LEID3CH
iBLAD, WOENSDAG 20 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD.
No. 13980.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
ijn Moeder.
Annol995.
men. De heer Lohman heeft dit zelf in „D e
N edorlancier" verzekerd.
Uit deze en andere verschijnselen
valt te besluiten, dat het met de hechtheid
der coalitie zóo best niet meer staat.
Naar aanleiding van mr. Limburgs
,,G i ds"-artikcl herinnert het weekblad
„De (grbc-ne) Amsterdammer" er
aan, dat het steeds heeft aangedrongen op
een kabinet, hetwelk allereerst
Grondwetsherziening aan de orde stellen
zou, opdat er eenheid van geest tusschon
de beide deelen der volksvertegenwoordi
ging (Tweede en Eerste Kamer) tot stand
zou komen, Van het 'door mr. Limburg aan
bevolen middel, nl. om een eventueel door
do Eerste Kamer verworpen voorstel tot
Grondwetsherziening voor de tweede maal
aan die Kamer aan te bieden, verwacht het
Weekblad, in aanmerking genomen de zwak
ke meerderheid in de Tweede Kamer, niets
dan ruzie en verbittering.
Hot Weekblad is van oordeel, dat nooit
een gunstiger moment voor Grondwetsher
ziening zich aanbood dan na het aftroden
van dr. Kuyper. Wat er nu van zal komen,
moet de tijd leeron; maar, vervolgt hot
blad:
„Maar thans veroorloven wij ons alvast
deze opmerking to makenindien do Grond
wetsherziening zal komen, kan het niet an
ders of opheffing van de mogelijkheid, dat
Eerste en Tweede Kamer gelijk thans prin
cipieel tegenover elkander staan, de eerste
aller beweegredenen daarvoor zal zijn.
Met de kieswet-Van Houten kan (wij
bogeeron het allerminst) men desnoods
nog wel een twintig jaar een soort parle
ment samenstellen met een Eerste Kamer
echter, die de Tweede in onmacht slaat,
met doze dwaaiheid, met dezo allergroofste
schennis van htt vertegenwoordigend stol
sel, regeert men niet nog jaren lang. Dit
is eenvoudig onmogelijk.
Stel dus gerust dit eerst-noodige bij elk
streven naar Grondwetsherziening voorop.
Het is heuech belachelijk een andore volg
orde voor te staan.
Do heeren van het blanoo-artikel getroos
ten zich dit. Ze hebben nu eenmaal die ver
kiezingsleus uitgevonden, en dus moet zij
zelfs nu nog voor hen het eerste Grondwets-
horzieningsmotief heeton te zijn I Welnu, als
een conaolatieprijs zij het hun gegund. Maar
de Grondwetsherziening, volstrekt noodig
met hot oog op het Eerste-Kamerincident
brenge het huismanskiesrecht, aangevuld
met zoo veel als de liberaliteit der kerke-
lijken en conservatieven kan dragen. Tot
het zuivere algemeen kiesrecht komt het,
met of zonder blanco-artikel, vooreerst
niet. Wij zijn, zeer tot onze spijt, daarvan
verder verwijderd dan het vele jaren gele
den scheen. Ieder, die een beetje do kaart
van het land kent, weet dit wel. Zou het
daarom niet wenschelijk zijn, dat do libe
rale on do vrijzinnige demooraten hun kies-
rechthope, zooals die thans werkelijk moge
bestaan, in een ander gewaad kleedden, als
in dat onnoozelo blanco, wat er voor de
tegenstanders van algemeen kiesrecht zoo
spookachtig uitziet. Voor de opneming van
een duidelijk gesteld artikel in de Grondwet
dat niet voor verrassingen behoeft te doen
vreezen, zal de meerderheid veel gemakke
lijker te vinden zijn."
In het „Algemeen Ned. Export-
blad" bepleit do heer Kamerlingh Onnes
het groote nut van het brengen van b e-
z o o k e n door Nederlanders van be-
teokenis en bekwaamheid aan Z u i d-A f r i-
k a.
