AFBRAAK. 1000 GEÉT ALEEBDDBUIVEN8GHABEN. iagere Wiskunde Kantoorboekhandel. J. H. SUNDERMEIJER. CORRY DE WEKKER Prima Versche Orasboter ARMZORG. Les in het Latijn LEIDSCH DAC3LAD, DONDERDAG 14 SEPTEMBER. TWEEDE BLAD. Anno 1905. RUBRIEK VOOR DE JEUGD. Wat boomen ons te zeggen hebben De verontschuldiging des Konings. Kinderlijden in Britsch-Indië. W. v. ROSSUHS OU CHATTEL, Prijsopgave gevraagd, EH BIEDT ZICH AAN; ^I^OJLSIX Keur van ------- THEE- en RiOKKALEPELS. Voorradig bij - - -- - GEBRs. RODBARD. 2418 20 Wed. J. STEENHAUER Zn,, Bijbank der 's-Sravsnhaagscbe Voorschotbank. J. HENRI BERKELJON. Lange Mare 40 LEIBEN. 20 cis. (Ingenaaid) -dO ets. (gecartonneord) 40 ets. (in linnen) kost een nummer van de WERELD-BIBLIOTHEEK" No. 13976. Het was heden een zonnige dag, al woei fer een stevige bries en al joegen de witte wolken elkander snel boven zijn hoofd ach terna. Ik had daarvan gebruik gemaakt tot een lange wandeling, die ik niet zoo spoedig b?5 drukkend weder.zou hebben ondernomen en zette mij ten 6lotte neer op een open plekje in het wouu. Laat mij u mededeelen, wat de boomen mij te zeggen badden. Vlak tegenover mij stond een jonge, rij zige berk. Toen ik hem voor het eerst in 't pog kreeg, schitterden al zijn blaadjes in den zonneschijn, alsof zij met zilverpapier ,waren bedekt; maar een plotselinge wind- vlaag deed hem buigen, tot hij in de scha duw der beuken kwam en de glansrijke licht puntjes verdwenen. Wat las ook onlangs omtrent boomen Alles in de natuur heeft ©en doel, zelfs wanneer de wind de boomen doet krommen, geschiedt dat om hen krach tiger te maken," ik blikte naar den berk op en zeide: ,,ïk begrijp, dat het heel pret tig is in een zomerbuis op en neer te wie- '•gen, maar wat begint gij als er een -zware storm losbreek tl" Do berk rilde cn .een zsvak stemmetjeant woordde: „Verleden winter woedde er een hevige storm en een populier, de hoogste fcoom uit het heelc bosch, werd omvergc- iworpcn." Mijn gedachten dwaalden af van de boo men tot een knaap, dien ik gekend heb, een lieven, veelbelovenden jongen, steeds de eerste op school en een voorbeeld voor ieder tot» de storm losbrak. Hij ging in dienst rijn kameraden waren ruw en lachten om zijn begrippen van deugd, om zijn ijver en eerzucht en bij begon zich.,te schamen niet 'als do anderen te zijn, liet zijn boeken va ren, dronk mede cn eindigde als een schip breukeling. Hoe is het mogelijk, dat de storm nuttig zou zijn, als hij den populier neerwerpt en een veelbelovend leven ten gronde kan rich ten? Ik keek op naar den eik, die mij met ziju lommer beschutte en vr«oeg hem: „Hoe kan de wind boomen sterk maken?" De eik antwoordde langzaam en ernstig: „Ja, de wind doet ons goed. Ik doorleef de duizenden stormen, maar nog nooit heb ik een eik daardoor zien vallen. Als de wind komt opzetten, wiegen wij ons heen en we der. Zelfs onze wortels bewegen zich dan en dat woelt den grond om hen heen los, eoodat zij, na afloop van den storm, weer dieper in de aarde kunnen dringen en dat geeft ons nieuwe kracht." „Maar waarom .wil de populier dan?" „01 ik heb heel wat populieren an storm weer zien vallen. Die lange boomen zijn zoo gehaast toch op te schieten en andere over het hoofd te groeien, dat zij zich met om hun wortels bekommeren. Ik begon van beneden af. Mijn eerste werk was een klein ,wit worteltje in de aarde te schieten en niet voordat het al verscheidene duimen lang was, waagde ik het uit don grond te voorschijn te komen en steeds heb ik 6edert 'dien, vooral mijn zorg besteed aan dat ge deelte wat verborgen blijft, tot mijn wortels verder in de aarde drongen, dan mijn tak ken er zich boven uitspreidden. Dat