Anno 1905 De Milliosnenrede. Aeademienieuws. Kerkelijke berichten. Uit de Rechtzaal. FEUILLETON. 2/ijia Moeder. No. 13983. Ka eeo overzicht van den inhoud van de Segrootmgsrede van den minister van fi nanciën, bespreken de bladen in het bijzon der 'de wijze, waarop wordt voorgesteld het tekort op den gewonen dienst van ruim millioen te dekken. De „Nieuwe Rottordamsche Courant" vereenigt zich met de voorge stelde heffing van opcenten op de vermo gens en bedrijfsbelastingen, die 1 millioen zal opbrengen, maar vraagt den Minister: InaEn gij 3-i millioen van hot door u voor 1906 geraamde tekort op de gewone uit gaven ongedekt wilt laten, en het verdedig baar acht met het oog op de plannen, die gij voor de toekomst hebt, waarom kunt gij dan het geheelo door u geraamde tekort, dat slechts 1 millioen meer is dan de onge vlekte 3^ millioen, niet laten rusten! Naar aanleiding van de mededeeling des •Ministers, dat hij zijn voornemens voor de toekomst zal mededeel en, wanneer het eerste van zijn voorstellen zal zijn uitge werkt, gelooft de ,,N. Rotterdamsche sCt" met den Minister, dat het uitweiden ■óver die oventueelo voorstellen thans slechts tot misverstand en onvruchtbare ge dacht en wissel iag zou kunnen leiden. Het „Handelsblad" meent, dat de Regeering terecht de tijdelijke versterking zoekt bij de gesplitste inkomstenbelasting en niet, gelijk zijn voorganger hoofdzake lijk wilde, bij een der accijnzen, waardoor een zeer zware last zou gelegd worden op «de minst sterke schouders. Dit teekent reeds de nieuwe richting, die thans aan het bewind is. •Wat het duurzaam herstel van het verbro ken financieel evenwicht betreft, het blad oordeelt-, dat van een Kabinet, hetwelk pas een maand oud is, nog geen definitieve yoorstellen kunnen worden verwacht. Uit !de mededeelingen van den Minister maakt het blad op, dat waarschijnlijk verschillen de belastingen zullen worden gewijzigd, in plaats van het heel eenvoudig, maar uiterst bedenkelijk middel, door het vorig Kabinet voorgedragende verzwaring van de invoerrechten, dus een verbruiksbelas ting, met 9 millioen. „De Nieuwe Courant" maakt de algemeene opmerking, dat de begrooting er niet opwekkend uitziet. Van de aange kondigde bclastingverhooging schrijft zij: „De nieuwe belastingheffing is dus zeker niet buitensporig en zal over het geheel niet te zwaar gevoeld worden. Wel stelt zich ook thans de vraag, die de heer Röell verleden jaar deed hooren, of het niet .wenschelijk zal zijn de uitkomst van do mid- delenopbrengst over 1905 af te wachten, al- yorens verhooging' van belastingen voor 1906 aan te nomen. Toorts zij opgemerkt, 'dat wij een verhooging van den drankac cijns als tijdelijken maatregel even rati oneel zouden geacht hebben, als wij het ver leden jaar (aangenomen natuurlijk, dat ver sterking der middelen noodzakelijk was) de-den, en dat de verklaring van den Minis ter, dat een verzwaring van de indirecte be lastingen, zoolang het complex onzer belas fingen geen wijziging heeft ondergaan, on- wenschelijk is te achten ons in haar bondig heid niet afdoende voorkomt.'' Het blad keurt het zeer goed, dat de Mi nister zich vooralsnog niet uitlaat over zijn plannen tot duurzame versterking der mid delen: „Wij zijn het met den Minister geheel eens, dat het- slechts tot „misverstand en onvruchtbare gedachtenwisseling" zou lei den thans, nu zijn eigen oordeel over de wij ze van uitvoering zijner plannen nog niet definitief gevestigd is, een discussie daarover te openen. Hoe beter deze plannen door een kenner onzer financiën als de heer de Meester is, doordacht en met hoe minder overlij'ling aan het overladen Regeeringspro- gram zal