Hij schrijft:
„Er is één ding, waarin Z.-Afrika ons
stellig de baas is, en dat is de veelvuldige
bezoeken, die door Afrikaners van positie
worden gebracht aan Nederland, waar om
gekeerd het YaderLand maar o zoo weinig
invloedrijke Nederlanders naar Zuid-Afrika
zendt. Natuurlijk tellen voor Zuid-Afrika
niet de bezoeken van generaals en andere
heeren, door de omstandigheden tot de on
aangename taak gedwongen om hier te lande
te komen collecteeren. Wij bedoelen de be
zoeken van Afrikaanders, die voor studie
of zaken, of ook ontspanning in Europa,
enkele dagen in ons land komen doorbren-
gen. Dat aantal is veel grooter dan menig
een vermoedt. In de laatste veertien dagen
ontmoetten wij op die wijs een achttal
Afrikaanders. Dat niet allen van hen ons
land goed konden zien, lag voor de over
groots meerderheid niet aan gebrek aan
belangstelling, maar wel aan gebrek aan
lijd.
Konden wij reeds herhaaldelijk consta-
teeren, met hoeveel bereidwilligheid vreem
delingen, op eenige introductie hier tc lan
de worden ingelicht, Zaterdag 11. waren wij
persoonlijk eens in de gelegenheid te zien,
hoe^gaame Nederlandscho instellingen,
veufcnigingen en particulieren bereid zijn
tijd op te offeren, als het inlichtingen voor
Zuid-Afrika geldt. Wij hadden het genoegen
een der parlementsleden, den Ed. heer Mi-
ohau, uit de Kaapkolonie, die voor do stu
die der ooöperatie overkwam, wat Noord-
Holland aangaat te begeleiden allereerst
naar het Rijkslan-dbouwproefsbation te
Hoorn, waar dr, H. P. Muntendam (de di
recteur dr. Van der Zande was afwezig)
een overzicht gaf van den werkkring zoowel
van het station ter controle van voeder- cn
meststoffen, als omtrent de proefzuivel-
boerderij, die werd bezichtigd. Op weg van
Purmorond naar do Beemster werden ver
schillende boerderijen, o. a. die van don
heor C. Smit, het Deutzenhofje en do kaas-
fabriek bezichtigd. In de ^eemstor zorgden
do heeren H. de Goede en A. Kooy voor
de aanwijzing van mooi fokveo aldaar, als
mede te Alkmaar, waar juist con zending
van veertien stuks koeien voor Mexioo ge
reed stond. De Mexioaansohe kooper had
op het Bureau voor Han delsin lichtingen te
Amsterdam adressen gevraagd en het deed
ons dus genoegen, dat het bureau te Ara-
sterdam, kosteloos inlichtingen gevende aan
vreemden, blijkt te worden bezooht door
buitenlanders, die vragen stellen niet al
leen, maar die ook koopers zijn.
In Alkmaar maakte de secretaris van de
afdeeling Alkmaar van de Hollandscho Mij.
van Landbouw, de heor G. H. Krak, dio
den vorigen dag de noodige maatregolen
had getroffen, het mogolijk, in enkele uren
heel wat af to doen. Dank zijn introductie,
gaf do heor D. J. Govers, landbouwer, uit
voerig. verslag van de coöperatie voor aan
koop van voederstoffen, werden omtrent
het zuivel en vetweibedrijf, sohapen en var
kens tal van zakelijke mededeelingen ver
strekt. Inmiddels had de heer Govors 'doen
inspannen. Aoh toreen volgens worden be
zooht een boerderij, de varkensmesterij van
den heor J. Frans, te Hoiloo, en vijf stio-
ren, voor Zuid-Afrika aangekocht, gestald
te Heiloo op de plaats van jhr. mr. P. v.
