AFBRAAK.
1000
GEÉT ALEEBDDBUIVEN8GHABEN.
iagere Wiskunde
Kantoorboekhandel.
J. H. SUNDERMEIJER.
CORRY DE WEKKER
Prima Versche Orasboter
ARMZORG.
Les in het Latijn
LEIDSCH DAC3LAD, DONDERDAG 14 SEPTEMBER. TWEEDE BLAD.
Anno 1905.
RUBRIEK VOOR DE JEUGD.
Wat boomen ons te zeggen hebben
De verontschuldiging des Konings.
Kinderlijden in Britsch-Indië.
W. v. ROSSUHS OU CHATTEL,
Prijsopgave gevraagd,
EH BIEDT ZICH AAN;
^I^OJLSIX
Keur van -------
THEE- en RiOKKALEPELS.
Voorradig bij - - -- -
GEBRs. RODBARD. 2418 20
Wed. J. STEENHAUER Zn,,
Bijbank der 's-Sravsnhaagscbe
Voorschotbank.
J. HENRI BERKELJON.
Lange Mare 40 LEIBEN.
20 cis. (Ingenaaid) -dO ets. (gecartonneord) 40 ets. (in linnen)
kost een nummer van de
WERELD-BIBLIOTHEEK"
No. 13976.
Het was heden een zonnige dag, al woei
fer een stevige bries en al joegen de witte
wolken elkander snel boven zijn hoofd ach
terna. Ik had daarvan gebruik gemaakt
tot een lange wandeling, die ik niet zoo
spoedig b?5 drukkend weder.zou hebben
ondernomen en zette mij ten 6lotte neer op
een open plekje in het wouu. Laat mij u
mededeelen, wat de boomen mij te zeggen
badden.
Vlak tegenover mij stond een jonge, rij
zige berk. Toen ik hem voor het eerst in 't
pog kreeg, schitterden al zijn blaadjes in
den zonneschijn, alsof zij met zilverpapier
,waren bedekt; maar een plotselinge wind-
vlaag deed hem buigen, tot hij in de scha
duw der beuken kwam en de glansrijke licht
puntjes verdwenen. Wat las ook onlangs
omtrent boomen Alles in de natuur heeft
©en doel, zelfs wanneer de wind de boomen
doet krommen, geschiedt dat om hen krach
tiger te maken," ik blikte naar den berk
op en zeide: ,,ïk begrijp, dat het heel pret
tig is in een zomerbuis op en neer te wie-
'•gen, maar wat begint gij als er een -zware
storm losbreek tl"
Do berk rilde cn .een zsvak stemmetjeant
woordde: „Verleden winter woedde er een
hevige storm en een populier, de hoogste
fcoom uit het heelc bosch, werd omvergc-
iworpcn."
Mijn gedachten dwaalden af van de boo
men tot een knaap, dien ik gekend heb, een
lieven, veelbelovenden jongen, steeds de
eerste op school en een voorbeeld voor ieder
tot» de storm losbrak. Hij ging in dienst
rijn kameraden waren ruw en lachten om
zijn begrippen van deugd, om zijn ijver en
eerzucht en bij begon zich.,te schamen niet
'als do anderen te zijn, liet zijn boeken va
ren, dronk mede cn eindigde als een schip
breukeling.
Hoe is het mogelijk, dat de storm nuttig
zou zijn, als hij den populier neerwerpt en
een veelbelovend leven ten gronde kan rich
ten?
Ik keek op naar den eik, die mij met ziju
lommer beschutte en vr«oeg hem: „Hoe
kan de wind boomen sterk maken?"
De eik antwoordde langzaam en ernstig:
„Ja, de wind doet ons goed. Ik doorleef
de duizenden stormen, maar nog nooit heb
ik een eik daardoor zien vallen. Als de wind
komt opzetten, wiegen wij ons heen en we
der. Zelfs onze wortels bewegen zich dan
en dat woelt den grond om hen heen los,
eoodat zij, na afloop van den storm, weer
dieper in de aarde kunnen dringen en dat
geeft ons nieuwe kracht."
