wel?"
„Wie is het?"
„Mijn ouden vriend Just."
„Ik ga 'dadelijk met u. Mijnheer von Tol
len, och, zeg het aan mijn ouders en excu
seer mij bij de andere gasten. Is het erg
met hem?" vroeg zij weder aan Teil.
„Ik hoop van neen. De steek schijnt dwars
door het vleesch der borst, langs 'do rib ge
gaan te zijn."
„GoddankO, papa," zeide zij tot den
vrijheer, dien Tollen het eerst ontmoet had,
„nietwaar, u vindt Eet goed, dat ik, voor
zoover dit mijn zwakke krachten toestaan,
onzen goeden Just help?"
„Van harte gaarne, kinazeide de vrij
heer. „Goeden avond, buurman," zoo be
groette hij met krachtigen handdruk den
justitieraad, „ik heb van den ritmeester
reeds gehoord, wat er voorgevallen was
God heeft u wel beschermd. O, daar komt
ook mijn vrouw, en zij brengt doeken mede,
om ons kind in te hullen".
Mevrouw Clara von Brank was komen
toesnellen en, terwijl zij een zijden doekje
om den hals harer dochter strikte en haar
een dikke wollen sjaal over de schouders
legde, zeido zij tot Teil: „Mijn bartclijko
gclukwensch, mijnbeer de justitieraad, met
uw redding 1 Maar dc arme Just, wat doet
het mij leed 1 Groet hem cn zeg hem, dat
wij op zijn spoedige genezing hopen. Maak
nu dat gij weg komt, lief kind 1" Zij kuste
haar dochter op het voorhoofd cn, zich tot
de gasten wendende, ging zij ter veront
schuldiging voort: „Zij gehoorzaamt aan
den plicht der diakones; hier geldt geen
dralen."
Teil dankte den heer von Brank en echt-
genoote, groette de gasten, die intusschen
allen uit de zaal in den tuin gekomen waren,
en bood Ellen den arm, om haar naar zijn
boot te geleiden.
De ritmeester, die op zijdo gegaan was
in de schaduw van een pereboom, zag bei
den na.
„Hoe hartelijk verwelkomde zij hem l"
mompelde hij, cn nu begeeft zij zich alleen
met hem i nacht en duisternis naar zijn
huis 1 De gelukkige
Hij slaakto oen diepen zucht; jaloezie
wilde hem in het hart dringen. Maar hij
schudde zich, alsof hij die onedele neiging
wilde afwentelen. „Hoofd omhoog, oude
jongen Zij heeft gelijk; do rol van den ge
lukkigen minnaar past niet voor mij. En als
ik haar een ander gunnen moet, dan is mij,
haal mij de duivel, dio boerenstijfkop nog',
het liefst. Een fameuze kerelOok mijn 1
voorouders ziju boeren geweest-, Holstein-
schc boeren. Ik kan niet boos zijn op den:
man."
Wordt vcrtolgd.)