doch zij zeide grof beleedigd te zijn en
•nikte hevig."
„Dadelijk haar achterna; het is een ge
raffineerde oplichtster!"
Do kellner trok de schouders op. ,,Mag
ik eerst om betaling van de rekening vra
gen?" Hij hield hem een blad papier voor
Zijn verachtend gezicht zeide: ,,Die truc
kennen wij, zij is in veiligheid, gij loopt
haar achterna."
„Maar hoe kan ik betalen? Alles is me
afgestolenhorloge, ketting, portemonnaie.
Hier is mijn kaartje. Dat zal je voldoende
Zijn."
Koude gezichten in het rond; allen
haalden de schouders op.
Een booze glimlach gleed over zijn ge
zicht. Geheel zich herstellend' haalde hij
uit een klein verborgen vestzakje een ring
met diamant te voorschijn, die hij de comtes-
•e van den vinger getrokken had.
Ziehier, daarmee zult ge zeker schadeloos
gesteld zijn. De ring heeft een waarde van
meer dan honderd Mark."
De oberkellner nam hem aan, bekeek hem
onderzoekend, glimlachte en zei: „Meneer,
de ring is niet echt. Karei, haal vlug een
politieagent."
En zich tot den gast wendende, zeide hij:
„Het is het best geen opzien te baren.
Laat ons weer in het salon gaan."
Door de kellners omringd, begaf hij zich
weer in het vertrek. Hij zag haar blauw
tasehje liggen. Vlug groep hij het en door
zocht het: een poederdoosje, een tram
kaartje, een kleine portemonnaie, met
een paar centen; dat was de geheele in
houd.
Een paar minuten later kwam de po
litie en verzocht den gast in de beneden
wf chtende koets te stappen. Begeleid door
eenige pootige kellners, ging hij heen.
Den volgenden morgen las de oberkellner
aan de anderen het volgende bericht onder
het stadsnieuws in de courant voor: „Ein
delijk is bet gelukt, hot oplichterspaar
op het spoor te komen, dat in de laatste
dagen de hotels onveilig maakte. Dezen
keer was het in een hotel, waarschijnlijk
om in een chambre séparée den buit te dee-
len. Terwijl de zoogenaamde „comtesse"
ander6 steeds jonge, op avontuur beluste
heeren meelokte, daarna plunderde en
spoorloos verdween, en hij, onder het
masker van een kunstenaar, dezelfde ma
noeuvre met lichtgeloovige meisjes uit
haalde, kwamen z© gisteren te zamen in
een hotel, aten en dronken goed, om daar
na de een na den ander te verdwijnen.
Ook ditmaal gelukte het de geraffineerde
da-me weer te ontkomen. Toen hij echter ook
daarna wilde heengaan, werd hij door do
wantrouwend geworden kellners gegrepen
en aan de politie overgeleverd, die in dit
gevaarlijk meu6ch iemand herkende, die
meer dan eens in de gevangenis heeft ge
zeten. Misschien zal het nu weldra geluk
ken ook de medeplichtige van hem op te
sporen."
Op den Eiffeltoren.
Wie nog nooit den Eiffeltoren te Parijs
in werkelijkheid heeft aansohouwd, kan
zich moeilijk een voorstelling van dat
ijzeren gevaarte vormen, al heeft hij er
dan ook nog zooveel duidelijke afbeeldin
gen van gezien.
Driehonderd meter is dat verhevenste
monument der wereld hoog. Zijn gewicht
bedraagt zeven miUioen kilogram. Op den
28sten Januari 1887 werd met den bouw
van den reuzentoren begonnen; den 31 sten
Maart 1889 was men er mede gereed.
Tot de eerste verdieping kan men langs
een trap omhoog gaan, maar gemakkelijker
is het van verdieping tofc verdieping of
liever van platform tot platform (er zijn
er drie op B7, 115 en 274 meter hoogte)
met de lift of cabine te stijgen. Voor urie
franken is men boven en onderweg
men zich laven, souvenirs aanschaffen en
natuurlijk uitkijken.
Treft men het met het weer, is het cel
der, dan heeft men van elk platform een
wond er schoon uitzicht, hetwelk bijblijft
als men er eenmaal van beeft mogen ge
nieten.