is ue eenigc veilige manier. Ik heb th'.ns zelfs geen orkanen te vreezen." Ziedaar wat do eik mij leerde cn ik raad ook onzen jongen lezers aan die lea ter har te te nemen. Dc knaap, van wicn ik u sprak ;Was een voorbeeld voor zijn schoolmakkers, maar na zijn val vernam ik, dat zijn ouders rich reeds meer dan eens bezorgd haauen gemaakt voor zijn toekomst, want in huis in het verborgene, gaf hjj telkens reden tot verdriet, was hij eigenzinnig en onge hoorzaam, verbeeldde hij zich alles beter t-3 .weten dan anderen, omdat hij op school uitblonk, luisterde hij daarom naar geen enkelen goeden raad. Zoodra hij op eigen beenen moest staan, ging hij daarom, on danks al zijn gaven, ten gronde. Hij was als de populier met de te zwakke wortels air: èen schip zonder anker. Al de wijsheid, in onze leerboeken opge sloten, zal ons r iet helpen pal te staan, als het noodweer op eens losbreekt; daar toe behooren de lessen van lieden van ondervinding. Wij mogen niet glimlachen, omdat zij misschien wat minder weten schap bezitten dan wijzij zijn onze meer deren in levenswijsheid cn daarom moeten wij nederig bij hen ter school gaan, willen wij niet vergaan in den storm. Alexander Dumas heeft eens gezegd: „Een wonder kind wordt een groote domoor 1" Dit is altijd waar, zoodra de te ras opgeschoten populier meent hooger te staan dan de vaste, oude eik. Hot was in 1590, aan den vooravond van den slag van Ivry; Hendrik IV zag zien de kroon van Frankrijk betwisten door machtige vijanden, die in hem niet andore wilden erkennen dan de Koning van Nar varna. Tegenover het door den hertog van May- enne aangevoerde leger, nog vorsterkt door Duiteohe en Spaansche bondgenooten, stelde Hendrik zijn veel minder talrijke troepen. Ofschoon hij zoo arm was, dat zijn wam buis meer-gaten dan fluweel vertoonde, bleef de wakkere Vorst nog altijd even gees tig en opgeruimd. Dien avond maakten zijn weinige volgelingen zich gereed tot den strijd. Hendrik had besloten den volgenden morgen den vijand aan te vallen. In af wachting van het oogenblik, waarop zijn wensch vervuld zou worden en elke boer m Frankrijk een kip voor den Zondag zou kannen slachten, vastte men meestal in het kamp van den held; hot koninklijk avond eten bestond uiteenig© oudbakken korstjes brood. Tegen zijn gewoonte in, was Hendrik ent stomd. Tioh von Sohomberg, een jonge Duitsche edelman, die zeer aan hem was gehecht, trof dan ook een ongelukkig oogenolik, toen hij zioh met dc volgcndo vraag tot den Koning richtte: „Sire, zou het Uwe Majesteit niet moge lijk zijn mij een klein voorschot op mijn soldij te geven Sedert zes maanden hangen mijn laarzen aan lappen om mijn beenen, en mijn kuras valt haast in str.'.ken." Hendrik wierp Schomberg een strengen blik toe en antwoordde kortaf: ,.Ik geloof niet, mijnheer, dat uw beenen slechter voorzien zijn dan de mijne, en vat uw _uras betreft, ik tart u er een te be zitten meer gedeukt dan hetwelk ik draag. Wij gaan morgen in het vuur en hot ver baast mij waarlijk, zulk een verzoek te hoe ren. Nooit bekommert een man van eer zich om geld op den avond voor een veldslag." Deze heftige berisping des Konings werd toegediend in het bijzijn van verschoidenc edellieden Aldus terechtgewezen tegenover zijn strijdmakkers, die zelf geheel onthutst waren door het gebeurde, antwoordde ao arrao Sohomberg niets, maar kreog een kleur tot over de ooren. Den volgenden morgen was het heerlijk, zonnig weer. In het legerkamp des Konings meende ieder daarin een voorteekon van zegepraal te zien. De paarden werden zorg vuldig gezadeld, de goed g:riepen rapieren oohenen er naar te verlangen uit de schee- de te worden getrokken. Alle