Foreest. Z.Ed. kwam den heer Michau bo-
groeten. Over de qualiteit Ncderlandsch*
fokveo, dio Z.-Afrika behoeft, bleken de
'deskundigen het hier eens te zijn. Behalve
dozo vijf stieren, gaan er in September nog
eon vijf en zestig beesten, aangekocht voor
het Boeron-Comité in Hólland on Friesland,
waaraan een dertigtal wordt toegovoegd,
die op speculatie worden uitgezonden. Het
was jammer, dat do tijd den heer Michau
geen langer verblijf toeliet. Bij den heor
Govors, dio o. a. met eea zevenhonderd
schapen boert, trok de wol bijzonder do
aandacht met het oog op do oischen voor
do Holl. markt voor den Z.-Afrikaanschen
aanvoer. Dien avond reisde de heer M.
naar Leeuwarden.
Het wao ons bijzonder aaogonaam te ver
nomen, dat de heer Michau zijn bewonde
ring uitsprak evor het vole, wat ons land
te zien gaf en zijn groote tevredenheid om
het reisplan to hebben gewijzigd voor datgo-
no wat wij meenden, dat, als aanstonds in
h)et Kaapscho parlement het coöporatie-
vraagstuk in don vreemde ter sprako wordt
gebracht, over Nederland een gunstig oor
deel zal doen uitspreken. Dat vooral aoh ten
wij in staat Nederland en Zuid-Afrika na
der tot elkaar te brengen, want hot gaat
dieper dan giften en courantenpapier; hot
zal helpen om de Z.-A. natie to overtuigen,
dat niet alles op een „big scale" behoeft to
zijn ingericht, maar dat hierbij als in zoo
wie dingon, hot er op aan komt preoics
datgeno te 'doen wat de omstandigheden
vorderen. Als wij in dit opzioht: hot econo
misch belang van Z.-Afrika, de oogen der
Afrikaanders openen voor het in vrijhandel
bloeiende kleine Nederland, dan doen wij
èn het Afnkaansch Z.-Afrika èn Nederland
den grootsten dienst.
Jhr. mr. R. Feith heeft in do September
aflevering van „Onze Eeuw'' een arti
kel goschreven ten betooge, tegenover het
standpunt, deswege ingenomen door schrij
vers als mr. Treub en mr. Biedcrlack,
dat aan het staatsorfrecht, bij het
behoud der rechtsbeginselen, waarnaar in
ons Burgerlijk Wetboek het erfrecht en de
eigendom zijn geregeld, in hot positieve
recht geen onderkomen kan worden be
zorgd, cn dat evenmin tot het iechtsbo
wustzijq, tot do volksovertuiging is door
gedrongen, dat in dezo het gelde-. recht
zoodanige verandering behoort to onder
gaan, dat daarin voor staa.rerfrecht wol
plaats is.
Na uitvoorig con on ander tc hob ben uit
eengezet en ook te hebben betoogd, dat
de economische gronden, voor de invoe
ring van een staatscrfrecht bijgebracht-,
den toets der critiek niet kunnen door
staan, gaat mr. Feith na welke wijzigin
gen in het erfrecht zouden kunnen worden
gebracht, ten eindo het nadeel to voorko
men, dat door vererving do groote vormo
gons zich opoenhoopen in de handen van
enkele families, mits het rechtsbewustzijn
niet worde gekrenkt en andore economi
sche belangen niet meer dan noodig wor
den geschaad.
Dat bij het erfrecht ab intostato de
overlevende echtgenoot corst na do bloed
verwanten tot in den 12den graad aan de
beurt komt, is in strijd met onze tegen
woordige rechtsopvatting en past niet
meer in ons erfrecht, dat op hot familie
verband steunt. Bij eon herziening van de
erfopvolging meent do schrijver zal
aan don echtgonoot een plaats naast do
kinderen van den orflater moeten worden
ingeruimd.
