LEID3CH iBLAD, WOENSDAG 20 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. No. 13980. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. ijn Moeder. Annol995. men. De heer Lohman heeft dit zelf in „D e N edorlancier" verzekerd. Uit deze en andere verschijnselen valt te besluiten, dat het met de hechtheid der coalitie zóo best niet meer staat. Naar aanleiding van mr. Limburgs ,,G i ds"-artikcl herinnert het weekblad „De (grbc-ne) Amsterdammer" er aan, dat het steeds heeft aangedrongen op een kabinet, hetwelk allereerst Grondwetsherziening aan de orde stellen zou, opdat er eenheid van geest tusschon de beide deelen der volksvertegenwoordi ging (Tweede en Eerste Kamer) tot stand zou komen, Van het 'door mr. Limburg aan bevolen middel, nl. om een eventueel door do Eerste Kamer verworpen voorstel tot Grondwetsherziening voor de tweede maal aan die Kamer aan te bieden, verwacht het Weekblad, in aanmerking genomen de zwak ke meerderheid in de Tweede Kamer, niets dan ruzie en verbittering. Hot Weekblad is van oordeel, dat nooit een gunstiger moment voor Grondwetsher ziening zich aanbood dan na het aftroden van dr. Kuyper. Wat er nu van zal komen, moet de tijd leeron; maar, vervolgt hot blad: „Maar thans veroorloven wij ons alvast deze opmerking to makenindien do Grond wetsherziening zal komen, kan het niet an ders of opheffing van de mogelijkheid, dat Eerste en Tweede Kamer gelijk thans prin cipieel tegenover elkander staan, de eerste aller beweegredenen daarvoor zal zijn. Met de kieswet-Van Houten kan (wij bogeeron het allerminst) men desnoods nog wel een twintig jaar een soort parle ment samenstellen met een Eerste Kamer echter, die de Tweede in onmacht slaat, met doze dwaaiheid, met dezo allergroofste schennis van htt vertegenwoordigend stol sel, regeert men niet nog jaren lang. Dit is eenvoudig onmogelijk. Stel dus gerust dit eerst-noodige bij elk streven naar Grondwetsherziening voorop. Het is heuech belachelijk een andore volg orde voor te staan. Do heeren van het blanoo-artikel getroos ten zich dit. Ze hebben nu eenmaal die ver kiezingsleus uitgevonden, en dus moet zij zelfs nu nog voor hen het eerste Grondwets- horzieningsmotief heeton te zijn I Welnu, als een conaolatieprijs zij het hun gegund. Maar de Grondwetsherziening, volstrekt noodig met hot oog op het Eerste-Kamerincident brenge het huismanskiesrecht, aangevuld met zoo veel als de liberaliteit der kerke- lijken en conservatieven kan dragen. Tot het zuivere algemeen kiesrecht komt het, met of zonder blanco-artikel, vooreerst niet. Wij zijn, zeer tot onze spijt, daarvan verder verwijderd dan het vele jaren gele den scheen. Ieder, die een beetje do kaart van het land kent, weet dit wel. Zou het daarom niet wenschelijk zijn, dat do libe rale on do vrijzinnige demooraten hun kies- rechthope, zooals die thans werkelijk moge bestaan, in een ander gewaad kleedden, als in dat onnoozelo blanco, wat er voor de tegenstanders van algemeen kiesrecht zoo spookachtig uitziet. Voor de opneming van een duidelijk gesteld artikel in de Grondwet dat niet voor verrassingen behoeft te doen vreezen, zal de meerderheid veel gemakke lijker te vinden zijn." In het „Algemeen Ned. Export- blad" bepleit do heer Kamerlingh Onnes het groote nut van het brengen van b e- z o o k e n door Nederlanders van be- teokenis en bekwaamheid aan Z u i d-A f r i- k a. Hij schrijft: „Er is één ding, waarin Z.