toebereidselen tot den strijd waren gemaakt; ieder had ziju post ingenomende trompetten zouden den aanval blazen, toen Hendrik, het hoofd mot den helm bedekt, te midden van zijn edelen versoheen. Zijn gelaat schitterde van den gloed der hoop Hij gliralaohto en voegde ieder e i woordje toe. Reeds wilde hij to paard stijgen, toen hij Tioh von Schomberg ontdekte, die achter de overige heeren was gaan staan. De gróo •le Koning was even ridderlijk ab goedhar tig; de verlegen houding van den jongen man bracht hem weder het tooneel van den vorigen avond te binnen. Met uitgestrekte hand op hem toeloopende, zeide hij met heel dien eenvoud, die de grootste betoo vering van zijn karakter uitmaakte: „Binnen een oogenblik, vriend, gaan wij op den vijand los; ik kan sneuvelen en zoo ik sterven mocht, wil ik de herinnering niet medenemen een stochto daad te hebben ge pleegd. Gisteravond ben ik onreohtvaardig en wreed tegen u geweest; ik vraag ver giffenis. Omhels mij."' Schomberga oogeu vulden zioh met tra nen; hij droeg den Koning een warme ge hechtheid toe. „Het is waar, Siro", antwoordde hij, „ik gevoel mij heel ongelukkig, maar zoo Uwe Majesteit mij gisteren gekwetst heeft, he den doodt zij mij, want de eer, die zij mij bewijst, door mij verontschuldigingen aan to bieden, logt mij den plicht op in haar dienst to sterven." Hendrik dacht niet over den ernst dezer woorden na. Np. hem omhelsd to hebben, zei de hij lachend: „Gij moogt uw meester den ondien3tniot bewijzen hem to bcrooven van een 'dienaar zooals gij." Het gevocht ving aan; do worsteling werd weldra algemeen. In het hevigst van den strijd zag de Koning, die medovooht ab een gewoon ruiter, plotseling het mus ket van een Spanjaard op zijn borst ge richt. Hij had den tijd nog niet gehad een zijsprong to maken, toen een man zioh voor hem wierp on hem een sohild van zijn li chaam maakte. Het was Sohomberg. Do voor den Koning bestemde kogel trof den wakkoren jongeling doodelijk. Hij stierf slechte enkele oogenblikken later, zonder iete te kunnen zeggen. Hij had woord ge houden on was in dienst van den Koning gevallen, maar had hem tevens het leven gered. Toen do slag eenmaal gewonnen was, mocht de vreugde over de zegepraal Hon driks droefheid niot verzachten. „Elkeroos heeft baar doornen," zeide hij onder tra nen. „De overwinning van Ivry, die mij dco weg tot Parijs ontsluit, kost mij het verlies van den armen Sohomberg. Hij heeft zioh laten 'dooden voor mij." Bij het herdenken van dit feit bewonde ren wij allereerst deze toewijding cn zelf verloochening cener trouwo geheahtheid, maar men kfui ook niet zonder ontroering terugzien op dc nederigheid van don vor- stelijken held. Zonder vnlsohe eohnamtehad de Koning zijn ongelijk ingezien en allen kleinzieligen hoogmoed uit zijn hart ver bannende, had hij zijn dionoar vergiffenis weten te vragen voor ziju onrechtvaardig heid. Een Zweed8ohe vrouw, Selma Yttergron die naar Britech-Indië vertrok, uit liefde tot de kleine martelaren aldaar schrijft het volgende Het was gedurende het Laatste honger3- moodjaar. Ons kinderhuis to Elore had een groot aantal kleinen opgenomen; do meesten hunner hadden hun ouders van honger zien omkomen, en toon mijn medehelpsters ze aantroffen, verkeerden) zij in den meest beklagenswaardigen toestand. Het gebouw wo3 geheel vol en toch moesten wij pLaats vinden voor nog vijf on twintig andero kinderen, die door ons zouden worden af gehaald van een station in de binnenlanden, Nimmorts genaamd. Een inlandschc zendelinge, Panita Rana Bal, was gewoon, voor zooveel dat in haar vermogen lag, de arme ouderlooze kleinen tot zich te nemen, die als jonge wilden