Ook zal z. i. de Nederlandscho wetgc
ver, lettende meer op het familiebcgrip
dan op do bloedgcmoonschap, toe moe
ten komen om aan dc bloedverwanten in
den 12den graad, als niet meer tot den
familiekring behoorendo, het erfrecht te
ontaeggenja, hij zal moeten aannemen,
dat, uitzonderingsgevallen daargelaten,
tot de familie in dien zin opgevat slechts
behooren dc echtgenooten met do kinderen
en hun afstammelingen, de bloedverwan
ten in de rechte opgaande lijn en in do
zijdlijn de broeders on zusters met hun
kinderen en kleinkinderen en -c ooms en
tantes met hun kinderen. Feitelijk toch
bestaat er geen familieband, die zich ver
der uitstrekt dan de hier genoemde bloed
verwanten.
Do schrijver licht dit nader aldus toe:
„Werd dus de echtgenoot naar voren
gebracht en het erfrecht van enkele bloed
verwanten in den 4den en van allo bloed
verwanten in den 5don tot en met den
12don graad opgeheven, dan zou bij het
ontbreken van een testament roods bij ont-
stentenis van bloedverwanten tot in den
3dcn, rosp. 4dcn graad de nalatenschap
aan don Staat vervallen. Die verre bloed
verwanten, die don erflater soms niet eens
gekend hebben, maar dan ook met oon
vroolijk gezicht dc nalatenschap dcelon,
worden gemeenlijk de lachende erven ge
noemd. Hun rechten worden niet langer
erkend en kunnen zonder bezwaar worden
opgeheven."
Do schrijver gelooft niet, dat er velen
zouden zijn, die door oon dergelijke rege
ling in hun rechtsovertuiging zouden wor
den geschokt. Ook zou ons rechtstelsel, dat
het erfrecht doet steunen niet op de bloed
gemeenschap, maar op den familieband
intact blijven.
Wanneer, mot behoud van het testeor-
recht, hot erfrecht in boven aangeduiden
zin ,werd gewijzigd, zou wel niet een vaste
en zeer belangrijke bate, zooals door de
invoering van een staat serf recht zou wor
den verkregen, aan 's Rijks schatkist ten
deel vallen, maar wel staat het to verwach
ten, dat zoo nu en dan een aardig vischjo
in 's Rijks netten zou vastraken.
Door eon dergelijke herziening vaD dc
erfopvolging ab intestato en daarmee
Onder het opschrift: „Het cement
scheurt" schrijft „De Vaderlan
de r" o.m.
De Christelijke pers, daartoe opgewekt
door ficl voorbeeld, dat de anti-revolutio-
toaire leider in zijn „Standaard" gaf,
was in do laatste jaren gewoon, en week
.vooral in de verkiezingsdagen niet van dio
gewoonte af om medelijdend de aandacht
te vestigen op de „hopeloozc verdeeldheid"
der liberale partij, die vroeger „één en on-
ycrdecld" was.
Doch de tegenstanders moeten, den splin
ter in ons oog waarnemend, nu den balk in
eigen oog niet vergeten.
Het ziet er inderdaad met de „eenheid"
der „christelijkheid" tegenwoordig ook
niet best uit.
Laten wij de Katholieken buiten bespre
king, dan hadden we in vroeger jaren, na
dat de conservatieven, als partij, gaande
weg waren verdwenen, één groep van te
genstanders tegenover ons, de kinderen
van Groen van Prinsterer's staatkundige
inzichtende anti-revolutionaire partij.
Uit" die partij scheidden zich eerst af de
ohristelijk-historischen (1897), terwijl een
jaar te voren reeds de vrij-anti-revolutio-
nairen zich organiseerden en een jaar later
de Friesch-christelijk-historischen zelfstan
dig gingen optreden.
Thans wordt weder de vorming eener
nieuwe fractie aangekondigd, een organi
satie van Hervormden, die wel is waar het
anti-revolutionair program willen, doch
vopr de leiding van Kuyper eenerzijds,
,voor dio van Lohman of ds. Wagenaar
anderzijds, bedanken.