„Maar waarom .wil de populier dan?"
„01 ik heb heel wat populieren an storm
weer zien vallen. Die lange boomen zijn
zoo gehaast toch op te schieten en andere
over het hoofd te groeien, dat zij zich met
om hun wortels bekommeren. Ik begon van
beneden af. Mijn eerste werk was een klein
,wit worteltje in de aarde te schieten en
niet voordat het al verscheidene duimen
lang was, waagde ik het uit don grond te
voorschijn te komen en steeds heb ik 6edert
'dien, vooral mijn zorg besteed aan dat ge
deelte wat verborgen blijft, tot mijn wortels
verder in de aarde drongen, dan mijn tak
ken er zich boven uitspreidden. Dat is ue
eenigc veilige manier. Ik heb th'.ns zelfs
geen orkanen te vreezen."
Ziedaar wat do eik mij leerde cn ik raad
ook onzen jongen lezers aan die lea ter har
te te nemen. Dc knaap, van wicn ik u sprak
;Was een voorbeeld voor zijn schoolmakkers,
maar na zijn val vernam ik, dat zijn ouders
rich reeds meer dan eens bezorgd haauen
gemaakt voor zijn toekomst, want in huis
in het verborgene, gaf hjj telkens reden
tot verdriet, was hij eigenzinnig en onge
hoorzaam, verbeeldde hij zich alles beter t-3
.weten dan anderen, omdat hij op school
uitblonk, luisterde hij daarom naar geen
enkelen goeden raad. Zoodra hij op eigen
beenen moest staan, ging hij daarom, on
danks al zijn gaven, ten gronde. Hij was
als de populier met de te zwakke wortels
air: èen schip zonder anker.
Al de wijsheid, in onze leerboeken opge
sloten, zal ons r iet helpen pal te staan,
als het noodweer op eens losbreekt; daar
toe behooren de lessen van lieden van
ondervinding. Wij mogen niet glimlachen,
omdat zij misschien wat minder weten
schap bezitten dan wijzij zijn onze meer
deren in levenswijsheid cn daarom moeten
wij nederig bij hen ter school gaan, willen
wij niet vergaan in den storm. Alexander
Dumas heeft eens gezegd: „Een wonder
kind wordt een groote domoor 1" Dit is
altijd waar, zoodra de te ras opgeschoten
populier meent hooger te staan dan de
vaste, oude eik.
Hot was in 1590, aan den vooravond van
den slag van Ivry; Hendrik IV zag zien
de kroon van Frankrijk betwisten door
machtige vijanden, die in hem niet andore
wilden erkennen dan de Koning van Nar
varna.
Tegenover het door den hertog van May-
enne aangevoerde leger, nog vorsterkt door
Duiteohe en Spaansche bondgenooten, stelde
Hendrik zijn veel minder talrijke troepen.
Ofschoon hij zoo arm was, dat zijn wam
buis meer-gaten dan fluweel vertoonde,
bleef de wakkere Vorst nog altijd even gees
tig en opgeruimd. Dien avond maakten zijn
weinige volgelingen zich gereed tot den
strijd. Hendrik had besloten den volgenden
morgen den vijand aan te vallen. In af
wachting van het oogenblik, waarop zijn
wensch vervuld zou worden en elke boer m
Frankrijk een kip voor den Zondag zou
kannen slachten, vastte men meestal in het
kamp van den held; hot koninklijk avond
eten bestond uiteenig© oudbakken korstjes
brood.
Tegen zijn gewoonte in, was Hendrik ent
stomd. Tioh von Sohomberg, een jonge
Duitsche edelman, die zeer aan hem was
gehecht, trof dan ook een ongelukkig
oogenolik, toen hij zioh met dc volgcndo
vraag tot den Koning richtte:
„Sire, zou het Uwe Majesteit niet moge
lijk zijn mij een klein voorschot op mijn
soldij te geven Sedert zes maanden hangen
mijn laarzen aan lappen om mijn beenen,
en mijn kuras valt haast in str.'.ken."