rondzwierven, trachtende hun honger to stilten met hetgeen zij konden vinden of stolen, en sohreef dan naar rechte en links aan medelijdende lieden, om hun te vragen of ze zich hot lot harer beschermelingen niet wilden aantrekken. Wij hadden beloéfd er vijf en twintig aan te nomen en ik zoo zo afhalcm. Maar het was een heele reis, die ik een week lang, \Ieeb per trein cn deels per ossenwagen moest afleggen. Op een naoht togen twaalf uren kwam ik to Nimmerts aan. Het was daar stikdon ker. Men ziet zelden een lamp of andere lichten op do straten der Indisoho dorpen on ik stond daar geheel verlaten als Euro- peesche mot con klein twaalfjarig in- Iandsch meisje bij mij, zonder iemand, die ons 'daar ter plaatse kende. Aan het station bevond zich een aantal arbeiders met hun ossenwagens. Ik vroeg hun, waar de zendelinge woonde en een hunner stemde er ii toe ons op zijn wagon voetïbaps daarhoen te brengen. Na een heel oiud aldus to hebben afgelegd, zagen wij een huis, waar nog lioht brandde. „Daar is het", zeido onzo voerman on wij stegen uit. Maar bij ons binnontreden zagen wij ons niet weinig teleurgesteld. Wij waren verkeerd aangeland. Hier woonde een Ame- rikaausche zendeling, die ons zeide, dat wij naar het station terug moest om kceron, aangezien Panita aan dc andero zijde daarvan, drie mijlen verder op, woonde. Ditmaal legden wij den weg to voet in den macht af, slechts van onze eigen lantaarn- tjos voorzien, om eindelijk en ton laatste ons doel to bereiken. Nadat wij eenige uren geslapen hadden, verzocht ik de kinderen te mogen zien, die wij mede zoudem nemen. Enkeion hunner vertoonden reeds gcon spoor van honger lijden meer, zoozeer waren zij weder bij gekomen door het ontvangen voedsel. Dit feit deed een nieuwe vraag bij mij oprij ten: Zou ik deze klcinon werkelijk tot mij nemen, die gered on in goede handen wa ren'? Do gedachte aan 4e tallooze verlaten cn hongerige weezen, die oog steeds zonder hulp roüddooldeu, deed mij besluiten liever ron'd to gaan cn de ongelukkigsten hunner uit te kiezen. Pamita keurde dit good on bezorgde ons een ossenwagen, en, voorzien van rijst en kern cn een van vleesch en kruiden toeborejdo spijs, begaven wij ons op weg voor onze reddingsexpeditie. Het bleek geen gemakkelijke taak Lc zijn vlo arme kleinen tot ons te lokken, want zij waren zeer schuw voor Europeanen. Maar wij spraken hun eerst van verre en daarna van nabij heel vriendelijk toe cn zeiden hun, dat zij nooit meer honger lijden zouden, als zij met ons meegingen cn zich altijd bij ons konden baden en leoron lezen, zoolang tot een twintigtal humoer zich gewonnen gaf cn op onzen wagen klauter den; waar zij spoedig geheel en al met ons warem vorzoend. Verder koos ik Pani- ta'9 vijf zwakste besohermelingetjes uit cn zoo had ik het aantal oompleet, dat ik nog met mogelijkheid kon bergen. Onder de nog rondzwervende kinderen had zich een knaapje bevonden, dat ik gaar ne had opgenomen. Het was beeldschoon, mot bijzonder lichte gelaatskleur, want hij behoorde tot een hooge kaste. Zijü ouders waren aan pest gestorven en hij stond al lee® op de wereld Hot jongske, dat niet ouder dan vier jaar was, wierp een langen blik op de reeds in den wagen zittende kinderen en zag mij toen doordringend mot de groote oogen aan. Mijn tocktgenooto zcido plotseling: „Let eens op hem; hij gaat zijn maal gereed maken." Hij legde werkelijk ee® handjevol rijst korrels, die hij pas had geplukt, op een platten steen, schepte wat water uit een vuilen poel, dat hij er overheen goot en begon toen met een anderen stoon zij® rijst tot een soort deeg te stampen, dat bij daarna als verslond Ik ging op hom toe cn vroeg