worden gewerkt, des te grooter is dc kans, dat van do nuttige maatregelen, die daarop voorkomen, in het aangebroken wetgevende tijdperk een niet al te gering deel zal kunnen worden ingevoerd." „Het ad er land" noemt de 10 op centen op de vermogens- en op de bedrijfs belasting den clou der finaneieele bood schap, door den minister van financiën aan de Kamer gebracht* Ook „Het Vader land" billijkt het, dat 'de Minister thans nog niet over zijn plannen uitweidt. „Ultra posse nemo obligatur. Kan het ministerie over zijn financicolo plannen thans nog niet in bijzonderheden treden, en dit mag na zoo kort bestaan verbazing noch ergernis wekken dan is het natuur lijk in zijn recht, met voorloopig de deur van zijn werkkamer gegrendeld te houden. Het begrijpelijk verlangen naar de finan eieele plannen van dit Kabinet verklaart de teleurstelling van hen, die in Troon- en Millioenenrede 'daarover preciezer mede deelingen hadden gehoopt. Maar deze te leurstelling komt men gemakkelijk te boven." De opcenten op de Ledriifs- en vermo gensbelasting zullen 1,546, (XX) opleveren, maar daar de belastingjaren dezer midde len van Mei tot Mei loopen, zal de op brengst der opcenten slechts voor twee derden, d. i. tot een bedrag van 1,030,000, op 'de einduitkomst van 1906 van invloed zijnf. Het tekort op den gewonen dienst is be rekend op 4,554,464; de to heffen opcenten zullen dit cijfer dus niet verder vermin deren dan tot ruim 3£ millioen. „Een be- vredig«md beeld sprak de heer Do Meester geeft het budget op dio wijze zeker nog niet; maar, in afwachting van de in uit zicht gestelde belastingontwerpen, zal daar in voorshands wel moeten worden berust." „Deie zinsnede geeft hoop, dat do „duur zame" belastingontwerpen niet al te lang zich zullen laten wachten. En er is meer wat deze hoop voedt. De inwerkingtreding van mr. Veegens ouderdoms- en in valid i te its ver zekering wacht op mr. Do Meesters belasting wetten en de Troonrede vestigde den in druk, dat 'deze belangrijke sociale wet op een vierjarig program staat. Met het middel, aangegrepen tot gedeelte lijke dekking van het tekort over 1906 zijn wij ingenomen, meer dan wij bijv, met een voorstel tot verkooging van den drankac cijns zouden geweest zijn. Opcenten hebben hun eigenaardige be zwaren. Belastingverhooging behoort in het algemeen gepaard te gaan meteen grondige revisie van de grondslagen der belasting heffing, welke natuurlijk nooit zonder fou ten zijn. Die fouten nu worden door opoen- tenheffing niet weggenomen, maar plomp weg vermenigvuldigd. Voor duurzame be lastingheffing is dit een hoogst ernstig bezwaar; voor tijdelijke geldt het echter ir. heel wat geringer mate, zelfs waar het een belasting uit bedrijf betreft, waar meer kwetsbaars to ontzien is dan bij een vermo gensbelasting. De extra-heffing bovendien is matig. Eerst bij zuivere inkomsten uit bedrijf van minstens f 1250 betaalt men meer dan een gulden extra, bij die van 650 tot beneden f 700 slechte een dubbeltje; eerst bij een vermogen van meer 'dan 18,000 meer dan een gulden. Tc betreuren valt zeker, dat met deze tij delijke extra-heffing nog een tekort van drie en een half millioen ongedekt blijft en men in afwachting dient te leven der toe komstige plannen van duurzame belasting. Wèl bevestigt dit do uitspraak der Troon rede, dat „een zuinig en omzichtig beheer beslist noodzakelijk is." „Do Rcsidentiobode" spreekt voor namelijk over de voorgestelde heffing als tij- 'delijken maatregel, van 10 opcenten op de vermogens- en bedrijfsbel. Zij kan zich met dien maatregel zooals hij daar ligt en nu de voorgestelde accijnsvcrhooging op het gedis tilleerd onder dagteekening van