Hendrik wierp Schomberg een strengen
blik toe en antwoordde kortaf:
,.Ik geloof niet, mijnheer, dat uw beenen
slechter voorzien zijn dan de mijne, en vat
uw _uras betreft, ik tart u er een te be
zitten meer gedeukt dan hetwelk ik draag.
Wij gaan morgen in het vuur en hot ver
baast mij waarlijk, zulk een verzoek te hoe
ren. Nooit bekommert een man van eer zich
om geld op den avond voor een veldslag."
Deze heftige berisping des Konings werd
toegediend in het bijzijn van verschoidenc
edellieden Aldus terechtgewezen tegenover
zijn strijdmakkers, die zelf geheel onthutst
waren door het gebeurde, antwoordde ao
arrao Sohomberg niets, maar kreog een
kleur tot over de ooren.
Den volgenden morgen was het heerlijk,
zonnig weer. In het legerkamp des Konings
meende ieder daarin een voorteekon van
zegepraal te zien. De paarden werden zorg
vuldig gezadeld, de goed g:riepen rapieren
oohenen er naar te verlangen uit de schee-
de te worden getrokken. Alle toebereidselen
tot den strijd waren gemaakt; ieder had ziju
post ingenomende trompetten zouden den
aanval blazen, toen Hendrik, het hoofd mot
den helm bedekt, te midden van zijn edelen
versoheen.
Zijn gelaat schitterde van den gloed der
hoop Hij gliralaohto en voegde ieder e i
woordje toe.
Reeds wilde hij to paard stijgen, toen hij
Tioh von Schomberg ontdekte, die achter
de overige heeren was gaan staan. De gróo
•le Koning was even ridderlijk ab goedhar
tig; de verlegen houding van den jongen
man bracht hem weder het tooneel van den
vorigen avond te binnen. Met uitgestrekte
hand op hem toeloopende, zeide hij met
heel dien eenvoud, die de grootste betoo
vering van zijn karakter uitmaakte:
„Binnen een oogenblik, vriend, gaan wij
op den vijand los; ik kan sneuvelen en zoo
ik sterven mocht, wil ik de herinnering niet
medenemen een stochto daad te hebben ge
pleegd. Gisteravond ben ik onreohtvaardig
en wreed tegen u geweest; ik vraag ver
giffenis. Omhels mij."'
Schomberga oogeu vulden zioh met tra
nen; hij droeg den Koning een warme ge
hechtheid toe.
„Het is waar, Siro", antwoordde hij, „ik
gevoel mij heel ongelukkig, maar zoo Uwe
Majesteit mij gisteren gekwetst heeft, he
den doodt zij mij, want de eer, die zij mij
bewijst, door mij verontschuldigingen aan
to bieden, logt mij den plicht op in haar
dienst to sterven."
Hendrik dacht niet over den ernst dezer
woorden na. Np. hem omhelsd to hebben, zei
de hij lachend:
„Gij moogt uw meester den ondien3tniot
bewijzen hem to bcrooven van een 'dienaar
zooals gij."
Het gevocht ving aan; do worsteling
werd weldra algemeen. In het hevigst van
den strijd zag de Koning, die medovooht
ab een gewoon ruiter, plotseling het mus
ket van een Spanjaard op zijn borst ge
richt. Hij had den tijd nog niet gehad een
zijsprong to maken, toen een man zioh voor
hem wierp on hem een sohild van zijn li
chaam maakte. Het was Sohomberg.
Do voor den Koning bestemde kogel trof
den wakkoren jongeling doodelijk. Hij stierf
slechte enkele oogenblikken later, zonder
iete te kunnen zeggen. Hij had woord ge
houden on was in dienst van den Koning
gevallen, maar had hem tevens het leven
gered.