-Afrika ons stellig de baas is, en dat is de veelvuldige bezoeken, die door Afrikaners van positie worden gebracht aan Nederland, waar om gekeerd het YaderLand maar o zoo weinig invloedrijke Nederlanders naar Zuid-Afrika zendt. Natuurlijk tellen voor Zuid-Afrika niet de bezoeken van generaals en andere heeren, door de omstandigheden tot de on aangename taak gedwongen om hier te lande te komen collecteeren. Wij bedoelen de be zoeken van Afrikaanders, die voor studie of zaken, of ook ontspanning in Europa, enkele dagen in ons land komen doorbren- gen. Dat aantal is veel grooter dan menig een vermoedt. In de laatste veertien dagen ontmoetten wij op die wijs een achttal Afrikaanders. Dat niet allen van hen ons land goed konden zien, lag voor de over groots meerderheid niet aan gebrek aan belangstelling, maar wel aan gebrek aan lijd. Konden wij reeds herhaaldelijk consta- teeren, met hoeveel bereidwilligheid vreem delingen, op eenige introductie hier tc lan de worden ingelicht, Zaterdag 11. waren wij persoonlijk eens in de gelegenheid te zien, hoe^gaame Nederlandscho instellingen, veufcnigingen en particulieren bereid zijn tijd op te offeren, als het inlichtingen voor Zuid-Afrika geldt. Wij hadden het genoegen een der parlementsleden, den Ed. heer Mi- ohau, uit de Kaapkolonie, die voor do stu die der ooöperatie overkwam, wat Noord- Holland aangaat te begeleiden allereerst naar het Rijkslan-dbouwproefsbation te Hoorn, waar dr, H. P. Muntendam (de di recteur dr. Van der Zande was afwezig) een overzicht gaf van den werkkring zoowel van het station ter controle van voeder- cn meststoffen, als omtrent de proefzuivel- boerderij, die werd bezichtigd. Op weg van Purmorond naar do Beemster werden ver schillende boerderijen, o. a. die van don heor C. Smit, het Deutzenhofje en do kaas- fabriek bezichtigd. In de ^eemstor zorgden do heeren H. de Goede en A. Kooy voor de aanwijzing van mooi fokveo aldaar, als mede te Alkmaar, waar juist con zending van veertien stuks koeien voor Mexioo ge reed stond. De Mexioaansohe kooper had op het Bureau voor Han delsin lichtingen te Amsterdam adressen gevraagd en het deed ons dus genoegen, dat het bureau te Ara- sterdam, kosteloos inlichtingen gevende aan vreemden, blijkt te worden bezooht door buitenlanders, die vragen stellen niet al leen, maar die ook koopers zijn. In Alkmaar maakte de secretaris van de afdeeling Alkmaar van de Hollandscho Mij. van Landbouw, de heor G. H. Krak, dio den vorigen dag de noodige maatregolen had getroffen, het mogolijk, in enkele uren heel wat af to doen. Dank zijn introductie, gaf do heor D. J. Govers, landbouwer, uit voerig. verslag van de coöperatie voor aan koop van voederstoffen, werden omtrent het zuivel en vetweibedrijf, sohapen en var kens tal van zakelijke mededeelingen ver strekt. Inmiddels had de heer Govors 'doen inspannen. Aoh toreen volgens worden be zooht een boerderij, de varkensmesterij van den heor J. Frans, te Hoiloo, en vijf stio- ren, voor Zuid-Afrika aangekocht, gestald te Heiloo op de plaats van jhr. mr. P. v. Foreest. Z.Ed. kwam den heer Michau bo- groeten. Over de qualiteit Ncderlandsch* fokveo, dio Z.-Afrika behoeft, bleken de 'deskundigen het hier eens te zijn. Behalve dozo vijf stieren, gaan er in September nog eon vijf en zestig beesten, aangekocht voor het Boeron-Comité in Hólland on Friesland, waaraan een dertigtal wordt toegovoegd, die op speculatie worden uitgezonden. Het was jammer, dat do tijd den heer Michau geen langer verblijf toeliet. Bij den heor Govors, dio o. a. met eea zevenhonderd schapen boert, trok de wol bijzonder do aandacht met het oog op do oischen voor do Holl. markt voor den Z.-Afrikaanschen aanvoer. Dien avond reisde de heer M. naar Leeuwarden. Het wao ons bijzonder aaogonaam te ver nomen, dat de heer Michau zijn bewonde ring uitsprak evor het vole, wat ons land te zien gaf en zijn groote tevredenheid om het reisplan to hebben gewijzigd voor datgo- no wat wij meenden, dat, als aanstonds in h)et Kaapscho parlement het coöporatie- vraagstuk in don vreemde ter sprako wordt gebracht, over Nederland een gunstig oor deel zal doen uitspreken. Dat vooral aoh ten wij in staat Nederland en Zuid-Afrika na der tot elkaar te brengen, want hot gaat dieper dan giften en courantenpapier; hot zal helpen om de Z.