Het kost geen inspanning om den top
van den toren te bereiken. Tc1 de tweede
verdieping'gaat men in schuinache richting
zachtkens opwaarts, van. de tweede naar
de derde loodrecht met een samengestelde
lift. De eerste helft van den afstand wor^t
afgelegd in een cabine, die tegenwicht
vormt met een andere, waarin men de
tweede helft aflegt. Halverwege ontmoeten
de cabines elkaar, en nemen stijgenden en
dalenden eikaars plaatsen in.
Bij dat stijgen, dat met die plaatsver
wisseling nog geen vijf minuten cischt,
heeft men weer die eigenaardige gewaar
wording al-'f het nu veel ijler© en steeds
lichter wordende ijzerwerk om zich heen
recht naar beneden zakt, en dit terwijl
men zittend door de vensters der cabine
in de verre diepte het land in het rond
ziet. Maar zijn wij eenmaal boven, na een
trapje beklommen to hebben, nu op ruim
276 M. boven den grond (wat daar nog bo
ven ligt is ontoegankelijk voor het publiek),
dan zien wij eerst recht, dat wij zeer
hoog zijn.
Van het achthoekige platform van slechts
350 vierk. meter oppervlak, of liever er
van uit, want het is afgediakt en in de
rondte door breed© spiegelruiten afgeslo
ten, heeft men een ontzettend ruim uit
zicht, waarvan de grenzen niet zijn te
schatten. Van hoogten en laagten is er al
leen aan de horizonlijn sprake, en bene
den ons op Parijs kijkend, is het alsof wij
een monster-plattegrond der stad voor ons
hebben. Deze is dan eigenlijk weinig in
teressant meer, alleen is het aardig dan
dicht bij den toren de beweging waar te
nemenmenschen, rijtuigen en auto's zijn
op de wegen, die grijze banden gelijken,
en op de kaden en pleinen zóó klein, dat
zij niets wezenlijks meer hebben, de boo-
men langs die wegen en kaden en op die
pleinen schijnen uit de speelgoeddoos van
een lilliputterskind genomen; en de Seine-
bootjes glijden vlug over de rivier heen en
weer als slanke, platte voorwerpjes, van
voren en van achter gepunt. Het ia tref
fend, dat de contrasten van licht en don
ker zoo scherp zijn waar te hemen, terwijl
juist de tintverschillcn verminderen.
Ver buiten de stadsgrenzen zien wij
andere steden in het groene land liggen,
en overal verapreid de dorpen en alleen
staande landhuizen als bijna witte stippen.
Een onmetelijk cirkelvlak van groen, dat,
naar do afwisseling van velden en bosschen
lichter en donkerder van kleur is, maar
waarop al verder en verder een luchtig©
nevel steeds dikker en dikker drukt.
En ook des avonds, want tot midder
nacht kan men in en op den toren te
recht, moet het verrassend zijn den blik to
laten waren over de lichtstad.
Het dalen gaat evenzeer zonder rtooten
als het rijzen en heeft niets ijselijks.
Wie Parijs bezoekt, late niet na de stad
te zien van af den toren der torens.
Echtscheidingen.
De laatste vergelijkende statistieken too-
nen aan, dat de Vereenigde Staten meer
echtscheidingen hebben dan eenige andere
natie. De volgende tabel waarin ons va
derland helaas niet onderaan staat wijst
het aantal echtscheidingen aan op elke
10,000 huwelijken.
De Vereenigde Staten 612
Zwitserland 432
Nieuw-Zuid-Wales 268
Roem©niö 204
Frankrijk180
Duitschland 165
Victoria, Australië 125
Nederland 103
Kaapkolonie 98
Zweden 87
België81
Griekenland -•,• 60
Oostenrijk 43
Noorwegen 16
Groot-Britannië en Ierland 11
Denemarken8
Elk jaaT worden er in de Vereenigde
Staten zooveel echtscheidingen toegestaan
als in Frankrijk, Duitschland, Zweden,
België, Griekenland, Oostenrijk, Noorwe
gen en Engeland te zamen.
DE ZEEHOND.