Toen do slag eenmaal gewonnen was,
mocht de vreugde over de zegepraal Hon
driks droefheid niot verzachten. „Elkeroos
heeft baar doornen," zeide hij onder tra
nen. „De overwinning van Ivry, die mij dco
weg tot Parijs ontsluit, kost mij het verlies
van den armen Sohomberg. Hij heeft zioh
laten 'dooden voor mij."
Bij het herdenken van dit feit bewonde
ren wij allereerst deze toewijding cn zelf
verloochening cener trouwo geheahtheid,
maar men kfui ook niet zonder ontroering
terugzien op dc nederigheid van don vor-
stelijken held. Zonder vnlsohe eohnamtehad
de Koning zijn ongelijk ingezien en allen
kleinzieligen hoogmoed uit zijn hart ver
bannende, had hij zijn dionoar vergiffenis
weten te vragen voor ziju onrechtvaardig
heid.
Een Zweed8ohe vrouw, Selma Yttergron
die naar Britech-Indië vertrok, uit liefde
tot de kleine martelaren aldaar schrijft het
volgende
Het was gedurende het Laatste honger3-
moodjaar. Ons kinderhuis to Elore had een
groot aantal kleinen opgenomen; do meesten
hunner hadden hun ouders van honger zien
omkomen, en toon mijn medehelpsters ze
aantroffen, verkeerden) zij in den meest
beklagenswaardigen toestand. Het gebouw
wo3 geheel vol en toch moesten wij pLaats
vinden voor nog vijf on twintig andero
kinderen, die door ons zouden worden af
gehaald van een station in de binnenlanden,
Nimmorts genaamd.
Een inlandschc zendelinge, Panita Rana
Bal, was gewoon, voor zooveel dat in haar
vermogen lag, de arme ouderlooze kleinen
tot zich te nemen, die als jonge wilden
rondzwierven, trachtende hun honger to
stilten met hetgeen zij konden vinden of
stolen, en sohreef dan naar rechte en links
aan medelijdende lieden, om hun te vragen
of ze zich hot lot harer beschermelingen
niet wilden aantrekken. Wij hadden beloéfd
er vijf en twintig aan te nomen en ik zoo
zo afhalcm. Maar het was een heele reis,
die ik een week lang, \Ieeb per trein cn
deels per ossenwagen moest afleggen.
Op een naoht togen twaalf uren kwam
ik to Nimmerts aan. Het was daar stikdon
ker. Men ziet zelden een lamp of andere
lichten op do straten der Indisoho dorpen
on ik stond daar geheel verlaten als Euro-
peesche mot con klein twaalfjarig in-
Iandsch meisje bij mij, zonder iemand, die
ons 'daar ter plaatse kende.
Aan het station bevond zich een aantal
arbeiders met hun ossenwagens. Ik vroeg
hun, waar de zendelinge woonde en een
hunner stemde er ii toe ons op zijn wagon
voetïbaps daarhoen te brengen. Na een heel
oiud aldus to hebben afgelegd, zagen wij
een huis, waar nog lioht brandde. „Daar
is het", zeido onzo voerman on wij stegen
uit. Maar bij ons binnontreden zagen wij
ons niet weinig teleurgesteld. Wij waren
verkeerd aangeland. Hier woonde een Ame-
rikaausche zendeling, die ons zeide, dat wij
naar het station terug moest om kceron,
aangezien Panita aan dc andero zijde
daarvan, drie mijlen verder op, woonde.
Ditmaal legden wij den weg to voet in den
macht af, slechts van onze eigen lantaarn-
tjos voorzien, om eindelijk en ton laatste
ons doel to bereiken.