verleden Zaterdag is ingetrokken, kwalijk vereeni gen. „Wij hebben", aldus schrijft het blad, „in het afgeloopcn voorjaar minister Harte bestreden, toen hij den drankaccijns wilde bandhaven, de opcenten op vermogens- cn bedrijfsbelasting wilde doen vallen. De gel den alleen to halen van een weelde-artikel voor den werkman, 'dat wel overbodig is, maar toch met mate genomen een geoor loofd genotmiddel, zouden wij een gruwel noemen. Daar ook do werkman, en hij niet het minst, geniet van de uitgaven, die de gemeenschap doet, achten wij het eveneens onbillijk alles te laten drukken op vermo gens- en bedrijfsbelasting, ook als tijdelij ken maatregel. Velen vooral onder de laagst aangeslagenen, zullen die 10 procent zwaar gevoelen. Dit is onvermijdelijk. Maar naast dien druk kan ook hij, die een borrel drin ken wil en dit niet behoeft te doen, een deel bijdragen in do lasten, noodig om het tekort te dekken. Zoo goed als wij geen verhooging van drankaccijDs wilden zonder gelijktijdige heffing van opcenten op ver mogens- cn bedrijfsbelasting even goed keu ren wij laatstgenoemden maatregel af, wan neer daaraan niet 'je eerste gepaard gaat. Te eerder komen wij tot een afkeurend oordeel, waar er nog een ongedekt tekort van 3j millioen overblijft. Wij achten het dan ook onverschoonbaar, dat de Regeering onder die omstandigheden niot -do drankaccijnsverhooging gelijktijdig heeft voorgesteld. Dat wij het Kabinet niet vijandig gezind zijn en niet por se opponeeren willen, heb ben wij vóór en bij de Troonrede bewezen en wij zullen dat standpunt, waar mogelijk, blijven innemen. Maar de opmerking moet ons toch hier uit de pen, dat het er allen schijn van heeft, alsof do Regeering liever tot den drankaocijns overging op aandrang uit het parlement. Populariteit is een kostbaar op den duur een bijkans onmisbaar iets voor iedere regeering Maar als men er jacht op wil maken, dan behoort men het handig te doen." „H et Oentrum" schrijft: De Millioenenrede, door den Minister van Financiën uitgesproken, raamt het tekort voor 1906 op 4i millioen, waarvan 1 millioan zal gedekt worden door 10 opcen ten op de vermogens- en bedrijfsbelasting. Voor het overige blijven wij echter in het duister tasten, wat dc finaneieele plan nen dor Regeering betreft. Wel kondigt de Minister een samenstel van maatregelen aan om in het tekort, de ondcrwijs-subsidieering en de kosten der socialo wetten te voorzien, maar van ver dere aanduiding onthoudt hij zich. Er is dus tot nu toe slechts voor een ver meerdering van één millioen gezorgd, wat vèol te weinig is om zelfs maar in de on middellijke behoefte te voorzien. .Al het andore zweeft in de lucht. En de heffing van tien opcenten op de bedrijfs- en vermogensbelasting maakt hot twijfelachtig, of de Regeering tot samen smelting van deze beide belastingen, welke door een groot deel zijner geestverwanten wondt verlangd, wonscht over te gaan. De Millioenenrede vult de leemte der Troonrede niet aan. De vaagheid is nog schier even groot. „De Tijd" zegt, dat de rede verre van verblijdend of bemoedigend stemt. Verder schrijft het blad o.m.: Omtrent de middelen, welke de Regeering wenscht voor te stellen, om ons do inder daad zorgwekkende toekomst met vertrou wen to doen te gemoet gaan, werden wij, evenzeer als door de Troonrede, geheel in het onzekere gelaten. Wij vernemen alleen, da£ „een samenstel van maatregelen" dus niet één enkele nieuwe belasting, maar waarschijnlijk een verhooging van verschil lende bestaande belastingen wordt voor bereid. Als de eerste dier bedoelde maat regelen aan do Volksvertegenwoordiging worden voorgesteld, zal haar tevens het geheele plan worden