hem of hij ons niot wilde volgen. Maar hij schudde het oofd cn keek mij wan trouwend aan. „Gij zoudt mij dood maken," antwoordde hij. Te vergeefs zocht ik hom tot rede te brengen; hij eindigde met weg te loop cn en zal zonder twijfel verhongerd zijn. In Pa- nita's woning aangekomen, moesten wij mijn nieuwe pleegkinderen iri don tui® brengen en water halen, om te beproeven hen zoo sohoon te wasschen als in een enkele maal mogelijk was, want zij waren onbeschrijflijk vuil. Daarna kocht ik een heelen voorraad rijstkoeken, welke allen, op reis tot voedsel moesten dic®en en andermaal namen wij in den wagen plaats. Twee der kleinen waren nog geen drie jaar oud en moe3ton op mijn sohoot zitten. Door het langdurige honger lijden waren allen schrikwekkend mager eu uitgedroogd, cn velen hunner hadden door gebrek aan zorgc® hevige wonden bekomen, waaraan de vuile lompen, die zij droogen, vastgekleefd zaten. Een klein meisje had zulk een groote wond, dat zij niet loopen kon en ik haar moest dragen. Aan het station had ik veel moeite mot den inspec teur hun aller leeftijd te raden, want ik wilde hen volstrekt zonder onderscheid tegen halven prijs overvoere®. Hij had oohter de goedheid ons oen afzonderlijken coupé af to staan. Onderweg leden wij veol van de verpestende lucht hunner wooden on het daarop ingegroeide vuil. Ik was zelfs verplicht hun lompen uit het venster to werpen on die to vervangen mot onzen eigen kleinen voorraad linnengoed, daartoe door ons aan stukken gescheurd. „Als gij inot deze kimderen in eon waggon gaat zitten," waarschuwde do inspecteur, „krijgt gij cholera van den stank. Laat mij u ton minste een plaats in een 1ste klasso coupé aanbieden." Ik wilde daarvan echter niet hooreu. Een vrouwelijke dokter ie in den trein reisde om den gezondheidstoestand van do passagiers te onderzoeken, keek tweo der kinderen ma, waarna zij vroeg of do hcclo schare bij mij behoorde. Op mijn toestein- joend antwoord verdween zij onmiddellijk. Het was haar onmogelijk iu die atmosfeer te blijven. Aan een station, waar wij vam trein moarien verwisselen, bood cc® hoer mij aan, mij te keipon do kleinen vam den eenen wagen in den andero te drogen. Hij nam een klein meisje op den arm, maar zoodra hij haar luoht rook, zette hij haar op den grond en zeide: „Ycrgcef mij, ik moet braken." Aan hot station to Eloro werden wij op gewacht door mijn medehelpster c® de klei nen uit mijn kinderhuis, die heel niemva- giorig naar hun nieuwe makkertjes waren. Maar zoodra ik mot mijn kuddo uitstapte, schudden zij het hoofd en hielde® zij dcu nous dioht-. Zij schenen van oordcel tc zijn, dat wij hun al te slecht gezelschap wildon bezorgen. Ons eerste werk was dc kinderen mcc to nemom naar een rivier, om zo flink tc laten baden. Bij onze thuiskomst vonden wij hot eton gereed staan op den grond, zooals do zeden hier to lande dat meebrengenmaar onze andere kleinen bleven dc nieuwelingen aanstaren en zeiden eindelijk aan mijn me dehelpster niet te willen eten met kinderen die zoo naar roken. Eorst nadat zij hun aan het verstand had gebracht, dat. zijzel- ven eenmaal even ongelukkig waren geweest on een even slcchto lucht haddon vor- spreid, hielden zij met pruttcle® op en zet ten zij zich eveneens neer Ik moest tweo dagen later weer op 1 reis; maar toen ik wederkeerde, herkende ik geen mijner tochtgonootcn uit Nimmerts, zoo dik en welvarend zagen zij cr ttuims uit. Ooi», dat wij sloohts meer plaats Ltd- denDuizenden kleino geraamten van vnr hongerde kinderen zijn in de bosseho® vao Britsoh-Indic te vinden. Laten de Engoi- schcn toch zwijgen over slecht beheer in do kolonie® van andero landen. Maar een