Huibert en SybiiSa.
Een blozend, jong meisje met blonde ha-
ren wandelt, in gedachten verdiept, langs
de kust van Biervliet naar IJzendijke, m
Zeeuwsch-Vlaanderen. Het is zomer en nog
vroeg in den morgen; in dat nevelig land,
waar de zon zich maar langzaam van haar
nachtelijken sluier ontdoet, lijkt zij midden
in dien mistigen dampkring wel een ver
schijning uit de zee, zoo pas aan land ge
stapt. Een mannengestalte nadert haar en
pp hetzelfde oogenblik, dat de groote mor
genster haar vochtigen mantel afwerpt,
drukt hij twee klinkende kussc.i op do wan
gen van de blozende maagd.
„Gaat ge nu reeds naar zee, Huibert?"
,,Hoe komt ge op dat idee, Sybilla Ik
ben op weg naar de overige kustvisschers,
die van morgen aan het fort Biervliet sa
men komen, om den heer dezer gewesten,
Karei V, te huldigen. Maar, Sybilla, hoe
komt gij hier?"
,,Ik kon niet slapen," antwoordt het
meisje op gedempten toon„ik droomde,
dat booze lieden u voor altijd van mij weg
voerden."
„Droomen zijn bedrog, mijn liefje; met
het voorjaar, als de vischvangst weer be
gint, gaan wij trouwen; Van der Kempen
heeft het mij beloofd en nooit beeft uw va
der zijn woord gebroken."
De twee verloofden vervolgen hun wande
ling en zeggen elkaar tal van nietigheden,
die zoo oud en toch altijd zoo nieuw z;jn
als de jeugd en de liefde zelf.
Het was in het jaar 1536; keizer Karei V,
die, vergezeld van zijn zuster, de koningin
van Hongarije, de versterHe punten langs
de kust van Zeeuwsch-Vlaanderen bezocht,
was den vorigen dag van Sas-van-Gent naar
IJzendijke gegaan.
„Wat is daar te zien?" had hij volgens
zijn gewoonte gevraagd.
„Te IJzendijko niets bijzonders, Sire,"
antwoordde de gids, een visscher, „maar
als Uwe Majesteit een uur verder het fort
Biervliet wil bezoeken, zal zij iets belang
wekkends zien: het monument van Willem
Beukelszoon." Terwijl de zeeman dezen
naam uitsprak, nam hij ..erbiedig zijn pet
af.
„Welke beroemdheid is dan die Willem
Beukelszoon
En daar de Vorst met zijn f.ne opmer
kingsgaven, een waar volksbestuurder eigen
bespeurde, dat hij door deze ietwat ironi
sche vraag zijn trouwen Vlaminger gekrenkt
had, liet hij er onverwijld op volgen:
„Verhaal mij zijn geschiedenis."
„Hij is ons aller weldoener," hernam de
zeeman; „hij vond de kunst uit en haring
te zouten, te kaken en in den ïook te dro
gen; vóór zijn tijd kon de visch noch be
waard blijven, noch verzonden worden. In
het jaar 1397 werd er zoo buitengewoon veel
haring gevangen, dat men niet wist, yat
men er mede beginnen zou; de *"»tcon wa
ren overvol en de visschersscbuiten van
Biervliet waren zóó diep gel-den, dat het J
moeilijk viel ze veilig den Schelde-arm, dio
de muren van die stad bespoelt, binnen te
brengen. Nu was er in dat jaar in dio plaats
een jong en moedig visscher met veel door
zicht die er van droomde zich de rijkdom
men ten nutte te maken, welke ieder jaar
verloren gingen.
Toen deze, zekere Willem Beukelszoon,
die rijke vangst zag, riep hij uit: „Indieu
,wij die visch konden verduurzamen en za
naar Duitschland, zuidelijk Frankrijk en
Engeland konden verzenden, wat zou dat
ons allen groot voordeel brengen
Toen hij eenigen tijd in het geheim tal-
rijle proeven nam, vond hij een eenvoudi
ge en practische behandeling van den ha
ring uit, die nog altijd wordt toegepast.
Evenals alle nadenkende mannen, zoo
begreep ook Willem Beukelszoon, dat een
uitvinding eerst dan vertrouwd mag wor
den, als do tijd haar gecontroleerd heeft;
hij stelde er zich dus aanvankelijk mede te
vreden de verduurzaamst© visch in pak
huizen op te stapelen en ze door zijn stad-
genooten in den naasten cmtrek te laten
verkoopenhij verzekerde hun, dat in het
aanstaand© seizoen allen van deze proef,
indien zo gelukte, voordeel zouden trekken.