Nadat wij eenige uren geslapen hadden,
verzocht ik de kinderen te mogen zien, die
wij mede zoudem nemen. Enkeion hunner
vertoonden reeds gcon spoor van honger
lijden meer, zoozeer waren zij weder bij
gekomen door het ontvangen voedsel. Dit
feit deed een nieuwe vraag bij mij oprij
ten: Zou ik deze klcinon werkelijk tot mij
nemen, die gered on in goede handen wa
ren'? Do gedachte aan 4e tallooze verlaten
cn hongerige weezen, die oog steeds zonder
hulp roüddooldeu, deed mij besluiten liever
ron'd to gaan cn de ongelukkigsten hunner
uit te kiezen. Pamita keurde dit good on
bezorgde ons een ossenwagen, en, voorzien
van rijst en kern cn een van vleesch en
kruiden toeborejdo spijs, begaven wij ons
op weg voor onze reddingsexpeditie.
Het bleek geen gemakkelijke taak Lc zijn
vlo arme kleinen tot ons te lokken, want
zij waren zeer schuw voor Europeanen.
Maar wij spraken hun eerst van verre en
daarna van nabij heel vriendelijk toe cn
zeiden hun, dat zij nooit meer honger lijden
zouden, als zij met ons meegingen cn zich
altijd bij ons konden baden en leoron lezen,
zoolang tot een twintigtal humoer zich
gewonnen gaf cn op onzen wagen klauter
den; waar zij spoedig geheel en al met
ons warem vorzoend. Verder koos ik Pani-
ta'9 vijf zwakste besohermelingetjes uit cn
zoo had ik het aantal oompleet, dat ik nog
met mogelijkheid kon bergen.
Onder de nog rondzwervende kinderen
had zich een knaapje bevonden, dat ik gaar
ne had opgenomen. Het was beeldschoon,
mot bijzonder lichte gelaatskleur, want hij
behoorde tot een hooge kaste. Zijü ouders
waren aan pest gestorven en hij stond al
lee® op de wereld Hot jongske, dat niet
ouder dan vier jaar was, wierp een langen
blik op de reeds in den wagen zittende
kinderen en zag mij toen doordringend mot
de groote oogen aan. Mijn tocktgenooto
zcido plotseling: „Let eens op hem; hij gaat
zijn maal gereed maken."
Hij legde werkelijk ee® handjevol rijst
korrels, die hij pas had geplukt, op een
platten steen, schepte wat water uit een
vuilen poel, dat hij er overheen goot en
begon toen met een anderen stoon zij® rijst
tot een soort deeg te stampen, dat bij
daarna als verslond Ik ging op hom toe cn
vroeg hem of hij ons niot wilde volgen.
Maar hij schudde het oofd cn keek mij
wan trouwend aan.
„Gij zoudt mij dood maken," antwoordde
hij.
Te vergeefs zocht ik hom tot rede te
brengen; hij eindigde met weg te loop cn en
zal zonder twijfel verhongerd zijn. In Pa-
nita's woning aangekomen, moesten wij mijn
nieuwe pleegkinderen iri don tui® brengen
en water halen, om te beproeven hen zoo
sohoon te wasschen als in een enkele maal
mogelijk was, want zij waren onbeschrijflijk
vuil.
Daarna kocht ik een heelen voorraad
rijstkoeken, welke allen, op reis tot voedsel
moesten dic®en en andermaal namen wij in
den wagen plaats. Twee der kleinen waren
nog geen drie jaar oud en moe3ton op mijn
sohoot zitten. Door het langdurige honger
lijden waren allen schrikwekkend mager eu
uitgedroogd, cn velen hunner hadden door
gebrek aan zorgc® hevige wonden bekomen,
waaraan de vuile lompen, die zij droogen,
vastgekleefd zaten. Een klein meisje had
zulk een groote wond, dat zij niet loopen
kon en ik haar moest dragen. Aan het
station had ik veel moeite mot den inspec
teur hun aller leeftijd te raden, want ik
wilde hen volstrekt zonder onderscheid
tegen halven prijs overvoere®. Hij had
oohter de goedheid ons oen afzonderlijken
coupé af to staan. Onderweg leden wij veol
van de verpestende lucht hunner wooden
on het daarop ingegroeide vuil. Ik was zelfs
verplicht hun lompen uit het venster to
werpen on die to vervangen mot onzen
eigen kleinen voorraad linnengoed, daartoe
door ons aan stukken gescheurd.