-A. natie to overtuigen, dat niet alles op een „big scale" behoeft to zijn ingericht, maar dat hierbij als in zoo wie dingon, hot er op aan komt preoics datgeno te 'doen wat de omstandigheden vorderen. Als wij in dit opzioht: hot econo misch belang van Z.-Afrika, de oogen der Afrikaanders openen voor het in vrijhandel bloeiende kleine Nederland, dan doen wij èn het Afnkaansch Z.-Afrika èn Nederland den grootsten dienst. Jhr. mr. R. Feith heeft in do September aflevering van „Onze Eeuw'' een arti kel goschreven ten betooge, tegenover het standpunt, deswege ingenomen door schrij vers als mr. Treub en mr. Biedcrlack, dat aan het staatsorfrecht, bij het behoud der rechtsbeginselen, waarnaar in ons Burgerlijk Wetboek het erfrecht en de eigendom zijn geregeld, in hot positieve recht geen onderkomen kan worden be zorgd, cn dat evenmin tot het iechtsbo wustzijq, tot do volksovertuiging is door gedrongen, dat in dezo het gelde-. recht zoodanige verandering behoort to onder gaan, dat daarin voor staa.rerfrecht wol plaats is. Na uitvoorig con on ander tc hob ben uit eengezet en ook te hebben betoogd, dat de economische gronden, voor de invoe ring van een staatscrfrecht bijgebracht-, den toets der critiek niet kunnen door staan, gaat mr. Feith na welke wijzigin gen in het erfrecht zouden kunnen worden gebracht, ten eindo het nadeel to voorko men, dat door vererving do groote vormo gons zich opoenhoopen in de handen van enkele families, mits het rechtsbewustzijn niet worde gekrenkt en andore economi sche belangen niet meer dan noodig wor den geschaad. Dat bij het erfrecht ab intostato de overlevende echtgenoot corst na do bloed verwanten tot in den 12den graad aan de beurt komt, is in strijd met onze tegen woordige rechtsopvatting en past niet meer in ons erfrecht, dat op hot familie verband steunt. Bij eon herziening van de erfopvolging meent do schrijver zal aan don echtgonoot een plaats naast do kinderen van den orflater moeten worden ingeruimd. Ook zal z. i. de Nederlandscho wetgc ver, lettende meer op het familiebcgrip dan op do bloedgcmoonschap, toe moe ten komen om aan dc bloedverwanten in den 12den graad, als niet meer tot den familiekring behoorendo, het erfrecht te ontaeggenja, hij zal moeten aannemen, dat, uitzonderingsgevallen daargelaten, tot de familie in dien zin opgevat slechts behooren dc echtgenooten met do kinderen en hun afstammelingen, de bloedverwan ten in de rechte opgaande lijn en in do zijdlijn de broeders on zusters met hun kinderen en kleinkinderen en -c ooms en tantes met hun kinderen. Feitelijk toch bestaat er geen familieband, die zich ver der uitstrekt dan de hier genoemde bloed verwanten. Do schrijver licht dit nader aldus toe: „Werd dus de echtgenoot naar voren gebracht en het erfrecht van enkele bloed verwanten in den 4den en van allo bloed verwanten in den 5don tot en met den 12don graad opgeheven, dan zou bij het ontbreken van een testament roods bij ont- stentenis van bloedverwanten tot in den 3dcn, rosp. 4dcn graad de nalatenschap aan don Staat vervallen. Die verre bloed verwanten, die don erflater soms niet eens gekend hebben, maar dan ook met oon vroolijk gezicht dc nalatenschap dcelon, worden gemeenlijk de lachende erven ge noemd. Hun rechten worden niet langer erkend en kunnen zonder bezwaar worden opgeheven." Do schrijver gelooft niet, dat er velen zouden zijn, die door oon dergelijke rege ling in hun rechtsovertuiging