VAN - HET
N£. 13971
Déf9e Blad!
9 September 1905.
Een kostbare bloem.
Graaf Clairval gaf zijn eenige dochter
Yolande ten huwelijk aan den zoon van zijn
ouden vriend den markies De Kergouët,
een Bretonseh edelman van hooge afkomst.
De huwelijksplechtigheid was juist afge-
loopen; de geestelijke had de namen der
jongelieden vereenigd en het jonge paar
trad door den met groene heesters versier
den ingang van de oude kerk naar buiten.
Toen de deuren wijd geopend waren,
zag men door de menigte heen het schitte
rend verlichte en met bloemen versierde
hoogaltaar; de klokken luidden om het
voorname huwelijk aan de omliggende dor
pen bekend te maken.
De boeren in him Zondagsche pak gesto
ken, de mannen met wapperende linten om
de hoeden,'de vrouwen met een ruikertje
lelies op de borst en een groenen tak in de
hand, zongen allerlei vroolijke liedjes.
Ook de natuur was in feestgewaad, do
vogels zongen lustig en kondigden reeds de
lente aan, de zon scheen vroolijk en be
straalde als een gouden fee het bruidspaar.
Haar gelaat glimlachte liefelijk onder den
witten sluier, zijn gezicht straalde van
vreugde en hij dacht met een onuitspreke
lijk gevoel van liefde aan de bekoorlijke
vrouw, die op zijn arm leunde.
De kerk van Clairval, do eenige in het
dorp, was gebouwd op een plateau, als op
een reusachtig voetstuk. Men bereikt© haar
langs een smal, kronkelend pad. Rijken en
armen, goeden en boozen, dooden en le
venden moesten langs dit. pad, want het
•was de eenige weg naar do kerk en het
kerkhof; rijtuigen en lijkkoetsen moes
ten beneden wachten.
Di? schitterende stoet, blinkend van goud,
zijde en fluweel, ging het pad langs naar
be.:eden, het bruidspaar voorop, langs den
geheelen weg begroet door de talloos her
haalde kreten: ,,Leve mejuffrouw Yolande,
onze goede freule," waarbij men af en toe
voegde: „Leve mijnheer de markies", een
beleefdheid, die desn jongen man een glim
lach afdwong; hij was opgetogen over de
blijken v:.n toegenegenheid, die zijn vrouw
ten deel vielen.
„Gij ziet nu, lieveling," zeide hij, „hoe
iedereen u liefheeft en vereert, welke diepe
berinneringen laat gij bij deze brave men-
schen achter, nog dikwijls zal je lieve naam
in hun gebeden herhaald worden. Zoo waar
als ik leef, ik denk, dat deze brave lieden
het niet goedkeuren, dat ik hun weldoenster
medeneem."
De jonge vrouw keek hem aan met haar
mooie, blauwe oogen en bedankte hem met
een glimlach.
Beneden stonden de'groot© rijtuigen ge
reed om te vertrekken.
„Vader," zeide de jonge markiezin, „als we
een te voet verder gingen, het is zulk prach
tig weer."
„Heel goed," antwoordde de graaf. "FTij voel
de zich gelukkig, voor het laatst nog een
wensch van zijn kind to kunnen vervullen.
En terwijl eendge douairières op leeftijd
in de rijtuigen volgden, trok de jeugd do
dorpsstraat door om het kasteel, dat aan de
andere zijde lag, te bereiken.
Zachtjes leunend op den arm van haar
man, glimlachte Yolande bij ieder vriende
lijk woord, dat dc eenvoudige boerenmen-
schen haar meenden te moeten zeggen.
Plotseling stonden de bruiloftsgasten
stil. Midden vop den weg kwam een lijkstoet
aan.
Het was een arme, droevige stoet; de kist
bedekt door een wit laken, droeg kroon
noch krans. Zelfs geen enkele bloem was
er opgelegd. Achter de baar volgde slechts
één man, armoedig gekleed; met gebogen
hoofd schreed hij voort, diep ter neer ge
drukt door een zwaar verlies...
D© dragers stonden staL De man keek op.
Hij wierp een woedenden blik op den stoet
van rijke lieden in feestdos wier vreugde
een beleediging.scheen voor zijn rouw.
„Welnu, voorwaarts," sprak hij met hard_
vochtige, koude stem. Maar de dragers
draalden nog.
„Laten wij de dooden eerbiedigen, vrien
den," zei graaf Clair.val ernstig; „laten wij
twee njen vormen en hen laten passeeren."
De lijkstoet zotte zich weer in beweging,
gaande tusschen twee rijen menschen door.
De mannen ontblootten het hoofd, de vrou
wen sloegen een kruis, en toen de lijkbaar
de jonge vrouw voorbijging, maakte zij ont
roerd eenige bloemen uit haar ruiker los en
legde ze plechtig op de kist neer.