„Als gij inot deze kimderen in eon waggon
gaat zitten," waarschuwde do inspecteur,
„krijgt gij cholera van den stank. Laat mij
u ton minste een plaats in een 1ste klasso
coupé aanbieden."
Ik wilde daarvan echter niet hooreu.
Een vrouwelijke dokter ie in den trein
reisde om den gezondheidstoestand van do
passagiers te onderzoeken, keek tweo der
kinderen ma, waarna zij vroeg of do hcclo
schare bij mij behoorde. Op mijn toestein-
joend antwoord verdween zij onmiddellijk.
Het was haar onmogelijk iu die atmosfeer
te blijven. Aan een station, waar wij vam
trein moarien verwisselen, bood cc® hoer
mij aan, mij te keipon do kleinen
vam den eenen wagen in den andero te
drogen. Hij nam een klein meisje op den
arm, maar zoodra hij haar luoht rook, zette
hij haar op den grond en zeide: „Ycrgcef
mij, ik moet braken."
Aan hot station to Eloro werden wij op
gewacht door mijn medehelpster c® de klei
nen uit mijn kinderhuis, die heel niemva-
giorig naar hun nieuwe makkertjes waren.
Maar zoodra ik mot mijn kuddo uitstapte,
schudden zij het hoofd en hielde® zij dcu
nous dioht-. Zij schenen van oordcel tc zijn,
dat wij hun al te slecht gezelschap wildon
bezorgen.
Ons eerste werk was dc kinderen mcc to
nemom naar een rivier, om zo flink tc laten
baden. Bij onze thuiskomst vonden wij hot
eton gereed staan op den grond, zooals do
zeden hier to lande dat meebrengenmaar
onze andere kleinen bleven dc nieuwelingen
aanstaren en zeiden eindelijk aan mijn me
dehelpster niet te willen eten met kinderen
die zoo naar roken. Eorst nadat zij hun
aan het verstand had gebracht, dat. zijzel-
ven eenmaal even ongelukkig waren geweest
on een even slcchto lucht haddon vor-
spreid, hielden zij met pruttcle® op en zet
ten zij zich eveneens neer
Ik moest tweo dagen later weer op
1 reis; maar toen ik wederkeerde, herkende
ik geen mijner tochtgonootcn uit Nimmerts,
zoo dik en welvarend zagen zij cr ttuims
uit. Ooi», dat wij sloohts meer plaats Ltd-
denDuizenden kleino geraamten van vnr
hongerde kinderen zijn in de bosseho® vao
Britsoh-Indic te vinden. Laten de Engoi-
schcn toch zwijgen over slecht beheer in do
kolonie® van andero landen.
Maar een scheepsjongen.
In een van Schotland's dorpcm woondo
een knaap, die Jamie heette. Zijn moeder
had hom innig lief cn hijzelf was niot min
der aan haar gehecht. Hot was zij® harto-
wensoh zeemun to worden en, ofschoon do
moeder vrij wat liovcr gezien had dat hij
een ambacht zou hebben gekozen, dat hem
aan haar zijde hield, wilde zij zijn verlan
gen niet weerstreven. Zij was, zooals do
meeste lieden in Schotland zeer vroom en
toen zij afscheid van hem najm zcido zij:
Beloof mij, waar je ook ziju zult, clkon
avond neer te knielen on te bidden. Jamie
beloofde haar dit en hield woord.
Zij waren doodarm, dus moest hij als
soheopsjongen beginnen on als zoodanig
werd do knaap aangenomen aan boord van
een groot sohip, dat naar Indiö uitzeilde.
Op hcol dc reis daarheen knielde hij avond
op avond hij ijn hangmat neer en bad.