blootgelegd. Hiermede zal echter geruimen tijd gemoeid zijn en reeds voor het volgende dienstjaar woidt stijving der middelen door belasting verhooging onvermijdelijk geacht. Vandaar het voorstal tot het heffen van tien opcen ten op de vermogens- en bedrijfsbelasting als tijdelijke belasting over 1906. Het scheelt echter veel, dat daardoor het tekort van de nieuwe Begrooting zal verdwijnen l Tien opcenten op de beide genoemde belastingen geven (in aanmerking genomen, dat het belastingjaar den lsten Mei aanvangt) een opbrengst van slechts weinig meer dan één millioen, terwijl het geraamde tekort, op den gewonen dienst ruim vier cn een half miliioen bedraagt. Ruim drievierden blijven derhalve onge dekt. Do Minister van Financiën erkent, dat op die wijze de begrooting „zeker nog niet een bevredigend beeld geeft", maar meent dat „voorhands daarin wel zal moeten be rust worden." Waarom dan maar niet liever voorloopig in het geheele tekort wordt berust en niet eerst den verderen loop van zaken wordt afgewacht, vernomen wij niet. Ook minister Harte van Tecklenburg bleek met zijn voorstellen tot belastingverhooging, ter be strijding van een geraamd tekort te vlug to zijn geweest, niettegenstaande hij stond tegenover een tekort, hetwelk ruim twee maal zoo groot was, als het beurag, hetwelk op de Begrooting voor 1906 ongedekt blijft. Er kunnen derhalve nog heel wat supple- toiro Begrootingen van deze Regeering wor den aangenomen, vóór het genoemd tekort voor 1906 aan het geraamd^ tekort voor 1905 gelijk komt. En dit laatste word thans reeds tot do helft gereduccend, terwijl nog verdere reductie geenszins is uitgesloten. Onze Ka mers zullen zich dan ook nog vel eens ern stig bedenken, vóór zij de gewenschte ver- hooging toeslaan. Do opcenten worden slechts voorgesteld als tijdelijken maatregelZóó moge de bedoeling we zen; de Nederlandeche belastingbetaler echter zal in dit t ij d o 1 ij k e maar heel wei nig vertrouwen stellen. Hij zal daarbij tevens bedenken, dat, worden eenmaal opcenten op een belasting geheven, niets eenvoudiger en gemakkelijker is, als er weer geld noodig is, dan een veriiooging Idier opcenten. Men heeft dan in een be staande wet slechts een enkel cijfer te ver anderen en hot doel is bereikt. Toch zij er op gewezen, dat dergelijke verhoogingen wel eens zeer spoedig oen inderdaad schrik wekkende hoogte zouden kunnen bereiken. Tien opcenten, geheven op beide belastin gen, geven een opbrengst van niet meer *-ar\ plus minus anderhalf millioen. Om het te kort op den gewonen dienst van het enkele dienstjaar 1906 te dekken, zou dan een ver hooging dier belastingen met dertig opcen ten, (over acht maanden vijf cn veertig) om een bedrag to vinden van 15 millioen (een .geenfczins onmogelijk bedrag 1) een verhooging met honderd opcenten nood zakelijk wezen. Mogen ook in dit geval onze vertegenwoordigers het oudo Hollandscho spreekwoord indachtig zijn: „Bezint, oer gij begint." Lei don. Geslaagd is voor hot candi- daats-exomen in de Nederlandsche lc". .eren do heer E- J. Poll. Amsterdam. Prof. Bolland, van Leiden, zal begin Ootober het collegium logicum alhier hervatten in een gecombi neerde bijeenkomst van beginiienden en meer gevorderden. Prentbriefkaarten. De „Sts.