De man, die volgde, keek op. De uitdruk
king van haat, die op zijn geziekt lag, ver
zachtte plotseling. Hij verborg zijn gelaat
in de handen en barstte in snikken uit.
„Wie is die ongelukkige?" vroeg de jonge
graaf aan een boer.
„Ik weet het niet, heer graaf. Hij is niet
uit ons dorp. Maar hij is dezer dagen aan
onze herberg afgestapt met zijn zieke zus
ter, die zij nu ginds wegdragen. Aan zijn
kleeding te zien, veronderstelde ik, dat het
vreemdelingen waren. Wij hebben haar ver.
pleegd, mijn vrouw en ik, maar het heeft
niet mogen baten, want zij is kort na haar
komst gestorven."
„De arme man schijnt wanhopig van
smart te zijn."
„Hij schijnt veel van haar te houden,
hoewel wij hem een ruwen kerel vonden. Hij
vloekte als een bezetene na haar dood en
stak zijn vuisten omhoog. Wij boden aan,
met hem mee te gaan naar het kerkhof,
maar hij snauwde ons als honden af, zei
later alleen „dank je", dat was het eenige,
wat wij van hem te hooren kregen. Ik zei
nog, dat zij ie vroeg vertrokken. „Heb ge
duld", zeide ik hem. „laat den geestelij
ke tijd om van klceding te verwisselen."
Hij keerde mij den rug toe zonder antwoord
te geven en gaf een toeken aan de dragers
om voort te gaan."
De kist. ging de kerk binnen door dc
groene haag.
„Wie is dat jonge meisje?" vroeg de man,
op den schitterenden stoet wijzende, die in
de verte verdween.
„Mejuffrouw Yolande Clairval."
De vreemdeling bleef een oogenblik rn ge
dachten staian en sprak toen:
„Dat zij gelukkig en gezegend zijDaar
na trad hij de kerk binnen.
Twintig jaren zijn voorbijgegaan. Wij be
vinden ons in de Yendée, ten tijde van het
schrikbewind. De burgeroorlog heerscht in
al zijn verschrikkingen. De Conventie heeft
zoo juist een van haar leden naar Nantes
gezonden, met do opdracht, de vlugste en
flinkste maatregelen te nemen, om de roya
listen hit te roeion. Deze man is Carrier.
Op eenigën afstand van de kathedraal van
Sint-Pieter staat een groot gebouw, het en
trepot, waar men al die ongelukkigen bij
een brengt, gesignaleerd als verdacht; man
nen, vrouwen, grijsaards, kinderen zijn daar
door elkaar gemengd; ondanks de herhaalde
„novades" (hierbij werden do slachtoffers in
booten gezet, dio men op de rivier liet zin
ken), bergt deze „antichambre van de
Loire" dagelijks honderden slachtoffers.
In een lage, met rook gevulde zaal, zetelt
de rovolutionnaire rechtbank, voorgezeten
door den wreeden Carrier.
De gevangenen zijn gescheiden in twee
greepon: do beschuldigden en de ter-doo'l-
veroordeelden, en hot aantal cUr laats te a
'gr t Ikens meer aam. Daar de rechters
niet genoeg haast maken, laat Carrier de te
rechtzittingen verkorten en ae noodlottige
woorden: „Ter dood, ter dood!" weerklin
ken zonder ophouden.
Henri de Kergouët!" roept de deurwaar
der af.
Een jonge man van achttien jaar trecat
naar voren en groet zijn rechter koelbloedig
met een bevallige buiging, alsof hij aan het
hof te Versailles was. Hij schijnt het warfibo-
pige van zijn toestand niet te begrijpen en
niet te weten, dat het schavot hem wacht.
„Gij zijt beschuldigd samen te zweren
tegen de Republiek, en haar vertegenwoor
digers met de wapens te hebben aangeval
len. Wat hebt gij tot uw verdediging to
zeggen
„Ik ben u den dood van mijn vader schul
dig; men moet zijn schulden betalen."
„Gij wild et u van mij meester maken, wat
zoudt gij met mij gedaan hebben?"
„Ons is de guillotine onbekend, maar wij
gebruiken een hoogen boom en een flink
touw; vervolgens zou ik mijn boeren hebben
uitgenoodigd het schouwspel bij tc wonen
u te zien hangen en dat zouden zij zeker
met handgeklap hebben toegejuicht!"
„Lenririep een vrouw op smeekenden'
toon.
Carrier wierp een ;r:. denden blik om
zich. heen.
„Gij gelooft dus, dat uw hoofd zoo stevig
op uw schouders staat, dat gij op die wijze
den. spot met mij durft drijven V'
„Gij kunt mijn hoofd afhakken, het bui-
gen nimmer!" was het trotsohe antwoord.
Het vonnis was niet twijfelachtig.
„Kergouët is ter dood voroordeeld
Twee vrouwen naderden de balie.
„Zijt gij de moeder van dien jongen?"
„Ja mijnheer, en ik vraag u vergiffenis
vcor hem, hij is nog zoo jong."