En gaan we nu eens na wie er alzoo
rechts staan, al bekennen ze zich niet al
len bijloopers van den „coalitie-wagen",
dan vinden we:
de Kuypersche anti-rievolutionairen
de Lohmanianen;
de Friesch-christelijk-historischen
de christen-democraten;
de in de maak zijnde Hervormde anti
revolutionairen
de Buitendijkscho fractie;
do Hoedenmakersfractie;
de Bronsveldianen
de Nationaal-historischen;
de „stille stemmen" van Nolthenius;
do Holwerda-„liberalen" 1)
Als men bij zooveel verscheidenheid
misschien is de opsomming nog niet volle
dig nog van eenheid durfde gewagen,
San ware dat al heel sterk.
Met hun drie groepen is het bij de libe
ralen dan toch nog heilig.
Het cement scheurt, schreven we hierbo
ven.
Inderdaad, er zijn teekenon te over, die
er op wijzen.
De katholieke can&rdaat voor Rotter
dam V, de heer Van Term;" viel al in onge
nade, speciaal bij „De Maasbode",
omdat hij blijkbaar de eerlijke meening
iwas toegedaan, dat hij, tot Kamerlid ge
kozen, waarop niet veel kans was, met het
Kabinet-De Meester zou kunnen samen-
.worken.
Zoowel de Friesch-christelijk-historischen
als de andere christelijk-historischen (Loh-
mon-De Visser) niaken zich gereed tot uit
breiding hunner organisaties, vooral ten
plattclande, op een terrein dus, dat tot
nu toe aan de „georganiseerde", d. w. z.
Kuypersche, anti-revolutionaire partij was
y rij gelaten. Dat deze „inwendige zending"
niet nu en dan tot botsing zal leiden, als
men op elkanders terrein komt, is bijna
niet aan te nemen.
En terwijl enkele katholieke organen (niet
elle) èn de anti-revolutionaire pers, groo-
tondeels, de oppositie tegen Let Kabinet-
De Meester voorbereiden, blijkt, dat men
in de jongste vergadering der Lohman-
partij van een oppositie quand même
piet wilde weten en zich bereid verklaarde
'do Regeering te steunen bij het afdoen van
de „aanhangige sociale ontwerpen". Zelfs
is or over de kwestie „handhaving der
coalitio" niet gesproken en dus veel min
ider een besluit, daartoe strekkend, geno-
79,
Daar ia hij in het vorige jaar eensklaps
weer to Strachowhagen opgedoken on heeft
de brutaliteit gehad zijn vader om geld te
yragen. Oom Karl heeft mij eerst eergiste
ren do geschiedenis verteld. Hij heeft, zoo
als hij zegt, natuurlijk slechts het meest
noodige gegeven, maar onder voorwaarde,
!dat de eerlooze 'dadelijk weder naar Ham
burg terugkeerde en op hot schip ging;
daze heeft het dan ook beloofd cn is nog
denzolfden dag verdwenen. In den nacht
"daarop is echter tc Strachowhagen inge
broken en dat is hot vreoselijke in de
zaak de oom heeft mij schreiende be
kend, dat het aan geen twijfel onderhevig
is, dat zijn eigen zoon de inbreker geweest
is. Zijt gij ook nu nog van meening, dat
"onze maatschappelijke positie afhangt van
onze bloedverwanten?"
In Walthers ooren suisde on bruiste het:
yan deze toestanden had hij vroeger nooit
gehoord. Maar krampachtig als een ver
drinkende klampte hij zich vast aan de
poging, of het pas gehoorde misschien nog
niet in een milder licht zou zijn te plaatsen,
èn hij zeide dan ook tot zijn vader:
„Dat zijn vreeselijke onthullingen, welke
de arme oom Karl gedaan heeft; maar een
te nadere omgang met den justitieraad zou
ons toch nog meer compromittecren dan
het bekend worden van de slechte streken
.van mijn neef."