zouden wor den geschokt. Ook zou ons rechtstelsel, dat het erfrecht doet steunen niet op de bloed gemeenschap, maar op den familieband intact blijven. Wanneer, mot behoud van het testeor- recht, hot erfrecht in boven aangeduiden zin ,werd gewijzigd, zou wel niet een vaste en zeer belangrijke bate, zooals door de invoering van een staat serf recht zou wor den verkregen, aan 's Rijks schatkist ten deel vallen, maar wel staat het to verwach ten, dat zoo nu en dan een aardig vischjo in 's Rijks netten zou vastraken. Door eon dergelijke herziening vaD dc erfopvolging ab intestato en daarmee Onder het opschrift: „Het cement scheurt" schrijft „De Vaderlan de r" o.m. De Christelijke pers, daartoe opgewekt door ficl voorbeeld, dat de anti-revolutio- toaire leider in zijn „Standaard" gaf, was in do laatste jaren gewoon, en week .vooral in de verkiezingsdagen niet van dio gewoonte af om medelijdend de aandacht te vestigen op de „hopeloozc verdeeldheid" der liberale partij, die vroeger „één en on- ycrdecld" was. Doch de tegenstanders moeten, den splin ter in ons oog waarnemend, nu den balk in eigen oog niet vergeten. Het ziet er inderdaad met de „eenheid" der „christelijkheid" tegenwoordig ook niet best uit. Laten wij de Katholieken buiten bespre king, dan hadden we in vroeger jaren, na dat de conservatieven, als partij, gaande weg waren verdwenen, één groep van te genstanders tegenover ons, de kinderen van Groen van Prinsterer's staatkundige inzichtende anti-revolutionaire partij. Uit" die partij scheidden zich eerst af de ohristelijk-historischen (1897), terwijl een jaar te voren reeds de vrij-anti-revolutio- nairen zich organiseerden en een jaar later de Friesch-christelijk-historischen zelfstan dig gingen optreden. Thans wordt weder de vorming eener nieuwe fractie aangekondigd, een organi satie van Hervormden, die wel is waar het anti-revolutionair program willen, doch vopr de leiding van Kuyper eenerzijds, ,voor dio van Lohman of ds. Wagenaar anderzijds, bedanken. En gaan we nu eens na wie er alzoo rechts staan, al bekennen ze zich niet al len bijloopers van den „coalitie-wagen", dan vinden we: de Kuypersche anti-rievolutionairen de Lohmanianen; de Friesch-christelijk-historischen de christen-democraten; de in de maak zijnde Hervormde anti revolutionairen de Buitendijkscho fractie; do Hoedenmakersfractie; de Bronsveldianen de Nationaal-historischen; de „stille stemmen" van Nolthenius; do Holwerda-„liberalen" 1) Als men bij zooveel verscheidenheid misschien is de opsomming nog niet volle dig nog van eenheid durfde gewagen, San ware dat al heel sterk. Met hun drie groepen is het bij de libe ralen dan toch nog heilig. Het cement scheurt, schreven we hierbo ven. Inderdaad, er zijn teekenon te over, die er op wijzen. De katholieke can&rdaat voor Rotter dam V, de heer Van Term;" viel al in onge nade, speciaal bij „De Maasbode", omdat hij blijkbaar de eerlijke meening iwas toegedaan, dat hij, tot Kamerlid ge kozen, waarop niet veel kans was, met het Kabinet-De Meester zou kunnen samen- .worken. Zoowel de Friesch-christelijk-historischen als de andere christelijk-historischen (Loh- mon-De Visser) niaken zich gereed tot uit breiding hunner organisaties, vooral ten plattclande, op een terrein dus, dat tot nu toe aan de „georganiseerde", d. w. z. Kuypersche, anti-revolutionaire partij was y rij gelaten. Dat deze „inwendige zending" niet nu en dan tot botsing zal leiden, als men op elkanders terrein komt, is bijna niet aan te nemen. En terwijl enkele katholieke organen (niet elle) èn de anti-revolutionaire pers, groo- tondeels, de oppositie tegen Let Kabinet- De Meester voorbereiden, blijkt, dat men in de jongste vergadering der Lohman- partij