-Ct." No. 222 bevat een Kon. be sluit van 15 Sopt. 1905, tot aanvulling van artikel 11, par. 4a, van het Kon. besl. ynn 14 December 1895, tot uitvoering van onder scheidene bepalingon der wet van 15 April 1891 tot regeling der bricvenposterij. Bovenbedoeld K. B. bevat de volgende be palingen Art. 1 Tussolicn bet eerste en het tweede lid van artikel 11, par. 4a, van het Kon. besl. van 14 December 1895 wordt een nieuw lid gevoegd, luidende als volgt: „Indien dc voorzijde der briefkaarten daartoe op zichtbare wijze is ingericht, d.w. z. door eon staande lijn in tweo helften is verdeeld, ia alleen de rechterhelft voor het adres bestemd en mag do linkerhelft door den afzender gebezigd worden voor mede deelingen." Art. 2 Dit besluit treedt in werking op den tweeden dag na dien der dagteekening van het Staatsblad cn do Staatscourant, waarin het is geplaatst. Bodegraven. Ned.-Herv. Kerk. Zon dagmorgen cn des avonds ds. Hellemans. Ger. Kerk. Zondagmorgen leeskerk, des avonds halfzeven ds. Breukelaar. Luth. Kerk. Zondagmorgen ds. Drijver. Hazerswoude. Gereformeerde Kerk. Zondagmorgen to halftion ds K. Veen, predikant to Oostburg. Avondmaal, 's Avonds to halfzeven ds. K. Veen. N o o r d wij k e r h o u t. Zondagvoormi J- dag te 10 uren ds. Boeko. 12 uren Zondags school. Oudewetoring. Remonstrantsche Kerk. Zondag 24 September ds. G. J. Hoe- ring. Woubrugge. Herv. Gcmecnto. Zon- dagvoorm. halftien en 's nam. halfzeven ds. A. C. Lagrand. Goref. Kerk. Zondagvoorm. halftien en '9 nam. halfzeven preeklezen. Do Haagsche Rechtbank voiklaarde heden in staat van faillissement J. Wilkens, ge detineerd tor zako van verduistering van don wisaol der Duitsche Bank. Curator is Mr. J. C. R. M. van Gils. De Rotberdanjscho rechtbank veroordeel de B. F. K., graveur, wegens 't maken van valschc munten, tot 2 jaar gevangenisstraf; E. dc C. stalhouder, en A. M. v. G. werk ster, wegens het uitgeven van valsch geld, do l8to tot 8 maanden cn de laatste tot 6 maanden gevangenisstraf, allen met aftrek van preventieve hechtenis vanaf 21 Juni 1. 1. Voor de Haarlemscho rechtbank stond gisteren terecht de 35-jarige werkman zon der vaste woonplaats E. R. De man was op 21 Juli tijdens dc feesten in de Haar lemmermeer bij familie-leden gelogeerd en heeft daar, terwijl het bejaarde echtpaar ter rus to was, zich meester gemaakt van een menigte gouden en zilveren sieraden, met welke hij zicb uit dc voeten gemaakt heoft, en die hij to Amsterdam en Rotter dam beleend heoft voor ongeveer 100 gul den. Het O M. eischto, wijzendo op het laaghartige van den diefstal, een jaar ge vangenisstraf. Beklaagde werd recidive ten laste gelegd. Do 49-jarige D. V. te Assendolft heoft in den nacht van 12 op 13 Juni tijdens do kermis te Wormerveer bij een vechtpartij den stoker D Bruyn met een zakmes een levensgevaarlijke wonde in de borst on aan het achterhoofd toegebracht. Voor deze mis handeling zwaar lichamelijk letsel ten go- volgo hebbende, hoorde dezo V. door het O. M een gevangenisstraf van vijf maan den eischen. Do mishandeling heeft in dronkenschap plaats gehad, zoodat de beklaagde, anders een oppassend werkman, zich niets van het gebeurde kon herinneren. Dran kwo tovertredi ng en. De rechtbank te Haarlem heoft gisteren vonnis gewezen in tal van appèlzaken, ook die door August de Domme aangebracht, van vonnissen, waarbij xlo Kantonrechter verschillende zotkastoleins had veroordeeld, omdat zij zouden hebben getapt zonder daarvoor vergunning tc hebben. De rechtbank was van rdecl, dat arti kel 2-1 der drankwet wel zegt, dat niet ge tapt mag worden zonder vergunning, doch dat daarin geenszins staat, dat de vergun ninghouder volkomen gerechtigd is zich to doen vervangen, hetzij tijdelijk door een bediende, hetzij doorloopend door een zot kastelein, zoodat volgens haar oordcel de Kantonrechter dc beklaagde zou dienon vrij te spreken, wat zij nu deed, ook in do zaak, waarbij dc vergunninghouder ccn ander machtiging had verleend tot het aanstellen van een zetkastelein. Alleen in één zaak volgde de bevestiging van het vonnis en wel in die, waarbij zet kastelein noch vergunninghouder wisten wat er stond in het contract, dat tusschen hen zou bestaan. 