„Walther!'' riep zfijn vader, „moet ik
aan uw toerekenbaarheid twijfelen?"
„Papa, ik wil u bewijzen, dat ik gelijk
heb. Van het wederverschijnen van Frits
von Strachow en do ontzettende verdenking
van zijn vader, dat Frits bij hem ingebro
ken heeft, weet geen ander meneoh iets, en
dan is ook een neef een persoon, metwien
men tooh sleohts door het toeval der ge
boorte, niet door eigen vrije keuze, in be
trekking staat. De gesohiodenis van dien
Peter Dechner is echter overal bekend on
iedereen weet, dat hij een stiefbroeder is
van Tell, en als wij dulden, dat die mijn
heer zijn blikken opslaat tot mijn zuster,
dan..."
„Zwijg, Walther," riep zijn moeder, „ziot
gij niet, hoe Ellen lijdt?"
„Uw logica is niet reoht steekhoudend,"
zeide spottend de vader tot zijn zoon
„Wanneer wij slechts voor hen verant
woordelijk zijn, die wij door vrije keuze tot
naderen omgang kiezen, dan moesten ons
onze bloedverwanten, die wij voor ons ge
noegen niet kunnen uitkiezen, geheel on
verschillig zijn. En dan, wat uw veronder
stelling betreft, dat de schurkerijen van
Frits von Straohow alleen aan zijn Vader
bekend zijn, moet ik u een weinig teleur
stellen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat
eerlang de rechtbank zich daarmede bezig
houdt en deze in alle bladen te lezen zijn."
Walther verschoot van kleur. „Om Gods
wil, papa, dat is toch geen ernst."
„Het zal enkel van mij afhangen, of ik
een klacht tegen uw neef indien of niet."
„U!? Waarvan "wilt gij hem beschuldi
gen? Ik begrijp u miet."
„Dat zult gij dfeeüjle^ begrijpen."
De oude heer zag in het rond, of do be
diende ook in het vertrek was; toen ging
hij kalm voort: „Op den morgen voor do
inbraak bij ons is, zooals gij weet, een
koopman bij mij in de kamer geweest. Hij
was nog tiet oud, zoo in hot midden van
dc twintig, had een elegante figuur en zeer
netto handen, zoodat dit mij opviel. Vooral
zijn gezicht trof mij, het kwam mij bekend
voor, en zoo dikwijls ik het aanzag, drong
zioh de vraag bij mij opWaar hebt gij dien
man vroeger gezien? Toen heb ik daarover
niet lang nagedacht, ik. leed aan jicht en
beschouwde als het ware met verveling al
die barnsteenen voorwerpen, welke hij mij
te koop aanboodik geloof, dat ik zelfs een
paar onbeduidende dingen gekocht heb
Maar eergisteren, toen mij uw oom vertelde,
dat juist om dien tijd zijn zoon weder in
Duitschland geweest was, word ik plotseling
wakker; helder en duidelijk werd het mij,
dat dio koopman destijds geen ander ge
weest is dan Frits von Straohow, uw neef."
„Tb dat donkbaar?" riep mevrouw Olara.
„Groote Hemel!" kwam het over Ellens
lippen.
„U moet zich vergissen, beste papa,"
zeide Walther. „Dat is todh onmogelijk."
Hij was bleek van schrik.
„Ik zou er heden een eed op willen doen,
dat hij het geweest is. Ik had hem sedert
zijn vijftiende of zestiende jaaT niet meer
gezien en hem geheel uit het geheugen
verloren, maar nu ik weet, dat hij zich
toen hier opgehouden heeft, is het mij eerst
verklaarbaar, waarom zijn aanblik mij zoo
trof. Het was een Sfcrachowach gezicht,
een verre gelijkenis met mama, een nog
grooter met jou.