van een oppositie quand même piet wilde weten en zich bereid verklaarde 'do Regeering te steunen bij het afdoen van de „aanhangige sociale ontwerpen". Zelfs is or over de kwestie „handhaving der coalitio" niet gesproken en dus veel min ider een besluit, daartoe strekkend, geno- 79, Daar ia hij in het vorige jaar eensklaps weer to Strachowhagen opgedoken on heeft de brutaliteit gehad zijn vader om geld te yragen. Oom Karl heeft mij eerst eergiste ren do geschiedenis verteld. Hij heeft, zoo als hij zegt, natuurlijk slechts het meest noodige gegeven, maar onder voorwaarde, !dat de eerlooze 'dadelijk weder naar Ham burg terugkeerde en op hot schip ging; daze heeft het dan ook beloofd cn is nog denzolfden dag verdwenen. In den nacht "daarop is echter tc Strachowhagen inge broken en dat is hot vreoselijke in de zaak de oom heeft mij schreiende be kend, dat het aan geen twijfel onderhevig is, dat zijn eigen zoon de inbreker geweest is. Zijt gij ook nu nog van meening, dat "onze maatschappelijke positie afhangt van onze bloedverwanten?" In Walthers ooren suisde on bruiste het: yan deze toestanden had hij vroeger nooit gehoord. Maar krampachtig als een ver drinkende klampte hij zich vast aan de poging, of het pas gehoorde misschien nog niet in een milder licht zou zijn te plaatsen, èn hij zeide dan ook tot zijn vader: „Dat zijn vreeselijke onthullingen, welke de arme oom Karl gedaan heeft; maar een te nadere omgang met den justitieraad zou ons toch nog meer compromittecren dan het bekend worden van de slechte streken .van mijn neef." „Walther!'' riep zfijn vader, „moet ik aan uw toerekenbaarheid twijfelen?" „Papa, ik wil u bewijzen, dat ik gelijk heb. Van het wederverschijnen van Frits von Strachow en do ontzettende verdenking van zijn vader, dat Frits bij hem ingebro ken heeft, weet geen ander meneoh iets, en dan is ook een neef een persoon, metwien men tooh sleohts door het toeval der ge boorte, niet door eigen vrije keuze, in be trekking staat. De gesohiodenis van dien Peter Dechner is echter overal bekend on iedereen weet, dat hij een stiefbroeder is van Tell, en als wij dulden, dat die mijn heer zijn blikken opslaat tot mijn zuster, dan..." „Zwijg, Walther," riep zijn moeder, „ziot gij niet, hoe Ellen lijdt?" „Uw logica is niet reoht steekhoudend," zeide spottend de vader tot zijn zoon „Wanneer wij slechts voor hen verant woordelijk zijn, die wij door vrije keuze tot naderen omgang kiezen, dan moesten ons onze bloedverwanten, die wij voor ons ge noegen niet kunnen uitkiezen, geheel on verschillig zijn. En dan, wat uw veronder stelling betreft, dat de schurkerijen van Frits von Straohow alleen aan zijn Vader bekend zijn, moet ik u een weinig teleur stellen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat eerlang de rechtbank zich daarmede bezig houdt en deze in alle bladen te lezen zijn." Walther verschoot van kleur. „Om Gods wil, papa, dat is toch geen ernst." „Het zal enkel van mij afhangen, of ik een klacht tegen uw neef indien of niet." „U!? Waarvan "wilt gij hem beschuldi gen? Ik begrijp u miet." „Dat zult gij dfeeüjle^ begrijpen." De oude heer zag in het rond, of do be diende ook in het vertrek was; toen ging hij kalm voort: „Op den morgen voor do inbraak bij ons is, zooals gij weet, een koopman bij mij in de kamer geweest. Hij was nog tiet oud, zoo in hot midden van dc twintig, had een elegante figuur en zeer netto handen, zoodat dit mij opviel. Vooral zijn gezicht trof mij, het kwam mij bekend voor, en zoo dikwijls ik het aanzag, drong zioh de vraag bij mij opWaar hebt gij dien man vroeger gezien? Toen heb ik daarover niet lang nagedacht, ik. leed aan jicht en beschouwde als het ware met verveling al die barnsteenen