scheepsjongen. In een van Schotland's dorpcm woondo een knaap, die Jamie heette. Zijn moeder had hom innig lief cn hijzelf was niot min der aan haar gehecht. Hot was zij® harto- wensoh zeemun to worden en, ofschoon do moeder vrij wat liovcr gezien had dat hij een ambacht zou hebben gekozen, dat hem aan haar zijde hield, wilde zij zijn verlan gen niet weerstreven. Zij was, zooals do meeste lieden in Schotland zeer vroom en toen zij afscheid van hem najm zcido zij: Beloof mij, waar je ook ziju zult, clkon avond neer te knielen on te bidden. Jamie beloofde haar dit en hield woord. Zij waren doodarm, dus moest hij als soheopsjongen beginnen on als zoodanig werd do knaap aangenomen aan boord van een groot sohip, dat naar Indiö uitzeilde. Op hcol dc reis daarheen knielde hij avond op avond hij ijn hangmat neer en bad. Niemand s too roe hem daarin. Maar voor den terugtocht had de kapitein cenige niouwo matrozen aangenomen en onder hen bevond zioh een zeer ruwe kerel. Zoodra deze Jamio voor het eorst zag neerknielen, gaf hij hem een oorvijg Cn zoide: Dat zul jo voortaan laten 1 Ontsteld stond het kind op. Maar nu snelde een andere ruwe zeerob toe, een man dio al lang op em neer had gevaren over do groote wateren Hij greep den matroos, dio Jamio geslagen had bij den schouder cn Haarlemmerstraat 114. 2U1US vóór 16 Sept. van pl.m. 340 H.L. STEENKOLEN. Inlichtingen bjj N. DE GRAAF, Secretaris Steen- kolenfonds. Voorstraat 52, Leiderdorp. 2428 6 Lessen in de vakken dor AANGI3BODEN. Brieven Eur. van dit Blad No. 2424. 6 Een Jougmenscli wenscht In bovengenoemde zaak opgeleid te wor den. Brieven aan het Bureel van dit Blad onder No. 2425. 7 eon Yieeschhouwcrsknecht voor vast of voor noodhelpen. Adres P. VAN BEEK, Lange Dief- steeg 16. 2434 6 Solide AFBRAAK TE KOOP, afkomstig dor gesloopte Gebouwen, Ouden Singel, te Lelden, als: Binten, Ribhout, Raam- en Deur kozijnen, Marineren Tegels, Schoorsteenmantels, Hard- steenen Platen en Palen; voorts: Eiken Binten, Pannen, Gootsteenen, Lantaarns, en/.., enz. Alles te zien aan mijn Werft HOOGEN RIJNDIJK, Villa Cornelia". 1743 44 Aannemer van Sloopwerken. Anno 1822. Donkersteeg 10, Leiden. (Ccdipl. voor PIANO der Ned. Toonk -Ver.) geeft grondig onderwijs, zoo wel aan oorstbeginneuden als ver- gevorderden, en blijft zich beleefd aanbevelen. Dagelijks te spreken van 3 4 uren: Heerengraclit S3. 1594 0 fl.50 per K.G. Prima KGUKENBOTER 13.40 per K.G-. Ifiandenmakerssteeg 4 bij de Waag. Prima adres voor zuivere Natuurboter, Qoudsche, Leldsche en echte Edammer Kaas. 2840 13 Kan iemand mfj ook helpen aan een één of twee-persoons Ledi kant, zoo mogelijk met eenig toe- behooren voor eon behoeftig gezin? Mevrouw VREEDE-v. OOSTERZEE, Nieuwe Rijn 69, is bereid nadere inlich tingen te geven on het Ledikant te laten halen. 2396 11 L. VAST LIMBURG. Opgericht 1901. Nieuwsteeg 29, Leiden. Interc. Telefoonn. 600. Verstrekt voorschotten tot iedor bedrag, (minste voorschot f 25) onder borgstelling van twee perso nen, binnen twee dagen na gedane aanvraag. 1472 15 Kantoor geopend van 9—uur. aangeboden, voor Apothekers bedienden. Br. Bur. v. d. Blad No. 2423. 0 Leeraar voor Piano. 3625 5 Verkrijgbaar bf) J. P. RIEDEL, Boommarkt 2, Lelden. 2427 14 f? onder leiding van L. Simons. 2309 30 JAARABONNEMENT: f 5.20; f 7.50 o( f 10.- Vraag Pro- (G. 8CETREUDERS, Uitgever - Amsterdam) apectu? Enveloppen ƒ1.00, *<>90 KwkiuullOii of Noia'fl f 2.50, 1000 Briefkaarten flsto «juuliteit) f 2 60. alles bcdrnkt met naam, adres, enz. IIandelsdrukkor\J firma O. KOOYKEB, Nieuwe Rijn 10. B(j groote getallen voordeollge prijzen. 10480 10

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5