Niemand s too roe hem daarin. Maar voor
den terugtocht had de kapitein cenige
niouwo matrozen aangenomen en onder hen
bevond zioh een zeer ruwe kerel. Zoodra
deze Jamio voor het eorst zag neerknielen,
gaf hij hem een oorvijg Cn zoide: Dat zul jo
voortaan laten 1
Ontsteld stond het kind op. Maar nu
snelde een andere ruwe zeerob toe, een man
dio al lang op em neer had gevaren over do
groote wateren Hij greep den matroos, dio
Jamio geslagen had bij den schouder cn
Haarlemmerstraat 114. 2U1US
vóór 16 Sept. van pl.m. 340 H.L.
STEENKOLEN. Inlichtingen bjj
N. DE GRAAF, Secretaris Steen-
kolenfonds. Voorstraat 52, Leiderdorp.
2428 6
Lessen in de vakken dor
AANGI3BODEN. Brieven Eur.
van dit Blad No. 2424. 6
Een Jougmenscli wenscht In
bovengenoemde zaak opgeleid te wor
den. Brieven aan het Bureel van dit
Blad onder No. 2425. 7
eon Yieeschhouwcrsknecht voor
vast of voor noodhelpen. Adres
P. VAN BEEK, Lange Dief-
steeg 16. 2434 6
Solide AFBRAAK TE KOOP, afkomstig dor gesloopte Gebouwen,
Ouden Singel, te Lelden, als: Binten, Ribhout, Raam- en Deur
kozijnen, Marineren Tegels, Schoorsteenmantels, Hard-
steenen Platen en Palen; voorts: Eiken Binten, Pannen,
Gootsteenen, Lantaarns, en/.., enz.
Alles te zien aan mijn Werft HOOGEN RIJNDIJK,
Villa Cornelia".
1743 44
Aannemer van Sloopwerken.
Anno 1822. Donkersteeg 10, Leiden.
(Ccdipl. voor PIANO der Ned. Toonk -Ver.)
geeft grondig onderwijs, zoo
wel aan oorstbeginneuden als ver-
gevorderden, en blijft zich beleefd
aanbevelen. Dagelijks te spreken van
3 4 uren: Heerengraclit S3.
1594 0
fl.50 per K.G.
Prima KGUKENBOTER
13.40 per K.G-.
Ifiandenmakerssteeg 4 bij de Waag.
Prima adres voor zuivere
Natuurboter, Qoudsche, Leldsche en
echte Edammer Kaas. 2840 13
Kan iemand mfj ook helpen aan
een één of twee-persoons Ledi
kant, zoo mogelijk met eenig toe-
behooren voor eon behoeftig gezin?
Mevrouw VREEDE-v. OOSTERZEE,
Nieuwe Rijn 69, is bereid nadere inlich
tingen te geven on het Ledikant te
laten halen. 2396 11
L. VAST LIMBURG.
Opgericht 1901.
Nieuwsteeg 29, Leiden.
Interc. Telefoonn. 600.
Verstrekt voorschotten tot
iedor bedrag, (minste voorschot f 25)
onder borgstelling van twee perso
nen, binnen twee dagen na gedane
aanvraag. 1472 15
Kantoor geopend van 9—uur.
aangeboden, voor Apothekers
bedienden.
Br. Bur. v. d. Blad No. 2423. 0
Leeraar voor Piano.
3625 5
Verkrijgbaar bf) J. P. RIEDEL,
Boommarkt 2, Lelden. 2427 14
f?
onder leiding van L. Simons. 2309 30
JAARABONNEMENT: f 5.20; f 7.50 o( f 10.-
Vraag Pro- (G. 8CETREUDERS, Uitgever - Amsterdam) apectu?
Enveloppen ƒ1.00, *<>90 KwkiuullOii of Noia'fl
f 2.50, 1000 Briefkaarten flsto «juuliteit) f 2 60.
alles bcdrnkt met naam, adres, enz. IIandelsdrukkor\J
firma O. KOOYKEB, Nieuwe Rijn 10.
B(j groote getallen voordeollge prijzen. 10480 10