Ik denk er nu over na, of ik mijn ver
denking, die bijna zekerheid is, aan het
Openbaar Ministerie mededeelen of haar
verzwijgen zal. Want voor mij bestaat geen
twijfel, dat uw toen als koopman spion
neerendc neef in den nacht daarop aan de
inbraak by ons deelgenomen heeft; bjj is
do ma-e van dien Carvalho goweest.
Walther zag zijn vader verschrikt aan.
„Dat voornemen kan u geen ernst zijn,
papa. Ik verzoek u, om 's Hemels wil, gij
zult toch niet don geslachtsnaam van mama
in het slijk wijlen sleuren?"
Ellen was opgestaan en achter Walthers
stoel getreden. Zij boog zich over zijn
schouder, zag hem vriendelijk in hot gezicht
en zeide: „Ziet go, beste broer, nu zal per
slot van rekening do justitieraad zich nog
gewold moeten aandoen, om met ons om tc
gaan."
Mevrouw Clara, die aan Walthers ge
zicht zag, hoe zijn trots door deze onthul
ling geschokt was, voelde haar hart door
medelijden bewogen, zij lcgdo haar slanke
hand op de bevende rechter van haar
zoon: „Laat je door de slechtheid van een
neef niet zoo ontstemmen; ook in de
edelste kudde kan een schurftig exemplaar
voorkomen."
„Maar de openbare schande!" zeide de
zoon.
„Zie vader aan!" zeide zijn moeder, „het
is hem toch geen ernst mot dat voorne-
men.''
„Zeker niet, mijn zoon", af.twoorddo
do oude vrijheer, „ik wilde u alleen tooncn
waartoe wij komen, als wij de dingen over
drijven. Ik verheug mij, dat gij trotsch zijt
op ons oud geslacht on ik weet, dat gij lie
ver zoudt sterven dan het blanke schild vaD
ons wapen ook slechts eenigszics te be
vlekken; maar wij kunnen voor de daden
van anderen niet verantwoordelijk gesteld
gepaard gaande vorhooging c.r successie
belasting zou de Staat kunnen bijdragen
tot bereiking van bet economische doel:
moer gelijkmatige verdeeling dor goederen,
want versterking der staatsinkomsten zou
al dadelijk dienstbaar gemaakt kunnen
worden aan het in zeer ruime mate on to
gen lagen prijs beschikbaar stellen vau
deugdzaam ambachts-, vak- en handelson
derwijs, ten einde 't arbeidsvermogen van
hem, dio zonder middelen den levensstrijd
aanvangt, te versterken en hem daardoor
in staat te stellen zich con dcol dor maat
schappelijke goederen te verwerven.
Do schrijver laat zich ten slotte konncn
als oen voorstander van afschaffing van
alle invoerrechten on accijnzen, behalve
die op godistilloerd en wijn, en zulks met
een tweeledig doello. het goedkooper
maken niet alleen van de artikelen, die
als eerste levensbehoeften worden bo
schouwd, maar ook van dio, welke thans
nog als min of meer wcelde-arü_cle.n bui
ten het bereik van on- cn minvermogenden
vallen, en 2o. het maken van Nederland
tot een vrijhaven, tot de stapelplaats van
alle goederen, tot hot groote magazijn on
den wclbeklanten winkel van alle natiën.
Mocht dat ideaal eens kunnen wordon bo
reikt, dan zou, zonder dat do industrie
werd gesc-oad, Nederland, .waarvan do
geografische ligging zulke buitengewone
handolsvoordcelen biedt, weer een tijdpork
van ongekenden bloei te gomoet gaan on
zou de herlevende handelsdrukte aan ve
len een ruim bestaan kunnen verechaffcn.
Vereenvoudiging.
Voor het nemen van beschikkingen door
de Regecring hooft zij vaak voorlichting
noodig van lagere autoriteiten. Zoo ook
voor de beschikkingen op verzoeken van
miliciens, om toekenning van een vergoo
ding aan hun gezin, enz. gedurende hun
verblijf onder de wapenon.