Wat voor den eenen mensch als een zegeD
wordt beschouwd, is voor den anderen
wel eens een verderf. Waar de een een dier
als zeer nuttig kenschetst, daar spreekt de
ander weer van hoogst schadelijk. Zoo is
het ook met den zeehond.
Het zonderling gevormde dier, met zijn
even zonderlinge levenswijze, maakt den
Groenlander het leven in diens koude va
derland mogelijk. Niets van den zeehond
wordt daar weggeworpen. Met moeite en
zorg worden de ingewanden er van gerei
nigd, waarna ze tot vensters en gordijnen,
maar ook wel tot voedsel dienen en tevens
tot kleeding. Aan «-en kapisad ot darmpels,
een opperkleed, dat geen water doorlaat^
wordt groote waarde gehecht. Het bloed
van den zeehond dient voor de soephet
wordt in bevroren toestand bewaard en kan
ook als lekkernij bij feestmalen dienen. De
ribben worden tot spijkers verwerkt, de
schouderbladen als spaden gebruikt, uit de
pezen wordt garen gewonnen, vleesch en
traan worden met meer graagte genuttigd
dan visch en van de huid worden allerhande
kleedingstukken gemaakt. Volgens Brown
kan men aan een jongen Groenlander geen
meer welkom geschenk aanbieden dan het
vel van een zeehond.
Nog meer goede eigenschappen van dit
dier zou men voor de Groenlanders kunnen
opnoemen, doch het bovenstaande is vol
doende om te kunnen begrijpen, dat de zee
hond door de Noordelijke volken beschermd
wordt in de tijden, dat hij vermenigvuldigt,
en alleen gevangen wordt-, wanneer zulks
nuttig mag he eten.
Ook bij on 8 komt de zeehond voor en wel
vrij veelvuldig in de Zuiderzee en op de
Wadden en ook in de Zeeuwsche stroom en.
Daar vindt men hem op de zandplaten,
waar hij zich koestert in den zonneschijn,
dikwijls met vele exemplaren bijeen. Maar
onze Regeering en onze visschers hebben
hem geen bescherming toegezegd, omdat hij
onder de grootste vischdieven meoegeteld
moet worden. De Regeering geeft dan ook
een premie voor eiken gevangen zeehond
en wel /2.50 voor een mannetje en /3 voor
een vrouwelijk exemplaar, waardoor de ge
lederen in de laatste jaren aanmerkelijk ge
dund zijn.
Een zeehond kan zich in het water al heel
gemakkelijk en met groote snelheid voort
bewegen, zoodat ook zelfs vlugge visscheD
hem niet zoo spoedig ontgaan. En dit is
voor het dier wel gelukkig, omdat zijn hon
ger niet zoo gemakkelijk wordt gestild Min
stens 5 kilogr. heeft hij eiken dag noodig om
er niet magerder op t# worden. Daaruit
blijkt dus, dat de visschers in hem een ge-
dnchten concurrent hebben en dus wel in
genomen zijn met do medewerking van de
Regeering.
De zeehond is eon ijveraar voor zijn
voedsel, dat hij dikwijls uit aanmerkelijke
diepte moet opvangen. En nu zou hij min
der moeite hebben dit te doen, wanneer hij
daar langen tijd kon verblijven. Doch dit
laat zijn ademhaling niet toe. Telkens na
enkele minuten is hij genoodzaakt even aaD
de oppervlakte te komen tot het inademen
van versche lucht, daar zijn longen er niet
op ingericht zijn, om voldoende lncht uit
het water op te nemen. Daarna gaat hij
weer de diepte in, na vooraf neusgaten en
ooren gesloten te hebben, die tot den vol
genden ademtocht gesloten blijven.
De vellen van de zeehonden, die bij on-
gevonden worden, hebben minder waaroe
dan die, uit de Noordelijke streken afkom
stig, aangezien de haren minder glanzig zij r
en zich onder de stijve haren ook minder
zoogenaamd „wolhaar" bevindt. Het is dan
ook meer om de premie, dan wel om de
waarde van het dier, dat er hier j'acht op
gemaakt wordt.
Het vangen geschiedt zoowel met netten
en geweren, als door zo te dooden op de
zandplaten, waar ze zich uiterst moeilijk
kunnen voortbewegen.