84) En verder roeide Tell 1 en zag eerst thans 'dat alle ramen op het Giesdorfscho slot .verlicht waren. „Dat treft ongunstig," dacht hij, „zij schijnen bezoek to hebben. Om het even. Ik zal Ellen en den ouden heer buiten roepen. In zulk een geval mag men de stoornis ver ontschuldigen." Stcrrenheldero schemering lag er op het meer, waarvan de onrustige oppervlakte bet beeld van het lichtende firmament slechts verwrongen weerkaatste. Ruischcnd klonk zoo nu en dan een golf tegen het lage boord der boot en spatte den daarin gezete- ne haar koud schuim in het gezicht. Ook Pu zong het meer zijn meer dan duizend jarig lied; maar dit klonk anders dan in den vroegen morgen. Het was geen klaag toon, 'die klonk in dit murmelen en ruischen van het water, maar als een fier, triom- feerend juichen drong het in het oor van den luisteraar; hij had zijn moeder weder- gevonden, den kostclijken schat der moeder liefde, cn het bruisende water scheen hem toe tc fluisteren: Nu zijt gij onoverwinne lijk, een reus, die alle hindernissen uit den ruimt cn zich alles veroveren zal, waarnaar hij dc hand uitstrekt. Krachtiger vatte hij de riemen en trok hij de^ boot door Ik waterals een speel tuig o reef hij het vaartuigje door de gol ven, - thans knarste het oeverzand onder de kiel der boot hij richtte zich op, bereikte in een grooten sprong het land bij de beide linden en liep recht op het slot af. De glazen deur der middelste zaal was wijd geopend en Ellen was met ritmeester von Tollen buiten voor de deur gegaan. In voortzetting van een gesprek, dat zij binnen gevoerd hadden, zeide zij tot den officier, die heden karig met woorden was: „U waart vroeger steeds opgewekt en hadt altijd een leuke anekdote gereed. Men kent u in het geheel niet meer terug, mijnheer von Tollen 1"' De alzoo aangesprokene zag naar het fijne profiel van de spreekster, dat door den uit do zaal stroomenden lichtglans hel verlicht werd, cn antwoordde droefgeestig: „Er z;jn zoogenaamde vroolijke menschen, dio zich van de vroolijkheïd bedienen, om dat zij om hunnentwille niet begrepen wor den; misschien heb ik ook tot deze men schen behoord." „Dat is zeker een woord van den filosoof Nietzsche," zeide prof. Völker, die juist buiten gekomen was en Tollen's laatste uit lating had gehoord; „zou do ritmeester en eskadronschef von Tollen zich in den laat- sten tijd met filosofie bezighouden Tollen zag mismoedig naar den spreker; „de filosofie, beste professor, mag een wel kom stokpaardje zijn voor allen, wien het wèl gaat op aarde, in den nood is zij een versleten merrie." „O, professor," zeide Ellen tot den schil der, „toe, vraag even aan onzen houtvester, wat hij eigenlijk wilhij staat daar reeds sedert eenigen tijd bij den wijnstok, ziet hier naar toe en schijnt iets op het hart te hebben." Völker verwijderde zioh in de aangegeven richting, en Ellen, die, nu weer met Tollen alleen was, zeide aanmoedigend: „Leg toch die ontstemdheid af en wees weer de oude, zooals ik u altijd gekc en gewaardeerd heb. Ik kan u werkelijk niet zoo zienver geef het aan de vriendir*, dat zij zoo oprecht met u spreekt. Hebt u iets tegen mij Tollen sloeg zijn oogen op. Dat vraagt u mij Kan ik dan nooit vergeten, dat u mij veroordeeld liebt, eenzaam, in onbevredigd verlangen verder te leven?" Half toornig, half door medelijden bewo gen, antwoordde Ellen: ,,U hebt mij be loofd nooit weer op dit thema terug te ko men, moet ik u heden aan uw belofte herin neren?" En dan ging zij lacliendc voort: „Neem het mij niet kwalijk, maar de rol van den zwaarmoedige