voorwerpen, welke hij mij te koop aanboodik geloof, dat ik zelfs een paar onbeduidende dingen gekocht heb Maar eergisteren, toen mij uw oom vertelde, dat juist om dien tijd zijn zoon weder in Duitschland geweest was, word ik plotseling wakker; helder en duidelijk werd het mij, dat dio koopman destijds geen ander ge weest is dan Frits von Straohow, uw neef." „Tb dat donkbaar?" riep mevrouw Olara. „Groote Hemel!" kwam het over Ellens lippen. „U moet zich vergissen, beste papa," zeide Walther. „Dat is todh onmogelijk." Hij was bleek van schrik. „Ik zou er heden een eed op willen doen, dat hij het geweest is. Ik had hem sedert zijn vijftiende of zestiende jaaT niet meer gezien en hem geheel uit het geheugen verloren, maar nu ik weet, dat hij zich toen hier opgehouden heeft, is het mij eerst verklaarbaar, waarom zijn aanblik mij zoo trof. Het was een Sfcrachowach gezicht, een verre gelijkenis met mama, een nog grooter met jou. Ik denk er nu over na, of ik mijn ver denking, die bijna zekerheid is, aan het Openbaar Ministerie mededeelen of haar verzwijgen zal. Want voor mij bestaat geen twijfel, dat uw toen als koopman spion neerendc neef in den nacht daarop aan de inbraak by ons deelgenomen heeft; bjj is do ma-e van dien Carvalho goweest. Walther zag zijn vader verschrikt aan. „Dat voornemen kan u geen ernst zijn, papa. Ik verzoek u, om 's Hemels wil, gij zult toch niet don geslachtsnaam van mama in het slijk wijlen sleuren?" Ellen was opgestaan en achter Walthers stoel getreden. Zij boog zich over zijn schouder, zag hem vriendelijk in hot gezicht en zeide: „Ziet go, beste broer, nu zal per slot van rekening do justitieraad zich nog gewold moeten aandoen, om met ons om tc gaan." Mevrouw Clara, die aan Walthers ge zicht zag, hoe zijn trots door deze onthul ling geschokt was, voelde haar hart door medelijden bewogen, zij lcgdo haar slanke hand op de bevende rechter van haar zoon: „Laat je door de slechtheid van een neef niet zoo ontstemmen; ook in de edelste kudde kan een schurftig exemplaar voorkomen." „Maar de openbare schande!" zeide de zoon. „Zie vader aan!" zeide zijn moeder, „het is hem toch geen ernst mot dat voorne- men.'' „Zeker niet, mijn zoon", af.twoorddo do oude vrijheer, „ik wilde u alleen tooncn waartoe wij komen, als wij de dingen over drijven. Ik verheug mij, dat gij trotsch zijt op ons oud geslacht on ik weet, dat gij lie ver zoudt sterven dan het blanke schild vaD ons wapen ook slechts eenigszics te be vlekken; maar wij kunnen voor de daden van anderen niet verantwoordelijk gesteld gepaard gaande vorhooging c.r successie belasting zou de Staat kunnen bijdragen tot bereiking van bet economische doel: moer gelijkmatige verdeeling dor goederen, want versterking der staatsinkomsten zou al dadelijk dienstbaar gemaakt kunnen worden aan het in zeer ruime mate on to gen lagen prijs beschikbaar stellen vau deugdzaam ambachts-, vak- en handelson derwijs, ten einde 't arbeidsvermogen van hem, dio zonder middelen den levensstrijd aanvangt, te versterken en hem daardoor in staat te stellen zich con dcol dor maat schappelijke goederen te verwerven. Do schrijver laat zich ten slotte konncn als oen voorstander van afschaffing van alle invoerrechten on accijnzen, behalve die op godistilloerd en wijn, en zulks met een tweeledig doello. het goedkooper maken niet alleen van de artikelen, die als eerste levensbehoeften worden bo schouwd, maar ook van dio, welke thans nog als min of meer wcelde-arü_cle.n bui ten het bereik van on- cn minvermogenden vallen, en 2o. het maken van Nederland tot een vrijhaven, tot de stapelplaats van alle goederen, tot hot groote magazijn on den wclbeklanten winkel van alle natiën. Mocht dat ideaal eens