Voor de beoordeeling van zoo'n verzoek
moet do Minister natuurlijk weton, lioo-
vcel de milicion in den rogol verdient, hoo
groot het gezin is, enz. Dergelijke verzoek
schriften nu wordon gewoonlijK uoor don
Minister in handen van den Commissaris
der Koningin gesteld, om daaromtrent to
rapportcercn. Dc Commissaris dor Koning
in zendt het adres dan weer aan hot ge
meentebestuur, om zich door dozo autori
teit do noodige opgaven te doen verschaf
fen. Het gemeentebestuur zendt daarna
do stukken .weer aan don Commissaris doi
Koningin, dezo voegt er zijn Advies aan
toe en zendt zo daarna aan den Minister,
alles in den trant van hot „Circumlocutio
kantoor".
Zóó althans word voor korten tijd gehan
deld. Sinds een paar weken wordt een au
dere handelwijzo gevolgd. Dc verzoeken
wonden nu rechtstreeks van hot departe
ment van oorlog aan de gcmcentebestur-1
gezonden. Wel gaan ze terug z. g. do..'
handen van den Commissaris dor Koning
in, nadat deze zijn advies bij dat van hot
gemeentebestuur moet voegen, maar op do
heenreis gaan ze hcra voorbij.
Dit mag zeker als een verbetering wor
den beschouwd, omdat het zenden der
verzoekschriften aan do gemeentebestu
ren door tussckenkomst van den Commis
saris dor Koningin slechts een onnoodig
oponthoud gaf, al waB dit misschien oon
oponthoud van niet meer dan enkele da
gen.
De verzoekschriften worden vaak laat in
gediend omdat vele miliciens allicht niet
weten, dat de behandeling met ccnigon
administratievcn omslag gepaard gaat, en
dan mag bespoediging van do afuocning
zeker worden toegejuicht.
Kort na het optreden van den heer
Staal als minister van oorlog is, naar wij
vernemen, de bedoelde wijze van handelen
ingevoerd. Het is dus niet onwaarschijnlijk,
dat de nieuwe maatrogel ook bepaalde
lijk van hem afkomstig is.
Wetboek van Strafreclit.
Het in September 1904 ingediende wets
ontwerp tot wijziging en aanvulling van
het Wetboek van Strafrecht is door do
Regeering ingetrokken.
worden, noch wij, do Branks, noch dc jus
titieraad."
Walther zuchtte; toen zeide hij le-
schaamd„U hobt gelijk, papa. Schenk mij
vergiffenis."
„Van harte gaarne, mijn jongen 1 Eu z.»g
mij nu oprecht: Houdt gij u thans voor
minder waard, omdat gij vernomen hebt,
dat uw neef Strachow een schurk is?"
„O neenIk zal voortaan het hoofd
even hoog dragen, omdat ik weet, dat ons
geslacht een edel is, dat aan het vaderland
reeds vele voortreffelijke mannen geschon
ken heeft en wil het God, ook verder schen
ken zal. Tegen den justitieraad zal ik in
het vervolg zeer beleefd zijn; verheugt jo
dat, zusje? Ik beken evenwel eerlijk, dat
zijn factotum mij duizendmaal liever is dan
de meester."
„Waarom?" vroeg Ellen. Zij drukte haar
broeders hand.
„Omdat do oude Just een volmaakt gen
tleman is; ik wen8chte, dat hij Tclla vador
was. Met zulk een schoonpapa kon ik u
gelukwenschen, zusje 1"
Mevrouw Clara glimlachte; zij verheugde
zich over de verzoening tusschen de' kin
deren on ook over den lof, dien Walther
aan den braven Just bracht.
Do vrijheer evenwel vroeg: „Waarmede
heeft de Amerikaan uw gunst gewonnen?"
Wordt vervolgd