Sommigen van zijn vakgenooten stelden
vertrouwen in zijn uitvindii j, anderen dre
ven er den spot medemaar Willem liet zich
noch door lof, noch door blaam van zijn
stuk brengen en toen hij na eenige maanden
naar vele koopmanshuizen in het land zijn
geconserveerde haring had verzonden, wa
ren de ongeloovigsten overtuigd, zelfs zij,
die heimelijk, doch tevergeefs hadden be
proefd hem na te doen. Volgens do belofte
van Beukels werden nu alle visschers in
zijn gewest, vóór het volgend seizoen aan
ving, ingewijd in do groote ontdekking, die
niet alleen den uitvinder, maar ook zijn
vakgenooten op Vlaanderens kust groot
fortuin aanbracht.
Daarom, Sire, gehoor gevende aan de goe_
d© raadgeving van onzen weldoener, hebben
wij in de handen van den burgemeester
onzer stad een eed afgelegd, dat wij vóór
den 25sten Juni geen net in zee zullen bren.
gen; daarom geven wij den haring, die
een school voorzwemt of aanvoert, aan de
zee» terug» en biecfren wij, in ruil voor een
gouden medaille, de eerste visch, die ge
vangen wordt, den burgemeester van Am
sterdam aan."
Karei V had zijn gids aangehoord, zon
der hem in de rede te vallen.
„Morgen gaan wij de graftombe van Wil
lem Beukclszeon bezichtigen," had hij op
ernstigen toon geantwoord.
D© twee verliefden wandelden altijd ver
der langs de kust; het waren deze laatst©
woorden van den Keizer, welke Huibert zijn
meisje oververtelde. Sybilla stelde vc-r,
dat ook zij haar Zondagsch pakje zou aan
trekken om mede den Keizer te gaan begroe
ten.
Onder het praten en keuvelen hadden de
jonge lieden de sloep niet opgemerkt, die
op eenigen afstand van de kust in de vaar
geul lag, noch vreemde ma\.czen, die
niet vor daar vandaan op het land zaten.,
Even snel als do gedachte springen vier
hunner op Huibert toe en sleepen hem in
hun boot; en terwijl Sybilla luid om hulp
roept, verwijderen de zeelieden zich met
krachtige riemslagen. Sybilla is een dapper
Vlaamsch meisje; zij heeft spoedig begre
pen, dat baar felle smart haar Huibert niet
redden kan. Terwijl zij haar tranen weg
veegt, tuurt zij naar den horizon. Met den
scherpen blik van een visscherskind heeft
zij op de broed© vlakte der zee aldra een
kaperschip herkend.
„Ik zal naar den Keizer gaan," roept zij
uit; „hij zal mij mijn verloofde weergeven I".
En met het vertrouwen der jeugd snelt z?ij
naar huis, tooit zich met haar schoonste
sieraden en begeeft zich moedig op weg
naar den Keizer. Het jong© meisje heeft
geen moeder meer; sedert langen tijd be
stuurt zij do huishouding yan haar vader,
die evenals Huibert heel vroog in den mor
gen ter begroeting van den Keizer is uit
gegaan. Zonder opgemerkt te worden, heeft
zij zich dus kunnen kleeden en het huis
kunnen verlaten.
Daar ligt het fort Biervliet, 'dat zich té
gen den horizon afteekent, en in zijn scha
duw staat het monument van Willem Beu
kelszoon. Sybilla onderscheidt de prachti
ge schepen, getooid met vlaggen in Ne-
derlandscho en Spaansche kleuren. D© Kei
zer en d© Koningin van Hongarije stappen
het eerst aan wal; vervolgens komt een
stoet van edellieden en jonkvrouwen, dio na
de beid© Souvcneinen voor de graftombe van
d©n ouden visscher een diep© buiging ma
ken. Indrukwekkend oogenblik: de gebie
der van het machtige Rijk, waarin de zoü
nooit ondergaat, begroet d© laatst© wo
ning en rustplaats van den scherpzinnig ±n
werkman, wiens nagedachtenis bestemd
was om later geheel te worden yergeten.
„Leve onze Kajel 1" roepen de Vlamin
gen.
Deze Vorst, die tot walgens toe verza
digd werd van vleierij en huldebetoon, aan
vaardt deze begroeting gaarne in zijn ge
boorteland, waar hij als kind en jongeling
de spelen met zijn volk heeft gedeeld en
hij zich algemeen bemind beeft weten te mar
ken.
Eensklaps mengen zich onJd-er de vroolij-
ko hoera's doordringende kreten en een
jong meisje baant zich, in haar tranen weg
smeltend een .weg door de menigt© heen en
valt aan de voeten van den Keizer, dio
haar opzicht cn goedhartig onder
vraagt. Sybilla, di" haar droefheid over
meesterd- heeft, vertelt mot heldere stem
de ontvoering van haar verloofde.
,,Zij hebben hem daarheen gevoerd",
zeidc zij, terwijl zij naar den horizon wijst-
W_t een gelukHet kaperschip kruist
nog altijd op de wijde vlakt©; en daar de
wind van richting veranderd is, stuwt hij de
sloep der roovers naar do kust terug, of
schoon zij vruchtclooze pogingen aanwen
den dit to voorkomen.
Karei V heeft reeds in alle kalmte zijn
bevolen gegeven; z-;n eigen sloep zet d©