kunnen wordon bo reikt, dan zou, zonder dat do industrie werd gesc-oad, Nederland, .waarvan do geografische ligging zulke buitengewone handolsvoordcelen biedt, weer een tijdpork van ongekenden bloei te gomoet gaan on zou de herlevende handelsdrukte aan ve len een ruim bestaan kunnen verechaffcn. Vereenvoudiging. Voor het nemen van beschikkingen door de Regecring hooft zij vaak voorlichting noodig van lagere autoriteiten. Zoo ook voor de beschikkingen op verzoeken van miliciens, om toekenning van een vergoo ding aan hun gezin, enz. gedurende hun verblijf onder de wapenon. Voor de beoordeeling van zoo'n verzoek moet do Minister natuurlijk weton, lioo- vcel de milicion in den rogol verdient, hoo groot het gezin is, enz. Dergelijke verzoek schriften nu wordon gewoonlijK uoor don Minister in handen van den Commissaris der Koningin gesteld, om daaromtrent to rapportcercn. Dc Commissaris dor Koning in zendt het adres dan weer aan hot ge meentebestuur, om zich door dozo autori teit do noodige opgaven te doen verschaf fen. Het gemeentebestuur zendt daarna do stukken .weer aan don Commissaris doi Koningin, dezo voegt er zijn Advies aan toe en zendt zo daarna aan den Minister, alles in den trant van hot „Circumlocutio kantoor". Zóó althans word voor korten tijd gehan deld. Sinds een paar weken wordt een au dere handelwijzo gevolgd. Dc verzoeken wonden nu rechtstreeks van hot departe ment van oorlog aan de gcmcentebestur-1 gezonden. Wel gaan ze terug z. g. do..' handen van den Commissaris dor Koning in, nadat deze zijn advies bij dat van hot gemeentebestuur moet voegen, maar op do heenreis gaan ze hcra voorbij. Dit mag zeker als een verbetering wor den beschouwd, omdat het zenden der verzoekschriften aan do gemeentebestu ren door tussckenkomst van den Commis saris dor Koningin slechts een onnoodig oponthoud gaf, al waB dit misschien oon oponthoud van niet meer dan enkele da gen. De verzoekschriften worden vaak laat in gediend omdat vele miliciens allicht niet weten, dat de behandeling met ccnigon administratievcn omslag gepaard gaat, en dan mag bespoediging van do afuocning zeker worden toegejuicht. Kort na het optreden van den heer Staal als minister van oorlog is, naar wij vernemen, de bedoelde wijze van handelen ingevoerd. Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat de nieuwe maatrogel ook bepaalde lijk van hem afkomstig is. Wetboek van Strafreclit. Het in September 1904 ingediende wets ontwerp tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht is door do Regeering ingetrokken. worden, noch wij, do Branks, noch dc jus titieraad." Walther zuchtte; toen zeide hij le- schaamd„U hobt gelijk, papa. Schenk mij vergiffenis." „Van harte gaarne, mijn jongen 1 Eu z.»g mij nu oprecht: Houdt gij u thans voor minder waard, omdat gij vernomen hebt, dat uw neef Strachow een schurk is?" „O neenIk zal voortaan het hoofd even hoog dragen, omdat ik weet, dat ons geslacht een edel is, dat aan het vaderland reeds vele voortreffelijke mannen geschon ken heeft en wil het God, ook verder schen ken zal. Tegen den justitieraad zal ik in het vervolg zeer beleefd zijn; verheugt jo dat, zusje? Ik beken evenwel eerlijk, dat zijn factotum mij duizendmaal liever is dan de meester." „Waarom?" vroeg Ellen. Zij drukte haar broeders hand. „Omdat do oude Just een volmaakt gen tleman is; ik wen8chte, dat hij Tclla vador was. Met zulk een schoonpapa kon ik u gelukwenschen, zusje 1" Mevrouw Clara glimlachte; zij verheugde zich over de verzoening tusschen de' kin deren on ook over den lof, dien Walther aan den braven Just bracht. Do vrijheer evenwel vroeg: „Waarmede heeft de Amerikaan uw gunst gewonnen?" Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5