past niet voor u. u, die steeds gepocht hebt op het vrijgezellen leven, wij beiden waren met elkaar diep ongelukkig geworden, verlaat u daarop 1 Dank God, dat ik zulk een helderen blik en zooveel verstand bezat dat in te zien. En geef mij nu uw hand; beloof mij weder de cudc te zijn en blijf ook in het vervolg mijn eerlijke vriend, zooals ik u altijd gekend heb." Mot een diepen zucht vatte de officier het tengere handje: „U 'doet met mij, wat u wilt. Als u ooit iemand noodig hebt die zich voor u in stukken moet laten houwen, beschik dan over mij; ik sta u altijd ten dienste." „Op 'den justitieraad aan den overkant moet een moordaanslag gepleegd zijn I" riep opgewonden de terugkeerende profes sor. „De houtvester heeft den dader, die vci-rolgd werd, tegengehouden, en toen is deze in het meer gesprongen en verdron ken." „Op den heer Teil een moordaanslag?" riep Ellen. Al het bloed was haar uit do wangen geweken. Is hij gewond? Spreek dan toch l' „Hij is wel," zeido Völker. „De oudo Schmidt heeft het den houtvester zelf ge zegd." „O, daar zijt u 1" riep Ellen, toen zij den justitieraad zag aankomen. Zij vloog hem fcs gomoet en reikte hem beide handen: ,,U zijt ongedeerd?" „Dat ben ik, froule. Maar ik kom om uw hulp voor een ander in te roepen, dio ge wond is, zoudt u wel?" „Wie is het?" „Mijn ouden vriend Just." „Ik ga 'dadelijk met u. Mijnheer von Tol len, och, zeg het aan mijn ouders en excu seer mij bij de andere gasten. Is het erg met hem?" vroeg zij weder aan Teil. „Ik hoop van neen. De steek schijnt dwars door het vleesch der borst, langs 'do rib ge gaan te zijn." „GoddankO, papa," zeide zij tot den vrijheer, dien Tollen het eerst ontmoet had, „nietwaar, u vindt Eet goed, dat ik, voor zoover dit mijn zwakke krachten toestaan, onzen goeden Just help?" „Van harte gaarne, kinazeide de vrij heer. „Goeden avond, buurman," zoo be groette hij met krachtigen handdruk den justitieraad, „ik heb van den ritmeester reeds gehoord, wat er voorgevallen was God heeft u wel beschermd. O, daar komt ook mijn vrouw, en zij brengt doeken mede, om ons kind in te hullen". Mevrouw Clara von Brank was komen toesnellen en, terwijl zij een zijden doekje om den hals harer dochter strikte en haar een dikke wollen sjaal over de schouders legde, zeido zij tot Teil: „Mijn bartclijko gclukwensch, mijnbeer de justitieraad, met uw redding 1 Maar dc arme Just, wat doet het mij leed 1 Groet hem cn zeg hem, dat wij op zijn spoedige genezing hopen. Maak nu dat gij weg komt, lief kind 1" Zij kuste haar dochter op het voorhoofd cn, zich tot de gasten wendende, ging zij ter veront schuldiging voort: „Zij gehoorzaamt aan den plicht der diakones; hier geldt geen dralen." Teil dankte den heer von Brank en echt- genoote, groette de gasten, die intusschen allen uit de zaal in den tuin gekomen waren, en bood Ellen den arm, om haar naar zijn boot te geleiden. De ritmeester, die op zijdo gegaan was in de schaduw van een pereboom, zag bei den na. „Hoe hartelijk verwelkomde zij hem l" mompelde hij, cn nu begeeft zij zich alleen met hem i nacht en duisternis naar zijn huis 1 De gelukkige Hij slaakto oen diepen zucht; jaloezie wilde hem in het hart dringen. Maar hij schudde zich, alsof hij die onedele neiging wilde afwentelen. „Hoofd omhoog, oude jongen Zij heeft gelijk; do rol van den ge lukkigen minnaar past niet voor mij. En als ik haar een ander gunnen moet, dan is mij, haal mij de duivel, dio boerenstijfkop nog', het liefst. Een fameuze kerelOok mijn 1 voorouders ziju boeren geweest-, Holstein- schc boeren. Ik kan niet boos zijn op den: man." Wordt vcrtolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 13